NL8303572A

NL8303572A - Stapelbare drager voor waren of voorwerpen.

Info

Publication number: NL8303572A
Application number: NL8303572A
Authority: NL
Original assignee: Simon Johannes Veenman Plastic
Priority date: 1983-10-17
Filing date: 1983-10-17
Publication date: 1985-05-17
Also published as: EP0138281B1; US4601393A; AU564898B2; AU3442084A; JPS60183342A; ATE33371T1; EP0138281A3; EP0138281A2; DE3470298D1

Description

» ‘ * · 83.51OO/vdV/Rdm/sme

Korte aanduiding: Stapelbare drager voor waren of voorwerpen.

Door Aanvragers worden als uitvinders genoemd:

Simon Johannes Veenman te 1s-Gravenzande en

Coenraad Johannes Bartholomeus Maria Benraad te Dedemsvaart

De uitvinding heeft betrekking op een stapelbare drager voor waren of voorwerpen, in het bijzonder een krat uit kunststof, omvattende een draagbodemgedeelte met hoek-kolommen die aan hun boven- en ondereinden passen tegen de 5 onderzijde resp. bovenzijde van een hierop resp. hieronder geplaatste overeenkomstig gevormde drager.

Deze stapelbare dragers zijn algemeen bekend en de hoek-kolommen vormen een relatief stijve constructie om de kracht en het gewicht van de waren in de opeengestapelde dra-10 gers te kunnen opnemen, fgfiit een draagbodem opstaande kolommen, die boven het gedeelte van de draagbodem uitsteken.

Hoe de stapelbare dragers ook zijn uitgevoerd, er bestaat steeds het probleem dat zij in lege toestand zo weinig mogelijk plaats moeten innemen en in gebruik zoveel mogelijk 15 waren of voorwerpen in een zo gering mogelijke ruimte moeten kunnen onderbrengen. Om te voorkomen, dat lege dragers veel plaats innemen, heeft men naar verschillende oplossingen gezocht, bijvoorbeeld om bakvormige dragers in elkaar te nesten of om meer vlakkere dragers telkens om en om overdwars op de 20 voorgaande drager te plaatsen teneinde hierdoor een compaktere stapeling van de lege dragers mogelijk te maken. Een voorbeeld van deze laatste uitvoering is beschreven in het Amerikaanse octrooischrift 3,675.815, waarbij twee lange zijwanden van het bodemgedeelte van de drager ten opzichte van de overige 25 wanden van de drager laag zijn uitgevoerd, zodat ruimte verkregen wordt voor het onderbrengen van een dwars hierop geplaatste drager. Hoewel hierdoor een zekere ruimtebesparing bij gestapelde dragers wordt verkregen, is het totale volume van op elkaar gestapelde lege dragers nog aanzienlijk, omdat 30 telkens de even en oneven gestapelde dragers een hoogte in 8303572 « * - 2 - beslag nemen, die overeenkomt met gevulde dragers.

De uitvinding heeft tot doel een nieuwe stapelbare drager in het bijzonder een krat uit kunststof te verschaffen, waarbij een betrekkelijk groot aantal lege kratten in onderling 5 over 90° verdraaide positie kunnen worden gestapeld binnen de werkzame afmetingen van de kratten wanneer zij voor het dragen van waren of voorwerpen worden gebruikt.

Volgens de uitvinding wordt dit bereikt met een stapelbare drager van de aan het begin beschreven soort, die daardoor 10 is geknemerkt, dat de lengte van de hoekkolommen een veelvoud is van de hoogte van het bodemgedeelte daar waar een andere drager dwars op de bovenrand van dit gedeelte tussen de hoekkolommen kan rusten.

Het gestelde doel wordt volgens de uitvinding ook bereikt 15 doordat de draagbodem aan tenminste twee overstaande zijden nabij elke kolom van een teruggezet gedeelte is voorzien, dat tenminste overeenkomt met de dwarsafmetingen van ëen hierbij gelegen kolom.

Hetzelfde doel wordt volgens de uitvinding bereikt, 20 doordat de opstaande kolommen en het draagbodemgedeelte als één enkel vormstuk uit kunststof is vervaardigd en dat de kolommen aan overstaande zijden zodanig buiten tegen het draagbodemgedeelte zijn aangebracht, dat naast de kolommen aan deze overstaande zijden ruimte aanwezig is voor het opnemen 25 van vrije koloraeinden van een eronder liggende doch versprongen aangebrachte drager. de

In een praktische uitvoeringsvorm is/stapelbare drager volgens de uitvinding dan ook zodanig uitgevoerd, dat de bui-tenwerkse afstand tussen twee overstaande zijden van het 30 bodemgedeelte naast de hoekkolommen praktisch gelijk of kleiner is dan de binnenwerkse afstand tussen twee hoekkolommen gemeten tussen dezelfde overstaande zijden. Het is dus zo dat bij het overdwars om en om stapelen van lege dragers de even dragers met hun kolommen in eenzelfde vlak doch versprongen 35 naast elkaar kunnen liggen. Ditzelfde is voor toepassing van de oneven dragers, zodat op deze wijze binnen een bepaalde kolomhoogte niet alleen een groot aantal lege dragers op elkaar stapelbaar zijn, doch ook dat de kolom van gestapelde 8303572 - 3 - lege dragers stabiel is. Bij dragers, waarvan het grondvlak van het bodemgedeelte een rechthoekig model heeft, wordt het bovenstsaande bereikt doordat de korte zijde tenminste (+ 1) maal de kolombreedte groot is en dat de 5 lange zijde tenminste de breedte van de bak + (^efc. _u maal de kolombreedte groot is. Op deze wijze kunnen bij leeg transport of opslag de dragers zeer compakt opeen worden gestapeld en kan zelfs bij een gegeven hoogte van een voertuig, bijvoorbeeld van 2,20 m laadhoogte, een ruimtebesparing van 10 60% worden bereikt. De afmetingen van het grondvlak van het bodemgedeelte blijven hierbij aangepast aan de afmetingen van laadborden of pallets. Het tussen de kolommen op de draag-bodem vasthouden van de waren kan bijvoorbeeld geschieden met behulp van losse verpakkingsvellen van bijvoorbeeld kunst-15 stof of golfkarton of door het geheel met krimpfolie te omwikkelen. Stapels van lege dragers kunnen ook met een krimp-folie omwikkeld worden, bijvoorbeeld bij het verzenden naar een afnemer van de dragers.

De uitvinding zal nu aan de hand van de bijgaande teke-20 ning nader worden toegelicht, waarin: fig. 1 een aanzicht in perspektief van in elkaar geplaatste dragers met twee dragers in een volgende positie op enige afstand hierboven; fig. 2 een zelfde aanzicht als het benedenste gedeelte 25 van fig. 1, maar waarbij de kolommen van een extra steunvlak zijn voorzien; en fig. 3 een schema waaruit blijkt dat acht dragers bij een gegeven kolomhoogte in elkaar geplaatst kunnen worden, terwijl hetzelfde patroon bij een volgende opeenstapeling kan 30 worden voortgezet.

In fig. 1 is een aantal stapelbare dragers voor waren of voorwerpen, in het bijzonder kratten uit kunststof over 90° gedraaid om en om boven elkaar geplaatst. Elke drager omvat een bodemgedeelte 1 gevormd uit een bodem 2 met aan zijn 35 omtrek een opstaande rand 3. Het draagbodemgedeelte 1 is voorzien van hoekkolommen 4. De hoekkolommen passen aan hun boven en ondereinde tegen de onderzijde resp. bovenzijde van een hierop, resp. hieronder geplaatste overeenkomstig gevormde 8303572 * ψ - 4 - drager. De hoekkolommen zijn aan hun onderzijde voorzien van aansluitdelen, die kunnen grijpen om de boveneinden van de kolommen van een eronder aangebrachte soortgelijke drager.

Dit is in de tekening niet nader aangeduid omdat dit bij 5 hoekkolommen voor stapelbare dragers of kratten algemeen bekend is, doch dit wordt vermeld in verband met een hierna nog te beschrijven bijzondere maatregel. Zoals duidelijk uit de tekening blijkt, is de lengte H van de hoekkolom een veelvoud van de hoogte h van het bodemgedeelte 1 en wel in het 10 bijzonder daar waar een andere drager dwars op de bovenrand van dit gedeelte tussen de hoekkolommen kan rusten, zoals dit duidelijk in de tekening is weergegeven. De in fig. 1 getoonde manier van stapelen is mogelijk doordat de buitenwerkse afstand tussen twee overstaande zijden van het bodemgedeelte 15 1 naast de hoekkolommen 4 praktisch gelijk of kleiner is dan de binnenwerkse afstand L^ tussen twee hoekkolommen gemeten tussen dezelfde overstaande zijden. Met praktisch gelijk wordt bedoeld een kleine maatafwijking, die kan ontstaan door het lossende verloop van de kolommen dan wel een geringe ver-20 mindering van de afstand L-1 om op deze plaats een langs de zijde glijden van de hoekkolommen 4 mogelijk te maken zonder dat hierbij vastklemming van een drager optreedt. De naast de hoekkolommen liggende gedeelten waarop de afstand betrekking heeft, is in fig. 1 met de verwijzingscijfers 5 aangege-25 ven. De delen 5 vormen aan de overstaande zijden van de draag-bodem teruggezette gedeelten nabij elke kolom, waarbij het teruggezette gedeelte overeenkomt met de dwarsafmeting van een hierbij gelegen kolom 4. Het teruggezette gedeelte 5 kan aan elke overstaande zijde van de ene kolom 4 naar de andere 30 kolom 4 doorlopen. De getoonde drager of krat bevat dus een draagbodemgedeelte 1 met nabij de hoek opstaande kolommen, waarbij de opstaande kolommen 4 en het draagbodemgedeelte 1 als één enkel vormstuk uit kunststof is vervaardigd en zoals de tekening laat zien, zijn de kolommen 4 aan de overstaande 35 zijden zodanig buiten tegen het draagbodemgedeelte 1 aangebracht, dat naast de kolommen aan deze overstaande zijden ruimte aanwezig is voor het opnemen van vrije kolomeinden van een eronderliggende doch versprongen aangebrachte drager.

8303572 V * - 5 -

Dit is duidelijk in het onderste gedeelte van fig. 1 getoond.

De kolommen 4 hebben een rechthoekige dwarsdoorsnede en de grootste dwarsafmeting loopt evenwijdig aan die zijden 3 van het draagbodemgedeelte 1, waar de teruggezette gedeelten 5 5 zijn aangebracht.

De in de tekening getoonde wijze van stapelen van lege dragers is nu mogelijk doordat het grondvlak of bodem 2 van het bodemgedeelte 1 een rechthoekig model heeft en de korte zijde tenminste (—e— v-|p^vo^d· + 1) maal de kolombreedte groot 10 is. De kolombreedte is in fig. 1 met de letter B aangeduid.

De lange zijde is tenminste zo groot als de breedte van de bak + veelvoud . -j) maal de kolombreedte B.

Zoals hiervoor reeds is gezegd, is het draagbodemgedeelte 1 voorzien van een opstaande rand 3 en behalve de 15 bodem 2 bezitten ook deze opstaande randen teruggezette gedeelten 5. In het midden tussen de kolommen 4 aan het teruggezette gedeelte 5 van de opstaande rand 3, is bij voorkeur een handvatdeel 6 aangebracht. De afstand tussen het hand-vatdeel 6 en een kolom 4 is praktisch gelijk of groter dan de 20 dwarsafmeting B van een kolom gemeten in dezelfde richting.

In plaats van het handvatgedeelte 6 kunnen natuurlijk ook openingen in de opstaande rand worden aangebracht voor het hanteren van de drager.

Hiervoor is reeds gezegd, dat de hoogte h van het bodem-25 gedeelte 1 te meten is over de plaats waar een volgende drager dwars op het bodemgedeelte wordt geplaatst. De opstaande randen 3 behoeven dus niet rondom dezelfde hoogte te hebben, maar aan de korte zijden van de rechthoekige drager kunnen de opstaande randen hoger zijn, zoals in de tekening met de stip-30 pellijn 7 is aangegeven. Het verhoogde gedeelte mag echter de hoogte h niet overschrijden. Ditzelfde is van toepassing aan de lange zijde van de rechthoekige drager waar nabij de kolommen de opstaande randen overgaan in schuin verlopende steunstukken 8 voor de kolommen. Bij een juiste verhouding 35 van de hoogte h en de hoogte H van de kolommen alsmede bij gegeven lengte- en breedteafmetingen van de drager kan een groot aantal dragers om en om in elkaar genest worden, zoals in fig. 3 is afgebeeld, waarbij acht dragers in één stapel- 8303572 - 6 - systeem zijn ondergebracht. De aldus gestapelde kolom kan weer worden voortgezet met hetzelfde systeem zoals met de stippellijn 9 in fig. 3 is aangeduid.

Ook een praktisch vierkant bodemgedeelte kan worden 5 gestapeld, waarbij slechts de lengte van de drager twee maal de dikte D van een kolom 4 groter behoeft te zijn. In dit geval zijn de teruggezette gedeelten aan alle vier zijden van de bodem aangebracht.

8303572

Claims

1. Stapelbare drager voor waren of voorwerpen, in het bijzonder een krat uit kunststof, omvattende een draagboderage-= deelte met hoekkolommen, die aan hun boven- en ondereinden passen tegen de onderzijde resp. bovenzijde van een hierop 5 resp. hieronder geplaatse overeenkomstig gevormde drager, met het kenmerk, dat de lengte van de hoekkolommen een veelvoud is van de hoogte van het bodemgedeelte daar waar een andere drager dwars op de bovenrand van dit gedeelte tussen de hoekkolommen kan rusten.

2. Stapelbare drager volgens conclusie 1, m e t het kenmerk, dat de buitenwerkse afstand tussen twee overstaande zijden van het bodemgedeelte naast de hoekkolommen praktisch gelijk of kleiner is dan de binnenwerkse afstand tussen twee hoekkolommen gemeten tussen dezelfde overstaande 15 zijden.

3. Stapelbare drager voor waren of voorwerpen, in het bijzonder een krat, omvattende een nabij de hoek van kolommen voorziene draagbodem, met het kenmerk, dat de draagbodem aan tenminste twee overstaande zijden nabij elke 20 kolom van een teruggezet gedeelte is voorzien dat tenminste overeenkomt met de dwarsafmetingen van een hierbij gelegen kolom.

4. Stapelbare drager volgens conclusie 3, m e t het kenmerk, dat het teruggezette aan elke overstaande zijde 25 van de ene kolom naar de andere kolom doorloopt.

5. Stapelbare drager voor waren of voorwerpen in het bijzonder een krat omvattende een draagbodemgedeelte met bij de hoek hiervan opstaande kolommen, met het kenmerk, dat de opstaande kolommen en het draagbodemgedeelte als één 30 enkel vormstuk uit kunststof is vervaardigd en dat de kolommen aan overstaande zijden zodanig buiten tegen het draagbodemgedeelte zijn aangebracht, dat naast de kolommen aan deze 8303572 - δ - overstaande zijden ruimte aanwezig is voor het opnemen van vrije kolomeinden van een eronder liggende doch versprongen aangebrachte drager.

6. Stapelbare drager volgens één of meer van de conclusies 5 1 5i n e t het kenmerk, dat de kolommen aan hun . onderzijden zijn voorzien van aansluitdelen, die kunnen grijpen om de boveneinden van kolommen van een eronder aangebrachte soortgelijke drager.

7. Stapelbare drager volgens één of meer van de conclu-10 sies 1 - 6, m e t het kenmerk, dat de kolommen een rechthoekige dwarsoratrek bezitten en de grootste .dwarsafme-ting evenwijdig loopt aan die zijden van het draagbodemge-deelte waar de teruggezette gedeelten zijn aangebracht.

8. Stapelbare drager volgens één of meer van de conclu-15 sies 1-7,met het kenmerk, dat het grondvlak van het bodemgedeelte een rechthoekig model heeft en de korte zijde tenminste (fte,k v|—+ 1) maal de kolombreedte groot is.

9. Stapelbare drager volgens één of meer van de conclu-20 sies 1-7, dat het grondvlak van het bodemgedeelte een rechthoekig model heeft en de lange zijden tenminste de breedte van de bak + (—-V|>p^-v-0-u^ - 1) maal de kolombreedte groot is.

10. Stapelbare drager volgens één of meer van de conclu-25 sies 1-9,met het kenmerk, dat het draagbodem- gedeelte van een opstaande rand is voorzien en de opstaande randen ter plaatse van de teruggezette gedeelten van overeenkomstig teruggezette delen zijn voorzien.

11. Stapelbare drager volgens één of meer van de conclusies 30 1-10,met het kenmerk, dat in het midden tussen de kolommen aan het teruggezette gedeelte van de opstaande rand een handvatdeel is aangebracht en de afstand tussen het 8303572 - 9 - handvatdeel en een kolom praktisch gelijk of groter is dan de dwarsafmeting van een kolom gemeten in dezelfde richting.

12. Stapelbare drager vofens één of meer van de conclusies 1-6 en 10-11,met het kenmerk, dat het grond-5 vlak van het bodemgedeelte praktisch vierkant is en de teruggezette gedeelten aan alle vier zijden van de bodem zijn aangebracht. 8303572