NL8302777A - Transportinrichting voor flessen of dergelijke. - Google Patents

Description

* • ___ * * -ik·---

Lx 6223

Transportinrichting voor flessen of dergelijke.

Voor het verplaatsen van flessen, blikken en dergelijke in fabrieken worden dikwijls transportinrichtingen gebruikt, die over eindwielen geleide enkel- of meervoudige platenkettingen omvatten, waarvan de plaatvormige schakels in het midden schar-5 nierend met naburige schakels zijn verbonden, en zich ter weerszijden van deze scharnierpunten uitstrekken, waarbij een dergelijke ketting tussen de eindwielen op glijbanen is ondersteund. Dergelijke plaatvormige schakels vormen, wanneer deze goed op de glijbanen zijn geleid, een zeer stabiele ondersteuning voor flessen, blikken 10 e.d. Waar een dergelijke ketting op een andere ketting of een ander transportmiddel moet aansluiten, wordt een zgn. overloopplaat gebruikt, die zo glad mogelijk op de ketting aansluit, zodat aan de oploopzijde de aangevoerde voorwerpen op de plaat worden geschoven, en de reeds aanwezige voorwerpen naar de afvoerzijde worden voort-13 geschoven.

Een moeilijkheid bij dergelijke platenkettingen is, dat deze zich als een veelhoek rond een eindwiel leggen, zodat ter plaatse van de overgang tussen het rechte deel van de ketting en de aansluitende afgebogen schakel een vrij plotselinge richting-20 verandering optreedt, die op de verend op de schakels rustende overloopplaat terugwerkt. Vooral aan de oploopzijde van de overloopplaat kan dit tot gevolg hebben, dat de aangevoerde flessen omvallen, terwijl op de ketting liggende scherven en/of vuil door het voortdurend op en neer bewegen van de overloopplaat tussen deze 25 plaat en de ketting terecht kunnen komen.

De uitvinding beoogt een dergelijke transportinrichting te verbeteren, waartoe de inrichting volgens de uitvinding als kenmerk heeft, dat de eindwielen ter plaatse van de overloopplaat met hun omtrek lager zijn gelegen dan het vlak van de glijbanen, 30 terwijl deze glijbanen aan het nabij deze eindwielen gelegen uiteinde een geleidelijke kromming naar een raakvlak aan de eindwiel-omtrek bezitten, en voorts de overloopplaat althans ongeveer in het verlengde van het rechte gedeelte van de glijbanen is gelegen, en met een eindrand verend op de nog niet afgebogen schakels rust, 33 een en ander zodanig, dat de afbuiging van de schakels op een vol- 8302777 <r - 2 - doende afstand onder de overloopplaat plaatsvindt om geen merkbare invloed op de stand van de overloopplaat te hebben.

Door de lagere plaatsing van de eindwielen en de aangepaste vormgeving van de glijbanen wordt het zwenkpunt van de scha-5 kels verlaagd tot buiten het gebied van de overloopplaat, zodat deze niet of nauwelijks door de kettingbeweging zal worden beïnvloed, en vooral aan de oploopzijde een omvallen van de te verplaatsen voorwerpen wordt vermeden.

Om het oplopen op de overloopplaat te vergemakkelijken 10 wordt deze bij voorkeur aan de oploopzijde van ter weerszijden van het op de scharnieren van de platenketting rustende gedeelte van in de transportzin verlopende afschuiningen voorzien, die tevens verhinderen, dat de zijranden van een plaatvormige schakel ter weerszijden van de scharnieren tegen de oploopkant van de 15 overloopplaat slaan.

De uitvinding zal in het onderstaande nader worden toegelicht aan de hand van een tekening; hierin toont: fig. 1 een zijaanzicht van twee op elkaar aansluitende eindgedeelten van een transportketting met een tussengelegen 10 overloopplaat; fig. 2 een bovenaanzicht van het gedeelte van fig. 1; en fig* 3 een bovenaanzicht van twee schakels van een transportketting met plaatvormige schakels voor een dergelijke inrichting.

15 In de tekening zijn twee in eikaars verlengde gelegen transportbanen 1 en 2 schematisch voorgesteld. Deze bestaan uit een • aantal naast \ elkaar gelegen kettingen 3» die uit in fig. 3 afzonderlijk afgebeelde plaatvormige schakels k bestaan. Deze schakels zijn in het midden bij 5 scharnierend met een naburige scha-20 kei k verbonden, waarbij vrije randen 6 zich zijwaarts ter weerszijden van de scharniergedeelten 5 uitstrekken.

Deze kettingen zijn over eindwielen geleid, waarbij in fig. 1 een eindwiel 7 voor een transportbaan 1 een aandrijfwiel is, terwijl het naburige eindwiel 8 van de transportbaan 2 een 25 terugvoerwiel is. Tussen de eindwielen zijn de kettingschakels verder over glijlijsten 9 resp. 10 geleid, die de kettingschakels horizontaal ondersteunen en het doorzakken ervan voorkomen.

Zoals uit fig. 1 blijkt, liggen de wielen 7 en 8 lager dan het horizontale vlak door de rechte gedeelten van de glij- 8302777 * - 3 - _ _. ___ *.

lijsten 9 en 10. Be lijsten 9 voor het ondersteunen van de kettingen van de transportbaan 1 lopen uit in een gekromd uiteinde 9** dat zodanig is gericht, dat de op de lijsten 9 geleide kettingen 3 rakend naar het omtreksoppervlak van de wielen 7 wordt gericht.

5 Nabij de wielen 8 bezitten de bijbehorende lijsten 10 een overeenkomstig gekromd uiteinde 10', dat de kettingschakels, die de wielen 8 verlaten, opnemen en naar de bijbehorende glijlijsten 10 •yoeren.

Boven de wielen 7 «n 8 bevindt zioh een overloopplaat 11 10 met een*oploop- en een afloopgedeelte· 12 reep. 13* Deze plaat 11 is horizontaal, en ligt althans nagenoeg in het verlengde van de rechte gedeelten van de glijlijsten 9 en 10. De eindrand van het oploop-gedeelte 12 rust daarbij op de kettingen 3 van de baan 1, waar deze juist het rechte gedeelte van de glijlijsten 9 hebben verlaten 15 en op het gebogen gedeelte 9' zijn terechtgekomen, terwijl bij het afloopgedeelte 13 van de overloopplaat de eindrand op de kettingen 3 van de baan 2 rust, waar deze bijna het rechte gedeelte van de glijlijsten 10 hebben bereikt.

Zoals duidelijk uit fig* 1 volgt, wordt daardoor het 20 zwenkpunt van de schakels van de kettingen, waar deze zich als een veelhoek rond de desbetreffende wielen 7 en 8 leggen, naar beneden en tot onder de overloopplaat 10 verplaatst, zodat deze plaat niet of nauwelijks door de richtingveranderingen van de platen zal worden beïnvloed, en de plaat verder in het verlengde ligt 25 van de glijlijsten 9 en 10, zodat een gladde voortbeweging van de bij de transportbanen te verplaatsen voorwerpen wordt verkregen.

Zoals uit fig. 2 en 3 blijkt, is de eindrand van het oploopgedeelte 12 ter weerszijden van het gedeelte 14 , dat op de scharniergedeelten 5 van de desbetreffende kettingen 3 rust, 30 van afschuiningen 15 voorzien. Deze afschuiningen vergemakkelijken de overgang van een voorwerp, dat op een schakel 4 rust, naar het oploopgedeelte 12 van de overloopplaat 11, terwijl verder wordt vermeden, dat de randen 6 aan de voorzijde van een naderende schakel 4 tegen de eindrand van het oploopgedeelte 12 zouden slaan.

35 Ook het oplopen van scherven of dergelijke op het oploopgedeelte 12 wordt daardoor vergemakkelijkt, waarbij wordt vermeden, dat scherven tussen de plaat 11 en de wielen 7 en 8 terecht zouden komen.

3302777 Het oploopgedeelte 12 kan uit een enkele plaat bestaan, gj·; __j * * - if - daar de wielen 7 aandrijfwielen zijn, waarvan de vertandingen op elkaar zijn uitgericht. Bij de wielen 8 behoeft dit laatste niet het geval te zijn bij de wielen 8 die tot verschillende kettingen 3 behoren, daar deze kettingen een verschillende rek 5 kunnen hebben, terwijl de wielen 8 vrij draaibaar op hun as zijn geplaatst, zodat aan dit einde van· de baan 2 enige verschillen tussen de naburige kettingen kunnen optreden. Derhalve is het afloopgedeelte 13 van de overloopplaat 11 tussen de naburige kettingen ingesneden, zoals bij -jg is aangegeven, zodat de eind-10 randen 17 , die op de scharniergedeelten 5 van de desbetreffende kettingen komen te rusten, onafhankelijk van elkaar kunnen bewegen, wanneer een ketting daaronder doorbeweegt.

/

Op deze wijze wordt een verbinding tussen twee transportbanen 1 en 2 verkregen, waarbij het gevaar, dat de daardoor ver-15 plaatste voorwerpen ter plaatse van de overloopplaat 11 zullen omvallen, zeer aanmerkelijk is verkleind.

8302777

Claims (2)

1. Transportinrichting, omvattende over eindwielen geleide ericel-of meervoudige platenkettingen, waarvan de plaatvormige schakels in het midden scharnierend met naburige schakels zijn verbonden, en zich ter weerszijden van deze scharnierpunten uitstrekken, waar» x bij de ketting tussen de eindwielen op glijbanen is ondersteund, 5 terwijl, waar een dergelijke ketting-op~een andere ketting op een ander transportmiddel aansluit, een overloopplaat is aangebracht, die zo glad mogelijk op de ketting of dergelijke aansluit, met het kenmerk, dat de eindwielen ('7»8) ter plaatse van de overloopplaat (11) met hun omtrek lager zijn gelegen da» het vlak van 10 de glijbanen (9*10), welke glijbanen aan het nabij de desbetreffende eindwielen (7,8) gelegen uiteinde een kromming naar het raakvlak aan de eindwielomtrek bezitten, terwijl de overloopplaat (11) althans ongeveer in het verlende van het rechte gedeelte van de glijbanen (9f10) is gelegen, en met een eindrand (14,15» 17) verend 15 op de niet of nauwelijks afgebogen schakels rust, een en ander zodanig, dat de afbuiging van de schakels (4) op een voldoende afstand onder de overloopplaat (11) plaatsvindt om geen merkbare invloed op de stand van de overloopplaat (11) te hebben#

2# Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de 20 overloopplaat (11) aan de oploopzijde ter weerszijden van het op de scharnieren (5) van de platenketting (3) rustende gedeelte (14) van in de transportzin verlopende afschuinlngen (15) is voorzien. 8302777