NL8300276A - Werkwijze en inrichting voor het in delen snijden van geslachte kuikens. - Google Patents

Description

5

V

Markert, Heinrich Willy

Werkwijze en inrichting voor het in delen snijden van geslachte kuikens.

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het in delen snijden van geslachte kuikens, waarbij deze aan de poten aan een transportsysteem zijn opgehangen en worden getransporteerd langs een eindloze baan die gevormd wordt 10 door een aandrijfstation, keerwielen en bewerkingsstations.

Bij de bekende inrichtingen voor het in delen snijden van geslachte dieren wordt het snijden of delen op de verschillende bewerkingsstations uitgevoerd door slagers, die met de hand delen van de dieren afsnijden. Omdat deze bekende 15 werkwijze, doordat deze grotendeels met de hand wordt uitgevoerd, duur is, heeft men gezocht om althans een deel van de werkwijze met machines uit te voeren. Daartoe zijn inrichtingen voorgesteld, waarbij met behulp van door motoren gedreven messen delen van de dieren worden afgesneden.

20 Doordat bij de bekende werkwijze botdelen worden be schadigd tijdens het snijden, blijven botdelen in het vlees achter, hetgeen ongewenst is. Bovendien vertoont de bekende werkwijze het nadeel dat slechts een beperkte verwerkingssnelheid van de dieren mogelijk is. .

25 Doel van de uitvinding is deze nadelen te ondervangen door delen van de geslachte dieren tijdens het hangende transport met snijmiddelen te verwijderen. In principe betekent dit dat snijmiddelen ten opzichte van het bot een bepaalde beweging volgen en hierbij ook nog de beweging van 30 het transportmiddel bij houden. Bovendien vereist het snijden dat het dier een reactiekracht ondervindt, hetgeen inhoudt dat het tijdens de snij fase in een bepaalde stand is gefixeerd. Een en ander zal in een nogal gecompliceerde, ruimte innemende inrichting resulteren met afzonderlijke 35 aandrijfmiddelen.

De onderhavige uitvinding voorziet in een minder gecompliceerde inrichting van in de aanhef bedoelde soort.

8300276

' I

-2- *. t

Dit wordt bereikt doordat : a. de middelen om te snijden, respectievelijk het dier te fixeren met de keerwielen meedraaien en een vaste baan ten opzichte van de as van het betreffende keerwiel 5 kunnen beschrijven; b. de ophangmiddelen op zodanige afstand en plaats aan het eindloze transportsysteem zijn aangebracht en het keerwiel zodanig kan bewegen, dat daaraan hangende geslachte dieren zich steeds in de baan van de fixeermiddelen zullen 10 bevinden; c. zich om de as een of meer vaststaande geleidingen voor rollen bevinden; d. de middelen om te snijden, respectievelijk te fixeren verbonden zijn met rollen die de baan van de vaststaande 15 geleidingen tijdens rotatie van het wiel kunnen volgen; e. beweging en baan van de middelen om te snijden, respectievelijk te fixeren bepaald wordt door de vorm van de baan die de vaststaande geleiding(en) tijdens beweging laat volgen.

20 Bij voorkeur keren de wielen de transportbaan om 180° cm. De middelen om te snijden, respectievelijk te fixeren kunnen over de omtrek van 360° in 'veelvoud aanwezig zijn en wel in een aantal dat in geheel getal op 360° deelbaar is. Een en ander afhankelijk van de konstruktieve vrijheid.

25 Aan de eis dat de transportbaan de geslachte kuikens op de juiste afstand en plaats aanvoert, moet daarbij steeds worden voldaan. In de voorbeelden van deze aanvrage wordt uitgegaan van twee stel middelen maar is in de praktijk geenszins hiertoe beperkt.

30 De beweging die de middelen om te snijden, respec tievelijk te fixeren maken wordt tot stand gebracht door de vaste geleiding(en) en de bijbehorende rol(len), waarbij de aandrijving geschiedt door het keerwiel dat door de transportbaan en het bijbehorende aandrijfstation wordt 35 aangedreven.. Overigens kan een betreffend keerwiel ook als aandrijfstation functioneren.

De dieren worden bij voorkeur vooraf in gewichts-klassen van + 4-00 gram differentie onderverdeeld.

8300276 *- Λ -3-

Dit betekent dat ze in grootte worden verdeeld. Omdat dus dieren van verschillende grootte worden behandeld dient de afstand van de transportbaan ten opzichte van de fixeermiddelen instelbaar te zijn.

5 De uitvinding wordt met twee uitvoeringsvormen en een tekening nader toegelicht zonder hiertoe beperkt te zijn. De tekening toont met :

Figuur 1. een zijaanzicht van een inrichting om een geslacht kuiken over de borst te delen (borst-10 splitter);

Figuur 2. een zijaanzicht van een borstvleessnijder.

Figuur 3. een zijaanzicht van een zogenaamde rugstripper.

In figuur 1. is 1 een keerwiel ter geleiding van het transportsysteem dat tevens dit wiel aandrijft en waaraan 15 met haken'geslachte kuikens hangen. Een en ander is zodanig opgesteld dat tijdens bedrijf een te delen kuiken vóór een fixeerhouder 2 komt. Gedurende verdere rotatie beweegt de fixeerhouder 2 zich buitenwaarts om een as 3 waarbij de beweging tot stand wordt gebracht door samenwerking van . 20 een geleider 4- met een rol 5 die via een as verbonden is met de fixeerhouder 3.

Ha 90° rotatie beweegt een mes 6 zich neerwaarts langs een geleider 7. Deze beweging komt tot stand door de dwang van een rol 8 die samenwerkt met een vaste geleider 9.

25 Het karkas van het kuiken wordt aldus vanuit de binnenzijde doorgesneden. De fixeerhouder 3 moet uiteraard hiervoor gedeeld zijn om het mes 6 door te laten. Uiteindelijk ontstaat de stand als links in figuur 1. is aangegeven met overeenkomstige verwijzingscijfers -(a). Omdat de tweede 30 snijinrichting 180° tegenover de eerste staat, komt deze eindtoestand weer overeen met de begintoestand.

In concreto is de ’’bórstsplitter", uitgaande van de reeds algemeen aangegeven hoedanigheden, als volgt kort te omschrijven ; 35 het wiel 1 keert de transportbaan tot 180° en is verbonden met een aantal meedraaiende vertikale geleidingen 7 voor vertikaal beweegbare messen 6, waarvan de snijkanten naar ' de rotatie-as zijn gericht.

t 8 3 0 Ó 2 7 6 * * -4-

Tijdens rotatie over een hoek van 180° wordt telkens een mes 6 neerwaarts en weer naar boven bewogen, waartoe de rollen die de vertikale beweging tot stand kunnen brengen geleid worden volgens een baan 9 die zich op konstante 5 afstand van de rotaties bevindt en over 180° een ongeveer sinusvormig verloop heeft en over nogmaals 180° een horizontaal verloop (niet zichtbaar). De fixeermiddelen 2 zijn zodanig in twee helften gedeeld dat de messen 6 zich er tussen kunnen bewegen en worden tijdens rotatie in de 10 richting van de as bewogen doordat de geleider 4 voor de bijbehorende rollen 5 horizontaal excentrisch ten opzichte van de rotatieas is geplaatst, een en ander zodanig dat de beweging naar de as plaats vindt tijdens de op- en neerwaartse beweging van het overeenkomstige mes 6.

15 De messen 6 hebben bij voorkeur een gekartelde snij kant.

De uitvoeringsvorm volgens figuur 2. omvat een borst-vleessnijder, waarbij de ribben worden meegesneden. In de figuur is 11 een keerwiel ter geleiding van het transport-20 systeem dat tevens dit wiel aandrijft en waaraan met haken geslachte kuikens hangen. Een en ander is zodanig opgesteld dat tijdens bedrijf een kuiken vóór een fixeerhouder 12 komt. Het wiel 11 is met een uitschuifbare cardanas 11 met de eigenlijke roterende snijinrichting verbonden. Gedurende 25 rotatie van het wiel 11 beweegt de fixeerhouder 12 zich binnenwaarts om een as 13, waarbij de beweging tot stand wordt gebracht door samenwerking van een vaste geleider 14 met een rol 15 die via een as verbonden is met de arm van de fixeerhouder 12. De houder 12 werkt samen met een rug-30 steun 12', zodat het kuiken vast wordt ingeklemd.

Tijdens de rotatie en na het inklemmen wordt een mes 16 (bijvoorbeeld een zogenaamd "Stanley mesje") volgens een bepaalde baan met de snijkant neerwaarts bewogen. Deze beweging komt' tot stand door de dwang van een rol 18 die 35 samenwerkt met een vaste geleider 19· De in principe boogvormige neerwaartse beweging van het mes 16 wordt tot een meer rechtlijnige beweging gecorrigeerd door het mee 8300276 -5- *5 roterende draaipunt 17 van rolas en mesarm van de rotatieas af te bewegen langs een vast exentriek 20 (dus ook een geleider). Uiteindelijk ontstaat de stand links in figuur 2. aangegeven met overeenkomstige verwijzingscijfers (a).

5 Omdat de tweede snijinrichting 180° tegenover de eerste staat, komt de eindtoestand weer overeen met de beginstand.

In concreto’is de borstvleessnijder, uitgaande van de reeds algemeen aangegeven hoedanigheden, als volgt kort te omschrijven : 10 het wiel keert de transportbaan tot 180° en is beweegbaar verbonden met een aantal meedraaiende messen en bijbehorende fixeerhouders. Ieder mes wordt tijdens rotatie met de snijkant neerwaarts bewogen door het samenwerken van een rol met een vaste geleider, waarbij de beweging gecorrigeerd 15 wordt door een tweede geleider (exentriek) die het draaipunt van rolas en mesarm van de rotatieas af beweegt. Een fixeerhouder is gedurende rotatie om een as binnenwaarts bewogen, waartoe een vaste geleider met een rol samenwerkt, van welke rol de as via een draaipunt verbonden is met de 20 fixeerhouder die samenwerkt, met een rugsteun. De geleiders zijn zodanig gevormd dat het fixeren geschiedt vóór het mes snijdt·.

Uiteraard is ook bij deze inrichting de afstand tussen transportsysteem en fixeerhouder instelbaar naar de 25 grootte van de geslachte dieren.

De uitvoeringsvorm volgens figuur 3. omvat een zogenaamde . rugstripper, dat wil zeggen een inrichting van de soort volgens de uitvinding die in staat is het rugvlees te verwijderen. In de figuur is 21 weer het keerwiel ter gelei-30 ding van het transportsysteem, dat tevens dit wiel aandrijft en waaraan met haken geslachte kuikens hangen. Een en ander wordt op bekende wijze zodanig geregeld, dat tijdens bedrijf de te behandelen kuikens telkens met de borstzijde naar de

-I

rotatieas gekeerd voor een fixeerhouder 22, 22 met poot-35 spreider 22^, 22^^ komen.

Aan het wiel 21 is via een as 23 een meedraaiende trommel 21 verbonden, waaraan een aantal meedraaiende t 8300276 t - 6 - vertikale geleidingen 25» 26 zijn bevestigd, ten behoeve van het vertikaal bewegen van de fixeerhouder(s) 22, alswel voor het vertikaal bewegen van een uiteinde van armen 27, 27 aan welke arm (armen) aan het andere uiteinde een stripmes 28, 5 28 vast bevestigd is.

Een geleider 29 voor rollen 30', 30 kan bij rotatie van de trommel 21 via de rollen de daaraan verbonden fixeer- Λ houder(s) 22, 22 langs de geleiding 25, 26 naar boven, tegen veerdruk in, bewegen.

10 Voorts wordt bij rotatie van de trommel 21 door het samenwerken van een tweede geleiding 31 met rollen 32, 32 die aan de niet-meszijde van de armen 27, 27 zijn bevestigd, deze armen langs de geleidingen 25, 26 bewegen. Een en ander zodanig dat over een draaiingshoek van 90° de geleiding neer- .

15 waarts wordt bewogen, terwijl over die hoek de fixeerhouders 1 22, 22 zich in de laagste stand bevinden, om vervolgens, als de fixeerhouder in de hoogste stand is gebracht, over 180° in deze stand te blijven. De hierop volgende 90° rotatie brengt een en ander weer in de beginstand.

20 De beschrijvende lijn die de stripmessen 28, 28 maken wordt voorts bepaald door het samenwerk-en van de rollen 32, 32** met een vaste geleiding 33, welke rollen 32, 32** aan de meszijde vast aan de armen 27, 27 zijn bevestigd.

Het aangrijpingspunt van de armen wordt niet gefor- 25 ceerd bewogen maar veren 31, 31 zorgen voor de nodige flexa- biliteit tussen de rollengeleiding 30, 31» 31 en het uit- 1 1 einde van de armen 27, 27 . Ook de veren 35, 35 die met de fixeerhouders 22, 22 samenwerken bewerkstelligen flexabili-teit.

30 In concreto is de rugstripper, uitgaande van de hierboven beschreven hoedanigheden als volgt kort te omschrijven : het wiel 21 keert de transportbaan tot 180° en is verbonden met meedraaiende vertikale geleidingen 25, 26, waarlangs 35 fixeerhouders 22 met pootspreiders 22 alsmede een uiteinde van armen 27 die aan het andere uiteinde stripmessen 28 .hebben, kunnen worden bewogen.

8300276 • ' - 7 -

De fixeerhouders 22 en de uiteinden van de armen 27 worden ieder bewogen door het samenwerken van rollen 30, res-pektievelijk 32 met geleidingen 29, respektievelijk 31, die een konstante afstand tot de rotatieas hebben, simultaan 5 langs de vertikale geleidingen 25, 26 bewogen.

Deze beweging is zodanig dat over de eerste 90° rotatie de fixeerhouders 22 zich in de laagste stand bevinden en de aria .neerwaarts wordt bewogen, de volgende 180° de fixeerhouders zich in hoge stand bevinden en het uiteinde van de -f 10 arm 27, 27 .in laagste stand blijft, terwijl over de resterende 90° rotatie de beginstand weer wordt ingenomen.

15 8300276

Claims (8)

1. Inrichting voor het in delen snijden van geslachte kuikens, waarbij deze aan de poten zijn opgehangen aan 5 een eindloos transportsysteem dat ondermeer een aandrijf- station, keerwielen en bewerkingsstations omvat, met het kenmerk dat : a. de middelen om te snijden, respectievelijk het dier te fixeren met de keerwielen meedraaien en een vaste 10 baan ten opzichte van de as van het betreffende keer- wiel kunnen beschrijven; b. de ophangmiddelen op zodanige afstand en plaats aan het eindloze transportsysteem zijn aangebracht en het lceerwiel zodanig kan bewegen, dat daaraan 15 hangende geslachte dieren zich'steeds in de baan van de fixeermiddelen zullen bevinden; c. zich om de as één of meer vaststaande geleidingen voor rollen bevinden; d. de middelen om te snijden, respectievelijk te fixeren 20 verbonden zijn met rollen die de baan van de vast staande geleidingen tijdens rotatie van het wiel kunnen volgen; e. beweging en baan van de middelen om te snijden, respectievelijk te fixeren bepaald wordt door de vorm 25 van de baan die de vaststaande geleiding(en) tijdens beweging laat volgen.

2. Inrichting volgens konklusie 1, met het kenmerk, dat de baan over een hoek wordt gekeerd, die in een geheel getal op 360° deelbaar is en dat de inrichting voorzien 30 is met een met dit getal overeenkomend aantal snij- en fixeermiddelen.

3. Inrichting volgens konklusies 1 en 2, met het kenmerk, dat de afstand tussen transportbaan en fixeermiddelen instelbaar is.

4. Borstsplitter volgens de konstruktie volgens de voor gaande konklusies, met het kenmerk, dat ; a. het wiel (1) de transportbaan tot 180° keert; 8300276 - 9 - b. aan het wiel (1) verbonden zijn een aantal meedraaiende vertikale geleidingen (7) voor vertikaal beweegbare messen (6), waarvan de snijkanten naar de rotatie-as zijn gericht; 5 c. de geleider (9) voor de rollen (8) die de vertikale beweging van de messen tot stand brengen een konstante afstand tot de rotatie-as heeft en over 180° een ongeveer sinusvormig verloop heeft en over nogmaals 180° een horizontaal verloop; 10 d. de met de messen (6) corresponderende fixeermiddelen (2) zodanig gedeeld zijn, dat de messen (6) zich tussen de delen kunnen bewegen, en deze middelen (2) naar de rotatie-as beweegbaar zijn; e. de geleidingen (4·) voor de rollen (5) die de beweging 15 naar de as tot stand brengen horizontaal excentrisch ten opzichte van de rotatie-as is geplaatst; f. de twee geleiders (4- en 9) zodanig ten opzichte van elkaar geplaatst zijn en zodanig gevormd dat telkens een fixeermiddel (2) van de as wordt bewogen tijdens 20 de neer- en opwaartse beweging van het overeenkomstige mes (6).

5. Borstsplitter volgens konklusies 1-3, met het kenmerk, dat de messen (6) een gekartelde snijkant hebben.

6. Borstvleessnijder volgens de konstruktie volgens de 25 konklusies 1-3, met het kenmerk, dat : a. het wiel (11) de transportbaan tot 180° keert; b. aan het wiel (11) beweegbaar verbonden zijn een aantal meedraaiende messen (6) en bijbehorende fixeerhouders (12); 30 c. ieder mes (16) om een draaipunt (17) neerwaarts te bewegen is en daartoe met een rol (18) verbonden is, die samenwerkt met een vaste geleider (19)» terwijl het draaipunt (17) eveneens samenwerkt met een geleider (excentriek) (20); 35 d. een fixeerhouder (12) is binnenwaarts beweegbaar om een as (13)» door samenwerking van een vaste geleider (14.) met een rol (15) welke rol via een as verbonden 8300276 • - 10 - is met de fixeerhouder (12), die op zijn beurt samen-werkt met een rugsteun (12 ) e. de geleiders (H, 19» 20) zodanig ten opzichte van elkaar zijn geplaatst en zodanig gevormd, dat telkens 5 een fixeerhouder (12) naar de as is bewogen, alvorens het mes (16) zijn snijdende taak begint, waarbij de excentriek (20) de neerwaartse beweging van het mes (16) korrigeert.

7. Rugstripper volgens de konstruktie beschreven in de kon- 10 klusies 1-3 met het kenmerk, dat : a. het wiel (21) de transportbaan tot 180° keert; b. aan het wiel (21) verbonden zijn een aantal meedraaiende vertikale geleidingen (25, 26), waarlangs fixeerhouders (22) met pootspreiders (22 ), alsmede een uiteinde 15 van armen "(27), die aan het andere uiteinde stripmessen (28) hebben, tijdens rotatie kunnen worden bewogen; e. de fixeerhouders (22) en de uiteinden van de armen (27) worden ieder simultaan langs de geleidingen (25, 26) bewogen door het samenwerken van rollen (30), respek- 20 tievelijk (32) met geleidingen (29), respektievelijk (31), die een konstante afstand tot de rotatieas hebben; d. deze beweging tot stand wordt gebracht door de vorm van de geleidingen (29), respektievelijk (31), die zodanig is dat over de eerste 90° rotatie de fixeerhouders (22) 25 zich in de laagste stand bevinden en de armen (27) neerwaarts worden bewogen, de volgende 180° de fixeerhouders (22) zich in de hoogste stand bevinden en het uiteinde van de armen (27) in de laagste stand blijft, terwijl over de resterende 90 rotatie de beginstand 30 weer wordt ingenomen; e. het meszijdige uiteinde (28) van de armen (27) via daaraan verbonden rollen(32) en een vaste geleiding (33) de voor het strippen vereiste beschrijvende lijn wordt gegeven.

8. Rugstripper volgens konklusie 7, met het kenmerk, dat; a. de fixeerhouder en pootspreider voorzien zijn van een neerwaarts drukkende schroefveer (3i) om de geleidingen 8300276 Ί - 11 - *- -¾ (25t 26) is voorzien; en b. het uiteinde van de arm (27) met een van een schroefveer (35) voorziene geleiding (36) flexibel met de rolgelei-ding (31> 32) is verbonden. 8300276