NL8220482A

NL8220482A - Chirurgisch kraminstrument.

Info

Publication number: NL8220482A
Application number: NL8220482A
Authority: NL
Original assignee: Hospital Prod Ltd
Priority date: 1981-12-22
Filing date: 1982-12-22
Publication date: 1983-11-01
Also published as: CA1188183A; EP0273468A3; EP0096694A4; EP0096694A1; EP0096694B1; JPS58502134A; DE3279466D1; EP0273468A2; WO1983002247A1

Description

V- 8220482 * P/HP/lh/1

Chirurgisch kraminstrument.

De uitvinding heeft betrekking op chirurgische kraminstrumenten van het type, waarbij krammen worden afgegeven vanuit een krammagazijn, die gevormd moeten worden tegen een aambeeldoppervlak dat in juxta-5 positie met het magazijn is opgesteld, waarbij het kram-maijazljn relatief ten opzichte van het aambeeld beweegbaar is tussen een teruggetrokken en een kramafgevende stand.

Uit de stand van de techniek bekende instrumenten van dit type zijn goed bekend, en een voorbeeld van 10 dit instrument wordt beschreven in het US octrooischrift 3.490.675. De bekende instrumenten omvatten naast de bekken of andere middelen voor het ondersteunen van het aambeeldoppervlak en een magazijnhouder, een langwerpig huis dat het aandrijfmechanisme bevat, een bedieningshendel en midde-15 len voor de beweging van de magazijnhouder.

Een hoofddoel van de huidige uitvinding is het verschaffen van een instrument van dit type, waarbij de geschikte kramkracht betrouwbaar kan worden aangebracht met een met êén hand uitgevoerd bewerking, en het verschaffen 20 van een bekrachtigingsmechanisme voor een dergelijk instrument dat gemakkelijker is bij gebruik dan de bekende instrumenten.

Een ander doel van de uitvinding, toegepast bij instrumenten van dit type, waarbij het aambeeldoppervlak 25 en het krammagazijn zijn aangebracht tussen de opponerende bekken, is het mogelijk maken van het uitwisselen van de bekken, zodat de bekken en het magazijn/aambeeldsamenstel van verschillende standaardmaten (bijvoorbeeld 90 mm, 55 mm, 30 mm) kunnen worden gebruikt met dezelfde bekrachtigings-30 eenheid, waardoor een aanzienlijke kostenbesparing kan worden verkregen voor de gebruikers. Andere doelen van de huidige uitvinding, en voordelen van het beschreven instrument zullen duidelijk worden uit de volgende beschrijving.

8 2 2 0 4 ® 2 Bij de bekende instrumenten, worden de ƒ -2- funktie van het naderen van het weefsel, door de beweging van het krammagazijn vanuit zijn teruggetrokken stand naar de kramafgevende stand, en de funktie van het kram afgeven uitgevoerd door afzonderlijke bewerkingen. Het naderen 5 van het weefsel wordt bereikt met behulp van middelen van een onder een schroef werkende inrichting, en het afgeven met behulp van de bedieningshefboom. Bij het hierin beschreven instrument worden de beide funkties van het naderen van het weefsel en het afgeven van de kram uitgevoerd door j^q opeenvolgende bewegingen van de bedieningshefboom.

In een algemene vorm omvat de uitvinding een chirurgisch kraminstrument van het type, waarbij krammen uit een magazijn worden gestoten om gevormd te worden tegen een aambeeldoppervlak dat in juxtapositie met het magazijn is aangebracht, waarbij het magazijn beweegbaar is tussen een kramafgevende positie op een voorafbepaalde afstand van het aambeeldoppervlak en een teruggetrokken positie op een grotere afstand van het aambeeldoppervlak, welk instrument omvat een magazijnhouder die beweegbaar is om de 2o positie van het magazijn te besturen en een kram verplaatsend element dat beweegbaar is naar het magazijn toe voor het daaruit afgeven van de krammen en een bedieningshefboom die beweegbaar is voor het verkrijgen van de uitstootbeweging van het kramverplaatsend element, met het kenmerk, dat de 25 bedieningshefboom bewerkzaam is in een eerste beweging daarvan voor het laten bewegen van de magazijnhouder naar het aambeeld voor het plaatsen van het magazijn in de kramafgevende positie en is werkzaam in een tweede beweging daarvan voor de kramafgevende beweging van het verplaatsings-20 element.

In een andere vorm omvat de uitvinding een chirurgisch kraminstrument van het type, waarbij krammen uit een magazijn worden gestoten om gevormd te worden tegen een aambeeldoppervlak dat in juxtapositie met het magazijn is 25 aangebracht, waarbij het magazijn beweegbaar is tussen een kramafgevende positie op een voorafbepaalde afstand van het aambeeldoppervlak en een teruggetrokken positie op een grotere afstand van het aambeeldoppervlak, welk instrument 8220482 -3- omvat een magazijnhouder die beweegbaar is om de positie van het magazijn te besturen en een kramverplaatsend element dat beweegbaar is naar het magazijn toe voor het daaruit afgeven van de krammen en een bedieningshefboom die beweeg-5 baar is voor het verkrijgen van de uitstootbeweging van het kramverplaatsend element, met het kenmerk, dat de magazijnhouder en het verplaatsingselement overeenkomstige plaat-singsdelen hebben die zich achterwaarts daarvan uitstrekken, waarbij elk van de verplaatsingsdeien vormen op het achter-10 einde daarvan hebben, voor een losmaakbare verbinding van de delen met resp. de magazijnstotermiddelen en het verplaatsingselement bekrachtigingsmiddelen die aangebracht zijn in een kraminstrumenthuis, waarbij het krarasamenstel middelen heeft voor het losmaakbaar bevestigen daarvan aan 15 het instrumenthuis.

In de begeleidende tekeningen stellen voor:

Fig. 1 toont een kraminstrument volgens de huidige uitvinding in zijaanzicht;

Fig. 2 een deels doorgesneden zijaanzicht 20 van het instrument waarvan één huishelft verwijderd is voor het tonen van het bedieningsmechanisme;

Fig. 3 is een doorsnede over de lijn 3-3 van fig. 2 met het mechanisme van het instrument in zijn afgevende stand; 25 Fig. 4 is een zijaanzicht van een instrument- huishelft dat een deel van het bedieningsmechanisme van het instrument toont;

Fig. 5 is een doorsnede langs de lijn 5-5 van fig. 4; 30 Fig. 6 is een dwarsdoorsnede volgens de lijn 6-6 van fig. 4;

Fig. 7 is een zijaanzicht van de andere huishelft van het instrument;

Fig. 8 is een bovenaanzicht van de in fig.

35 7 getoonde huishelft;

Fig. 9 is een eindaanzicht van de in fig. 7 getoonde huishelft;

Fig. 10 is een zijaanzicht van een geschikte 8220482 \ -4- bek te gebruiken bij het instrument van de fig. 1-9;

Fig. 11 is een eindaanzicht van de in fig.

10 getoonde bek;

Fig. 12 is een bovenaanzicht van de in fig.

5 10 getoonde bek;

Fig. 13 is een doorsnede langs de lijn 13-13 van fig. 10;

Fig. 14 is een zijaanzicht van een magazijn-houder die geschikt is voor het gebruik in het getoonde 10 instrument;

Fig. 15 is een eindaanzicht van de magazijn-houder uit fig. 14;

Fig. 16 is een onderaanzicht van de magazijn- houder; 15 Fig. 17 is een fragmentarisch eindaanzicht van de in fig. 14 getoonde ihagazijnhouder;

Fig. 18 is een zijaanzicht van een T-bar;

Fig. 19 is een doorsnede langs de lijn 19-19 van fig. 18; 20 Fig. 20 is een zijaanzicht van een vergren- delplaat;

Fig. 21 is een bovenaanzicht van de ver-grendelplaat van fig. 20;

Fig. 22 is een eindaanzicht van de vergren- 25 delplaat;

Fig. 23 is een zijaanzicht van het kopsamen-stel van het getoonde instrument;

Fig. 24 is een eindaanzicht van het kopsamen- stel; 30 Fig. 25 is een doorsnede langs de lijn 25-25 van fig. 23;

Fig. 26 is een doorsnede van de lijn 26-26 van fig. 23;

Fig. 27 is een zijaanzicht van een T-bar- 35 verlenging;

Fig. 28 is een bovenaanzicht van de T-bar- verlenging; ^ Fig. 29 is een doorsnede langs de lijn 29-29 8220482 Λ -5- van fig. 2 8;

Fig. 30 is een zijaanzicht van een stoter;

Fig. 31 is een bovenaanzicht van de stoter;

Fig. 32 is een eindaanzicht van de stoter; 5 Fig. 33 is een zijaanzicht van een klink;

Fig. 34 is een eindaanzicht van de klink;

Fig. 35 is een schematische weergave van het instrumentmechanisme in een eerste bekrachtigde istand; en

Fig. 36 is een schematische weergave van het 10 mechanisme in een tweede bekrachtigde stand.

Het weergegeven instrument, zoals in hoofdzaak getoond in fig. 1 omvat een huis 50 dat bestaat uit, zoals getoond in fig. 3, een linker huishelft 51 en een rechter huishelft 52. Met behulp van een vergrendelplaat 53 15 is losmaakbaar aan het vooreinde van het instrurnenthuis 50 en bekelement 54 bevestigd dat resp. een voorste en achterst bek 55 en 56 en een gebogen deel 57 omvat. Aan het achterdeel van het huis 50 is een bedieningshefboom 58 beweegbaar bevestigd.

20 De huishelften 51 en 52 worden aan de achter zijde en de centrale delen van het instrument te zamen gehouden met behulp van beweegbare klinken 59 die hieronder in detail zal worden beschreven. Aan het vooreinde van het instrumenthuis 50 worden de helften 51 en 52 te zamen gehou-25 den door een hierna te beschrijven vergrendelplaat 53.

De bedieningshefboom 58 is bevestigd op een draaibare pen 60 waarvan de einden gelegen zijn in de resp. huishelften 51 en 52. Een bladveer 61 waarvan het vrije einde 62 draagt op het bovenste oppervlak van het huis 50, 30 plaatst de hefboom 58 onder veerspanning tot in zijn open positie, zoals getoond in fig. 5. Beriedenwaarts vanaf het centrale deel van de hefboom 58 strekt zich een die hefboom verplaatsend element 63 uit, terwijl van het voorste einde van de hefboom 58 een element 64 afhangt, op het ondereinde 35 daarvan is beweegbaar een pal 65 bevestigd, met een neerwaarts en voorwaarts zich uitstrekkend neusdeel 66. De pal 65 staat neerwaarts onder veerkracht met behulp van een veer 67.

8220482 \ -6-

Binnen het huis 50 ligt een kniehefboom die een achterste kniehefboom-deel 68 en een voorste kniehefboom-deel 69 omvat. Deze delen zijn met elkaar verbonden door kniehefboompen 70. Deze kniehefboompen draagt een as 161 5 voor de koppeling met het kniehefboomverplaatsend element 63/ zoals hieronder wordt beschreven. Het achterst kniehef-boomdeel 68 is verbonden met behulp van een pen 61 met een element 62 waarvan het achtereinde is verbonden met behulp van een pen 73 met een drukplaat 74 die bevestigd is aan 10 de huishelft 52 met behulp van een pen 75. De funktie van de plaat 74 zal hieronder worden beschreven.

Aan zijn vooreinde is het voorste kniehefboomdeel 69 met behulp van een draaipen 76 verbonden met het achterwaartse einde van een stoterelemervt 77, waarbij de pen 76 15 geleid is door aperturen 78 in het achtereinde van de stoter 77, die in detail getoond wordt in de fig. 30-32.

De stoter 77 is zodanig gevormd en gedimensioneerd dat hij een longitudinale glijbeweging kan uitvoeren binnen het huis 50, en omvat een basis 79 en een zijwand 80. De 20 aperturen 78 zijn resp. aangebracht in de zijwand 80 en in een rib 8l, en een langswerpige sleuf 82 is aanwezig in de basis 79 van de stoter 77 mét een hieronder te beschrijven doel.

In het middengebied van de stoter 77 zet de 25 zijwand 80 zich bovenwaarts voort via de rib 83 en een flens 83a strekt zich binnenwaarts vanuit dit uitgestoken deel vanaf de zijwand uit, met een hieronder te beschrijven doel. Overeenkomstig strekt het voorwaartse einde van de stoter 77 de zijwand 80 zich weer bovenwaarts uit, en een 30 flens 83 strekt zich lateraal vanaf dit deel uit. De flens 84 en het daaronder gelegen deel van de basis 79 zijn soortgelijk gevormd met sleuven 85 en binnenwaarts gerichte nokken 86.

In de taster 77 is voor de longitudinale glij-35 beweging relatief daarvan een T-bar-verlenging 87 aangebracht zóals in detail wordt getoond in de fig. 27-29. Aan het achtereinde van de T-bar-Verlenging 87 is een vertikaal gat 88 aanwezig voor het opnemen van een pen 89 (fig. 2).

8220482 -7-

Deze pen heeft een vergrote kop en passeert door de sleuf 82 in de basis 79 van de stoter 77, waarbij de kop van de pen beneden de basis 79 ligt, zodat de pen de funktie heeft voor het tegenhouden van de T-bas-verlenging 87 in het 5 samenstel met de stoter 77, waarbij de sleuf 82 de noodzakelijke relatieve longitudinale beweging van de T-bar-verlenging 87 mogelijk maakt.

Voor de pen 89 is de T-bar-verlenging 87 voorzien van een deel 87a met een vergrote hoogte, voor het vormen 10 van een achterwaarts gerichte schouder 87b met het doel dat hieronder zal worden verklaard.

De T-bar-verlenging 87 is ook voorzien bij het midden daarvan, met een verhoogd deel dat een geboord gat 90 bevat. Dit verhoogde deel is gedimensioneerd voor een 15 juiste passing onder de flens 83 van de stoter 77, en is aan zijn voorwaartse einde voorzien van een schouder 91 en 9la die dragend tegen de voorste randen van de rib 83 en de flens 83a voor het beperken van de achterwaartse, relatieve beweging van de T-bar-verlenging 87 met betrekking 20 tot de stoter 77.

Het gat 90 is getapt voor het ontvangen van het geschroefde achtereinde van een stoppen 92 die een lichaam 92a en een zich voorwaarts uitstrekkend veergeleidingsdeel 92 omvat. Met behulp van deze geschroefde verbinding met 25 de T-bar-verlenging 87 is de stoppen 92 longitudinaal instelbaar, en is geborgen in zijn gewenste positie met behulp van een borgboor 93 die aanligt tegen het oppervlak van de T-bar-verlenging 87 die het van schroefdraad voorziene gat 90 omgeeft. De stoppen 92 omgevend is een helische, samen-30 drukbare terugstelveer 94 aanwezig, waarvan het achterwaartse einde draagt tegen de borgboor 93 en het voorwaartse einde draagt tegen een veerhouder 95 die verschuifbaar bevestigd is over het voorste deel van de stoppen 92. Om het vrijkomen van de terugstelveer 94 en de veerhouder 95 te voorkomen, 35 vanaf de stoppen, indien het instrument voor het schoonmaken daarvan wordt gedemonteerd, is een vasthoudmoer 96 geschroefd op het van schroefdraad voorziene voorste einde van de stoppen 92.

8220482 -8-

Het voorwaartse einde van de stoppen 92 passeert door een sleuf 97 in een stoprib 98 (de fig. 4 en 5), die zich binnenwaarts vanaf het bovenste deel van de zijwand van de rechter huishelft 52 zich uitstrekt. De sleuf 97 5 is open aan het linkeruiteinde van de rib 98, zodat de stoppen en het veersamenstel vrij kunnen komen vanaf het huis, indien het verplaatsingssamenstel verwijderd wordt om het schoon te maken.

Bij het voorste einde van de T-bar-verlenging 87 10 wordt een zich bovenwaarts uitstrekkende rib 99 gescheiden door een sleuf 100 van een andere zich bovenwaarts uitstrekkende rib 101 aan het voorwaartse einde van de T-bar-verlenging.

Een vrijgeefhefboom 102 is binnen het achterste 15 deel van het huis 50 aangebracht. Deze hefboom, die het beste te zien is in de fig. 3 en 4 is draaibaar bevestigd aan zijn achtereinde aan de rechterhuishelft 52 met behulp van een as 103. Aan het voorwaartse einde van de hefboom 102 passeert een vrijgeefhefboomknop 104 door een gebogen sleuf 20 105 in de rechterhuishelft 52. In het centrale gebied van de vrijgeefhefboom 102 is een neergedrukte deel 102a aanwezig dat ligt onder het rechtereinde van de kniehefboompen 70, die zich onder de kniehefboomelementen naar de rechterhuishelft 52 zich uitstrekt.

25 Naast de klinken 59 zoals hierboven beschreven, wordt de verbinding van de huishelften verkregen met behulp van een positioneerpen 106a die verankerd is in een opening in de rechterhuishelft 52 en geschikt is om een apertuur 106 in de andere huishelft te betreden. De bovenwand van elke 30 huishelft 51 en 52 is open bij 107 Om een ruimte te verschaffen voor de kniehefboomdelen 68 en 69, indien deze hefboom in zijn samengetrokken stand is, zoals getoond in fig. 2.

De klinken 59 zoals getoond in de fig. 33 en 34 omvatten een huisdeel 108 waarvan het bovenoppervlak een 35 concave contour, heeft voor het vergemakkelijken van de bediening met de duim of Vinger, en benedenwaarts vanaf het huis 105 hangt een rib 109 af die is voorzien van een geboord gat 110 voor het opnemen van een draaipen 111 (fig. 6), 8220482 t -9- waarvan één einde is verankerd in de rechterhuishelft 52 en het andere uiteinde is gelegen in een opening 112 in de linkerhuishelft. Aan een einde van het huis 108 is de klink voorzien van een paar opponerende, zich benedenwaarts 5 uitstrekkende ribben 113.

De bovenwand van elke huishelft 52 en 53 is geopend bij 114 voor het toestaan van de rotatie van de klink om zijn draaipen 111, en aan de achterzijde van deze apertuur 114 is een sleuf 115 aanwezig voor het opnemen van 10 één van de ribben 113. Deze aperturen 115 zijn aangebracht in flenzen 116 die gelegen zijn onder het bovenoppervlak van de resp. huishelft, op een afstand die correspondeert met de basisdikte van het grendelhuis 108. Het zal duidelijk zijn, dat indien de huishelften korrekt samengesteld zijn, 15 elke klink kan draaien vanuit zijn geopende positie tot in een gesloten positie, waarin de ribben 113 koppelen binnen de resp. aperturen 115 van de aangrenzende huishelften, waarmee de huishelften te zamen worden geborgd. Hét zal duidelijk zijn uit fig. 134 dat de binnenoppervlakken van de 20 ribben 113 tapsgevormd zijn voor het vergemakkelijken van deze borgbewerking.

Naast het voorwaartse einde van de linker huishelft 51 is een vertikale groef 117 aanwezig. Het voorste einde van de rechter huishelft strekt zich tot voorbij de 25 linker huishelft uit in het gebied dat aangegeven is bij 118, welke gebied geen bodem of bovenwand heeft. Op het binnenoppervlak van dit deel 118 is een longitudinaal gerichte wig aanwezig. In achterwaartse richting van het deel 118 vanaf de bo^en en onderwanden van de rechterhuishelft 52 30 zijn binnenwaarts gerichte ribben 120 aanwezig en in het gebied van deze ribben zijn de buitenoppervlakken van de boven en onderwanden van de rechterhuishelft 52 van een relief voorzien in de vorm van groeven 121. De ribben 120 zijn zodanig gepositioneerd, dat hün achterrand aanligt 35 tegen de voorrand van de linkerhuishelft 51, en zich lateraal uitstrekt in een mate die gelijk is aan de breedte van de linkerhuishelft 51 aan zijn vooreinde. Het doel van de wig 119 en de groeven 121 is om het samenstel van het huis §220482 -10- van het instrument te borgen met het kopsamenstel, dat nu zal worden beschreven.

Het kopsamenstel van het instrument omvat in principe het bekelement 54, een magazijnhouder 122 en een 5 T-bar 123. De T-bar wordt getoond in de fig. 18 en 19 in een omgekeerde stand met betrekking tot de rest van de getoonde componenten, teneinde zijn borgkenmerken die hieronder beschreven worden, beter te kunnen tonen.

De bekdelen van het bekelement 54, omvat een 10 voorste bek 55, een achterste bek 56 en een gebogen deel 57, die reeds beschreven zijn. Overeenkomstig de stand van de techniek is het binnenvlak van de voorste bek 55 voorzien van een aambeeldontvangende vorm 124. Een apertuur 125 in het bovenste einde van de voorste bek 55 ontvangt het 15 voorste einde van een bevestigingspen 126; waarvan het achterwaartse deel is geleid door een cilindrisch inzetstuk 127 dat wordt gehouden tussen flenzen 128 die opwaarts staan vanaf het boveneinde van de achterbek 56.

Een geleiderail 129 is aangebracht in het voorste 20 gebied van het bovenoppervlak van een gebogen deel 57, met als doel de bodem van de magazijnhouder 122 te leiden en lateraal te positioneren.

De bovenste en onderste delen van de achterbek 56 zijn verbonden door een rib 130 die is voorzien van een 25 bovenste en onderste flens 131. De rib 130 en de flenzen 131 strekken zich achterwaarts vanaf de bek 56 uit, en de rib 113 is voorzien van een longitudinaal gerichte sleuf 132 welke sleuf nauwkeurig gedimensioneerd is voor het opnemen van de wig 119 die is aangebracht in het voorste 30 deel 118 van het huisdeel 52. De flenzen 131 strekken zich ten dele achterwaarts over een afstand achter de rib 130 uit, en vertikaal gerichte sleuven 133 zijn aangebracht bij de linkerzijde van de opstaande delen van deze flenzen 131, De boven en onderoppervlakken van de flenzen 131 hebben een 35 relief Voor het verschaffen van groeven 134 die naar de achterrand van de flenzen 131 open zijn in het gebied 135 waar de flenzen tegelijkertijd met de rib 131 eindigen. Deze groeven 134 zijn zodanig aangebracht, dat zij in êên lijn 8220482 -11- liggen met de groeven 121 in het voorste einde van de rechterhuishelft 52, en de beschreven vormen zijn zodanig gedimensioneerd, dat indien het bekelement 54 gekoppeld is met het huis van het instrument, de wig 119 treedt in de 5 sleuf 132, het deel 135 aanligt tegen het voorste einde van de bovenste en onderste wanden van de rechterhuishelft 52, en de achterste rand van elke flens 131 aanligt tegen de voorrand van de resp. rib 120.

De magazijnhouder 122 heeft in hoofdzaak in 10 zijaanzicht een T-vorm, en omvat een paar kopflenzen 136 die voorzien zijn van opponerende groeven 137 voor het opnemen van een magazijn op een in de techniek bekende wijze. Achterwaarts vanaf de kopflenzen 136 strekt zich een steel 138 uit, die omvat resp. boven en onderwanden 139 15 en 140, een linkerzijwand 141 en een longitudinale van sleuven voorziene rechterzijwand 142. De sleuf 143 in de rechterzijwand 142 strekt zich over de lengte van de zijwand uit en zet zich voorwaarts voort door een deel van de rechterkopflens 136. Op het binnenoppervlak van de rechter-20 zijwand 141 is een groef 144 aanwezig die loopt over de gehele lengte van deze zijwand en zet zich voort over de gehele longitudinale maat van de linkerköpflens 136. Op het buitenoppervlak van de linkerzi jW.and 141 voor de achterzijde daarvan, is een vertikale groef 145 aanwezig, en het achterste 25 deel van de rechterzijwand is Verwijderd om de vorming in de boven en onderwanden 139 en 140 van een sleuf 146 en een rib 146a (fig. 16) mogelijk te maken. Deze formatie is zodanig gedimensioneerd en gelokaliseerd, dat volgend op de verbinding met het kopsamenstel met het instrumenthhis 30 de nokken 146 treden binnen de sleuven 85 aan het vooreinde van de stoter 77, en de nokken 86 aan het vooreinde van de stoter 77 treden binnen de sleuven 145.

Zoals getoond in de fig. 18 en 19 omvat de T-bar 123 een kop 147 en een steel 148. De steel 148 is 35 van een Sleuf voorzien bij 149 en in dit gebied is een blad-veer 150 aanwezig die aan zijn achtereinde is bevestigd met behulp van een pen 151. De bladveer 150 staat onder buitenwaartse Veerspanning van de sleuf 149 in 'de richting van de 8220482 -12- rechterzijde van de T-bar, en aan zijn vooreinde is een borgpen 152 bevestigd. De borgpen 152 in de vrijgegeven stand van de veer 150 staat rechtop aan de rechterzijde van de T-bar 123. De T-bar is natuurlijk bevestigd binnen 5 de magazijnhouder 122, met zijn kop 147 tussen de kopflenzen 166 van de magazijnhouder, en zijn steel 148 binnen de steel 138 van de magazijnhouder. De pen 151 strekt zich tot voorbij de linkerzijde van de T-bar uit en loopt in de groeven 144 in de linkerzijwand van de magazijnhouder, ter-10 wijl de borgpen 152 vrijligt binnen de sleuf 145 in de rechterzijwand 142 van de magazijnhoudersteel 138, en strekt zich buitenwaarts tot voorbij deze zijwand zich uit.

Aan het achtereinde van de steel 158 is een sleuf 153 aanwezig en een benedenwaarts gerichte nok 154, 15 welke nok zodanig.gepositioneerd en gedimensioneerd is om opgenomen te worden in de sleuf 100 in het voorste einde van de T-bar-verlenging 87 volgend op de verbinding van het kopsamenstel met het instrumenthuis.

Het kopsamenstel wordt gecomplementeerd door de 20 borgplaat 53, die wordt getoond in de fig. 20-22. De borg-plaat 53 omvat een rib 155 en een paar flenzen 156. Het buitenoppervlak van de flenzen 156 is voorzien van vertikale groeven om de bedienershandgreep te vergemakkelijken, en elke flens 156 is voorzien van opponerende binnenwaarts 25 gerichte flenzen 157.

Een veerkrachtige tong 158 is gevormd aan het achtereinde van de rib 155 met behulp van diagonale sleuven 159 en de achterrand van de tong 158 is voorzien van een binnenwaarts gerichte pal 160.

30 De fig. 23-26 tonen de verbinding tussen de componenten van het kopsamenstel in hun geassembleerde toestand voorafgaande aan opname van het kopsamenstel binnen de rest van het instrument. De borgplaat 53 omgeeft de steel 138 van de magazijnhouder 22 waarbij de flenzen 157 zijn 35 opgenomen binnen de groeven 143, terwijl de pal 160 snapt binnen de groef 133. De borgpen 152 van de T-bar 123 strekt zich door 'de sleuf 145 heen Uit in de magazijnhoudersteèl 138 waarbij hij de sleuf 132 betreedt in de rib 130, en 8220482 -13- daardoor de longitudinale bewgging van de T-bar in deze toestand beperkt.

Een direkt duidelijk voordeel van deze opstelling waarbij de componenten van het kopsamenstel in hun korrekte 5 relatieve standen worden vastgehouden is het vergemakkelijken van de korrekte opname van het kopsamenstel én de rest van het instrument. Andere voordelen zijn echter, dat in het bijzonder het beschreven instrument het aan de arts mogelijk maakt om het kopsamenstel ten opzichte van de patient te 10 positioneren voordat het verbonden wordt met het huis en het aandrijfmechanisme, en het zal duidelijk zijn, dat dit voordelen biedt bij chirurgische technieken en het gebruik van het instrument vergroot.

Het kopsamenstel is verbonden met het instrument-15 huis en het bekrachtigingsmechanisme, met de T-bar 123 in zijn voorste positie, zoals deze wordt gedefinieerd door de verbinding van de borgpen 152 met het voorste einde van de sleuf 132, door het longitudinaal richten van het huis en het kopsamenstel en het bewegen van deze laatste vanaf 20 de linkerzijde, zodat de wig 119 de sleuf 132 betreedt.

Als dit gebeurt zal de T-bar-verlenging 87 kontakt maken met de T-bar 123 en de stoter 77 zal gekoppeld worden met de magazijnhouder 122 zoals hiervoor is beschreven, en de wig 119 drukt de T-bar borgpen 152 binnenwaarts vanuit de 25 sleuf 132, waardoor de T-bar wordt vrijgegeven voor de werkzame longitudinale beweging. De bediener grijpt nu de borgplaat 53 en beweegt deze achterwaarts, zodat de flenzen 157 verplaatst worden tot in de groeven 121 en de flenzen 156 de bovenste en onderste wanden van de beide huisdelen 30 51 en 52, en de flenzen 131 van het kaakelement 54 omgeven. De huisdelen 51 en 52 worden te zamen geperst door de rib 155.

De borgplaat 53 wordt Op het huis gedrukt totdat de pal 160 aangrijpt in de gróef 117 in het linkerhuisdeel 35 51. Met het aanbrengen van het magazijn en het aambeeld op een bekende wijze, is het instrument vervolgens geschikt voor gebruik. De werking van het aldus beschreven instrument is als volgt, en verwezen wordt naar de fig. 2, 23 en 24.

8220482 -14-

In fig. 2 is het mechanisme getoond in zijn initiele stand.

De weefselnadering wordt als eerste bereikt door het neerdrukken van de bedieningshefboom 58, zodat het de kniehef-boom bewegend element 53 kontakt maakt met de centrale 5 kniehefboomas 161, waardoor deze benedenwaarts wordt gedrukt en daarbij de stoter 77 voorwaarts beweegt als gevolg van zijn koppeling met de voorwaartse kniehefboompen 76. De magazijnhouder 122 wordt dus naar de kramafleverende positie bewogen.

10 De terugstelveer 94 dwingt de T-bar-verlenging achterwaarts, zodat zijn schouder 91 gédwongen wordt tegen de stoterflens 83. De T-bar-verlenging, en dus de T-bar, kullen daarom met de stoter voorwaarts bewegen.

Het mechanisme is nu in de positie zoals getoond 15 in fig. 35. Tijdens deze beweging, beweegt de pal 66 ook voorwaarts, maar funktioneert niet.

Indien de bedieningshefboom 58 wordt vrijgegeven en terugkomt tot in zijn geopende positie met behulp van de bladveer 61, zal de pal 66 terugkeren in zijn achterste 20 positie, en de stoter en T-bar-verlenging zullen in een voorwaartse positie blijven als gevolg van de kniehefboom 68 en 69 die tot over het centrum heen is gesteld.

Met de T-bar-verlenging 87 aldus voorwaarts bewogen, zal de terugkeerpal 66 achter de T-bar-verlenging-25 schouder 87b vallen. Bij een tweede neerdrukken van de bedieningshefboom zal de pal 66 dus kontakt maken van deze schouder en de T-bar-verlenging 87, en dus de T-bar 123 voorwaarts dwingen voor het afgeven van een kram. Deze positie van het mechanisme wordt getoond in fig. 36.

30 De voorwaartse beweging van de T-bar-verlenging zal geborgd zijn, indien de schouder die gevormd wordt door het voorste einde van het stoppenhuis 92a wordt gedrukt tegen de veerhouder 95, die afsteunt tegen de stopnok 98. Zoals hierboven genoemd, is deze beperkte beweging instelbaar 35 met behulp van een geschroefd einde van de stoppen 92.

Het zal donder twijfel duidelijk zijn dat de funktie van de persplaat 74 is het absorberen van effekten van excessief dik weegsel Of andere variaties die de kram- 8220482 -15- kracht en kramvorming kunnen beïnvloeden. Dit element dient als samendrukbare veer, en staat het gehele aandrijvende mechanisme toe om achterwaarts te bewegen onder een excessieve kramkracht, en daardoor vergroot hij de effektieve 5 weefseltussenruimte.

Andere typen van inrichtingen kunnen gesubstitueerd worden voor de drukplaat 24, zoals bijvoorbeeld een veer met konstante snelheid.

Zodoende worden de stappen voor het tissue-10 naderen en het afgeven van de kram uitgevoerd door opeenvolgende bewegingen van een bedieningselement, en vereenvoudigen aanzienlijk de werking van het instrument. Deze aktie gecombineerd met de plaatsing van de bedieningshefboom 58 maakt een bediening met werkelijk één enkele hand 15 bereikbaar.

De opeenvolging van bewerkingen wordt voltooid doordat de bediener de vrijgeefknop 104 bovenwaarts beweegt (zoals getoond in de tekeningen). Het rijzen van de vrij-geefhefboom 102 terwijl deze draait om de pen 103 en het 20 deel 102a kontakt maakt met het uitstekende deel van de kniehefboompen 70a dwingt de kniehefboom door zijn bewegingscentrum, waarna de druk van de terugstelveer op de T-bar-verlenging 87 en de stoter 77 de kniehefboom tot zijn oorspronkelijke positie zullen doen terugkeren.

25 Het aandrijtfend mechanisme aldus beschreven heeft een verder voordeel dat afkomstig is van het feit, dat de stoter, de T-bar-verlenging, de kniehefboomdelen en het draaideel 72 met elkaar verbonden blijven wanneer zij weggenomen worden van de rechterhuishelft 52 voor schoonmaak-30 werkzaamheden, waarbij het bewegende deel 72 deze beweging mogelijk maakt terwijl de verbinding van deze componenten met de huishelft blijft. Het mechanisme kan dus schoongemaakt worden tussen bekrachtigingen met een minimale vertraging voor het opnieuw samenstellen, welk nieuw samenstellen geen 35 speciale technieken of gereedschappen vereist. Het zal duidelijk zijn, dat het gebruik van klinken 59 voor het te zamen houden van de huishelften, in samenwerking met de voorplaat 53 ook aanzienlijk het partieel uit elkaar 8220482 -16- nemen van het instrument voor het schoonmaken vereenvoudigen.

Het gemak waarmee het kopsamenstel kan worden uitgewisseld in het instrument volgens de huidige uitvinding maakt het mogelijk dat dergelijke kopëamenstellen die 5 dekken, de magazijnhouder, de T-bar en het magazijn omvatten als wegwerpartikelen worden vervaardigd.

Het zal duidelijk zijn, dat terwijl één uit-voeringsvoorbeeld van de uitvinding in detail is beschreven, het doel van deze beschrijving is de beste manier die bekend 10 is voor het te laten werken van de principes van de huidige uitvinding te tonen, en het zal duidelijk zijn.-dat vele variaties en alternatieve mechanisohe inrichtingen, waarmee deze principes gerealiseerd kunnen worden, mogelijk zijn.

8220482

Claims

1. Chirurgisch kraminstrument van het type, waarbij krammen uit een magazijn worden gestoten om gevormd te worden tegen een aambeeldoppervlak dat in juxtapositie met het magazijn is aangebracht, waarbij het magazijn beweeg-5 baar is tussen een kramafgevende positie op een voorafbepaalde afstand van het aambeeldoppervlak en een teruggetrokken positie op een grotere afstand van het aambeeldoppervlak, welk instrument omvat een magazijnhouder die beweegbaar is om de positie van het magazijn te besturen en een kram-10 verplaatsend element dat beweegbaar is naar het magazijn toe voor het daaruit afgeven van de krammen en een bedienings-hefboom die beweegbaar is voor het verkrijgen van de uit-stootbeweging van het kramverplaatsend element, met het kenmerk, dat de bedieningshefboom werkzaam is in een 15 eerste beweging daarvan voor het laten bewegen van de magazi jnhouder naar het aambeeld voor het plaatsen van het magazijn in de kramafgevende positie en is werkzaam in een tweede beweging daarvan voor de kramafgevende beweging van het verplaatsingselement.

2. Chirurgisch kraminstrument volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het instrument omvat stotermiddelen die zich achterwaarts van de magazijnhouder uitstrekken en longitudinaal beweegbaar zijn voor het besturen van de positie van de magazi jnhouder, stoter-25 aandrijfmiddelen die bekrachtigd worden door de bedieningshefboom voor het bewegen van de stotermiddelen in een voorwaartse richting om de magazijnhouder tot in de kramafgevende positie te plaatsen, kramverplaatsingselementverlengings-middelen die zich achterwaarts van de kramverplaatser uit-30 strekken, en een kramafgevend element dat is verbonden met de bedieningshefboom, waarbij het kramafgevend element koppelbaar is met de verlengiggsmiddelen naar het bekrachtigen van de stoterverplaatsingsmiddelen.

3. Chirurgisch kramelement volgens conclusie 35 2, met het kenmerk, dat de stoterverplaatsingsmiddelen een kniehefboom omvatten met een achterst verbindingsdeel en een voorst Verbindingsdeel, waarbij een voorste as van het voorste verbindingsdédl verbonden is met de stoterverplaat- 8220482 -18- singsmiddelen, de voorste en achterste verbindingëdélen met elkaar verbonden zijn via een kniehefboomdraaias, waarbij de besturingshefboom is voorzien van middelen die, gekoppeld zijn met de kniehefboom in het gebied van de kniehefboom-5 draaias volgend op de beweging van de hefboom in een werkzame richting om de kniehefboom uit te laten strekken en daardoor de stotermiddelen voorwaarts te verplaatsen.

4. Chirurgisch kraminstrument volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de kniehefboomdraaias 10 tot voorbij zijn centrum beweegt, indien hij volledig bekrachtigd wordt door de bedieningshefboom.

5. Chirurgisch kraminstrument volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat de teruggang van de bedieningshendel tot in zijn bekrachtigde positie de knie- 15 hefboom niet beïnvloedt.

6. Kraminstrument volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat het instrument kniehefboomvrijgeef-middelen omvat die werkzaam zijn om de kniehefboomdraaias terug te laten keren vanuit zijn voorbij het centrum gelegen 20 positie.

7. Kraminstrument volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat het kramafgevend element omvat pal-middelen die bevestigd zijn voor de beweging van de bedieningshefboom, zodat deze voorwaarts bewegen onder 25 invloed van de bekrachtigingsbeweging van de hefboom en achterwaarts bewegsn als gevolg van de beweging van de hefboom naar zijn niet bekrachtigde stand, waarbij de ver-lengirygsmiddëlen voorwaarts bewegen met de stotermiddelen, waarbij palverbindingsmiddelen aanwezig zijn op de verlengings- 30 middelen om gekoppeld te worden door de palmiddelen, indien de magazijnhouder in de afgevende stand is en de bedieningshendel in hoofdzaak in zijn niet bekrachtigde stand is.

8. Kraminstrument volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het instrument omvat 35 een terugstelveer die de verlengingsmiddelen en de stotermiddelen onder veerkracht plaatst die achterwaarts gericht zijn naar hun niet bekrachtigde standen. λ λ λ / O O

9· Kraminstrument volgens conclusie 3, tf 2 l 0 4 ö c. * -19- met het kenmerk, dat de achterste draaias is verbonden met het huis door veerkrachtige middelen, zodat de draaias in staat is om een beperkte achterwaartse beweging uit te voeren onder omstandigheden van een overmatige kramkracht.

10. Chirurgisch kraminstrument van het type, waarbij krammen uit een magazijn worden gestoten om gevormd te worden tegen een aambeeldoppervlak dat in juxtapositie met het magazijn is aangebracht, waarbij het magazijn beweegbaar is tussen een kramafgevende positie op een voorafbepaal-10 de afstand van het aambeeldoppervlak en een teruggetrokken positie op een grotere afstand van het aambeeldoppervlak, welk instrument omvat een magazijnhouder die beweegbaar is om de positie van het magazijn te besturen en een kitam-verplaatsend element dat beweegbaar is naar het magazijn 15 toe voor het daaruit afgeven van de krammen en een bedienings-hefboom die beweegbaar is voor het verkrijgen van de uit-stootbeweging van het kramverplaatsend element, met het kenmerk, dat de magazijnhouder en het verplaatsings-element overeenkomstige plaatsingsdelen hebben die zich 20 achterwaarts daarvan uitstrekken, waarbij elk van de ver-plaatsingsdelen vormen op het achtereinde daarvan hebben, voor een losmaakbare verbinding van de delen met resp. de magazijnstotermiddelen en het verplaatsingselement bekrach-tigingsmiddelen die aangebracht zijn in een kraminstrument-25 huis, waarbij het kramsamenstel middelen heeft voor het losmaakbaar bevestigen daarvan aan het instrumenthuis.

11. Kraminrichting volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat het instrument omvat grendelmiddelen die longitudinaal ten opzichte van het instrument verschuif- 30 baar zijn tussen een vergrendelde stand en een vrijgegeven stand, waarbij de vergrendelmiddelen verbonden zijn met het kramsamenstel en het huis in de vergrendelde stand om het samenstel op het huis vast te houden.

12. Kraminstrument volgens conclusie 11, 35 met het kenmerk, dat het huis bestaat uit twee zich longitudinaal uitstrekkende helften, waarbij de vergrendelmiddelen de voorste einden van elke lichaamshelft omgeven, in de vergrendelde stand. 8220482 » -20-

13. Vergrendelinstrument volgens conclusie 12, gekenmerkt door de voorziening van tenminste één ver-grendelhefboom die bevestigd is aan één van de lichaams-helften voor de beweging tussen een geopende en een gesloten 5 stand, door middelen of de vergrendelhefboom die verbonden zijn met de resp. lichaamshelften om deze helften te zamen te houden, indien de vergrendelhefboom in zijn vergrendelde stand is.

14. Chirurgisch kraminstrument volgens 10 conclusie 2, met het kenmerk, dat de stotermiddelen, ver- plaatsingselementverlengingsmiddelen en stoterverplaatsings-middelen met elkaar verbonden zijn als een sub-samenstel en bevestigd zijn binnen het huis aan slechts de achterzijde van het sub-samenstel door middelen die een draaiverplaat- 15 sing van het sub-samenstel buitenwaarts van het huis mogelijk maken.

15. Chirurgisch kraminstrument volgens conclusie 9 en 14, met het kenmerk, dat de middelen die de draaiverplaatsing mogelijk maken een verbindingsdeel omvat- 20 ten dat draaibaar bevestigd is tussen de veerkrachtige middelen en de achterste draaias. 8220482