NL8203658A - AGRICULTURAL MACHINE WITH FASTENING POINTS FOR FITTING A TRACTOR. - Google Patents

AGRICULTURAL MACHINE WITH FASTENING POINTS FOR FITTING A TRACTOR. Download PDF

Info

Publication number
NL8203658A
NL8203658A NL8203658A NL8203658A NL8203658A NL 8203658 A NL8203658 A NL 8203658A NL 8203658 A NL8203658 A NL 8203658A NL 8203658 A NL8203658 A NL 8203658A NL 8203658 A NL8203658 A NL 8203658A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
roller
crumbling
tractor
seed drill
machine
Prior art date
Application number
NL8203658A
Other languages
Dutch (nl)
Original Assignee
Patent Concern Nv
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Patent Concern Nv filed Critical Patent Concern Nv
Priority to NL8203658A priority Critical patent/NL8203658A/en
Priority to FR8314846A priority patent/FR2533106B1/en
Priority to DE19833333915 priority patent/DE3333915A1/en
Publication of NL8203658A publication Critical patent/NL8203658A/en

Links

Classifications

    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01BSOIL WORKING IN AGRICULTURE OR FORESTRY; PARTS, DETAILS, OR ACCESSORIES OF AGRICULTURAL MACHINES OR IMPLEMENTS, IN GENERAL
    • A01B59/00Devices specially adapted for connection between animals or tractors and agricultural machines or implements
    • A01B59/04Devices specially adapted for connection between animals or tractors and agricultural machines or implements for machines pulled or pushed by a tractor
    • A01B59/042Devices specially adapted for connection between animals or tractors and agricultural machines or implements for machines pulled or pushed by a tractor having pulling means arranged on the rear part of the tractor
    • A01B59/043Devices specially adapted for connection between animals or tractors and agricultural machines or implements for machines pulled or pushed by a tractor having pulling means arranged on the rear part of the tractor supported at three points, e.g. by quick-release couplings
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01BSOIL WORKING IN AGRICULTURE OR FORESTRY; PARTS, DETAILS, OR ACCESSORIES OF AGRICULTURAL MACHINES OR IMPLEMENTS, IN GENERAL
    • A01B29/00Rollers
    • A01B29/06Rollers with special additional arrangements
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01BSOIL WORKING IN AGRICULTURE OR FORESTRY; PARTS, DETAILS, OR ACCESSORIES OF AGRICULTURAL MACHINES OR IMPLEMENTS, IN GENERAL
    • A01B49/00Combined machines
    • A01B49/04Combinations of soil-working tools with non-soil-working tools, e.g. planting tools
    • A01B49/06Combinations of soil-working tools with non-soil-working tools, e.g. planting tools for sowing or fertilising
    • A01B49/065Combinations of soil-working tools with non-soil-working tools, e.g. planting tools for sowing or fertilising the soil-working tools being actively driven
    • YGENERAL TAGGING OF NEW TECHNOLOGICAL DEVELOPMENTS; GENERAL TAGGING OF CROSS-SECTIONAL TECHNOLOGIES SPANNING OVER SEVERAL SECTIONS OF THE IPC; TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC CROSS-REFERENCE ART COLLECTIONS [XRACs] AND DIGESTS
    • Y02TECHNOLOGIES OR APPLICATIONS FOR MITIGATION OR ADAPTATION AGAINST CLIMATE CHANGE
    • Y02PCLIMATE CHANGE MITIGATION TECHNOLOGIES IN THE PRODUCTION OR PROCESSING OF GOODS
    • Y02P60/00Technologies relating to agriculture, livestock or agroalimentary industries
    • Y02P60/14Measures for saving energy, e.g. in green houses

Landscapes

  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • Soil Sciences (AREA)
  • Environmental Sciences (AREA)
  • Zoology (AREA)
  • Agricultural Machines (AREA)
  • Soil Working Implements (AREA)

Description

, P 217/^ed/BH, P 217 / ed / BH

Patent Concern ÏT.V., Willemstand, Curasao.Patent Group ÏT.V., Willemstand, Curasao.

"Landbouwmachine met aankoppelpunten ter bevestiging aan een trekker”"Agricultural machine with coupling points for attachment to a tractor"

De uitvinding betreft een landbouwmachine met aankoppelpunten om de machine aan een driepuntshefinrichting van een trekker te koppelen.The invention relates to an agricultural machine with coupling points for coupling the machine to a three-point lifting device of a tractor.

Bij bekende landbouwmachines zijn in verband met 5 de mogelijkheid om meerdere machines tegelijkertijd aan een trekker te koppelen, veelal aankoppelpunten aangebracht om een andere machine via de eerstbedoelde machine aan de trekker te koppelen. Dit leidt niet alleen tot een gecompliceerde constructie maar tevens tot een groot gewicht 10 daar de constructie tevens berekend dient te zijn op het gewicht Van de andere machine. Verder wordt de totale lengte van de gecombineerde machines groot, zodat de eisen die aan de hefinrichting worden gesteld toenemen.In the case of known agricultural machines, in connection with the possibility of coupling several machines to a tractor at the same time, coupling points are usually provided for coupling another machine to the tractor via the first-mentioned machine. This not only leads to a complicated construction, but also to a great weight, since the construction must also be designed for the weight of the other machine. Furthermore, the total length of the combined machines increases, so that the demands on the lifting device increase.

De uitvinding beoogt dit nadeel te ondervangen.The object of the invention is to overcome this drawback.

- 15 Volgens de uitvinding zijn de aankoppelpunten van een andere landbouwmachine tegelijkertijd aan dezelfde hef-inrichting koppelbaar.According to the invention, the coupling points of another agricultural machine can be coupled simultaneously to the same lifting device.

Op deze wijze kan worden bereikt, dat elke machine niet of nauwelijks berekend dient te zijn op de aanwezigheid 20 van de andere machine, daar laatstgenoemde rechtstreeks op de hefinrichting kan afsteunen. Tevens kan de andere machine boven of onder de eerstbedoelde machine worden opgesteld ter ontlasting van de hefinrichting tijdens het heffen van de machines. 1In this way it can be achieved that each machine should not or hardly be able to cope with the presence of the other machine, since the latter can support directly on the lifting device. The other machine can also be placed above or below the first-mentioned machine to relieve the lifting device during the lifting of the machines. 1

« V«V

- 2 -- 2 -

De uitvinding zal nader worden toegelicht aan de hand van de volgende figuren.The invention will be further elucidated with reference to the following figures.

Figuur 1 is een zijaanzicht van een trekker volgens de uitvinding.Figure 1 is a side view of a tractor according to the invention.

5 Figuur 2 is een "bovenaanzicht van de trekker vol gens figuur 1.Figure 2 is a top plan view of the tractor according to Figure 1.

Figuur 3 is een vooraanzicht van de trekker volgens de figuren 1 en 2.Figure 3 is a front view of the tractor of Figures 1 and 2.

Figuur 4 is een zijaanzicht van de trekker, waar- , 10 aan, zowel aan zijn voorzijde als aan zijn achterzijde, één of meer werktuigen zijn bevestigd.Figure 4 is a side view of the tractor with one or more implements attached to both its front and rear.

Figuur 5 is een bovenaanzicht van de landbouwmachine volgens figuur 4.Figure 5 is a top view of the agricultural machine of Figure 4.

Figuur 6 is een bovenaanzicht van aankoppelconstruc-15 ties tussen een hefinrichting van de trekker en daaraan bevestigde werktuigen op vergrote schaal.Figure 6 is an enlarged plan view of coupling structures between a tractor lift and attached implements.

Figuur 7-9 tonen in zijaanzicht een aantal mogelijke samenstellen van landbouwmachines, bestaande uit een trekker volgens de voorgaande figuren en aangekoppelde ma-20 chines of werktuigen.Figures 7-9 show in side view a number of possible assemblies of agricultural machines, consisting of a tractor according to the preceding figures and coupled machines or implements.

De in de figuren afgebeelde trekker omvat een gestel 1 dat in hoofdzaak wordt gevormd door een zich in de rijrichting A uitstrekkende horizontale holle buis 2, die aan de onderzijde van het gestel is gelegen. Aan de buis 2 25 zijn twee horizontale, dwars op de rijrichting A gelegen dragers 3 aangebracht, die op afstand achter elkaar zijn gelegen en aan zijn buitenste uiteinden zijn bevestigd aan verticale, in de rijrichting A gerichte af dekplaten 4, die - gezien in fig. 1 - rechthoekig van vorm zijn en waarvan 30 de bovenranden zijn bevestigd aan de onderranden van een H-vormig gesteldeel 5> dat in fig. 2 in bovenaanzicht zichtbaar is. Het gesteldeel 5 bezit een relatief lichte buis-constructie, daar het in hoofdzaak slechts bestemd is voor het dragen van een cabine 6 (die in fig, 2 duidelijkheids-35 halve weggelaten is). Het gesteldeel 5 omvat, zoals uit fig. 2 blijkt, twee aan weerszijden gelegen holle· pijpen 7> die in het midden van hun lengte verbonden zijn door een * - 3 - horizontale, dwars op de rijrichting A gelegen holle buis 8. De constructie die de delen volgens de verwijzingscijfers 1 . t/m 8 omvat is symmetrisch opgebouwdten opzichte van het verticale langssymmetrievlak van de trekker, dat in fig. 2 met 5 het verwijzingscijfer 9 is aangegeven. De hartlijn van de hoofdgestelbuis 2 is derhalve eveneens in het vlak 9 gelegen. Zoals uit fig. 2 blijkt is een aandrijfmotor 10 aan één zijde van het vlak 9 opgesteld, die afsteunt op de dragers 3· Tegen de achterzijde van de motor 10 is een tot deze motor behoren-10' de radiateur aangebracht. Aan de van de motor 10 afgekeerde zijde van het symmetrievlak 9 is een brandstoftank 11 opgesteld, die eveneens op de dragers 3 afsteunt. Nabij de voorzijde van de hoofdgestelbuis 2 is aan de zijkanten ervan een tweetal stijve steunen 12 star bevestigd, die zich vanaf de 15 buis 2 onder een hoek van ongeveer 45° schuin opwaarts en ten opzichte van de rijrichting A voorwaarts uitstrekken en aan hun bovenzijden bevestigd zijn tegen de onderzijde van een huis van een gecombineerde versnellingsbak en differentieel 13, dat - gezien in fig. 1 - in hoofdzaak vóór de voor-20 zijde van de buis 2 is gelegen. De onderzijde van het huis 13, die zich in horizontale richting uitstrekt, is ongeveer ter hoogte van de bovenzijde van de - gezien in het aanzicht volgen fig. 1 - erachter gelegen motor 10 opgesteld. De uitgaande as van de motor 10 strekt zich in voorwaartse richting 25 uit, en is gekoppeld met de ingaande as van een tandwieover-brenging 14, die is aangebracht in een star uitgevoerd huis, dat - zoals blijkt uit fig. 3 - zich vanaf de motor schuin opwaarts in de richting van het symmetrievlak 9 uitstrekt.The tractor shown in the figures comprises a frame 1 which is mainly formed by a horizontal hollow tube 2 extending in the direction of travel A, which is located at the bottom of the frame. Two horizontal carriers 3 arranged transversely of the direction of travel A are arranged on the tube 2, which are spaced one behind the other and are attached at their outer ends to vertical cover plates 4 facing in the direction of travel A, which - seen in fig. 1 - are rectangular in shape, the top edges of which are attached to the bottom edges of an H-shaped frame portion 5 shown in top view in Fig. 2. The frame part 5 has a relatively light tube construction, since it is mainly intended only for carrying a cabin 6 (which is omitted for clarity in fig. 2). As can be seen from Fig. 2, the frame part 5 comprises two hollow pipes 7> on either side, which are connected in the middle of their length by a * - 3 - horizontal hollow pipe 8 located transversely of the direction of travel A. The construction which share the parts according to the reference numerals 1. through 8 is symmetrically constructed with respect to the vertical longitudinal symmetry plane of the tractor, which is indicated by the reference numeral 9 in Fig. 2. The axis of the main frame tube 2 is therefore also located in the plane 9. As can be seen from Fig. 2, a drive motor 10 is arranged on one side of the plane 9, which rests on the carriers 3. The radiator belonging to this motor is mounted against the rear side of the motor 10. On the side of the symmetry surface 9 facing away from the engine 10, a fuel tank 11 is arranged, which also rests on the carriers 3. Two rigid supports 12 are rigidly mounted on the sides thereof near the front of the main frame tube 2, which extend rigidly from the tube 2 at an angle of approximately 45 ° upwards and with respect to the direction of travel A and are fixed on their top sides against the underside of a housing of a combined gearbox and differential 13, which - seen in Figure 1 - is located substantially in front of the front of the tube 2. The underside of the housing 13, which extends in a horizontal direction, is disposed approximately at the level of the top side of the motor 10 located behind it, seen in Fig. 1. The output shaft of the motor 10 extends in the forward direction 25, and is coupled to the input shaft of a gear transmission 14, which is fitted in a rigid housing, which - as shown in Fig. 3 - extends from the motor extends upwards in the direction of the plane of symmetry 9.

De richting van de opstelling van het huis van de tandwiel-30 overbrenging 14 hangt samen met het feit dat de motor aan één kant van het vlak 9 is opgesteld en, met het oog op de zwaartepuntsligging van de trekker, zo laag mogelijk ten opzichte van het gestel 1 is aangebracht. De uitgaande as van de motor 10 drijft een tandwiel 15 aan (fig. 3) dat een 35 schuin erboven gelegen: tandwiel 16 aandrijft dat via een tandwiel 17,een tandwiel 18 aandrijft, waarvan de draaiings-as in het vlak 9 is gelegen. Het verlengde van het tandwiel 18 is uit het huis van de tandwieloverbrenging 14 in voorwaartse richting uitgevoerd en is aldaar gekoppeld met een - 4 - ingaande as van de koppelomvormer of versnellingsbak 13. Het tandwiel 16 is met een tandwiel 19 op dezelfde as bevestigd; het tandwiel 19 drijft via een tussentandwiel 20 een tandwiel 21 aan, waarvan de draaiingsas in het verticale symme-5 trievlak 9 en op afstand onder het tandwiel 18 is gelegen. Alle tandwielen 15 - 21 zijn in het hiervoor genoemde starre huis bevestigd, dat de motor met de versnellingsbak 13 verbindt. De voorzijde van de draaiingsas van het tandwiel 21 is zowel aan de voorzijde als aan zijn achterzijde uit het 10 huis van de tandwielbak gevoerd, en vormt één geheel met een aandrijfas 22, die is gelegerd in een horizontaal, in het vlak 9 gelegen pijpvormig leger 23» dat op afstand onder de onderzijde van het huis van de versnellingsbak 13 is opgesteld (fig. 1). De pijp of buis 23 is onder de ver-15 snellingsbak 13 en vóór het huis van de tandwieloverbrenging 14 gelegen. De achterzijde van de buis 23 is star bevestigd tegen de voorzijde van het huis van de tandwieloverbrenging 14 en wordt door middel van een steun 24 afgesteund tegen de onderzijde van de versnellingsbak 13» op een plaats die 20 op afstand vóór de tandwieloverbrenging 14 is gelegen. De binnen de pijp 23 gelegen aandrijfas 22 steekt zowel aan de achterzijde van het huis van de tandwieloverbrenging 14 als aan de voorzijde buiten de voorzijde van de pijp 23 uit (fig. 1). De voorzijde van het H-vormige gesteldeel 5 omsluit 25 het huis van de versnellingsbak en differentieel 13» en de verbindingsbuis 8 van het gesteldeel 5 is - zoals uit fig. 1 blijkt - op korte afstand achter de achterzijde van de buis 8 gelegen.The orientation of the housing of the gear 30 transmission 14 is related to the fact that the motor is arranged on one side of the plane 9 and, in view of the center of gravity of the tractor, as low as possible relative to the frame 1 is fitted. The output shaft of the motor 10 drives a gear wheel 15 (fig. 3) which drives a gear wheel located obliquely above it: gear wheel 16 which drives via a gear wheel 17 a gear wheel 18, the axis of rotation of which is located in the plane 9. The extension of the gear wheel 18 is made from the housing of the gear transmission 14 in the forward direction and is there coupled to an input shaft of the torque converter or gearbox 13. The gear wheel 16 is mounted on the same shaft with a gear wheel 19; the gear wheel 19 drives a gear wheel 21 via an intermediate gear 20, the axis of rotation of which is located in the vertical symmetrical plane 9 and at a distance below the gear wheel 18. All gears 15 - 21 are mounted in the aforementioned rigid housing, which connects the motor to the gearbox 13. The front of the axis of rotation of the gear 21 is guided from the housing of the gearbox at the front as well as at the rear, and is integral with a drive shaft 22, which is mounted in a horizontal pipe-shaped bearing located in plane 9 23 »which is spaced below the bottom of the gearbox housing 13 (fig. 1). The pipe or tube 23 is located under the gearbox 13 and in front of the gear housing 14. The rear of the tube 23 is rigidly secured to the front of the gear housing 14 and is supported by a support 24 against the underside of the gearbox 13 at a location 20 spaced ahead of the gear 14. The drive shaft 22 located inside the pipe 23 projects beyond the front of the pipe 23 at the rear of the gear housing 14 as well as at the front (Fig. 1). The front of the H-shaped frame part 5 encloses the housing of the gearbox and differential 13 »and the connecting tube 8 of the frame part 5 is - as appears from fig. 1 - located a short distance behind the rear of the tube 8.

Aan één zijkant van het huis van de versnellings-30 bak 13 is een aandrijfkast 25 bevestigd, die een in achterwaartse richting gerichte uitgaande as 26 bezit. Het in de aandrijfkast 25 gelegen mechanisme dat de uitgaande as 26 aandrijft, is gekoppeld met een uitgaande as van het mechanisme van de versnellingsbak 13, zodat de uitgaande as 26 35 aandrijfbaar is met een omwentelingssnelheid die evenredig is met de rijsnelheid van de trekker. Daarentegen wordt de aandrijfas 22 aangedreven met een omwentelingssnelheid die evenredig is met de omwentelingssnelheid van de uitgaande as van de motor 10.A drive box 25 having a rearwardly directed output shaft 26 is mounted on one side of the housing of the gearbox 13. The mechanism located in the drive box 25 which drives the output shaft 26 is coupled to an output shaft of the gearbox mechanism 13, so that the output shaft 26 is drivable at a speed of revolution proportional to the driving speed of the tractor. On the other hand, the drive shaft 22 is driven at a revolution speed which is proportional to the revolution speed of the output shaft of the motor 10.

— ------- -:-^ ' -:- · >-· · ··' * - 5 - Öp de bovenzijde van elk der beide buizen 7 van bet H-vormige gesteldeel 5 zijn op afstand acbter elkaar een drietal verende steunen 27 van kunststof of rubber aangebracht, waarop de trekkercabine 6 rust. De trekkercabine 6 5 omvat naast de bestuurderzitplaats en een stuurinrichting voor het besturen van de nader te bespreken bestuurbare wielen, bedieningsorganen voor de wielaandrijving en bijvoorkeur tevens bedieningsorganen voor het in- en uitschakelen van de aandrijfas 22 en de uitgaande as 26, door middel van 10 niet-getekende koppelingen, die nabij de aandrijfas 22 ter plaatse van het huis van de tandwieloverbrenging 14 resp. in de aandrijfkast 25 zijn aangebracht. Zoals uit fig. 1 blijkt, bezit de cabine 6 van glas voorziene zijwanden, die aan hun onderzijden ondigen langs een begrenzingslijn 28, 15 die - gerekend ten opzichte van de rijrichting A - in voorwaartse richting schuin opwaarts verloopt, zodat de achterwand van de cabine zich tot op korte afstand boven het ge-steldeel 5 kan uitstrekken en de bestuurder een goed uitzicht op de achterzijde van de trekker verleent. De begren-20 zingslijn 28 eindigt aan zijn voorzijde op korte afstand boven de bovenzijde van de versnellingsbak 13, zodat de bestuurder door de voorruit van de cabine 6 eveneens een goed uitzicht heeft op de voorzijde van de trekker. Gezien in fig. 1 eindigt de voorruit van de cabine ongeveer recht 25 boven de voorzijde van de versnellingsbak 13.- ------- -: - ^ '-: - ·> - · · ··' * - 5 - At the top of each of the two tubes 7 of the H-shaped frame part 5 there are spaced apart three resilient supports 27 made of plastic or rubber on which the tractor cabin 6 rests. The tractor cabin 6 5 comprises, in addition to the driver's seat and a steering device for controlling the steerable wheels to be discussed further, controls for the wheel drive and preferably also controls for switching the drive shaft 22 and the output shaft 26 on and off, by means of 10. clutches (not shown), which are located near the drive shaft 22 at the gear housing 14 and 11, respectively. are arranged in the drive box 25. As can be seen from Fig. 1, the cabin 6 has glass-walled side walls, which underside on their undersides along a boundary line 28, 15 which - counted with respect to the direction of travel A - extends obliquely upwards, so that the rear wall of the cabin extends a short distance above frame 5 and gives the operator a good view of the rear of the tractor. The boundary line 28 ends at its front a short distance above the top of the gearbox 13, so that the driver also has a good view of the front of the tractor through the windscreen of the cabin 6. As seen in Figure 1, the cab windshield ends approximately straight above the front of the gearbox 13.

Op korte afstand achter de voorzijde van het huis van de versnellingsbak 13 zijn tegen de zijkanten van dit huis pijpvormige dragers 29 star bevestigd, die symmetrisch ten opzichte van het vlak 9 zijn opgesteld. Beide dragers 30 29 eindigen aan him van het huis van de versnellingsbak 13 af gelegen einde ter hoogte van de voorzijde van de buizen 7 van het horizontale H-vormige gesteldeel 5. Nabij deze einden zijn de dragers 29 bevestigd aan huizen 30 van nader aan te geven tandwieloverbrengingen. Aan de onderzijde van de 35 huizen 30 sluiten pijpvormige steunen 31 aan, die zich vanaf de huizen 30 in neerwaartse richting en enigzins in voorwaartse richting zodanig uitstrekken, dat hun hartlijnen een hoek van ongeveer 80° insluiten met een horizontaal vlak.A short distance behind the front of the housing of the gearbox 13, pipe-shaped carriers 29 are rigidly mounted against the sides of this housing and are arranged symmetrically with respect to the plane 9. Both carriers 30 29 terminate at him end remote from the housing of the gearbox 13 at the front of the tubes 7 of the horizontal H-shaped frame part 5. Near these ends the carriers 29 are attached to houses 30 from a closer view. give gear transmissions. Tubular supports 31 adjoin the underside of the housings 30, which extend from the housings 30 in a downward direction and slightly in a forward direction such that their axes enclose an angle of approximately 80 ° with a horizontal plane.

- β -- β -

De pijpvormige sternen 31 zijn op nader te beschrijven wijze ten opzichte van de huizen 30 om hun langshartlijnen ver-•zwenkbaar. Aan hun onderzijden dragen de steunen 31 wieldragers 32, die star verbonden zijn met de bijbehorende steunen 5 31. De pijpvormige wieldragers 32 strekken zich in de in fig. 3 getekende stand, die overeenkomt met rechtuitrijden, horizontaal en dwars op de rijrichting A uit. Elke wiel-drager 32 is - zoals uit fig. 3 blijkt - symmetrisch opgesteld ten opzichte van een verticaal evenwijdig aan het 10 vlak 9 opgesteld vlak. Aan elk der beide uiteinden van * elke wieldrager 32 is ten minste één voorwiel 33 bevestigd, zodat de trekker in totaal ten minste vier in een dwars op de rijrichting A gelegen rij voorwielen omvat. De diameter van elk voorwiel 33 bedraagt ongeveer 1 meter of minder, 15 bij voorkeur ongeveer 90 cm, terwijl de breedte van een tot het voorwiel behorende luchtband, ongeveer 40 cm bedraagt.The tubular sterns 31 are pivotable relative to the housings 30 about their longitudinal axes in a manner to be described. On their undersides, the supports 31 carry wheel carriers 32, which are rigidly connected to the associated supports 31. The tubular wheel carriers 32 extend horizontally and transversely to the direction of travel A in the position shown in FIG. As can be seen from Fig. 3, each wheel carrier 32 is arranged symmetrically with respect to a plane arranged vertically parallel to the plane 9. At least one front wheel 33 is attached to each of the ends of each wheel carrier 32, so that the tractor comprises a total of at least four front wheels located in a row transverse to the direction of travel A. The diameter of each front wheel 33 is about 1 meter or less, preferably about 90 cm, while the width of an air tire belonging to the front wheel is about 40 cm.

De bovenzijden van de wielen 33 zijn ongeveer ter hoogte van de bovenzijde van de motor 10 gelegen. Het aanrakings-oppervlak van alle.voorwielen 33» strekt zich - gezien in 20' het vooraanzicht volgens fig. 3 - derhalve over een breedte van ten minste 1,60 m of, indien meer dan vier voorwielen zijn aangebracht, over meer dan 1,60 m. uit.The top sides of the wheels 33 are located approximately at the level of the top side of the motor 10. The contact surface of all front wheels 33 »- seen in 20 'the front view according to Fig. 3 - therefore extends over a width of at least 1.60 m or, if more than four front wheels are fitted, over more than 1, 60 m. Out.

Het in het huis 13 gelegen differentieel bezit twee uitgaande assen, die zich voortzetten in de holle 25 dragers 29 en in de huizen 30 aangebrachte conische tandwieloverbrengingen zodanig aandrijven dat binnen de steunen 31 gelegen assen in de wieldragers 32 aangebrachte conische tandwieloverbrengingen aandrijven, waarvan de uitgaande assen met de tot elke wieldrager 32 behorende voorwielen 33 30 zijn gekoppeld, De draaiingsassen van de op deze wijze aangedreven voorwielen 33 vallen samen met de hartlijnen van de wieldragers 32. De steunen 31 zijn in de huizen 30 zodanig gelegerd, dat de steunen 31 samen met de bijbehorende wieldragers 32 en de bijbehorende voorwielen 33 ver-35 zwenkbaar zijn om de hartlijn van de steunen 31» welke hartlijn eveneens samenvalt met de hartlijn van de binnen de steunen 31 gelegen aandrijfassen die de voorwielen 33 aandrijven. De steunen 31 zijn aan hun boveneinde voorzien van hefbomen 34, die - gerekend ten opzichte van de richting A - - 7 - schuin voorwaarts eh. "binnenwaarts uitsteken en aan hun van de steunen 31 af gekeerde einden verzwenkbaar zijn 'gekoppeld met stuurstangen 35, die zich vanaf de hefbomen 34 binnenwaarts, en ten opzichte van de rijrichting A 5 schuin achterwaarts uitstrekken en aan hun binnenste einden verzwenkbaar zijn gekoppeld met de achterste hoekpunten van een driehoekige stuurplaat 36 (fig· 2), die om een opwaarts gerichte zwenkas 37 verzwenkbaar is bevestigd ten opzichte van het star ten opzichte van het gestel 1 10 bevestigde huis van de versnellingsbak 13· De zwenkassen die aan beide uiteinden van de stuurstangen 35 zijn aangebracht en de zwenkas 37 zijn bij voorkeur evenwijdig aan de hartlijnen van steunen 31 gericht. Aan het achtereinde van de stuurplaat 36 is tevens het einde van een zuiger-15 stang van een hydraulische cylinder 38 aangebracht, terwijl het uiteinde van deze cylinder zelf om een opwaartse zwenkas verzwenkbaar is bevestigd ten opzichte van het gestel-deel 5 en een der huizen 30. De hydraulische cylinder 38 is op korte afstand, achter een der huizen 30 gelegen en 20 is bedienbaar vanuit de cabine 6. Gezien in bovenaanzicht volgens fig, 2 snijden de stuurstangen 35 een loodrecht op het vlak 9 gelegen verbindingslijn tussen de huizen 30, terwijl de verzwenkbare verbindingen van deze stuurstangen met de stuurplaat 36 aan de achterzijde van deze verbin-25 dingslijn zijn gelegen. Afgezien van de bestuurbaarheid van de voorwielen 33 zijn deze wielen aan een draagconstructie 29, 30, 31, 32 aangebracht, die star is opgesteld ten opzichte van het trekkergestel 1. De afstand : tussen de fuseeassen en aandrijf motor 10 is ongeveer gelijk 30 aan de diameter van de voorwielen.The differential located in housing 13 has two output shafts which extend into the hollow carriers 29 and drive bevel gears mounted in the housings 30 such that shafts located within the brackets 31 drive bevel gears disposed, the output axles are coupled to the front wheels 33 30 belonging to each wheel carrier 32. The rotary axes of the front wheels 33 driven in this way coincide with the center lines of the wheel carriers 32. The supports 31 are alloyed in the housings 30 such that the supports 31 with the associated wheel carriers 32 and the associated front wheels 33 are pivotable about the center line of the supports 31, which center line also coincides with the center line of the drive shafts located within the supports 31 driving the front wheels 33. The supports 31 are provided at their upper end with levers 34, which - calculated relative to the direction A - - 7 - slant forward eh. "projecting inwardly and pivotally at their ends remote from the supports 31" are coupled to steering rods 35 which extend inwardly from the levers 34 and obliquely rearwardly with respect to the direction of travel A 5 and are pivotally coupled at their innermost ends. rear vertices of a triangular steering plate 36 (fig.2), which is pivotally mounted about an upwardly directed pivot shaft 37 relative to the gearbox housing 13 fixed rigidly to the frame 1 · The pivot shafts which are attached to both ends of the steering rods 35 are arranged and the pivot shaft 37 are preferably oriented parallel to the center lines of supports 31. The end of a piston-rod of a hydraulic cylinder 38 is also arranged at the rear end of the steering plate 36, while the end of this cylinder itself is pivotally mounted about an upward pivot axis relative to the frame part 5 and one of the housings 30. The hydraulic cy Linder 38 is located a short distance behind one of the houses 30 and 20 is operable from the cabin 6. Seen in plan view according to fig. 2, the control rods 35 cut a connecting line perpendicular to the plane 9 between the houses 30, while the pivotable connections of these steering rods with the steering plate 36 are located at the rear of this connection line. Apart from the steerability of the front wheels 33, these wheels are mounted on a supporting structure 29, 30, 31, 32, which is rigidly disposed in relation to the tractor frame 1. The distance: between the axle shafts and drive motor 10 is approximately equal to the diameter of the front wheels.

Het voorste uiteinde van de aandrijfas 22 is - gezien in zijaanzicht (fig. 1) - ongeveer ter plaatse van een vlak door de hartlijnen van de steunen 31 gelegen en ter hoogte van de bovenzijde van de voorwielen 33 en, 35 gezien in vooraanzicht, tevens binnen de draagconstructie 29, 30, 31 van de aandrijfbare voorwielen 33, die de vorm heeft van een omgekeerde U. Gezien in zijaanzicht, strekt de cabine 6 zich ongeveer tot vóór de draaiingsassen van - 8 - de voorwielen 33 uit.The front end of the drive shaft 22 - seen in side view (fig. 1) - is located approximately at a plane through the center lines of the supports 31 and at the level of the top side of the front wheels 33 and, seen in front view, also within the supporting structure 29, 30, 31 of the drivable front wheels 33, which has the shape of an inverted U. Seen in side view, the cabin 6 extends approximately in front of the rotational axes of the front wheels 33.

De achterzijde van de hoofdgestelbuis 2, is - gezien in zijaanzicht - ongeveer loodrecht onder de achterste begrenzing van de cabine 6 gelegen; deze achter-5 zijde is aangegeven met het verwijzingscijfer 39. Tegen deze achterzijde sluit een pijpstuk 40, dat eveneens de vorm van een holle cylinder bezit. Het voorste einde van het pijpstuk 40 (dus nabij de door het verwijzings-cijfer 39 aangegeven begrenzing) is afgedicht door middel 10 van een sterk schot, dat ter plaatse tegen de binnenomtrek van het pijpstuk 40 is gelast. Tegen de voorzijde van dit schot is een cylindrische pijp 41 gelast, die in de pijp 2 is gestoken en zich tot aan de voorzijde van de pijp 2 uitstrekt. De buitenomtrek van de pijp 41 15 ligt nauwsluitend aan tegen de binnenomtrek van de pijp 2, zodat het pijpstuk 40 en de pijp 41, die êên geheel vormen, vrij draaibaar zijn gelegerd in de pijp 2. De hartlijnen van het pijpstuk 40, die van de pijp 41 en die van de pijp 2 vallen samen. Tegen de voorzijde van de pijp 2 is 20 een schot 42 gelast, waarin een rondom zijn hartlijn gelegen gat is aangebracht, waardoor een bout 43 steekt.The rear of the main frame tube 2, seen in side view, is located approximately perpendicularly below the rear boundary of the cabin 6; this rear side is indicated by the reference numeral 39. A pipe section 40, which also has the shape of a hollow cylinder, closes against this rear side. The front end of the pipe section 40 (i.e. near the boundary indicated by reference numeral 39) is sealed by means of a strong baffle, which is welded in situ against the inner circumference of the pipe section 40. A cylindrical pipe 41 is welded against the front of this partition, which is inserted into the pipe 2 and extends to the front of the pipe 2. The outer circumference of the pipe 41 abuts snugly against the inner circumference of the pipe 2, so that the pipe piece 40 and the pipe 41, which form one whole, are freely rotatably mounted in the pipe 2. The axes of the pipe piece 40, which the pipe 41 and that of the pipe 2 coincide. A partition 42 is welded against the front side of the pipe 2, in which a hole is arranged around its axis, through which a bolt 43 protrudes.

Het binnen de pijp 2 gelegen deel van de bout 43 is geschroefd in een van schroefdraad voorzien gat van een schot 44A dat in het vooreinde van de pijp 41 is gelegen 25 en aan zijn omtrek tegen de binnenomtrek van de pijp 41 is gelast. De bout 43 verhindert een achterwaarts uitschuiven van het pijpstuk 40 ten opzichte van de pijp 2 en maakt de instelling van een zekere aanlegdruk mogelijk tussen het vooreinde van het pijpstuk 40 en het achter-30 einde van de pijp 2. Het achtereinde van het pijpstuk 40 is ongeveer verticaal onder het achtereinde van de buis 7 gelegen, waarop de cabine 6 rust (fig. 1). Het pijpstuk 40 is derhalve samen met de pijp 41 verzwenkbaar ten opzichte van de hoofdgestelbuis 2.The part of the bolt 43 located within the pipe 2 is screwed into a threaded hole of a baffle 44A located in the front end of the pipe 41 and welded circumferentially to the inner circumference of the pipe 41. The bolt 43 prevents the pipe piece 40 from sliding backwards relative to the pipe 2 and allows the setting of a certain contact pressure between the front end of the pipe piece 40 and the rear end of the pipe 2. The rear end of the pipe piece 40 is located approximately vertically below the rear end of the tube 7, on which the cabin 6 rests (fig. 1). The pipe piece 40 is therefore pivotable together with the pipe 41 relative to the main frame tube 2.

35 Tegen het achtereinde van het pijpstuk 40 is een blak of buis 44 gelast, die zich dwars op de rijrichting A uitstrekt en - indien de trekker op een horizontaal vlak is opgesteld - symmetrisch is opgesteld ten opzichte - 9 - van liet vlak 9. Elk der beide uiteinde van de balk 44 is ongeveer in een evenwijdig aan het vlak 9 aangebracht vlak gelegen dat ongeveer samenvalt met het verticale symmetrievlak van het buitenste, aan dezelfde zijde van het vlak 9 5 gelegen voorwiel 33 of iets daarbuiten. Nabij deze buitenste uiteinden van de balk 44 zi.jn tegen de achterzijde . ervan dragers 45 aangebracht, die zich in achterwaartse richting uitstrekken en tevens enigszins schuin neerwaarts zijn gericht. Nabij de achterzijde van elke drager 45 is 10 een draaiingsas 46 bevestigd, die zich evenwijdig aan de lengterichting van de balk 44 uitstrekt en die aan weerszijden van de betreffende drager 45 uitsteekt. Om elk uiteinde van elk der beide draaiingsassen 46 is ten minste één achterwiel 47 gelegerd, zodat aan elke drager 45 een 15 tweetal achterwielen 47 is toegevoegd, waarbij de wielen van dit tweetal aan weerszijden van de drager 45 zijn gelegen. De bevestiging van elk tweetal wielen 47 is zodanig, dat elk van deze wielen vrij draaibaar is ten opzichte van het andere wiel van het tweetal. Gezien in 20 het zijaanzicht volgens fig. 1.A bar or tube 44 is welded against the rear end of the pipe piece 40, which extends transversely to the direction of travel A and - if the tractor is mounted on a horizontal plane - is arranged symmetrically with respect to - 9 - of the plane 9. Each the two ends of the beam 44 are located approximately in a plane arranged parallel to the plane 9, which approximately coincides with the vertical plane of symmetry of the outer front wheel 33, located on the same side of the plane 95, or slightly beyond. Near these outer ends of the beam 44 are against the rear. bearers 45 which extend in the rearward direction and are also directed slightly obliquely downward. Attached to the rear of each carrier 45 is a rotary axis 46, which extends parallel to the longitudinal direction of the beam 44 and which protrudes on either side of the respective carrier 45. At least one rear wheel 47 is mounted on each end of each of the two rotation axes 46, so that two rear wheels 47 are added to each carrier 45, the wheels of this pair being located on either side of the carrier 45. The attachment of each pair of wheels 47 is such that each of these wheels is freely rotatable relative to the other wheel of the pair. Seen in the side view according to Fig. 1.

De vier voorwielen 33 zijn evenals de vier achterwielen 47 in een dwars op de rijrichting A gelegen rij aangebracht en de opstelling van de beide rijen is zodanig dat - gezien evenwijdig aan de rijrichting A -25 elk der buitenste voorwielen 33 is opgesteld tussen de aan één zijde van het symmetrievlak 9 gelegen achterwielen 47 zodat, gezien in bovenaanzicht volgens fig. 2, het verticale symmetrievlak van elke drager 45 ongeveer samenvalt met het verticale symmetrievlak van een buitenste 30 voorwiel 33. Verder is elk der binnenste voorwielen 33 zodanig aangebracht, dat elk binnenste voorwiel 33» opnieuw gezien in de rijrichting A, in hoofdzaak gelegen is tussen het symmetrievlak 9 en een binnenste achterwiel 47. Dit komt tot uitdrukking in het vooraanzicht van de 35 trekker volgens fig. 3» waaruit blijkt dat de wielen over nagenoeg de gehele breedte van de trekker in aanraking zijn met de grond, zodat het gewicht van de trekleer over - 10 - de gehele spoorbreedte wordt verdeeld. De totale afmeting van de rij achterwielen 47 bedraagt, gerekend dwars op de rijrichting A, ongeveer 3 m. De diameter van alle wielen is ongeveer dezelfde en bedraagt ongeveer 1 m of minder, 5 bij voorkeur ongeveer 90. cm, terwijl de breedte van elk wiel ongeveer 40 cm bedraagt.The four front wheels 33, like the four rear wheels 47, are arranged in a row located transversely of the direction of travel A and the arrangement of the two rows is such that - seen parallel to the direction of travel A-25, each of the outer front wheels 33 is arranged between the one rear wheels 47 located on the side of the symmetry plane 9, so that, viewed in top view according to Fig. 2, the vertical symmetry plane of each carrier 45 approximately coincides with the vertical symmetry plane of an outer front wheel 33. Furthermore, each of the inner front wheels 33 is arranged such that each inner front wheel 33 »again seen in the direction of travel A, lies mainly between the plane of symmetry 9 and an inner rear wheel 47. This is reflected in the front view of the tractor according to fig. 3», which shows that the wheels are spread over almost the entire width of the tractor are in contact with the ground, so that the weight of the pull leather is distributed over the entire track width. The total dimension of the row of rear wheels 47, calculated transverse to the direction of travel A, is about 3 m. The diameter of all wheels is about the same and is about 1 m or less, preferably about 90 cm, while the width of each wheel is approximately 40 cm.

De achterwielen 47 zijn als geheel, samen met de dragers 45, de balk 44 en het pijpstuk 40 en de pijp 41 om de hartlijn van de buis 2 verzwehkbaar ten opzichte 10 van het gestel van de trekleer en tevens ten opzichte van de voorwielen 33·The rear wheels 47 as a whole, together with the carriers 45, the beam 44 and the pipe piece 40 and the pipe 41, are pivotable about the center line of the pipe 2 with respect to the frame of the tensile leather and also with respect to the front wheels 33

Op de bovenzijde van de in dit uitvoerings-voorbeeld vierkante holle balk 44, is een steun 48A aangebracht, die even ver van het vlak 9 is gelegen als 15 de uitgaande as 26 van de aandrijfkast 25.On the top side of the hollow beam 44 square in this embodiment, a support 48A is arranged, which is located as far from the plane 9 as the output shaft 26 of the drive box 25.

De steun 48A legert een as 48, die zowel aan de voor- als aan de achterzijde van de steun 47 uitsteekt en die ongeveer horizontaal en evenwijdig aan het symmetrievlak 9 is gericht. Het aan de voorzijde van de 20 steun 47 uitstekende deel van de as 48 is door middel van een van twee universele koppelingen voorziene aandrijfas 49 gekoppeld met de uitgaande as 26 van de aandrijfkast 25, zodat de as 48 aandrijfbaar is met een omwentelingssnelheid die evenredig is met de omwente-25 lingssnelheid van de aangedreven voorwielen 33 en daarmee tevens met die van de niet-aangedreven achterwielen 47·The bracket 48A rests a shaft 48 which protrudes from both the front and rear of the bracket 47 and which is oriented approximately horizontally and parallel to the plane of symmetry 9. The part of the shaft 48 protruding at the front of the support 47 is coupled to the output shaft 26 of the gearbox 25 by means of a drive shaft 49 provided with two universal couplings, so that the shaft 48 can be driven at a rotation speed which is proportional with the revolution speed of the driven front wheels 33 and thus also with that of the non-driven rear wheels 47

Op de bovenzijde van de balk 44 zijn nabij het symmetrie-vlak 9 een tweetal plaatvormige, op korte afstand van elkaar opgestelde opwaarts gerichte steunplaten 50 star bevestigd, 30 die zich vanaf de balk 44 schuin opwaarts en achterwaarts uitstrekken. Nabij het vrije uiteinde van de steunplaten 50 is een bevestigingsgat 51 aangebracht. Tegen de achterzijde van de balk 44 zijn aan beide zijden van het sym-metrievlak 9 bevestigingsoren 52 star bevestigd, waar-35 aan onderste hefarmen 53 verzwenkbaar zijn bevestigd, die zich vanaf de oren 52 achterwaarts en enigszins schuin buitenwaarts uitstrekken en die symmetrisch zijn . : . .-. 11 - opgesteld ten opzichte van het symmetrievlak 9« De hefarmen 53 zijn ten opzichte van de oren 52 verzwenkbaar om evenwijdig aan de lengterichting van de balk 44 gelegen zwenkbassen 54. Gezien in zijaanzicht zijn de 5 zwenkassen 54 nabij de voorzijden van de wielen 47 gelegen.Two plate-shaped upwardly oriented supporting plates 50, which are arranged at a short distance from each other, are rigidly mounted on the top side of the beam 44 near the symmetry plane 9 and extend obliquely upwards and backwards from the beam 44. A mounting hole 51 is provided near the free end of the support plates 50. To the rear of the beam 44, mounting ears 52 are rigidly secured on both sides of the symmetry plane 9, and are mounted pivotally on lower lift arms 53, which extend backwardly and slightly obliquely outwardly from the ears 52 and which are symmetrical. :. .-. 11 - arranged with respect to the plane of symmetry 9. The lifting arms 53 are pivotable with respect to the ears 52 about pivot axes 54 located parallel to the longitudinal direction of the beam 44. Seen in side view, the 5 pivot axes 54 are located near the front sides of the wheels 47 .

In de steunplaten 50 is op afstand boven de zwenkassen 54 en eveneens op afstand boven de balk 44 een as 55 gelegerd, die zich evenwijdig aan de balk 44 uitstrekt. De as 55 steekt aan weerszijden buiten het paar 10 steunplaten 50 uit en is nabij zijn beide uiteinden star verbonden, met een hefboom 56, die zich - in de stand volgens fig. 1 - vanaf het betreffende uiteinde van de as 55 achterwaarts uitstrekt tot ongeveer boven de draaiingsas van de achterwielen 47· Dit achterste 15 uiteinde van elke hefboom 56 is door middel ven een zich neerwaarts uitstrekkende hefam 57 op verzwenkbare wijze verbonden met de nabijgelegen onderste hefarm 53. De hefbomen 56 en de hefarmen 57 zijn symmetrisch ten opzichte van. het symmetrievlak 9 opgesteld. De as 55 is nabij 20 zijn in het symmetrievlak 9 gelegen midden star verbonden met een hefboom 58, die zich vanaf de as 55 neerwaarts uitstrekt tot nabij de achterzijde van de balk 44 en aldaar op verzwenkbare wijze verbonden is met het uiteinde van de zuigerstang van een hydraulische cylinder 59, 25 die in het pijpstuk 40 is gelegen. De cylinder 59, die vanuit de bestuurderscabine 6 bedienbaar is, is nabij zijn voorste uiteinde door middel van een horizontale, . dwars op de rijrichting A gelegen zwenkas 60 verzwenkbaar bevestigd ten opzichte van het pijpstuk 40. Teneinde 30 deze opstelling van de cylinder 59 te kunnen bewerkstelligen zijn in de voor- en achterwand van de balk 44 passende openingen aangebracht om de cylinder 59 en zijn zuigerstang te kunnen aanbrengen. Door bediening van de hydraulische cylinder 59 kunnen de onderste hefarmen 53 35 via de hefboom 58, de beide hefbomen 56 en de beide hefarmen 57 zowel opwaarts als neerwaarts worden gedrukt.In the support plates 50 a shaft 55 is mounted at a distance above the pivot axes 54 and also at a distance above the beam 44, which extends parallel to the beam 44. The shaft 55 protrudes from either side of the pair of support plates 50 on either side and is rigidly connected near its two ends, with a lever 56, which - in the position according to Fig. 1 - extends backwards from the respective end of the shaft 55 to approximately above the axis of rotation of the rear wheels 47 · This rear end of each lever 56 is pivotally connected by means of a downwardly extending lever 57 to the nearby lower lever arm 53. The levers 56 and the lifting arms 57 are symmetrical with respect to. the symmetry plane 9 is arranged. The shaft 55 is rigidly connected to its center 55 located in the plane of symmetry 9 with a lever 58, which extends from the shaft 55 downwards to near the rear side of the beam 44 and is pivotally connected there to the end of the piston rod of a hydraulic cylinder 59, 25 located in the pipe section 40. The cylinder 59, which can be operated from the driver's cabin 6, is near its front end by means of a horizontal. pivot shaft 60 transverse to the direction of travel A is pivotally mounted relative to the pipe piece 40. In order to enable this arrangement of the cylinder 59 to be effected, suitable openings are provided in the front and rear wall of the beam 44 for the cylinder 59 and its piston rod. can apply. By operating the hydraulic cylinder 59, the lower lifting arms 53 35 can be pressed upwards and downwards via the lever 58, the two levers 56 and the two lifting arms 57.

De hefarmen 53 en een i*1 de bevestigingsgaten 51 van de steunplaten 50 zwehkbaar bevestigbare topstang vormen een driepuntshefinrichting 61.The lifting arms 53 and a pivotally attachable top link mounting holes 51 of the support plates 50 form a three-point lifting device 61.

€ " - 12 -€ "- 12 -

Aan de voorzijde van de trekker is tegen het huis van de versnellingsbak en differentieel 13 een tweetal steun-platen 62 bevestigd, die op een korte afstand aan weerszijden van het symmetrievlak 9 zijn opgesteld en in voorwaartse 5 richting uitsteken. Om een zwenkas 63 die nabij de voor- en bovenzijde van de steunplaten 62 ter hoogte van de bovenzijde van de versnellingsbak 13 is gelegerd, is een houder 64 verzwenkbaar aangebracht, die aan zijn voorzijde is gelast tegen de achterzijde van een opwaarts gerichte holle buis Ί0 65j die in de getekende stand - gerekend in opwaartse richting - schuin achterwaarts is gericht. De houder 64 omvat nabij zijn onderzijde een zwenkas 66 waarom een uiteinde van een hydraulische cilinder 67 verzwenkbaar is aangebracht. Het anderè uiteinde van de cylinder 67 is om 15 een zwenkas 68 verzwenkbaar aangebracht. De zwenkas 68 is eveneens tussen de platen 62 gelegen en nabij het vooreinde van het huis van de versnellingsbak 13 aangebracht. De hydraulische cilinder 67 strekt zich vanaf de zwenkas 68 ongeveer horizontaal en voorwaarts uit. Om de zwenkas 66 • 20 eveneens een uiteinde van een hydraulische cylinder 69 aangebracht, die tussen twee benen van de houder 64 is gelegen en zich vanaf de zwenkas 66 in opwaartse richting uitstrekt. Het bovenste einde van de zuigerstang van de hydraulische cylinder 69 is verzwenkbaar bevestigd om een zwenkas 70, 25 die gelegerd is in een steun 71» waarvan de voorzijde star is vastgelast aan een buis 72, die althans ten dele binnen de buis 65 is gelegen en ten opzichte van de buis 65 telescopisch op- en neerverschuifbaar is. Daartoe is in de achterzijde van de buis 65 een evenwijdig aan de hartlijn 30van de buis 65 verlopende sleuf aangebracht, waardoor de steun 70 in achterwaartse richting uitsteekt, zodat de steun 71 en de buis 72 ten opzichte van de buis 65 op- en neerwaarts verschuifbaar zijn. De buis 72, die evenals de buis 65 bij voorkeur een rechthoekige holle doorsnède bezit, steekt aan 35de onderzijde van de buis 65 uit en is via een bevestigings-lip 73 vast verbonden met een toogvormige buis 74, waarvan de hartlijn in een loodrecht op het vlak 9 gelegen vlak is gelegen. De buis 74 is, zoals uit fig. 3 blijkt,- gebogen in de vorm van een halve cirkel en steekt vanaf zijn bevestiging Λ - 13 - aan de buis 72 aan weerszijden van het vlak 9 op symmetrische wijze in neerwaartse richting uit. Nabij elk der beide onderste uiteinden van de buis 74 is een bevestigingslip 75 aangebracht. De beide bevestigingslippen 75 en de bevesti-5 gingslip 73 zijn aan hun uiteinden voorzien van bevestigings-gaten voor het bevestigen van aan de trekker te koppelen machines of werktuigen, zodat de constructie 72 - 75 een driepuntshefinrichting vormt. De zwenkassen 63, 66, 68 en 70 zijn alle evenwijdig aan elkaar en loodrecht op het 1,0 symmetrievlak 9 gericht. Gezien in het vooraanzicht volgens fig. 3, zijn de bevestigingslippen 75 van de hefinrichting 76 vóór de binnenste voorwielen 33 opgesteld. Gezien in fig. 1 is de hefinrichting 76 nabij de voorzijden van de voorwielen 33 gelegen.Two support plates 62 are mounted on the front of the tractor against the housing of the gearbox and differential 13, which are arranged at a short distance on either side of the plane of symmetry 9 and protrude in the forward direction. Around a pivot shaft 63 which is mounted near the front and top of the support plates 62 at the top of the gearbox 13, a holder 64 is pivotally mounted, which is welded at its front against the rear of an upwardly directed hollow tube Ί0 65j, which is oriented obliquely backwards in the drawn position, calculated in the upward direction. The holder 64 comprises a pivot shaft 66 near its bottom, around which an end of a hydraulic cylinder 67 is pivotally mounted. The other end of the cylinder 67 is pivotally mounted about a pivot axis 68. The pivot shaft 68 is also located between the plates 62 and is arranged near the front end of the housing of the gearbox 13. The hydraulic cylinder 67 extends from the pivot shaft 68 approximately horizontally and forwardly. Also arranged around the pivot shaft 66 • 20 is an end of a hydraulic cylinder 69, which is located between two legs of the holder 64 and extends in an upward direction from the pivot shaft 66. The upper end of the piston rod of the hydraulic cylinder 69 is pivotally mounted about a pivot shaft 70, 25 which is mounted in a support 71, the front of which is rigidly welded to a pipe 72, which is located at least partly within the pipe 65 and is telescopically slidable up and down relative to tube 65. To this end, a slot running parallel to the axis 30 of the tube 65 is provided in the rear of the tube 65, so that the support 70 protrudes in the rearward direction, so that the support 71 and the tube 72 are displaceable up and down relative to the tube 65 to be. The tube 72, which, like the tube 65, preferably has a rectangular hollow cross section, protrudes from the underside of the tube 65 and is fixedly connected via a fixing lip 73 to a bar-shaped tube 74, the center line of which is perpendicular to the flat 9 located flat is located. As shown in FIG. 3, the tube 74 is curved in the form of a semicircle and protrudes symmetrically downwardly from its attachment to the tube 72 on either side of the plane 9. A fastening lip 75 is provided near each of the two lower ends of the tube 74. The two mounting lips 75 and the mounting lip 73 are provided at their ends with mounting holes for mounting machines or implements to be coupled to the tractor, so that the structure 72-75 forms a three-point lifting device. The pivot axes 63, 66, 68 and 70 are all parallel to each other and perpendicular to the 1.0 plane of symmetry 9. Viewed in the front view of Figure 3, the mounting tabs 75 of the lifting device 76 are disposed in front of the inner front wheels 33. As seen in Fig. 1, the lifting device 76 is located near the front sides of the front wheels 33.

Ipj Volgens de in de figuren 4 en 5 getekende opstelling is zowel aan de voorste hefinrichting 76 als aan de achterste hefinrichting 61 één of meer machines of werktuigen bevestigd. De gehele opstelling volgens de figuren 4 en 5 vormt een landbouwmachine waarvan de trekker de krachtbron vormt.According to the arrangement shown in Figures 4 and 5, one or more machines or implements are attached to both the front lifting device 76 and the rear lifting device 61. The entire arrangement according to Figures 4 and 5 forms an agricultural machine, the tractor of which forms the power source.

20 Volgens de combinatie van machines en werktuigen die in de figuren 4 en 5 is afgebeeld, is aan de voorste hefinrichting 76 een grondfrees 77 bevestigd, die een horizontale, dwars op de rijrichting A gelegen as 78 omvat, waaraan, verdeeld over de lengte van de as 78 @.ie in dit voorbeeld 2cjongeveer 3 m bedraagt) freeslichamen 79 zijn bevestigd. Dit werkzame deel van de grondfrees 77 wordt over zijn gehele werkzame lengte afgedekt door een afdekplaat 80, die volgens een deel van een cirkelboog is gevormd en aan zijn achterzijde in achterwaartse richting horizontaal is afgebogen en tijdens 3(t>edrijf op het bewerkte grondoppervlak aansluit. De freesas 78, is aandrijfbaar via een zich vanaf een uiteinde van de as 78 in opwaartse richting uitstrekkende tandwielkast 8 1, die aan een zijkant van de frees 77 is opgesteld en aan zijn bovenzijde aandrijfbaar is via een dwars op de rijrichting A 35 gelegen aandrijfas 82 (fig. 5), die via een tandwielkast 83 aandrijfbaar is vanaf een ingaande as 84. De ingaande as 84 is door middel van een van universele koppelingen voorziene tussenas 85 aansluitbaar op het voorste uiteinde van de aandrijfas 22 van de trekker die, zoals hiervoor is vermeld, V -X ’According to the combination of machines and tools shown in Figs. 4 and 5, a front cutter 76 is mounted on the front lifting device 76 and comprises a horizontal shaft 78 located transversely of the direction of travel, to which, distributed over the length of the shaft 78 @ which in this example is 2 mm spring 3 m) milling bodies 79 are attached. This active part of the rotary cultivator 77 is covered over its entire working length by a cover plate 80, which is formed according to a part of a circular arc and which is bent backwards horizontally at its rear and which adjoins the worked soil surface during 3 The milling shaft 78 is drivable via an upwardly extending gearbox 81 extending from one end of the shaft 78, which is arranged on a side of the milling cutter 77 and is drivable at its top via a transverse direction of travel A35. drive shaft 82 (fig. 5), which can be driven via a gearbox 83 from an input shaft 84. The input shaft 84 can be connected to the front end of the drive shaft 22 of the tractor by means of an intermediate shaft 85 provided with universal couplings, as mentioned above, V -X '

i. Vi. V

-14- aandrijfbaar is met‘ een omwent elingssnelheid die evenredig is met de omwentelingssnelheid van de uitgaande as van de motor 10 van de trekker.-14- is drivable at a speed of revolution proportional to the speed of revolution of the output shaft of the engine of the tractor.

De tandwielkast 81 van de grondfrees 77 wordt af-5 gesteund door middel van een zijplaat 86, die eveneens aan het andere einde van de frees is aangebracht. Beide zitplaten 86 worden ondersteund door een aan de achterzijde en aan de voorzijde gelegen balk 87A. Beide balken 87A zijn loodrecht op het symmetrievlak 9 gericht, worden onderling 10 verbonden door een tweetal op afstand naast elkaar geplaatste boogvormige buizen 87, die op symmetrische wijze aan weerszijden van de tandwielkast 83 en van het symmetrievlak 9 zijn gelegen. Nabij de bovenzijde van de beide boogvormige buizen 87 zijn balken 88 aangebracht, die evenwijdig aan de 15 as 78 zijn gericht en de buizen 87 verbinden. Nabij het symmetrievlak 9 zijn een tweetal evenwijdige, vertikaal gerichte, en in de rijrichting A gerichte steunplaten 89 aangebracht, die star bevestigd zijn aan de verbindings-balken 88. Zoals uit fig. 4 blijkt, zijn de buizen 87, de 20 balken 88 en de steunplaten 89 symmetrisch opgesteld ten opzichte van een verticaal symmetrievlak 90 dat de as 78 omvat en dat loodrecht op het symmetrievlak 9 is gericht.The gearbox 81 of the router 77 is supported by a side plate 86, which is also mounted on the other end of the cutter. Both seat plates 86 are supported by a beam 87A located at the rear and at the front. Both beams 87A are oriented perpendicular to the plane of symmetry 9, are mutually connected by two spaced apart arcuate tubes 87, which are symmetrically located on either side of the gearbox 83 and of the plane of symmetry 9. Beams 88 are arranged near the top of the two arcuate tubes 87, which are oriented parallel to the axis 78 and connect the tubes 87. Two parallel, vertically oriented and directionally oriented support plates 89 are provided near the symmetry plane 9, which are rigidly fixed to the connecting beams 88. As appears from Fig. 4, the pipes 87, the beams 88 and the support plates 89 are arranged symmetrically with respect to a vertical symmetry plane 90 which comprises the axis 78 and which is oriented perpendicular to the symmetry plane 9.

Aan de achterste zijde van de achterste balk 87A en tevens aan de voorzijde van de voorste balk 87A zijn steunplaten 91 25 star aan de nabijgelegen valk 87A bevestigd. In de steunplaten 91 zijn bevestigingsgaten 92 aangebracht, ter bevestiging van de grondfrees 77 aan de hefinrichting van een krachtbron. Nabij beide einden van de steunplaten 89 zijn bevestigingsgaten 93 aangebracht, ter bevestiging van 30 üe frees aan de bovenste punt van een driepuntshefinrichting. De steunplaten 91 zijn op een zodanige vertikale onderlinge afstand van de balken 87A bevestigd dat deze afstand overeenkomt met die tussen de onderste bevestigingslippen 75 van de hefinrichting 76. Uit fig. 4 blijkt dat het drietal aan-35 koppelpunten 92, 93 aan de ene zijde van de frees 77, zowel als die aan de andere zijde van de frees, op geheel spiegelbeeldige wijze zijn opgesteld ten opzichte van het symmetrievlak 90, zodat de frees 77 zowel met zijn achterzijde als met zijn voorzijde aan een driepuntshefinrichting kan worden - 15 - bevestigd. Het is uiteraard op analoge wijze mogelijk om anderss o ortige landbouwmachines of landbouwwerktuigen van een dergelijke tweevoudige aankoppelingsmogelijkheid te voorzien. In het uitvoeringsvoorbeeld volgens fig. 4 zijn, 5 gezien in zijaanzicht, de bevestigingsgaten 93 verticaal boven de nabijgelegen bevestigingsgaten 92 gelegen, maar dit is geen beperking van de hier beschreven constructie.Support plates 91 are rigidly attached to the nearby falcon 87A on the rear side of the rear beam 87A and also on the front of the front beam 87A. Mounting holes 92 are provided in the support plates 91, for attaching the router 77 to the lifting device of a power source. Attachment holes 93 are provided near both ends of the support plates 89 for attaching 30 milling cutters to the top tip of a three-point hitch. The support plates 91 are mounted at such a vertical distance from the beams 87A that this distance corresponds to that between the lower mounting lips 75 of the lifting device 76. Fig. 4 shows that the three coupling points 92, 93 on one side of the cutter 77, as well as those on the other side of the cutter, are arranged in a completely mirror-image manner with respect to the symmetry plane 90, so that the cutter 77 can be attached to a three-point lifting device with both its rear and its front . It is of course possible in an analogous manner to provide other agricultural machines or agricultural implements with such a double coupling option. In the exemplary embodiment of FIG. 4, viewed in side elevation, the mounting holes 93 are located vertically above the adjacent mounting holes 92, but this is not a limitation of the construction described herein.

Zoals uit fig. 4 blijkt, is aan de achterzijde van de krachtbron een drietal machines tegelijkertijd aan 10 de hefinrichting 61 bevestigd: een roterende eg 94 met om opwaarts gerichte assen aandrijfbare egtanden, een boven de eg 94 opgestelde zaaimachine 95 en een achter de eg 94 en deels onder de zaaimachine 95 gelegen aandrijfbare rol 96. die onder meer als verkruimelrol voor gronddelen dient.As can be seen from Fig. 4, three machines are simultaneously attached to the lifting device 61 at the rear of the power source: a rotary harrow 94 with harrow tines which can be driven upwardly directed axes, a seeder 95 arranged above the harrow 94 and one behind the harrow. 94 and drivable roller 96 situated partly under the seed drill 95, which serves inter alia as a crumbling roller for soil parts.

-jij De roterende eg 94 bezit een ingaande as 97» die nabij het symmetrievlak 9 is gelegen, die door middel van een van universele koppelingen voorziene tussenas 98 gekoppeld is met een tussen de steunplaten 50 op de bovenzijde van de balk 44 gelegerd asstuk 99 (fig. 5), waarvan het voorste 20 uiteinde door middel van een van universele koppelingen voorziene tussenas 100 aandrijf baar verbonden is met het achterste uiteinde van de aandrijfas 22, die met een omwen-telingssnelheid aandrijfbaar is, die evenredig is met die van de aandrijfmotor 10. De roterende eg 94 is nabij het 25 midden van zijn lengte voorzien van een opwaarts gerichte, ongeveer driehoekige bok 101, die nabij de bovenste uiteinde is voorzien van een bevestigingsgat 102 voor het aanbrengen van een topstang 103 van de hefinrichting 61. Nabij de beide zijkanten van de bok 101 zijn op het hoofdgestel van de eg 30 steunen 104 aangebracht, ten dienste van de aankoppeling van de eg 94 aan de onderste hefarmen 53 van de krachtbron.The rotary harrow 94 has an input shaft 97, which is located near the symmetry plane 9, which is coupled by means of an intermediate shaft 98 provided with universal couplings to an axle piece 99 mounted between the support plates 50 on the top of the beam 44 ( Fig. 5), the front end of which is drivably connected by a universal shaft 100 provided with universal couplings to the rear end of the drive shaft 22, which is drivable at a speed of revolution proportional to that of the drive motor 10. The rotary harrow 94 is provided near the center of its length with an upwardly oriented, approximately triangular trestle 101, which is provided near the upper end with a mounting hole 102 for mounting a top link 103 of the lifting device 61. Near the both sides of the trestle 101 are mounted on the main frame of the harrow 30 supports 104, for the purpose of coupling the harrow 94 to the lower lifting arms 53 of the force source.

Met elk der steunen 104 werken nog twee andere steunbalken .samen, die behoren tot andere machines en wel een steunbalk 105, behorend tot de zaaimachine 95 en een steunbalk 106, die 3^behoort tot de aandrijfbare rol 96. De beide aan weerszijden van het symmetrievlak 9 gelegen steunbalken 105 verlopen vanaf hun onderste aankoppelpunten schuin opwaarts en achterwaarts tot een draagbalk 107 die een zaadbak 108 van de zaaimachine 95 over zijn gehele breedte (ongeveer 3 m) ondersteunt. De V - - 16 - steunbalken 105 zijn bij voorkeur star met het overige deel van de zaaimachine 95 verbonden. De dimensionering is zodanig dat de beide steunbalken 105 tot boven de eg 94 reiken. Aan de voorzijde en nabij het symmetrievlak 9 is aan de zaadbak 5 108 een steun 108A aangebracht door middel waarvan de zaai machine 95 kan worden gekoppeld aan zowel het boveneinde van de bok 101 als aan de topstang 103.Two other support beams, which belong to other machines, work together with each of the supports 104, namely a support beam 105 belonging to the seed drill 95 and a support beam 106 belonging to the drivable roller 96. Both on either side of the support beams 105 located symmetrically 9 extend obliquely upwards and backwards from their lower coupling points to a support beam 107 which supports a seed box 108 of the seed drill 95 over its entire width (about 3 m). The V-16 support beams 105 are preferably rigidly connected to the remaining part of the seed drill 95. The dimensioning is such that the two support beams 105 extend above the harrow 94. At the front and near the plane of symmetry 9, a support 108A is arranged on the seed box 5 108, by means of which the sowing machine 95 can be coupled to both the top end of the trestle 101 and to the top rod 103.

De tot de aandrijfbare rol 96 behorende steunbalken 106 die beide symmetrisch ten opzichte van het vlak 9 10 zijn opgesteld, verlopen vanaf de aankoppeling aan de onderste hefarmen 53 schuin achterwaarts en enigszins opwaarts tot aan een draagbalk 109 die een gestelbalk vormt voor de rol 96. De steunbalken 106 zijn bij voorkeur star met het gestel van de aandrijf bare rol 96 verbonden. Aan één zijde 15 van het symmetrievlak 9 en op korte afstand daarvan is een tandwielkast 110 van de rol 96 aangebracht, die afsteunt op de draagbalk 109 van het gestel van de rol 96. De tandwielkast 110 bevat een vertragingsmechanisme door middel waarvan de rol 96 aandrijfbaar is. Een ingaande as 111 van de 20 tandwielkast 110 is d.m.v. een van universele koppelingen voorziene tussenas 112 aandrijfbaar verbonden met het achterste uiteinde van de as 48 van de krachtbron, die met behulp van de aandrijfas 49 aandrijfbaar is met een omwent el ings-snelheid die evenredig is met de rijsnelheid van de krachtbron. 25 De tandwielkast 110 bezit een uitgaande as die d.m.v. een loodrecht op het symmetrievlak 9 gerichte aandrijfas 113 in verbinding is met een ingaan.de as van een aandrijfkast 114, die vanaf de as 113 schuin neerwaarts en achterwaarts verloopt in de richting van een hoofdas 115 van de aandrijfbare rol 96 30 zelf. De aandrijfkast 114 omvat een kettingaandrijving waarmee de rol 96 kan worden aangedreven met een omtrekssnelheid die ongeveer gelijk is of iets groter kan zijn dan de rijsnelheid van de krachtbron. De uitgaande as van de versnellingsbak 13 wordt daartoe in de aandrijfkast 25 van de trekker, in het 35 vertragingsmechanisme 110 en in de aandrijfkast 114 zodanig vertraagd, dat de omtrekssnelheid van de rol met de hierboven genoemde snelheid overeenstemt.The support beams 106 belonging to the drivable roller 96, which are both arranged symmetrically with respect to the plane 9, extend obliquely from the coupling to the lower lifting arms 53 backward and slightly up to a support beam 109 which forms a frame beam for the roller 96. The support beams 106 are preferably rigidly connected to the frame of the drivable roller 96. On one side 15 of the plane of symmetry 9 and at a short distance therefrom is provided a gearbox 110 of the roller 96, which supports on the support beam 109 of the frame of the roller 96. The gearbox 110 contains a decelerating mechanism by means of which the roller 96 is drivable is. An input shaft 111 of the gearbox 110 is by means of an intermediate shaft 112 provided with universal couplings drivably connected to the rear end of the shaft 48 of the power source, which is drivable by means of the drive shaft 49 at a rotation speed proportional to the driving speed of the power source. The gearbox 110 has an output shaft which, by means of a drive shaft 113 oriented perpendicular to the plane of symmetry 9 is in communication with an input shaft of a drive box 114, which extends obliquely downwards and backwards from the shaft 113 in the direction of a main shaft 115 of the drivable roller 96 itself. The drive box 114 includes a chain drive that allows the roller 96 to be driven at a peripheral speed approximately equal to or slightly greater than the driving speed of the power source. To this end, the output shaft of the gearbox 13 is decelerated in the tractor drive box 25, in the deceleration mechanism 110 and in the drive box 114, so that the peripheral speed of the roller corresponds to the above-mentioned speed.

..................................................... . .................... ................ TiS1 ^ - 17 -.................................................. .... .................... ................ TiS1 ^ - 17 -

Nabij het het symmetrievlak 9 is aan het gestel van de aandrijfbare rol 96 een in lengte verstelbare stang 116A verzwenkbaar aangebracht, die tussen de bovenzijde van de eg 94 en de onderzijde van de zaaimachine 95 door reikt 5 tot aan het bovenste aankoppelpunt van de bok 101 en die van de zaaimachine 95 ter bevestiging aan de topstang 103 van de héfinrichting 61. De zaaimachine 95 is van een rij zaaipijpen 95A voorzien die vanaf de zaadbak 108 schuin neerwaarts en achterwaarts gericht zijn en achter de aandrijf-10 bare rol 96 met de grond in aanraking zijn.A longitudinally adjustable rod 116A is pivotally mounted on the frame of the drivable roller 96 near the symmetry plane 9 and extends between the top of the harrow 94 and the bottom of the seed drill 95 to the top coupling point of the trestle 101 and that of the seed drill 95 for attachment to the top link 103 of the lifting device 61. The seed drill 95 is provided with a row of seed pipes 95A which are inclined downwards and backwards from the seed hopper 108 and behind the drive roller 96 with the ground. be in touch.

Uit het voorgaande zal het duidelijk zijn dat de bevestigingspunten van een drietal machines aan de topstang 103 en aan de onderste hefarmen 53 van de driepuntshef-inrichting 61 in wezen samenvallen. Daartoe zijn deze bevestigingspunten uitgevoerd zoals in fig. 6 op grote schaal is aangegeven. Op deze wijze kan worden bereikt dat de aankoppeling van één of meer machines niet afhankelijk is van aankoppelpunten van een andere machine, die aan dezelfde hefinrichting moet worden bevestigd en die daardoor gecom-20 pliceerder en zwaarder moet worden uitgevoerd. In fig. 6 is het paar steunen 104 van de roteerbare eg 94 dat aan één zijde van het symmetrievlak 9 is gelegen, eveneens aangeduid met het verwi jzingsci jfer 104. Deze steunen 104 worden aan de buitenzijden ervan omsloten door een gaffel 116, die 25 bevestigd is aan de steunbalk 106 van de aandrijfbare rol 96.From the foregoing, it will be apparent that the attachment points of three machines to the top link 103 and to the lower lift arms 53 of the three-point hitch 61 are essentially coincident. To this end, these fixing points are designed as shown on a large scale in Fig. 6. In this way it can be achieved that the coupling of one or more machines does not depend on coupling points of another machine, which has to be attached to the same lifting device and which therefore has to be made more complicated and heavier. In Fig. 6, the pair of supports 104 of the rotary harrow 94 located on one side of the symmetry plane 9 is also indicated by the reference digit 104. These supports 104 are enclosed on their outer sides by a fork 116, which is attached to the support beam 106 of the drivable roller 96.

De gaffel 116 wordt vervolgens aan zijn buitenzijden weer omsloten door een gaffel 117, die is bevestigd aan het uiteinde van de steunbalk 105 van de zaaimachine 95. Dit wordt mogelijk gemaakt doordat de steunen 104, de steunbalk 30 106 en de steunbalk 105 onderling steeds een hoek insluiten zoals blijkt uit fig. 4. De steunen 104 en de gaffels 115 en 116 worden door middel van een pen 118 bevestigd aan het achterste einde van de bijbehorende onderste hefarm 53. Bij de bovenzijde van de bok 101 vormt deze bok steunen die in 35 fig. 6 eveneens met het verwi jzingsci jfer 101 zijn aangegeven. Aan de buitenzijden van de steunen 101 is een gaffel 119 gelegen die is bevestigd aan de stang 116a waarmee de rol 96 op de topstang 103 afsteunt. Aan de buitenzijden van de gaffel 119 zijn twee steunplaten 108 A gelegen (fig. 4) waarmee de - 18 - zaadbak 108 aan de topstang 103 van de hef inrichting 61 is bevestigd. Indien de zaaimachine 95 en de aandrijfbare rol •95 zouden zijn voorzien van steunen 105 resp. 106 die ver-zwenkbaar aan de bijbehorende machine zouden zijn bevestigd, 5 zou de voorgestelde veelvoudige aankoppeling eveneens mogelijk zijn daar, gezien in zijaanzicht, driehoekvormige afsteu-ningen aanwezig zijn die immers als vormvast zijn te beschouwen.The fork 116 is then enclosed on its outer sides again by a fork 117, which is attached to the end of the support beam 105 of the seed drill 95. This is made possible by the fact that the supports 104, the support beam 106 and the support beam 105 always have a mutual enclose the corner as shown in Fig. 4. The supports 104 and the clevises 115 and 116 are attached by means of a pin 118 to the rear end of the associated lower lifting arm 53. At the top of the trestle 101, this trestle forms supports which Fig. 6 are also indicated with the reference numeral 101. On the outer sides of the supports 101 there is a fork 119 which is attached to the rod 116a with which the roller 96 rests on the top rod 103. On the outer sides of the fork 119 are two support plates 108 A (fig. 4) with which the seed box 108 is attached to the top rod 103 of the lifting device 61. If the seed drill 95 and the drivable roller • 95 were to be provided with supports 105 resp. 106 which would be pivotally attached to the associated machine, the proposed multiple coupling would also be possible since, viewed in side view, there are triangular supports which are, after all, considered to be dimensionally stable.

In de fig. 7 - 9 zijn andere mogelijke landbouw-10 machines getekend uitgaande van dezelfde krachtbron.In Figs. 7-9, other possible agricultural-10 machines are shown starting from the same power source.

In fig. 7 is een uitvoeringsvoorbeeld van een landbouwmachine getekend waarbij aan de achterzijde van de trekker de in fig. 4 afgeheelde grondfrees is aangebracht, in dit geval gebruik makend van de drie voorste bevestigingsgaten 15 92, 93 die in de laatstgenoemde figuur niet zijn benut.Fig. 7 shows an exemplary embodiment of an agricultural machine in which at the rear of the tractor the soil cultivator cut off in Fig. 4 is arranged, in this case using the three front mounting holes 15 92, 93 which are not used in the latter figure. .

Fig. 8 toont een landbouwmachine gebruik makend van dezelfde krachtbron waarbij aan de voorste hefinrichting 76 de grondfrees 77 op dezelfde wijze is aangebracht als in fig. 4 en waarbij aan de achterste hefinrichting 61 slechts de 20 zaaimachine 95 en de aandrijf bare rol 96 zijn bevestigd, in deze combinatie gebruikmakend van een onderling starre opstelling van de aankoppelpunten aan de ondereinden van de steunbalk 105 en de steunen 108a ten opzichte van het overige deel van de zaaimachine 95.Fig. 8 shows an agricultural machine using the same power source, with the ground lift 77 being mounted on the front linkage 76 in the same manner as in FIG. 4 and only the seed drill 95 and the drivable roller 96 attached to the rear linkage 61 in FIG. this combination using a mutually rigid arrangement of the coupling points at the lower ends of the support beam 105 and the supports 108a relative to the remainder of the seed drill 95.

25 In Fig. 9 is aan de voorzijde van de krachtbron eveneens de grondfrees 77 bevestigd en aan de achterzijde een combinatie bestaande uit de roterende eg 94 en de zaaimachine 95.In FIG. 9, the rotary cultivator 77 is also mounted on the front of the power source and a combination consisting of the rotary harrow 94 and the seed drill 95 on the rear.

Op deze wijze zijn bijvoorbeeld onderstaande combinaties te bewerkstelligen: 30 1 · krachtbron met zaaimachine * 2. krachtbron met rol en zaaimachine 3. krachtbron met roterende eg met rol 4. krachtbron met roterende eg met zaaimachine 5. krachtbron met roterende eg, rol en zaaimachine 35 6. krachtbron met frees, rol en zaaimachine 7. krachtbron met frees, roterende eg en zaaimachine 8. krachtbron met frees, roterende eg, rol en zaaimachine - 19 - \ 9. krachtbron met frees vóór krachtbron 10. krachtbron met frees achter krachtbron 11. alle combinaties van frees vóór of achter de krachtbron met andere werktuigen 3 De totale lengte van de landbouwmachine bedraagt ongeveer 7,5 maal de diameter van de wielen van de krachtbron; de totale breedte van de machine is ongeveer 3,3 maal de diameter van de wielen van de krachtbron. De ter plaatse van hun draaiiingsassen gemeten afstand tussen de beide 10 genoemde bandenrijen 33» 47 is ongeveer gelijk aan de lengte van de langste bandenrij.For example, the following combinations can be achieved in this way: 30 1 · power source with seed drill * 2. power source with roller and seed drill 3. power source with rotary harrow with roller 4. power source with rotary harrow with seed drill 5. power source with rotary harrow, roller and seed drill 35 6. Power source with cutter, roller and seed drill 7. Power source with cutter, rotary harrow and seed drill 8. Power source with cutter, rotary harrow, roller and seed drill - 19 - 9. Power source with cutter before power source 10. Power source with cutter behind power source 11. any combination of cutter in front of or behind the power unit with other implements 3 The total length of the agricultural machine is approximately 7.5 times the diameter of the wheels of the power unit; the total width of the machine is approximately 3.3 times the diameter of the wheels of the power source. The distance between the two mentioned tire rows 33, 47, measured at their rotation axes, is approximately equal to the length of the longest tire row.

Tijdens bedrijf drijft de motor 10 via tandwielen 15 -18 de versnellingsbak en differentieel 13 aan van waaruit de rij voorwielen 33 worden aangedreven met een door de 15 bestuurder gewenste overbrengingsverhouding die de rijsnelheid bepaalt. Tevens wordt vanaf de uitgang van de versnellingsbak de aandrijfas 49 aangedreven die zoals reeds is vermeld, een omwentelingssnelheid bezit die evenredig is met de rijsnelheid. Door middel van de tandwielen 15, 16, 19, 20 en 21 (fig. 3) 20 wordt de aandrijfas 22 aangedreven en daarmee de tussenas 100 door middel waarvan de grondbewerkingswerktuigen zelf of anderssoortige werktuigen met een snelheid aandrijfbaar zijn die evenredig is met die van de motor 10.During operation, the motor 10 drives the gearbox and differential 13 via gears 15-18, from which the row of front wheels 33 are driven with a gear ratio which determines the driving speed desired by the driver. Also, from the output of the gearbox, the drive shaft 49 is driven, which, as already mentioned, has a revolution speed which is proportional to the driving speed. The drive shaft 22 is driven by means of the gears 15, 16, 19, 20 and 21 (fig. 3) 20, and thus the intermediate shaft 100, by means of which the tillage implements themselves or other implements can be driven at a speed proportional to that of the engine 10.

Door bediening van de hydraulische cilinder 38 25 (fig· 2) kunnen de voorwielen worden bestuurd om de hartlijnen van de pijpvormige steunen 31 die als fusee-assen dienen. De hoek waarover de voorwielen kunnen worden verzwenkt bedraagt, gerekend vanuit de in fig. 2 getekende stand die voor rechtuit rijden dient, een hoek van ongeveer 90° naar de ene 30 zijde en een hoek van ongeveer 90° naar de andere zijde, zodat een totale verzwenking van de voorwielen om de fusee-assen mogelijk is van ongeveer 180°. De geometrie van de wielbesturing door middel van de stuurplaat 36 en de stuurstangen 35 en de hefbomen 34 is zodanig dat het draaipunt 35 van de trekker bij het uitvoeren van een bocht met minimale straal binnen de buitenomtrek van de trekker is gelegen. Dit heeft een voordeel bij manoeuvres op de kopakker waarbij de * * - 20 - grootte van het benutbare oppervlak van het bebouwde land ten gevolge van de zeer kleine draaicirkel relatief groot zal kunnen zijn. Door bediening van de hydraulische cylinder 67 kan de stand van dé voorste driepuntshefinrichting 76 5 ten opzichte van de grond, gezien in zijaanzicht, worden gewijzigd door verzwenking om de zwenkas 63. Dit vergemakkelijkt de aankoppeling van de machines of werktuigen daar in dit geval geen verstelling van aankoppel punten zoals topstangen, noodzakelijk is en wel in combinatie met een 10 op- of neerwaartse verschuiving van de gehele hef inrichting 76 door middel van bediening van de cylinder 69 langs de hartlijn van de buis 65. De cilinders 67 en 69 zijn vanuit de bestuurderscabine 6 bedienbaar.By operating the hydraulic cylinder 38 (fig. 2), the front wheels can be steered about the axes of the tubular supports 31 that serve as pivot axles. The angle at which the front wheels can be pivoted, calculated from the straight-ahead position shown in Fig. 2, is an angle of approximately 90 ° to one side and an angle of approximately 90 ° to the other side, so that total pivoting of the front wheels about the pivot axles is possible from approximately 180 °. The geometry of the wheel steering by means of the steering plate 36 and the steering rods 35 and the levers 34 is such that the pivot point 35 of the tractor is located within the outer circumference of the tractor when performing a bend with a minimum radius. This has an advantage in headland maneuvers where the * * - 20 size of the usable area of the built-up area may be relatively large due to the very small turning circle. By operating the hydraulic cylinder 67, the position of the front three-point hitch 76 with respect to the ground, seen in side view, can be changed by pivoting about the pivot shaft 63. This facilitates the coupling of the machines or implements since in this case no adjustment of coupling points such as top rods is necessary, in combination with an upward or downward displacement of the entire lifting device 76 by operating the cylinder 69 along the center line of the tube 65. The cylinders 67 and 69 are from the driver's cabin 6 operable.

Door bediening van de hydraulische cilinder 59 15 wordt de hefboom 58 om de vast ten opzichte van de balk 44 bevestigde as 55 verzwenkt en tevens de vast ten opzichte van de hefboom 58 bevestigde hefboom 56 zodat door middel van de hefarmen 77 de onderste hefarmen 53 van de driepuntshefinrichting 61 met kracht zowel opwaarts als neerwaarts 20 kunnen worden bewogen.By operating the hydraulic cylinder 59, the lever 58 is pivoted about the shaft 55 fixed in relation to the beam 44 and also the lever 56 fixed in relation to the lever 58, so that the lower lifting arms 53 of the lower arms 53 are the three-point lifting device 61 can be moved upwards and downwards by force.

Aandrijving van aan de hef inrichting 76 bevestigde werktuigen geschiedt door middel van tussenas 85 die aan het voorste uiteinde van de aandrijfas 22 bevestigbaar is en tevens met behulp van de aan de achterzijde van de aandrijfas 25 22 bevestigde tussenas 100, het asstuk 99 en de daaraan gekoppelde tussenas 98 die aansluitbaar is op de ingaande as van de roterende eg 94.Driving of implements attached to the lifting device 76 is effected by means of an intermediate shaft 85 which can be attached to the front end of the driving shaft 22 and also by means of the intermediate shaft 100 attached to the rear of the driving shaft 25, the shaft piece 99 and the shaft piece 99 attached thereto. coupled intermediate shaft 98 which is connectable to the input shaft of the rotary harrow 94.

Anderzijds is de uitgaande as 26 die met een snelheid aandrijfbaar is die evenredig is met de rijsnelheid via de 30 aandrijfas 49, <le as 48 en de tussenas 112 (fig. 4) in aandrijvende verbinding brengbaar met de ingaande as 111 van de aandrijfbare rol 96.én tevens, met behulp van een niet-gete-kende snaar- of kettingoverbrenging, met de zaaimachine 95. Door middel van de tandwielkast 110 en de aandrijfas 113 35 van de rol 96 wordt via de kettingoverbrenging die is aangebracht in de aandrijfkast 114, de hoofdas 115 van de rol 96 aangedreven met een snelheid die ongeveer overeenstemt met de rijsnelheid van de trekker of een iets grotere snelheid.On the other hand, the output shaft 26 which is drivable at a speed which is proportional to the driving speed via the drive shaft 49, the shaft 48 and the intermediate shaft 112 (fig. 4) can be brought into driving connection with the input shaft 111 of the drivable roller. 96. and also, with the aid of an unsigned belt or chain transmission, with the seed drill 95. By means of the gearbox 110 and the drive shaft 113 35 of the roller 96, via the chain transmission which is arranged in the drive box 114 , the main shaft 115 of the roller 96 is driven at a speed approximately corresponding to the driving speed of the tractor or a slightly higher speed.

7τ~~· ~·^··? —~ · τ^τ- ·-:·.·^<7.-.-., · £.·· ν - 21 -7τ ~~ · ~ · ^ ··? - ~ · τ ^ τ- · -: ·. · ^ <7.-.-., · £. ·· ν - 21 -

De in de vorm van een buis uitgevoerde hoofdas 115 is voorzien van een rij snijranden met dwarsgerichte uitsteeksels 116, welke rij zich over de gehele breedte (ongeveer 3 m) van de machine uitstrekt. De werkzame breedte van de 5 maaimachine 95 en die'van de roterende eg stemmen eveneens met deze afmeting overeen. Door aandrijving van de uitsteeksels 121 wordt niet alleen een op de voorgaande grond-bewerkingsmachines aansluitende grondbewerking verkregen maar tevens een de gehele machine voortstuwende kracht die 10 toegevoegd wordt aan de door de aandrijfbare wielen uitgeoefende voortstuwingskracht en die is ontleend aan het aftakasvermogen, zodat trekkracht van de wielen 33 en daarmee . de gronddruk kleiner kan worden gekozen dan in het geval geen aandrijfbare rol aanwezig zou zijn. Bij slechte 15 bodemomstandigheden kan de rol 96 een belangrijke bijdrage aan de voortstuwing leveren omdat bij deze aandrijving slip een veel kleinere rol speelt. Daartoe kan de radiale afmeting van de uitsteeksels relatief groot worden gekozen. Tijdens bedrijf kan de de uitsteeksels dragende buis op de 20 grond rusten en door afschrapers 123 worden schoongehouden, die aan een achter de draaibare rol gelegen, zich over de gehele breedte van de rol uitstrekkende gestelbalk 122 zijn bevestigd en vanaf de balk 122 schuin voorwaarts en neerwaarts zijn gericht in tussen de axiaal gerichte uitsteeksels 25 aanwezige ruimten, waarbij deze afschrapers op de omtrek van de buis rusten. De snijranden steken ongeveer even hoog buiten de buis uit als de afstand tussen de snijranden bedraagt. “The main shaft 115 in the form of a tube is provided with a row of cutting edges with transverse projections 116, which row extends over the entire width (about 3 m) of the machine. The effective width of the mower 95 and that of the rotary harrow also correspond to this size. By driving the protrusions 121, not only a tillage connected to the previous tillage machines is obtained, but also a whole machine propelling force which is added to the propulsion force exerted by the drivable wheels and which is derived from the PTO power, so that pulling power of the wheels 33 and with them. the ground pressure can be chosen smaller than if no drivable roller were available. In poor soil conditions, roller 96 can make an important contribution to propulsion because slip plays a much smaller role in this drive. For this purpose, the radial dimension of the protrusions can be chosen relatively large. During operation, the tube carrying the protrusions can rest on the ground and be kept clean by scrapers 123, which are attached to a frame beam 122 extending behind the rotatable roller, which extends over the entire width of the roller and obliquely forward from the beam 122 and are directed downwards in spaces present between the axially oriented projections 25, these scrapers resting on the circumference of the tube. The cutting edges protrude about the same height outside the pipe as the distance between the cutting edges is. "

De bevestiging van de aan de achterste hefinrichting 30 61 gekoppelde machines aan de krachtbron is zodanig dat deze machines samen met de hefinrichting 61, de achterwielen 47 de dragers 45 en de balk 44 als geheel om een horizontale in de rijrichting A gelegen as (de hartlijn van de buis 2) verzwenkbaar zijn ten opzichte van het overige deel van de 35 trekker resp. krachtbron en tevens ten opzichte van de aan de voorste hefinrichting 76 bevestigde machine of machines.The attachment of the machines coupled to the rear linkage 30 61 to the power source is such that these machines, together with the linkage 61, the rear wheels 47, the carriers 45 and the beam 44 as a whole about a horizontal axis located in the direction of travel A (the center line of the tube 2) can be pivoted relative to the other part of the tractor resp. power source and also relative to the machine or machines attached to the front linkage 76.

Het is uiteraard eveneens mogelijk om aan de hefinrichting 76 meerdere machines te bevestigen op dezelfde wijze als dit - 22 - met betrekking tot de achterste hefinrichting 61 is getoond. De in de fig. 1-3 getoonde trekker kan een relatief laag gewicht bezitten ten gevolge van toepassing van wielen met een relatief kleine diameter (ten hoogste 1 m), daar het 5 wielgewicht in hoofdzaak met het kwadraat van de wieldiameter toe- . resp. afneemt. Het gestel van de machine is zeer licht uitgevoerd daar het in hoofdzaak uit de buis 2 bestaat met afsteuningen 3 voor motor en brandstoftank en afstemmingen 12 voor de versnellingsbak 13 en een licht gesteldeel 5 voor 10 de cabine 6. Op deze wijze kan worden bereikt dat het gewicht van de trekker resp. krachtbron ongeveer 2.000 kg of minder bedraagt. Het vermogen van dè aandrijfmotor 10 kan worden beperkt tot ongeveer 60 'kW, bij voorkeur ongeveer 50 kW, 15 De luchtbanden van de wielen 33 en 47 zijn lagedruk- banden voorzien van lage profileringen met een hoogte van ongeveer 3 cm. Bij het toepassen van lagedrukbanden wordt het aanlegvlak van elke band op de grond aanmerkelijk breder dan de nominaal breedte van de band zodat een groot aanleg-20 vlak op de grond wordt verkregen.It is of course also possible to attach several machines to the lifting device 76 in the same manner as shown with regard to the rear lifting device 61. The tractor shown in Figs. 1-3 can have a relatively low weight due to the use of wheels with a relatively small diameter (at most 1 m), since the wheel weight increases substantially with the square of the wheel diameter. resp. decreases. The frame of the machine is very light, since it mainly consists of the tube 2 with supports 3 for the engine and fuel tank and adjustments 12 for the gearbox 13 and a light frame part 5 for the cabin 6. In this way it can be achieved that the weight of the tractor resp. power source is approximately 2,000 kg or less. The power of the drive motor 10 can be limited to about 60 kW, preferably about 50 kW. The pneumatic tires of the wheels 33 and 47 are low-pressure tires with low profiles with a height of about 3 cm. When low-pressure tires are used, the contact surface of each tire on the ground becomes considerably wider than the nominal width of the tire, so that a large contact surface on the ground is obtained.

Aangezien de trekker resp. krachtbron is voorzien van acht wielen waarvan de wielsporen elkaar niet of nauwelijks overlappen wordt een groot aanlegoppervlak voor het gewicht van de trekker op de grond verkregen zodat mede 25 door het lage gewicht van de trekker de gronddruk zeer laag is. Hier mee kan worden bereikt dat de grondstruktuur onder de trekker in tact blijft en geen nadelige gevolgen voor de latere plantengroei ontstaat.Since the trigger resp. the power source is provided with eight wheels, the wheel tracks of which do not overlap or hardly overlap, a large contact surface for the weight of the tractor on the ground is obtained, so that the ground pressure is very low, partly due to the low weight of the tractor. This can be used to ensure that the soil structure under the tractor remains intact and that no adverse effects on subsequent plant growth occur.

De gewichtsverdeling van de trekker is zodanig dat 30 het grootste gedeelte van zijn gewicht op de aandrijfbare voorwielen 33 rust. Het gewicht van de motor en van de brandstofvoorraad is midden tussen de beide rijen wielen 33 en 47 opgesteld terwijl het gewicht van de versnellingsbak en differentieel alsmede het grootste gedeelte van het ge-25 wicht van de cabine op de voorwielen rust om een grote trekkracht mogelijk te maken. Tevens is de voorste hef-inrichting 76 en daaraan bevestigde machines nabij de voorwielen 33 opgesteld.The weight distribution of the tractor is such that most of its weight rests on the drivable front wheels 33. The weight of the engine and fuel stock is centered between the two rows of wheels 33 and 47, while the weight of the gearbox and differential as well as the bulk of the weight of the cab rests on the front wheels to provide high traction to make. The front lifting device 76 and machines attached to it are also arranged near the front wheels 33.

~ 23 -~ 23 -

De om de langs as van de buis 2 verzwenkbare rij achterwielen 47 en de aan de achterste hefinrichting 61 bevestigde machines zijn vrij verzwenkbaar ten opzichte van het overige deel zodat de aandrijfbare wielen 33 ten allen 5 tijde in grondeontact blijven*The row of rear wheels 47 pivotable along the axis of the tube 2 and the machines attached to the rear lifting device 61 are freely pivotable relative to the rest so that the drivable wheels 33 remain in ground contact at all times *

De voorbeschreven trekker is een krachtbron voor het aandrijven van een landbouwmachine die uit een samenstel van meerdere werktuigen kan bestaan waarbij de aard van deze werktuigen uitwisselbaar is. De trekker is een krachtbron die 10 speciaal voor de grondbewerking geschikt is. De combinatie van krachtbron en werktuigen is zeer geschikt voor voor jaarsgrondbewerking en inzaaien op voor de winter geploegd land (in verband met de lage gronddruk), alsmede voor stoppelbewerking en voor herfstgrondbewerking en inzaaien.The tractor described is a power source for driving an agricultural machine which may consist of an assembly of several implements, the nature of these implements being interchangeable. The tractor is a power source which is especially suitable for tillage. The combination of power source and implements is well suited for annual tillage and sowing on winter plowed land (due to low soil pressure), as well as stubble cultivation and autumn tillage and sowing.

15 Door het lage gewicht van de trekker ontstaat een belangrijke brandstof besparing, in het bijzonder indien de trekker over geploegde grond wordt bewogen.15 The low weight of the tractor results in significant fuel savings, especially if the tractor is moved over plowed soil.

De grond wordt minder samengedrukt, waardoor de gewasopbrengst wordt verhoogd. Door de vele wielen van de 2-0 trekker, die in voor aanzicht een'nagenoeg gesloten rij vormen, wordt losse grond gelijkmatig enigszins aangedrukt en worden wielsporen voorkomen.The soil is less compressed, which increases crop yield. Due to the many wheels of the 2-0 tractor, which form a virtually closed row in front view, loose soil is evenly pressed slightly and wheel tracks are prevented.

Aangedreven werktuigen kunnen zichzelf voortstuwen zodat minder trekkracht aan de trekkerwielen vereist is.Powered implements can propel themselves so that less pulling power is required on the tractor wheels.

25 Hierdoor ontstaat een trekker met een relatief laag.25 This creates a tractor with a relatively low level.

gewicht en derhalve lage kostprijs, zodat de gewasopbrengst en worden verhoogd terwijl minder brandstof wordt verbruikt.weight and therefore low cost, so that crop yields and are increased while consuming less fuel.

ConclusiesConclusions

Claims (30)

1. Landbouwmachine met aankoppelpunten om de _ machine aan een driepuntshefinrichting van een trekker te koppelen, met het kenmerk, dat de aankoppelpunten zodanig zijn uitgevoerd, dat de aankoppelpunten van een andere land-5 bouwmachine tegelijkertijd aan dezelfde hefinrichting koppel-baar-zijn.An agricultural machine with coupling points for coupling the machine to a three-point hitch on a tractor, characterized in that the coupling points are designed in such a way that the coupling points of another agricultural machine can be coupled to the same lifting device at the same time. 2. Landbouwmachine volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat een aankoppelpunt van een machine twee bevesti-gingsdelen omvat, die een onderlinge afstand bezitten welke 10 verschillend is van die van de andere machine.Agricultural machine according to claim 1, characterized in that a coupling point of a machine comprises two fixing parts, which have a mutual distance which is different from that of the other machine. 3. Landbouwmachine volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de bevestigingsdelen tot 'een gaffelvormig aankoppelpunt behoren.Agricultural machine according to claim 2, characterized in that the fastening parts belong to a fork-shaped coupling point. 4. Landbouwmachine volgens een der voorgaande 15 conclusies, met het kenmerk, dat de machine drie vast ten opzichte van elkaar opgestelde aankoppelpunten omvat.Agricultural machine according to any one of the preceding claims, characterized in that the machine comprises three coupling points fixed relative to each other. 5. Landbouwmachine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de aankoppelpunten op afstand van het hoofdgestel van de. machine zijn opgesteld.Agricultural machine according to any one of the preceding claims, characterized in that the coupling points are remote from the main frame of the. machine. 6. Landbouwmachine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de machine een verkruimel-rol voor het bewerken van grond is.Agricultural machine according to any one of the preceding claims, characterized in that the machine is a crumbling roller for working soil. 7. Verkruimelrol voor het bewerken van grond, met het kenmerk, dat de rol van aankoppelpunten is voorzien om 25 de rol met de driepuntshefinrichting van een trekker te koppelen.7. Crumbling roller for tillage, characterized in that the roller is provided with coupling points for coupling the roller to the three-point lifting device of a tractor. 8. Verkruimelrol volgens conclusie 7> met het kenmerk, dat de aankoppelpunten aan armen zijn aangebracht, die zodanig zijn uitgevoerd dat ze over een andere aan de hef- 30 inrichting bevestigde machine kunnen reiken.8. Crumbling roller according to claim 7, characterized in that the coupling points are arranged on arms, which are designed in such a way that they can extend over another machine attached to the lifting device. 9. Verkruimelrol volgens een der conclusies 7 of 8, met het kenmerk, dat ten minste één der aankoppelpunten verstelbaar is ten opzichte van de overige aankoppelpunten.Crumbling roller according to any one of claims 7 or 8, characterized in that at least one of the coupling points is adjustable relative to the other coupling points. 10. Verkruimelrol volgens een der conclusies 7 - 9> 35 niet het kenmerk, dat de rol zich in horizontale richting over een werkbreedte van ongeveer 3 meter uitstrekt.Crumbling roller according to any one of claims 7-9> 35, not characterized in that the roller extends horizontally over a working width of approximately 3 meters. 11. Verkruimelrol volgens een der conclusies 7 - 10, met het kenmerk, dat aan de rol een tandwielbak is toegevoegd, ·. :!' .'''; 'F;?'·. ....... .¾ ' .· - 25 - die door de aftakas van een trekker aandrijfbaar is.11. Crumbling roller according to any one of claims 7-10, characterized in that a gear box is added to the roller, ·. :! " . '' '; "F;?" ........¾ '. · - 25 - which can be driven by the power take-off shaft of a tractor. 12, Verkruimelrol voor het bewerken van grond, met het kenmerk, dat aan de rol een tandwielbak is toegevoegd, die door de aftakas van een trekker aandrijfbaar is.12. Crumbling roller for working the soil, characterized in that a gear box is added to the roller, which is drivable by the PTO shaft of a tractor. 13. Verkruimelrol volgens conclusie 11 of 12, met het kenmerk, dat de rol vanaf de tandwielbak aandrijfbaar is.Crumbling roller according to claim 11 or 12, characterized in that the roller is drivable from the gearbox. 14. Verkruimelrol volgens een der conclusies 11 - 13, met het kenmerk, dat de rol en de tandwielbak door een gestel worden afgesteund.Crumbling roller according to any one of claims 11 to 13, characterized in that the roller and the gearbox are supported by a frame. 15. Verkruimelrol volgens een der conclusies 11 - 14, met het kenmerk, dat de tandwielbak conische tandwielen omvat.Crumbling roller according to any one of claims 11 to 14, characterized in that the gearbox comprises bevel gears. 16. Verkruimelrol volgens een der conclusies 7 -15» met het kenmerk, dat de rol door een aftakas van de 15 trekker zodanig aandrijfbaar is dat zijn omtrekssnelheid met die van de trekkerwielen overeenstemt.Crumbling roller according to any one of claims 7-15, characterized in that the roller can be driven by a PTO shaft of the tractor such that its peripheral speed corresponds to that of the tractor wheels. 17. Verkruimelrol volgens een der conclusies 7 - 16, met het kenmerk, dat de rol een buis met snijranden omvat.Crumbling roller according to any one of claims 7 to 16, characterized in that the roller comprises a tube with cutting edges. 18. Verkruimelrol voor het bewerken van grond, met 20 het kenmerk, dat de rol door de aftakas van een trekker aandrijfbaar is en de rol een buis met snijranden omvat.18. Crumbling roller for tillage, characterized in that the roller is drivable by the power take-off shaft of a tractor and the roller comprises a tube with cutting edges. 19. Verkruimelrol volgens conclusie 17 of 18, met het kenmerk, dat de snijranden uitsteeksels omvatten.Crumbling roll according to claim 17 or 18, characterized in that the cutting edges comprise projections. 20. Verkruimelrol volgens conclusie 19, met het 25 kenmerk, dat de uitsteeksels driehoekig van vorm zijn en ten opzichte van de lengterichting van de rol in radiale richting uitsteken.20. Crumbling roller according to claim 19, characterized in that the protrusions are triangular in shape and protrude radially with respect to the longitudinal direction of the roller. 21. Verkruimelrol volgens conclusie 19 of 20, met het kenmerk, dat de uitsteeksels ten opzichte van de lengte-30 richting van de rol in hoofdzaak in axiale richting zijn gericht.Crumbling roller according to claim 19 or 20, characterized in that the protrusions are directed essentially in axial direction relative to the longitudinal direction of the roller. 22. Verkruimelrol volgens conclusie 21, met het kenmerk, dat de axiale plaatvormige uitsteeksels in axiale richting een zodanige lengte bezitten dat tussen twee in 35 axiale zin naast elkaar gelegen uitsteeksels een ruimte blijft.Crumbling roller according to claim 21, characterized in that the axial plate-shaped protrusions in the axial direction have a length such that a space remains between two axially adjacent protrusions. 23. Verkruimelrol volgens een der conclusies 17 -22, met het kenmerk, dat tussen de snijranden afschrapers zijn aangebracht die althans nagenoeg tegen de buis rusten.Crumbling roller according to any one of claims 17-22, characterized in that scrapers are provided between the cutting edges and at least substantially rest against the tube. 24. Verkruimelrol volgens conclusie 23, met het 40 kenmerk, dat de afschrapers in de ruimte tussen de uit- t V - 26 - steeksels steken.24. Crumbling roller according to claim 23, characterized in that the scrapers extend into the space between the V-26 projections. 25. Verkruimelrol volgens een der conclusies 17 -24, met het kenmerk, dat de snijranden ongeveer even hoog buiten de buis uitsteken als de afstand tussen de snijranden 5 bedraagt.Crumbling roll according to any one of claims 17-24, characterized in that the cutting edges protrude about the same height outside the tube as the distance between the cutting edges is 5. 26. Zaaimachine met het kenmerk, dat de zaaimachi-ne van zodanig afgesteunde aankoppelpunten voor het aankoppelen van de machine aan een driepuntshefinrichting van een trekker is voorzien, dat onder de zaaimachine een grondbe- 10 werkingsinrichting aanbrengbaar is.26. Seed drill, characterized in that the seed drill is provided with coupling points so supported for coupling the machine to a three-point lifting device of a tractor that a soil tillage implement can be mounted under the seed drill. 27· Zaaimachine volgens conclusie 26, met het ken merk, dat aankoppelpunten onder of nagenoeg onder de zaadbak zijn gelegen.Seed drill according to claim 26, characterized in that coupling points are located below or substantially below the seed hopper. 28. Zaaimachine volgens conclusie 26 of 27, met 15 het kenmerk, dat een roteerbare eg onder de zaaimachine aanbrengbaar is,28. Seed drill according to claim 26 or 27, characterized in that a rotatable harrow can be arranged under the seed drill, 29. Zaaimachine volgens conclusie 26 of 27, met het kenmerk, dat een grondfrees onder de zaaimachine aanbrengbaar is. 20Seed drill according to claim 26 or 27, characterized in that a rotary tiller can be arranged under the seed drill. 20 30* Zaaimachine volgens een der conclusies 26 - 29, met het kenmerk, dat een aandrijfbare rol onder de zaaimachine aanbrengbaar is. -o-o-o-o-o-Seed drill as claimed in any of the claims 26-29, characterized in that a drivable roller can be arranged under the seed drill. -o-o-o-o-o-
NL8203658A 1982-09-21 1982-09-21 AGRICULTURAL MACHINE WITH FASTENING POINTS FOR FITTING A TRACTOR. NL8203658A (en)

Priority Applications (3)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL8203658A NL8203658A (en) 1982-09-21 1982-09-21 AGRICULTURAL MACHINE WITH FASTENING POINTS FOR FITTING A TRACTOR.
FR8314846A FR2533106B1 (en) 1982-09-21 1983-09-19 AGRICULTURAL MACHINE WITH COUPLING POINTS FOR FIXING TO A TRACTOR
DE19833333915 DE3333915A1 (en) 1982-09-21 1983-09-20 Agricultural machine with coupling points for fastening to a tractor

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL8203658 1982-09-21
NL8203658A NL8203658A (en) 1982-09-21 1982-09-21 AGRICULTURAL MACHINE WITH FASTENING POINTS FOR FITTING A TRACTOR.

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL8203658A true NL8203658A (en) 1984-04-16

Family

ID=19840304

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL8203658A NL8203658A (en) 1982-09-21 1982-09-21 AGRICULTURAL MACHINE WITH FASTENING POINTS FOR FITTING A TRACTOR.

Country Status (3)

Country Link
DE (1) DE3333915A1 (en)
FR (1) FR2533106B1 (en)
NL (1) NL8203658A (en)

Families Citing this family (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US5975216A (en) * 1997-10-10 1999-11-02 Tructor, Inc. Low profile transferrable hydraulic three point hitch
CN103120047A (en) * 2011-11-18 2013-05-29 邵东县振兴汽车配件制造有限公司 Combined type ploughing fertilizer distributor

Family Cites Families (5)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
FR2060251B1 (en) * 1969-09-23 1974-02-22 Fenet Ets
NL170220C (en) * 1972-05-08 1982-10-18 Lely Nv C Van Der SOIL TILLER.
US4116283A (en) * 1975-06-18 1978-09-26 Blessent John B Agricultural tillage equipment
BE847520A (en) * 1976-10-21 1977-02-14 PERFECTION IN THE COUPLING OF AN AGRICULTURAL MACHINE TO A TRACTOR.
DE3105640A1 (en) * 1981-02-17 1982-09-02 Amazonen-Werke H. Dreyer Gmbh & Co Kg, 4507 Hasbergen Implement combination for agriculture

Also Published As

Publication number Publication date
FR2533106A1 (en) 1984-03-23
DE3333915A1 (en) 1984-04-19
DE3333915C2 (en) 1987-10-29
FR2533106B1 (en) 1987-01-30

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US6109012A (en) Hay-making machine
CA1257886A (en) All terrain vehicle for multiple uses
NL8203654A (en) TRACTOR, IN PARTICULAR A TRACTOR FOR AGRICULTURAL PURPOSES.
NL8300453A (en) TRACTOR OR SIMILAR VEHICLE.
US6454041B2 (en) Working vehicle with a PTO apparatus
NL8203727A (en) TRACTOR, IN PARTICULAR A TRACTOR FOR AGRICULTURAL PURPOSES.
NL8203655A (en) TRACTOR, IN PARTICULAR A TRACTOR FOR AGRICULTURAL PURPOSES.
US4444270A (en) Soil cultivating implements
NL8203658A (en) AGRICULTURAL MACHINE WITH FASTENING POINTS FOR FITTING A TRACTOR.
US2675750A (en) Boyer
US2221546A (en) Tractor
GB2135641A (en) Motor vehicles such as tractors
US5343972A (en) Belly mount tractor
NL8500758A (en) TRACTOR.
NL8303381A (en) SOIL TILLER.
NL8203657A (en) TRACTOR, IN PARTICULAR A TRACTOR FOR AGRICULTURAL PURPOSES.
GB1580917A (en) Hitch attachment
NL8203726A (en) TRACTOR, IN PARTICULAR A TRACTOR FOR AGRICULTURAL PURPOSES.
NL8203656A (en) TRACTOR, IN PARTICULAR A TRACTOR FOR AGRICULTURAL PURPOSES.
EP0182437B1 (en) Tractor
US1901684A (en) Cultivator
NL8203381A (en) TRACTOR.
EP0364002A2 (en) A tractor
RU223736U1 (en) Unit for preparing soil for planting sorghum in Burundi
EP0432815A2 (en) An agricultural machine

Legal Events

Date Code Title Description
A85 Still pending on 85-01-01
BA A request for search or an international-type search has been filed
BB A search report has been drawn up
BX A request for additional search has been filed
BV The patent application has lapsed