NL8201888A

NL8201888A - Plafondtegelophangsysteem.

Info

Publication number: NL8201888A
Application number: NL8201888A
Authority: NL
Original assignee: Armstrong World Ind Inc
Priority date: 1981-09-17
Filing date: 1982-05-07
Publication date: 1983-04-18
Also published as: DE3224819C2; DE3224819A1; FR2512863A1; BE893908A; GB2106157A; NL182422C; CA1174823A; FR2512863B1; GB2106157B; US4432182A; NL182422B; LU84267A1

Description

N/30.917-tM/ id

Plafondtegelophangsysteem.

De uitvinding heeft betrekking op een plafondtegelophangsysteem en meer in het bijzonder op een twee-delig ophangsysteem dat bestaat uit een rail en een klem.

Het. Amerikaanse octrooischrift 2.469.252 5 beschrijft een middel voor het monteren van wand- en pla-fondpanelen. In fig. 4 van dit octrooischrift is een meta-len bekledingsstrook afgebeeld met een centrale groef 16 en een naar buiten uitstekende flens 17 waarop klemmen met haken of tanden 13 zijn gemonteerd. Deze haken of klemmen 10 liggen op een afstand boven platte basisdelen 14 die zijn voorzien van omgebogen flensen 15 die aangrijpen op de flenzen 17.

Het Amerikaanse octrooischrift 717.923 be-.schrijft een latconstructie voor toepassing bij het vormen 15 van scheidingswanden en plafonds. Deze constructie is ge-maakt uit plaatmetaal en is voorzien van randen a2 die een bevestigingsorgaan voor de latconstructie klemmen en vast-houden.

De uitvinding heeft betrekking op een pla-20 fondtegelophangsysteem dat is gevormd uit twee delen. Het eerste deel is een railconstructie die in het algemeen een trapeziumvorm heeft. Een platte basis vormt de grote zijde van het trapezium en de twee benen vormen de hellende zij-den van het trapezium. De platte basis heeft flenzen aan de 25 randen daarvan en openingen in het midden daardoorheen.

De benen zijn veerkrachtig gemonteerd en hun einden strekken zich naar elkaar toe uit. Een spijker die is gestoken door een opening in de platte basis wordt gegrepen door de einden van de veerkrachtige benen.

30 Het tweede deel van het ophangsysteem is een klemconstructie die op losneembare wijze is bevestigd en verschuifbaar gemonteerd langs de rail. De klem heeft een lijfdeel en aan twee tegenovergestelde zijden daarvan strekken zich verende benen of flenzen uit van het lijf-35 deel. Deze verende benen grijpen op losneembare wijze de flenzen van de rail. Indeukingen zijn aangebracht op het lijfdeel, zodat het lijfdeel op een afstand ligt van de 8201888 * > -2- platte basis van de railconstructie en een minimaal wrij-vingscontact wordt gehandhaafd tussen de twee constructies. Aan een derde zijde van het klemdeel is een C-vormige con-structie aangebracht die aan zijn ene rand is voorzien van 5 een getande rand. Deze getande rand is evenwijdig aan het vlak van het lijfdeel en ligt op een afstand daarvan. De getande rand grijpt aan op een plafondtegel om de plafond-tegel op zijn plaats tegen de platte basis van de railconstructie aan te houden.

10 De uitvinding zal hierna worden toegelicht aan de hand van de tekening waarin een bij voorkeur toege-paste uitvoering van de uitvinding is afgebeeld.

Fig. 1 is een perspectivisch aanzicht van de railconstructie en de klemconstructie in een gedemonteer-15 de toestand.

Fig. 2 is een eindaanzicht van de railconstructie en de klemconstructie in een gemonteerde toe-stand .

Fig. 3 is een zijaanzicht bij fig. 2 en 20 toont het klemdeel dat aangrijpt op een plafondtegel.

De plafondtegelophanging is samengesteld uit twee delen die zijn afgebeeld in fig. 1. Het eerste deel is een railconstructie 2 en het tweede deel is een klemconstructie 4. De railconstructie 2 heeft in het alge-25 meen een trapezlumvormige dwarsdoorsnede waarvan de platte basis 6 een zijde van het trapezium vormt, terwijl de lippen 8 de andere evenwijdige zijde van het trapezium vormen, terwijl de lippen 10 en 12 de schuine zijden van het trapezium vormen. De platte basis 6 is voorzien van flenzen 14 en 16 30 en deze flenzen strekken zich evenwijdig uit en voorbij het punt waar het eind van de benen 10 en 12 grenzen aan de platte basis, en ze liggen op een afstand van de plafondconstruc-tie waaraan de rail is bevestigd. De platte basis is voorzien van een groot aantal gaten of openingen 18 die op tus-35 senafstanden van ongeveer 2,5 cm daarlangs liggen in het midden van de platte basis tussen de twee evenwijdige flenzen. De benen 10 en 12 zijn veerkrachtig gemonteerd op de platte basis 6 en zijn gevormd met twee lipconstructies 8 aan de einden van de benen 10 en 12 tegenovergesteld aan 8201888 r- -v -3- die waar de benen zijn verbonden met de platte basis 6, De lippen zijn gevormd door de einden van de benen in C-vorm te brengen waarbij de twee C-vormen van elkaar af gekeerd zijn om de in fig. 1 afgebeelde constructie te vormen. De 5 .twee lippen grijpen niet op elkaar aan maar liggen op een afstand van elkaar die iets kleiner is dan de diameter van de openingen 18. Zoals het best te zien is in fig. 2, is een spijker 19 geplaatst door een opening 18 en wordt deze veer-kraehtig in de opening 18 vastgehouden doordat het lijf van 10 de spijker wordt gegrepen tussen de twee lippen 8. De rail is dus gemakkelijk op zijn plaats te monteren omdat men de rail tegen een plafondconstructie aan kan houden, een spijker door de opening 18 kan steken, waarbij de spijker in de opening wordt vastgehouden door de lippen 8, zodat de ande-15 re hand van de gebruiker van het ophangsysteem een hamer kan gebruiken om de spijker op zijn plaats te drijven. Een hand drijft dus de spijker in, terwijl de andere hand de rail op zijn plaats houdt, zodat er geen behoefte bestaat aan een "derde hand" om de spijker vast te houden terwijl 20 deze wordt ingedreven.

Het tweede deel van het ophangsysteem is de klemconstructie 4. De klem heeft een plat lijfdeel 20 en dit platte lijfdeel moet over de platte basis 6 van het raildeel liggen. Aan twee tegenovergestelde zijden van het 25 platte lijf zijn flenzen 22 en 24 aangebracht die zich al-thans nagenoeg loodrecht op het vlak van het platte lijf 20 uitstrekken. De flenzen hebben in het algemeen een S-vorm en zijn gevormd als bevestigingsklemmen. De flenzen 22 en 24 liggen op afstand van elkaar en zijn zo geplaatst dat 30 ze schuiven over de flenzen 14 en 16 van de railconstructie en uitelkaar gespreid worden en dan om de flenzen 14 en 16 snappen zodat het platte lijf 20 van de klem bij de platte basis 6 van de rail wordt gehouden. Het platte lijf 20 van de klem is voorzien van twee indeukingen 26 die naar buiten 35 steken aan de zijde van het platte lijfdeel met de twee flenzen 22 en 24 en loodrecht daarvan uitsteken. Het platte lijf 20 reikt dus niet direkt tot op de platte basis 6 maar ligt op een afstand van de platte basis 6 tengevolge van de twee indeukingen. De twee indeukingen verminderen het con- 8201888 -4- tact tussen de klem 4 en de rail 2 tot contact langs de twee flenzen 22 en 24 en de indeukingen 26. De klem kan dus ge-makkelijk langs de railconstructie worden verschoven om de klem in elke gewenste stand te brengen. Op een derde rand 5 van het platte lijf 20 tussen de twee randen met de flenzen 22 en 24 is een C-vormig element geplaatst. Dit element strekt zich uit naar de tegenovergestelde zijde van het platte lijf 20 met de flenzen 22 en 24. De C-vorm bestaat in hoofdzaak uit twee evenwijdige delen 30 en 40 en een 10 loodrecht verticaal deel 32 in het algemeen in de vorm van een C. Een van de evenwijdige delen 30 is geplaatst in het vlak van het platte lijf 20. Het loodrechte verticale deel 32 strekt zich uit van het deel 30 in een richting afgekeerd van de richting waarin de flenzen 22 en 24 zich uitstrekken 15 vanaf het platte lijf 20. Het tweede evenwijdige deel 34 van het Ovormige element ligt op een afstand van het platte lijf 20 en ligt in een vlak dat in het algemeen evenwij-dig daaraan is. De rand van dit deel 34 is voorzien van een getande rand 28.

20 Zoals is afgebeeld in fig. 2 gaat een spijker door de platte basis van de rail 2 en tussen de lippen 8 en dan in een bovenliggende plafondconstructie om de rail 2 op zijn plaats te monteren. De flenzen 22 en 24 van de klem grijpen aan op de flenzen 14 en 16 van de rail.

25 De uitsteeksels 26 houden de platte basis 6 van de rail op een afstand van het platte lijf 20 van de klem. De C-vormige constructie is dan gedeeltelijk afgebeeld als element 32 en is geplaatst onder het platte lijf 20 van de klem. Fig.

3 is een zijaanzicht van fig. 2 en daarin is de flens 24 op 30 de flens 14 van de rail 2 afgebeeld. Het C-vormige element met zijn getande rand 28 . grijpt in de groef 34 van een plafondplaat 36. Als de plafondplaat geen geschikte groef of indeuking in de rand ervan heeft kan de getande •rand van de klem gemakkelijk in de rand van de plafondplaat 35 worden gedrukt. De rand van de plafondplaat wordt op zijn plaats gehouden door de klem waarbij de achterzijde van de plafondplaat tegen de platte basis 6 van de klem aan wordt gehouden en de klem op zijn beurt tegen de rail wordt gehouden die op zijn beurt is gespijkerd aan het bovenliggende 40 plafond.

8201888

Claims

1. Plafondtegelophangsysteejn, geken- m e r k t door: (a) een railconstructie met: (1) een in het algemeen trapezium -5 vormige dwarsdoorsnede met een platte basis met een groot aantal gaten erin en twee evenwijdige randen die flenzen vormen; (2) waarbij binnenwaarts van de flenzen twee veerkrachtige beendelen zijn bevestigd aan de plat- 10 te basis en enigszins naar elkaartoe hellen; (3) waarbij de vrije einden van de twee benen op een afstand van elkaar liggen die iets klei-ner of gelijk is aan de diameter van de gaten door de platte basis van de rail; 15 (b) een klemconstructie die bestaat uit: (1) een plat lijf met aan twee tegen-gestelde zijden daarvan flensmiddelen die in het algemeen loodrecht vanaf de platte basis uitsteken en een S-vorm heb-ben, waarbij de afstand tussen deze flensmiddelen zodanig 20 is, dat de flensmiddelen vanaf de rand van de flenzen van de railconstructie afveren en dan om de rand van de flenzen van de railconstructie veren om het platte lijf van de klem bij de platte basis van de rail te houden; (2) een C-vormig uitsteeksel dat is 25 bevestigd aan een derde zijde van de platte basis van de klem, welk C-vormig uitsteeksel twee evenwijdige zijden heeft en een loodrechte verbindingszijde, waarbij een evenwijdige zijde is geplaatst in het vlak van het platte lijf, waarbij de loodrechte zijde zich vanaf het vlak van het 30 platte lijf uitstrekt in een richting die tegengesteld is aan de richting waarin de flensmiddelen zich vanaf het platte lijf uitstrekken en waarbij de tweede evenwijdige zijde van het C-vormig uitsteeksel ligt in een vlak dat evenwijdig is aan het platte lijf en op een afstand daarvan 35 ligt.

2. Plafondtegelophangsysteem volgens con-clusie 1, met het kenmerk, dat het platte lijf 8201888 -6- * '» van de klem een groot aantal uitsteeksels heeft die uit-steken uit het vlak van het platte lijf in de ruimte tussen de twee flensmiddelen zodat wanneer de klem is gemonteerd op de rail het platte lijf van de klem door de uitsteeksels 5 op een afstand van de platte basis van de rail wordt gehou-den, waardoor de klem gemakkelijk langs de rail kan worden geschoven en niet wordt gegrepen door de kop van een door de rail gaande spijker.

3. Plafondtegelophangsysteem volgens con-10 clusie 1, met het.kenmerk, dat de evenwijdig aan het platte lijf van de klem op een afstand daarvan lig-gende rand van de zijde van het C-vormige deel is voorzien van een getande rand.

4. Plafondtegelophangsysteem volgens §£n 15 der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat een plafondtegel is geplaatst tegen het platte lijf van de klem en de rand van de plafondtegel wordt gegrepen door de evenwijdig aan het platte lijf van de klem op een afstand daarvan liggende zijde van het C-vormige uitsteeksel, waar-20 bij een spijker of dergelijk vasthoudorgaan gaat door een gat in de platte basis van de rail en tussen de lippen van de benen van de rail in een bovenliggende plafondconstruc-tie om de rail tegen de plafondconstructie te monteren, waarbij de klem is gemonteerd op de rail en de plafondtegel 25 door de klem wordt vastgehouden. 8201888