NL8103504A - Registratiedrager met een optisch uitleesbare informatiestructuur en inrichting voor het uitlezen daarvan. - Google Patents

Registratiedrager met een optisch uitleesbare informatiestructuur en inrichting voor het uitlezen daarvan. Download PDF

Info

Publication number
NL8103504A
NL8103504A NL8103504A NL8103504A NL8103504A NL 8103504 A NL8103504 A NL 8103504A NL 8103504 A NL8103504 A NL 8103504A NL 8103504 A NL8103504 A NL 8103504A NL 8103504 A NL8103504 A NL 8103504A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
phase
information
signal
record carrier
read
Prior art date
Application number
NL8103504A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Philips Nv
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Philips Nv filed Critical Philips Nv
Priority to NL8103504A priority Critical patent/NL8103504A/nl
Priority to ES506292A priority patent/ES8207370A1/es
Priority to AT0444881A priority patent/AT371621B/de
Priority to CA000388128A priority patent/CA1182916A/en
Priority to IT24539/81A priority patent/IT1140225B/it
Priority to SE8106133A priority patent/SE453543B/sv
Priority to DD81234162A priority patent/DD201625A5/de
Priority to GB08131237A priority patent/GB2103409B/en
Priority to BE0/206263A priority patent/BE890760A/fr
Priority to DE19813141103 priority patent/DE3141103A1/de
Priority to JP56164382A priority patent/JPS5819748A/ja
Priority to AT257782A priority patent/AT374294B/de
Publication of NL8103504A publication Critical patent/NL8103504A/nl
Priority to JP2217238A priority patent/JPH03116456A/ja

Links

Classifications

    • GPHYSICS
    • G11INFORMATION STORAGE
    • G11BINFORMATION STORAGE BASED ON RELATIVE MOVEMENT BETWEEN RECORD CARRIER AND TRANSDUCER
    • G11B7/00Recording or reproducing by optical means, e.g. recording using a thermal beam of optical radiation by modifying optical properties or the physical structure, reproducing using an optical beam at lower power by sensing optical properties; Record carriers therefor
    • G11B7/24Record carriers characterised by shape, structure or physical properties, or by the selection of the material
    • G11B7/2407Tracks or pits; Shape, structure or physical properties thereof
    • G11B7/24085Pits
    • GPHYSICS
    • G11INFORMATION STORAGE
    • G11BINFORMATION STORAGE BASED ON RELATIVE MOVEMENT BETWEEN RECORD CARRIER AND TRANSDUCER
    • G11B7/00Recording or reproducing by optical means, e.g. recording using a thermal beam of optical radiation by modifying optical properties or the physical structure, reproducing using an optical beam at lower power by sensing optical properties; Record carriers therefor
    • G11B7/007Arrangement of the information on the record carrier, e.g. form of tracks, actual track shape, e.g. wobbled, or cross-section, e.g. v-shaped; Sequential information structures, e.g. sectoring or header formats within a track
    • G11B7/00736Auxiliary data, e.g. lead-in, lead-out, Power Calibration Area [PCA], Burst Cutting Area [BCA], control information

Landscapes

  • Optical Recording Or Reproduction (AREA)
  • Optical Record Carriers And Manufacture Thereof (AREA)

Description

- ------------~ " ....... * Λ Λ t * . 1 ‘ Γ PHN 1-0.121 · 1 N.V. Philips’ Gloeilampenfabrieken te Eindhoven.
Registratiedrager met een optisch uitleesbare informatie- structuur en inrichting voor het uitlezen daarvan.
De uitvinding heeft betrekking op een registratie- 1.. drager met een informatiestructuur die opgebouwd is uit, in informatiesporen gerangschikte, optisch uitleesbare informatiegebiedjes, waarin naast elkaar gelegen informatie-5 spoorgedeelten zich van elkaar onderscheiden doordat zij opgebouwd zijn uit informatiegebiedjes met een eerste fasediepte respectievelijk uit informatiegebiedjes met een tweede fasediepte. De uitvinding heeft ook betrekking op een inrichting voor het uitlezen van een dergelijke 10 registratiedrager.
Een dergelijke registratiedrager en een inrichting voor het uitlezen daarvan zijn beschreven in de Nederlandse octrooiaanvrage no. 78 03517 (PHN 9083) ten name van aanvraagster. In de daar beschreven registratiedrager 10 is bij voorkeur de eerste fasediepte ongeveer 180° en de tweede fasediepte ongeveer 120°.
Bij het aftasten van de informatiestructuur met ee.n uitleesbundel wordt deze bundel gesplitst in een nulde-orde deelbundel en een aantal hogere-orden deel-20 bundels. De fasediepte v/ordt gedefinieerd als het verschil tussen de fase van de nulde-orde deelbundel en de fase van een der eerste-orden deelbundels voor het geval het midden van de op de informatiestructuur gevormde uitlees-vlek samenvalt met het midden van een informatiegebiedje.
20 In de genoemde Nederlandse octrooiaanvrage wordt aange- toond, dat indien de informatiegebiedjes van telkens twee naast elkaar gelegen informatiespoorgedeelten verschillende fasediepten hebben, deze spoorgedeelten dichter bij elkaar gelegd kunnen worden dan in het geval de informatie-30 structuur opgebouwd is uit informatiegebiedjes die alien dezelfde fasediepte hebben. De informatie-inhoud van een registratiedrager kan dan met bijvoorbeeld een faktor twee verhoogd worden, zonder dat de overspraak tussen 8103504 ' ϊ *
V
<J . ο 4 * ’ ( ΡΗΝ 10.121 2 naburige spoorgedeelten wezenlijk toeneemt.
Dan moeten wel de informatiespoorgedeelten met verschillende fasediepten op verschillende wijzen worden uitgelezen. De informatiespoorgedeelten met de grotere 5 fasediepte worden uitgelezen door de variatie te bepalen van de totale intensiteit van de van de registratie-drager afkomstige en door de pupil van het uitleesobjektief tredende straling. Dit is de zogenaamde integrale- of centrale apertuur-uitleesmethode. De informatiespoorgedeelten 10 met de kleinere fasediepte worden uitgelezen door het verschil van de intensiteiten in twee tangentieel verschillende helften van de pupil van het uitleesobjektief te bepalen. Dit is de zogenaamde differentiele uitlees-methode.
Het is gebleken, dat bij het, via de integrale methode, uitlezen van een informatiespoorgedeelte met de grotere fasediepte toch nog enige overspraak van een naburig informatiespoorgedeelte, dat de kleinere fasediepte heeft, optreedt.
2o Het doel van de onderhavige uitvinding is deze restoverspraak te elimineren. Volgens een eerste aspect van de uitvinding vertoont de registratiedrager daartoe als kenmerk, dat het verschil tussen de eerste en de tweede fasediepte ongeveer -γ- rad is.
25 Bij deze keuze van het verschil in fasediepten kan, bij invoering van een extra, electronische, fasedraaiing van een detectorsignaal of van beide detector-signalen, de gewenste overspraakvermindering verkregen worden.
3q Het is mogelijk om alleen de grotere fasediepte aan te passen, bijvoorbeeld op rad. te brengen, en de kleinere fasediepte te handhaven op de, in de Nederlandse octrooiaanvrage No. 78 03517 (PHN 9083) aangegeven, waarde van —j- rad. Dan moeten de informatie-35 spoorgedeelten met de grotere fasediepten volgens de integrale methode uitgelezen worden en de informatiespoorgedeelten met de kleinere fasediepte volgens de differentiele methode..Omdat de twee uitleesmethoden 8103504 j_ έ λ <’ v w * ν 4 * « * r PHN 10.121 3 verschillende optische overdraehtsfunkties ("Modulation Transfer Function"; "M.T.F.") hebben, zal het afwisselend gebruik van de twee uitleesmethoden in het door de uitlees-inrichting uiteindelijk afgegeven signaal merkbaar kunnen g zijn. Bovendien kunnen bij gebruik van de differentiele methode de informatiegebiedjes met lagere ruimtefrequenties niet meer optimaal uitgelezen worden.
Bij voorkeur worden daarom de informatiegebiedjes z6 gedimensioneerd dat zij alien met de integrate methode ig uitgelezen kunnen worden. De voorkeursuitvoeringsvorm van de registratiedrager vertoont als kenmerk, dat de eerste fasediepte ongeveer rad. is en de tweede fasediepte 3 ΓΓ , 4 ongeveer rad.
De twee fasediepten kunnen op verschillende wijzen jg worden gerealiseerd, bijvoorbeeld door gebiedjes met verschillende brekingsindices. Bij voorkeur bestaan de infor-matiegebiedjes uit kuiltjes of heuveltjes. Het voordeel daarvan is dat de registratiedragers in grote aantallen vervaardigd kunnen worden met perstechnieken. Bij informatie-2o gebiedjes in de vorm van kuiltjes of heuveltjes is aan de fasediepte een geometrische diepte of hoogte gerelateerd.
Bij kuiltjes of heuveltjes met steile wanden wordt de fasediepte in hoofdzaak bepaald door de geometrische diepte of hoogte. Hebben de kuiltjes of heuveltjes 2g minder steile wanden dan wordt de fasediepte mede door de hellingshoeken van deze wanden bepaald.
Volgens een verder kenmerk van de registratiedrager zijn opeenvolgende spoorgedeelten binnen §§n informatie-spoor van elkaar onderscheiden doardat zij opgebouwd zijn 30 uit informatiegebiedjes/met de tweede fasediepte. Daardoor kan de zichtbaarheid van overgangen tussen de twee soorten informatiegebiedjes in het door de uitleesinrichting uiteindelijk geleverde signaal verkleind worden.
0m bij het uitlezen van de registratiedrager 35 op tijd de gewenste electronische fasedraaiing te kunnen instellen, kan volgens een verder kenmerk op de registratiedrager behalve een inforraatiesignaal een pilootsignaal opgeslagen zijn welk signaal de overgangen tussen infor- J_ met de eerste fasediepte, respe'ctievelijk uit informatie.-^hi»ηϊπ 8103504 * — * V r " « u t 0 PHN 10.121 4 matiegebiedjes met de eerste fasediepte en informatiegebied jes met de tweede fasediepte, en omgekeerd, aan-geeft.
Volgens een tweede aspect van de uitvinding 5 vertoont een inrichting voor het uitlezen van een registratiedrager, waarin informatiegebiedjes met twee verschillende fasediepten voorkomen, welke inrichting bevat een, een uitleesbundel leverende, stralingsbron een objektiefstelsel voor het focusseren van de uitleesbundel 10 tot een stralingsvlek op de informatiestructuur en twee stralingsgevoelige detectoren die geplaatst zijn in het verre veld van de informatiestructuur aan weerszijden van een lijn die effectief dwars op de spoorrichting staat, waarbij de uitgangen van de twee detectoren verbonden 15 zijn met een optelschakeling, als kenmerk, dat minstens §§n van de detectoren via een fasedraaiend element met de optelschakeling verbonden is ,welk element een fase-draaiing van constante grootte van het detectorsignaal veroorzaakt.
20 Indian de twee fasediepten van de informatie- gebiedjes z6 gekozen zijn dat de gehele informatiestructuur met de integrale methode uitgelezen kan warden, maet het fasedraaiend element een faseverschuiving intro-duceren die gelijk is aan het verschil tussen de twee 25 fasediepten, of wel een faseverschuiving van ongeveer % , T rad*
De twee fasediepten kunnen ook z& gekozen worden dat έέη soort informatiegebiedjes geschikt is om uitgelezen te worden met de integrale methode, terwijl de 30 andere soort informatiegebiedjes geschikt is om uitgelezen te worden met de differentials methode.
Een uitleesinrichting die geschikt is voor hetuitlezen van een dergelijke registratiedrager vertoont als kenmerk, dat de uitgangen van de twee detectoren eveneens verbonden 35, zijn met een aftrekschakeling, dat de uitgangen van de optelschakeling en de aftrekschakeling via een schakel-element verbonden zijn met een signaalverwerkingscircuit en dat een stuuringang van het schakelelement verbonden 81 0 3 5 0 4 ----- * i . r · iU «· * (ft « % i PHN 10*121 5 is met een electronisch circuit uaarin een schakelsignaal uordt afgeleid uit het van de registratiedrager uitgelezen signaal. Deze inrichting is niet alleen geschikt voor het uitlezen van een informatiestructuur uaarin V iu *2.
5 fasediepten van rad. en —y- rad. voorkomen, maar kan ook gebruikt uorden voor het uitlezen van de registratiedrager die beschreven is in de .oudere Nederlandse octrooi- aanvrage No. 78 03517 (PHN 9083), dus van een registratie- 2 drager met fasediepten van 7ZT rad, en van rad. Dan is alleen in 66n van de verbindingen tussen de detectoren en de optelschakeling een fasedraaiend element aangebracnt, terwijl de detectoren rechtstreeks met de aftrekschakeling verbonden zijn. In een inrichting voor het uitlezen van een registratiedrager met fasediepten van rad. en van -^y- rad. is minstens een detector via een fasedraaiend element met zouel de optelschakeling als de aftrekschakeling verbonden. In beide laatstgenoemde inrichting Intro- duceert het fasedraaiend element een fasedraaiing ΊΖ , van ongeveer -y rad.
2q Het verdient, uit symmetrie-overuegingen.de voor- keur in zouel een inrichting uaarin alleen de integrale uitleesmethode uordt gebruikt als in een inrichting uaarin zouel de integrale uitleesmethode als de differentiele uitleesmethode uorden gebruikt,elk der detectoren via een 25 fasedraaiend element met alleen de optelschakeling of met zouel de optelschakeling als de aftrekschakeling te verbinden. Deze elementen moeten dan fasedraaiingen introduceren die even groot zijn, doch een tegengesteld teken hebben. In de inrichting uaarin alleen de integrale 30 uitleesmethode uordt gebruikt, moeten de fasedraaiende elementen bovendien instelbaar zijn, zodanig dat de tekens van de tuee fasedraaiingen veranderd kunnen uorden.
Qpdat ook bij kleinere ruimtefrequenties van de informatiegebiedjes de overspraak onderdrukking volgens 35 de uitvinding nog uerkzaam is, zijn bij voorkeur de detectoren elk tegen een rand van de effectieve pupil van het objektiefstelsel geplaatst. Qnder de effectieve pupil uordt verstaan de afbeslding van de pupil in het vlak 81 0 3 5 04 ____
* V
w· t: r
Mf % » n % * i
A
> PHN 10.121 6 van de twee detectoren.
De uitvinding zal nu worden toegelicht aan de hand van de tekening. Daarin tonen: figuur ί een bovenaanzicht van een gedeelte van 5 een eerste uitvoeringsvorm van een registratiedrager, figuur 2 een tangentiele doorsnede van deze registratiedrager, figuur 3 een radiele doorsnede van deze registratiedrager, IQ figuur 4 een bovenaanzicht van een gedeelte van een tweede uitvoeringsvorm van een registratiedrager, figuur 5 een tangentiele doorsnede van deze registratiedrager, figuur 6 een radiele doorsnede van deze regis-15 tra.tiedra.ger, figuur 7 een uitvoeringsvorm van een uitlees-inrichting, figuur 8 de opsteliing van de detectoren ten opzichte van de verschillende buigingsorden, 20 figuur 9 een eerste uitvoeringsvorm van de elec- tronische schakeling voor het verwerken van de detector-signalen, figuur 10 een tweede uitvoeringsvorm van deze electronische schakeling, 25 figuur 11 een-derde uitvoeringsvorm van deze electronische schakeling, en figuur 12 de vorm van een radieel foutsignaal in een uitvoeringsvorm van een servosysteem voor de radiele positie van de uitleesvlek.
3Q In deze figuren zijn dezelfde elementen steeds met dezelfde verwijzingscijfers aangegeven.
In de figuren 1, 2 en 3 is een eerste uitvoeringsvorm van een registratiedrager volgens de uitvinding weergegeven. Figuur I toont een bovenaanzicht, figuur 2 35 een tangentiele doorsnede, volgens de lijn 11-11' in figuur 1, en figuur 3 een radiele doorsnede, volgens de lijn III -III* in figuur 1,' van de registratiedrager.
De informatie is vastgelegd in een groot aantal informatie- 81 03 5 04 _______ ___—-- - · - » r· ι V .
V, ...
* v * * « PHN 10.121 7 gebiedjes 4, bijvoorbeeld kuiltjes in het substraat 6.
Deze gebiedjes zijn volgens sporen 2 gerangschikt. Tussen de informatiegebiedjes 4 bevinden zich tussengebiedjes 5.
De sporen 2 zijn gescheiden door smalle stroken 3. De 5 ruimtelijke frequentie, en eventueel de lengten van de gebiedjes, worden bepaald door de informatie.
De gebiedjes van de naast elkaar liggende informatiesporen hebben verschillende fasediepten. Zoals figuur 3 laat zien, zijn daartoe de kuiltjes van een eerste to spoor, een derde spoor enz. dieper dan de kuiltjes 4' van het tweede sppor, het vierde spoor enz. De geometrische diepten van de kuiltjes 4 en 4* zijn met d^ en d^ aangeduid. Door de verschillende diepten kunnen het eerste spoor, het derde spoor enz. optisch onderscheiden worden van het tweede t5 spoor, het vierde spoor enz. Deze sporen kunnen*dan dicht bij elkaar liggen.
In een gerealiseerde uitvoeringsvorm van een registratiedrager volgens de uitvinding was de radiele periode van de informatiesporen 085 ^um, de breedte 2o van deze sporen Q,5yum en de breedte van de stroken 3: 0,35^um.
Het informatiedragend oppervlak van de registratiedrager kan reflecterend gemaakt zijn, bijvoorbeeld door-dat daarop een laagje metaal 7, zoals aluminium, opgedampt 25 is-
Opgemerkt wordt dat in de figuren 1, X en 3 de gebiedjes duidelijkheidshalve overdreven groot zijn voorgesteld.
In figuur 4 is een gedeelte van een tweede 30 uitvoeringsvorm van een registratiedrager volgens de uitvinding in bovenaanz icht weergegeven. Deze figuur toont een grater gedeelte van de registratiedrager dan figuur 1, omdat de afzonderlijke informatiegebiedjes niet meer te onderscheiden zijn. De informatiesporen zijn nu verdeeld 35 in gedeelten a en b, u/aarbij de gedeelten a opgebouwd zijn uit informatiegebiedjes met grotere fasediepte (diepere kuiltjes) en de gedeelten b uit informatiegebiedjes met kleinere fasediepte.
8103504 < r* * 1' % m· PHN 10.121 8
In figuur 5, die een vergrootte tangentiele doorsnede, volgens de lijn V-V' in figuur 4, van een spoor weergeeft, zijn de kuiltjes met diepte d£ weer met 4' en de kuiltjes met de diepte d^ met 4 aangegeven.
5 Figuur 6 geeft een radiele doorsnede, volgens de lijn VI-VI' in figuur 4, van de tweede uitvoerings-vorm van de registratiedrager.
In de figuren 1 t/m 6 hebben de informatiegebiedjes loodrechte wanden en wordt de fasediepte vastgelegd door IQ de geometrische diepten van de informatiegebiedjes. In de praktijk zullen de informatieg,ebiedjes schuine wanden hebben, Dan wordt de fasediepte mede door de hellingshoeken van deze wanden bepaald.
-In figuur 7 is een uitvoeringsvorm van een in-15 richting voor het uitlezen van een registratiedrager weer-gegeven. De ronde schijfvormige registratiedrager is in radiele doorsnede weergegeven. De informatiesporen zijn dus loodrecht op het vlak van tekening. Er is verondersteld dat de informatiestructuur zich aan de bovenzijde van de 2Q registratiedrager bevindt en reflecterend is, zodat door het substraat 6 been uitgelezen wordt. De informatiestructuur kan nog bedekt zijn met een beschermlaagje 8.
Met behulp van een as 16, die door een motor 15 wordt aangedreven, kan de registratiedrager worden geroteerd.
25 Een stralingsbron IQ, bijvoorbeeld een Helium-
Neon laser of een halfgeleider-diodelaser, levert een uitleesbundel 11. Deze bundel wordt door een spiegel 12 gereflecteerd naar een, schematisch met een enkele lens aangeduid, objectiefstelsel 13. In de weg van de uitlees-3q bundel is een hulplens 14 opgenomen, die er voor zorgt dat de pupil van het objectiefstelsel zo goed mogelijk gevuld wordt. Er wordt dan een uitleesvlek U van minimale afmetingen op de informatiestructuur gevormd.
De uitleesbundel wordt door de informatiestructuur 35 gereflecteerd en, bij roteren van de registratiedrager, gemoduleerd overeenkomstig de opeenvolging van de informstie-gebiedjes in het uit te lezen informatiespoor. Door de uitleesvlek en de registratiedrager in radiele richting 8103504 t' ·** <· • r * < PHN 10.121 9 ten opzichte van elkaar te bewegen, kan het gehele informatie-oppervlak worden afgetast.
De gemoduleerde uitleesbundel gaat weer door het objectiefstelsel en wordt veer door de spiegel 12 gereflec-5 teerd. In de stralingsweg zijn middelen opgenomen voor het scheiden van de gemoduleerde en de ongemoduleerde .. uitleesbundel. Deze middelen kunnen bijvoorbeeld bestaan uit een polarisatiegevoelig deelprisma en een kwart lambda-plaatje (lambda is de golflengte van de uitlees-undel). In figuur 7 is eenvoudigheidshalve aangenomen dat de bedoelde middelen worden gevormd door een halfdoor-latende spiegel 17. Deze spiegel reflecteert de gemoduleerde uitleesbundel naar een stralingsgevoelig detectiestelsel 20.
Dit detectiestelsel bestaat uit twee stralings-gevoelige detectoren 22 en 23 die geplaatst zijn in het zogenaamde "verre veld van de informatiestructuur", dat wil zeggen in een vlak waarin de zwaartepunten van de door de informatiestructuur gevormde deelbundels, met name van de nulde-orde deelbundel en van de eerste-orden 2q deelbundels, gescheiden zijn. Het detectiestelsel kan geplaatst zijn in het vlak 21 waarin een afbeelding van de uittreepupil van het objectiefstelsel 13 gevormd wordt door de hulplens 18. In figuur 7 is de afbeelding C* van het punt C van de uittreepupil met gestippelde 25 lijnen aangegeven.
De informatiestructuur die opgebouwd is uit naast elkaar gelegen informatiesporen, welke sporen bestaan uit informatiegebiedjes en tussengebiedjes, gedraagt zich als een twee-dimensionaal buigingsraster. De uitleesbundel 3q wordt door dit raster gesplitst in een nulde-orde deelbundel, een aantal eerste-orden deelbundels en een aantal deelbundels van hogere orden. Een deel van de straling treedt, na reflectie aan de informatiestructuur, weer het objectiefstelsel binnen. In het vlak van de uittreepupil 35 van het objectiefstelsel, of in een vlak waarin een afbeelding van deze uittreepupil wordt gevormd, zijn de zwaartepunten van de deelbundels gescheiden. In figuur 3 is de situatie in het vlak 21 van figuur 7 weergegeven.
8103504 _____ • 4.
% i » PHN 10.121 10
De cirkel 40 met middelpunt 45 stelt de door-snede van de nulde-orde deelbundel in dit vlak voor. De cirkels 41 en 42 met middelpunten 46 en 47 stellen de door-sneden van de in tangentiele richting afgebogen deel-5 bundels van de orden (+1, 0) en (-1, 0) voor. De X-as en de Y-as in figuur 8 komen overeen met de tangentiele richting, of de spoorricbting, en de radiele richting, of de richting dwars op de spoorrichting, op de registratie-drager. De afstand f van de middelpunten 46 en 47 tot de ΥΙΟ as wordt bepaald door: A/p> waarin p de lokale ruimtelijke periode van de informatiegebiedjes in het uit te lezen informatiespoorgedeelte en A de golflengte van de uit-leesbundel voorstellen.
Voor het uitlezen van de informatie wordt gebruik 15 gemaakt van de faseveranderingen van de deelbundels van de orden (+1,-0) en (-1,0) ten opzichte van de nulde orde deelbundel. In de in figuur 8 gearceerd weergegeven gebieden overlappen deze eerste-orden deelbundels de nulde-orde deelbundel en treden interferences op. De fasen 20 van de eerste orden deelbundels varieren met hoge frequenties als gevolg van het bewegen van de uitlees-vlek in tangentiele richting ten opzichte van het infor-matiespoor. Daardoor ontstaan intensiteitsvariaties in de uittreepupil, of in de afbeelding daarvan, welke variaties 25 door de detektoren 22 en 23 gedetecteerd kunnen «/orden.
Wanneer het centrum van de uitleesvlek samenvalt met het centrum van een informatiegebiedje bestaat er een bepaald faseverschil^ tussen de eerste orden deelbundels en de nulde orde deelbundel. Dit faseverschil wordt de 30 fasediepte van het informatiegebiedje genbemd. Bij de overgang van de uitleesvlek van een eerste informatiegebiedje naar een tweede informatiegebiedje neemt de fase van de deelbundel van de orde (+1, 0) toe met 27ΰ . Gesteld kan daarom worden dat bij bewegen van de uitleesvlek in 35 tangentiele richting de fase van deze deelbundel ten opzichte van de nulde orde deelbundel verandert met LO t.
Daarin is een tijdsfrequentie die bepaald wordt door de ruimtelijke frequentie van de informatiegebiedjes en 81 0 3 5 0 4 ___ 1 « i t « » * * PHN 10.121 11 door de snelheid waarmee de uitleesvlek over het spoor beweegt.
De fasen 8 (+1, 0) en 8 (-1, 0) van de eerste- orden deelbundels ten opzichte van de nulde-orde deel-g bundel kunnen voorgesteld worden door: 8 (+1, 0) = ψ +u»t 8 (-1, Q) ~ ψ - M/t
De door de interferenties van de eerste-orden deelbundels met de nulde-orde deelbundel veroorzaakte intensiteits-10 variaties worden door de detectoren 22 en 23 omgezet in electrische signalen. De tijdsafhankelijke uitgangssignalen S23 en S22 van de detectoren 23 en 22 kunnen worden voorgesteld door: ^23 = cos + 15 S22 = Β(γ/ ) cos (ψ-uJt)
Daarin is B (<p) een factor die evenredig is met de geo-metrische diepte van de putjes. Voor ^=-^- kan B (Ψ ) gelijk aan nul gesteld uorden.
In een eerste uitvoeringsvorm van een registratie-2q drager volgens de uitvinding is de fasediepte van de informatiegebiedjes 4 gelijk aan 7^/6 rad. en de fasediepte ^2 van de informatiegebiedjes 4' gelijk aan 2 ^/3 rad. In de inrichting voor het uitlezen van deze registratie-drager zijn, zoals in figuur 9 aangegeven is, deuitgangen 25 van de detectoren 22 en 23 verbonden met de fasedraaiende elementen 24 en 25. Het element 24 verschuift de fase van het detectorsignaal S22 over +0 rad., terwijl het element 25 de fase van het detectorsignaal over -0 rad. verschuift. De signalen S22 en ^23 9aan dan QVer : 30 S*23 s B(sf').cos(^p+^t-0) S'22 = B( V'i-cos j'p-<UJt+0)^= 8( ψ) .cos( «»t-0)
Wanneer de Informatiegebiedjes van een momenteel uitgelezen informatiespoorgedeelte de grotere fasediepte = 7 7^/6 rad., hebben moeten de signalen $'22 35 en S'2j opgeteld worden, terv/ijl indien de infarmatie-gebiedjes van het momenteel uitgelezen informatiespoor-gedeelte de kleinere fasediepte, = 2 /ο/3 rad., hebben de signalen S'22 en s'23 van elkaar afgetrokken moeten 8103504 _ «,< I* PHN 10.121 12 worden. Daartoe kunnen, zoals in Figuur 9 aangegeven is de signalen 5^2 en ^'23 toegeuoerd worden aan enerzijds de optelschakeling 26 en anderzijds de aftrekschakeling 27. De uitgangen van de schakelingen 26 en 27 zijn g verbonden met de twee ingangsklemmen en van een schakelaar 28 die §έη moederklem e heeft. Deze schakelaar laat, afhankelijk van het op zijn stuuringang aangelegde stuursignaal SQ, ofwel het somsignaal van de detectoren 22 en 23 ofwel het verschilsignaal van deze detectoren 10 door naar een demodulatiecircuit 29. Daarin wordt het uitgelezen signaal gedemoduleerd en geschikt gemaakt voor weergave met bijvoorbeeld een televisietoestel 30.
Voor het sturen van de schakelaar 28 moet een stuursignaal gegenereerd worden. In de registratiedrager 15 kan naast het eigenlijke informatiesignaal een piloot- signaal opgetekend zijn, dat de posities op de registratiedrager waar een overgang van de informatiegebiedjes met een eerste fasediepte naar de informatiegebiedjes met een tweede fasediepte optreedt aangeeft. Indien eeri 20 televisiesignaal is ingeschreven waarbij per informatie-spooromwenteling een televisiebeeld is opgetekend kunnen de in het televisiesignaal zelf aanwezige beeldsynchroni-satieimpulsen of rastersynchronisatie-impulsen gebruikt worden voor het genereren van het stuursignaal Sc en is 25 geen apart pilootsignaal nodig. Het pilootsignaal kan wel nodig zijn indien een .audiosignaal opgetekend is.
Zoals in figuur 9 aangegeven is kunnen, indien de.' informatie van de lijnen van een televisiebeeld vastge-legd zijn in spoorgedeelten a en b volgens figuur 4, in 30 de lijnsynchronisatie-irapulsensepar.ator 31 de Hjrsyn-chronisatieimpulsen 32 afgescheiden worden uit het signaal van het demodulatiecircuit 29. In het circuit 33, dat bijvoorbeeld een bistabiele multivibrator is, worden de impulsen 32 omgezet in een stuursignaal Sc voor de 35 schakelaar 28, waardoor deze telkens na het uitlezen van έέη televisielijn wordt omgeschakeld.
Als elk informatiespoor van de informatie-structuur slechts §§n soort gebiedjes bevat is het element 8103504 ** {». * «* l ►
J
\ « PHN 10.1.21 13 31 een beeldsynchronisatie-impulsen.separator, en wordt de schakelaar 28 na het uitlezen van telkens een informatie-spoor, of twee televisierasters, omgezet.
Wanneer .in de schakelaar het punt e2 met het 5 punt e verbonden is, wordt de zogenaamde integrate uitlees-methode toegepast. Het aan de demodulator 29 toegevoerde signaal heeft dan de vorm:
Sj = S-23 + S'22 = 2.8(^) .cos(>p-0) .cos(«i t).
Is het punt e met het punt e^ verbonden, dat vindt uitlezing IQ via de zogenaamde differentiele methode plaats. Het aan de demodulator toegevoerde signaal heeft dan de vorm: SD = S’23 - S’22 = -2.Β(ν^).3ίη(^- 0).8in(uJt).
De integrale methode wordt toegepast bij het uitlezen van de informatiegebiedjes met een fasediepte = 71Z/6 rad.
15 Het signaal Sj. is dan maximaal als cos (γ^-0) = ^ * ^us als 0 = K/6 rad. Voor de informatiegebied jes met de fasediepte = 2 fi>/3 rad. is dan cos (Y-”2-0) = 0.
Bij het uitlezen volgens de integrale methode worden de informatiegebiedjes met de kleinere fasediepte dus niet 2o "gezien". Omgekeerd zullen bij gebruik van de differentiele uitleesmethode de informatiegebiedjes 4* met een fasediepte - 2 ^/3 rad. optiraaal worden uitgelezen, immers sin - 0) is dan gelijk aan 1, terwijl de informatie- ✓ 7 7“ gebiedjes 4 met de fasediepte 'ψ. - rad. dan niet 25 "gezien" worden, immers sin (-^— 0) is dan 0.
Het is ook mogelijk om in plaats van de twee fasedraaiende elementen 24 en 25 alleen het fasedraaiende element 25 te gebruiken. Wanneer voor de fasedraaiing 0 van dat element /<* /3 rad. gekozen wordt, wordt hetzelfde 30 resultaat bereikt.
Met een inrichting waarin §§n detectorsignaal of de beide detectorsignalen een extra fasedraaiing ondergaan kan ook de uitlezing van de registratiedrager die beschreven is in de Nederlandse octrooiaanvrage No. 78 03517, dus 35 van de registratiedrager met fasendiepten = iurad.
en = Z-lL· rad. aanzienlijk verbeterd worden. De voor uitlezing van deze registratiedrager aangepaste inrichting is in Figuur 10 weergegeven.
8103504 __ * ** * % * « * •Λ » • » k » ΡΗΝ 1-0.121 14
De signalen van de detectoren 22 en 23 warden rechtstreeks toegevoerd a an de aftrekschakeling 27. In de verbindingen tussen deze detectoren en de ingangen van de optelschakeling zijn fasedraaiende elementen g 24 en 25 aangebracht, die een constante fasedraaiing van +0 rad. respectievelijk -0 rad. introduceren. Tijdens het, via de differentials methode, uitlezen van de informatie-gebiedjes met Fasediepte ^ - y-rad. zullen de informatiegebiedjes met fasediepte sJi-rad. niet over- spreken. Het overspreken van de informatiegebiedjes met •^2 = rad. tijdens het uitlezen, via de integrale methode, van de informatiegebiedjes met y, = Prad. kan vrijwel geelimineerd worden indien 0 = -~r rad. De amplitude van het signaal Sj neemt door deze fasedraaiing 15 iets af, maar is toch nog voldoende groot. Het is ook mogelijk alleen de fasedraaier 24 te gebruiken., die dan echter een fasedraaiing van -y- rad. moet introduceren.
Bij de hierboven aangegeven waarden voor de fase-diepten'/'j en en de fasedraaiing 0 moeten afwisselend 20 de integrale uitleesmethode en de differentials uitlees-methode gebruikt worden. Deze twee methoben hebben echter verschillende optische overdrachtsfuncties. Is op de registratiedrager een videosignaal opgeslagen dan 2al bijvoorbeeld de ene overdrachtsfunctie andere grijstinten 25 °f een andere kleurverzadiging in het uiteindelijke televisie-beeld geven dan de andere overdrachtsfunctie. Bij een audio-signaal in de vorm van een frequentiegemoduleerd signaal kan het schakelen tussen de overdrachtsfuncties hoarbaar worden als een ongewenste frequentie.
30 Verder is, voor het uitlezen van lagere ruimte- frequenties van de informatiegebiedjes, de overdrachtsfunctie van de differentiele methode slechter als die van de integrale methode.
Bij voorkeur worden daarom de fasediepten H' 35 en y? 20 gekozen dat zij symmetrisch zijn ten op_zichte van fZrad. De fasediepte is dan gelijk aan —ζ~ rad. en de fasediepte y^ gelijk aan rad. De grootte van de faseverschuiving 0 is dan rad.
8103504 _____ /: * *»' ( * * ' < PHN 10.121 15
In figuur 11 is een signaalverwerkingsschakeling van een inrichting voor het uitlezen van deze registratie-drager weergegeven. De detectoren 22 en 23 zijn elk ver-bonden met een fasedraaiend element 24 respectievelijk 25.
5 Het element 25 veroorzaakt een faseverschuiving -0 en het element 24 een faseverschuiving +0 , waarbij de grootte van 0 gelijk is aan ΤΓ/4 rad. Het teken van 0 meet nu bij overgang van informatiegebiedjes met de gr'otere fase-diepte naar informatiegebiedjes met de kleinere fasediepte, 10 en omgekeerd, veranderd warden. Bij het uitlezen van de informatiegebiedjes met de grotere fasediepte is 0 = + /4/4 rad. en bij het uitlezen van de informatiegebiedjes met de kleinere fasediepte is 0 = - 7Γ/4 rad. Voor het veranderen van het teken van de faseverschuiving 0 kan weer het 15 signaal Sc gebruikt warden.
Het informatiesignaal Sj wordt steeds gegeven door ϊ
Sj = S’23 * SV22 = 2.B (y).cos (ψ~0).cos (t*?t).
Bij het uitlezen van de informatiegebiedjes 4 met de fase-2o diepte = 5-/Γ/4 rad. is 0 = +7^/4 rad. Dan is cos ( - £/4) gelijk aan 1. Voor de informatiegebiedjes 4’ met de fasediepte = 3 nT/4 rad. is dan cos (V*2 “ £/4) gelijk aan 0, zodat deze informatiegebiedjes geen overspraak geven. Tijdens het uitlezen van de informa-25 tiegebiedjes 4’ is 0 = - /Γ/4 rad. en dan is cos ( SP2+ '‘-’Μ) gelijk aan 1, terwijl dan cos (ψ^ + ^4) gelijk aan 0 is, .zodat de informatiegebiedjes 4 met de grotere fasediepte niet "gezien" worden en dus geen overspraak geven.
De hierboven aangegeven waarden voor de fase-30 diepten zijn geen strenge waarden. Afwijkingen in de orde van enkele graden zijn toelaatbaar.
Het is mogelijk dat het verschil tussen de fasedieptenen ν^2 afwijkt van -y- rad. Door aanpassing van de electronische fasedraaiing 0 kan er toch voor 35 gezorgd worden dat de overspraak tussen naburige informatie-spoorgedeelten minimaal blijft.
Tot nu toe is alleen gesproken over de in tangen-tiele richting afgebogen eerste-orden deelbundels. Door 81 0 3 5 04 ___ » t 5 t. * < · 4 ’ * r PHN 10.121 16 de informatiestructuur \uordt de uitleesstraling ook in hogere tangentiele orden en in verschillende radiele en diagonal® orden afgebogen. De inforraatiegebiedjes, die voor de tangentiele eerste-orden, een verschil tussen de g fasediepten en van "Y rac^· vertonen, zullen echter ook voor de hogere tangentiele orden en voor de radiele en diagonale orden een dergelijk fasedieptenverschil vertonen. De deeibundels die anders dan in de tangentiele eerste-orden worden afgebogen zullen het effect van over-^ spraakvermindering niet v/ezenlijk bexnvloeden en hoeven niet verder in beschouv/ing genomen te worden.
In het voorgaande is aangenomen dat de door de detectoren geleverde signalen een vast faseverschil hebben dat bepaald v/ordt door de fasediepte van de informatie-gebiedjes. Door met behulp van een electronische fase-draaiing dit faseverschil te beinvloeden, kan tijdens het uitlezen van informatiegebiedjes met een eerste fasediepte het signaal van deze informatiegebiedjes maximaal gemaakt u/orden en het signaal van informatiegebiedjes met 2fl een tweede fasediepte minimaal. Daarbij wordt er vanuit gegaan dat de detector 22 alleen getroffen wordt door bundel 42 en de detector 23 door alleen de bundel 41. Bijlagere ruimtefrequenties van de informatiegebiedjes, dus bij grotere periodes p van die gebiedjes, u/ordt de afstand 25 f in Figuur 8 kleiner en gaan de eerste-orden bundels 41 en 42 elkaar overlappen. Dan zou de detector 22, respec-tievelijk 23 niet langer slechts straling van de bundel 42, respectievelijk 41, ontvangen maar ook straling van de bundel 41, respectievelijk 42. Dan zouden de fasen van de eerste-orden bundels niet meer afzonderlijk te beinvloeden
OU
zijn en zou geen overspraak-vermindering volgens de uitvinding verkregen kunnen tuorden. 0m ook bij lagere ruimtefrequenties nog voldoende overspraak-vermindering te kunnen realiseren u/orden de stralingsgevoelige 22 oppervlakken van de detectoren in plaats van, zolas in figuur 8 met de getrokken lijnen is aangegeven, dicht bij elkaar en in het centrum van de pupil, zover mogelijk uit elkaar en aan de rand van de pupil geplaatst. In figuur 8103504 ΡΗΝ 10.121 17 w* ϊ τ « ^ 8 zijn de laatstgenoemde posities van de detectoren met de gestreepte lijnen 22' en 23’ aangegeven. De grens voor de ruimtefrequenties waarbij de detector 22 slechts door de bundel 42 en de detector 23 slechts door de bundel 41 S getroffen wordt, wordt daardoor aanzienlijk naar beneden verschoven.
Tijdens het uitlezen moet deuitleesvlek nauw-keurig op het midden van het uit te lezen spoor gepositio-neerd blijven. Daartoe bevat de uitleesinrichting een 10 fijnregeling voor de radiele positie van de uitleesvlek. Zoals in figuur 7 is aangegeven, kan de spiegel 12 draai-baar zijn opgesteld. De draaiingsas 38 van de spiegel is loodrecht op het vlak van tekening, zodat door draaiing van de spiegel 12 de uitleesvlek in radiele richting verschoven 15 wordt. De draaiing van de spiegel wordt tot stand ge- bracht door het aandrijfelement 39. Dit element kan aller-lei vormen hebben; het is bijvoorbeeld een elektromagnetisch element zoals aangegeven in figuur 7, of een piezo-elektrisch element. Het aandrijfelement wordt gestuurd door 20 een stuurcircuit 50 aan de ingang waarvan een radieel foutsignaal 5^, dus een signaal dat een indikatie geeft over een afwijking van de positie van de uitleesvlek ten opzichte van het midden van het spoor, \i/ordt toegevoerd.
Het signaal kan gegenereerd vuorden met 25 behulp van twee detectoren die geplaatst zijn in het vlak .21 aan weerszijden van een lijn die effectief evenwijdig is aan de spoorrichting, zoals beschreven is in bijvoorbeeld de Duitse octrooiaanvrage No. 2.342.906. Door de uitgangssignalen van deze detecotren af te trekken ontstaat 30 een radieel foutsignaal S^. Daarbij wordt dan een asymmetrie in radiele richting van de stralingsverdeling in de pupil bepaald. Dit is de zogenaamde differentiele volgmethode.
Het servosysteem kan zo ingericht zijn dat de informatiespoorgedeelten met de grotere fasediepfce, 35 bijvoorbeeld =Γ ΠΓ/4 rad., gevolgd worden. In figuur 11 is met de getrakken lijn het signaal Sr als functie van de radiele positie r van de uitleesvlek weergegeven voor het geval alleen deze informatiespoorgedeelten aan- 8103504 s * , V * t ' ‘ .
PHN 10.121 18 wezig zouden zijn. Wanneer de uitleesvlek zich precies boven een diep informatiespoorgedeelte bevindt, dus op de posities r , 2vq enz., dan is het signaal nul. Het servo-systeem voor de spoorvolging is zodanig ingericht dat bij 5 een negatieve waarde van Sr de kantelspiegel 12 in figuur 7 linksom gedraaid, wordt, zodat het midden van de uitleesvlek precies op het midden van het diepe informatiespoorgedeelte 2 gepositioneerd wordt, Bij een positieve waarde van wordt de spiegel 12 rechtsom gedraaid. De punten D in 10 figuur 12 zijn de stabiele punten voor het servosysteem.
In een registratiedrager volgens de uitvinding bevinden zich nog ondiepe informatiespoorgedeelten 2· tussen de diepe informatiespoorgedeelten 2. Het met het midden van het informatiespoorgedeelte 2' korresponderende 15 punt E op de kromme voor Sr is een instabiel punt.
Wanneer de uitleesvlek zich iets rechts van het midden van het informatiespoorgedeelte 2’ zou bevinden, dus wanneer Sr positief zou zijn, dan zou de spiegel 12 rechtsom gedraaid worden, en zou de uitleesvlek nog verder 20 naar rechts verschuiven. Op analoge wijze zou bij een afwijking naar links van de positie van de uitleesvlek, deze vlek nog verder naar links verschoven worden.
Zonder verdere maatregelen zou de uitleesvlek niet op een ondiep informatiespoorgedeelte 2' gepositioneerd 25 kunnen blijven, maar zou de uitleesvlek steeds naar een diep informatiespoorgedeelte gestuurd worden.
Volgens de uitvinding wordt voor het uitlezen van een ondiep informatiespoor of spoorgedeelte het signaal Sr, voordat het aan het stuurcircuit 50 wordt 30 toegevoerd, geinverteerd. Het gelnverteerde signaal is in figuur 12 met de gestreepte kromme aangegeven.
Het met het midden van het informatiespoorgedeelte 2' korresponderende punt E op de kromme voor Sr is een stabiel punt en de punten D op deze kromme zijn instabiele 35 punten.
In de inrichting volgens figuur 7 is een combinatie van een omkeertrap (inverter) 51 en een schakelaar 52 aangebracht. Daardoor kan het signaal 5 al dan niet ge- 8103504 _ PHN 10.121 19 %» ·'.
v *· inverteerd aan de regelaar 50 worden toegevoerd. De schakelaar 52 wordt synchroon met de schakelaar 28 van figuur 9 door het signaal Sc gestuurd. Tijdens het uit-lezen van een diep informatiespoorgedeelte wordt het 5 signaal niet geinverteerd, en tijdens het uitlezen van .een ondiep informatiestpoorgedeelte wel. Tijdens het uitlezen van een informatiespoor 2 wordt het dik getekende gedeelte van de kromme voor gebruikt en tijdens het uitlezen van een informatiespoor 2' het dik getekende deel 10 van de gestreepte kromme voor Sr*
Qpgemerkt wordt dat het radiele foutsignaal bijdragen bevat afkomstig van de informatiespoorgedeelten 2 en afkomstig van de informatiespoorgedeelten 2'.
Tengevolge van de verschillende fasediepten, , = rad.
-I 14 15 en ψ2 = —jp- rad., zouden deze bijdragen in tegenfase zijn. Omdat echter de informatiespoorgedeelten 2' ten opzichte van de informatiespoorgedeelten 2 verschoven zijn over een afstand gelijk aan de helft van de radiele periade van alleen de informatiespoorgedeelten 2 zullen 20 de genoemde bijdragen in het signaal elkaar versterken.
De detectoren voor het uitlezen van de informatie (22 en 23 in figuur 10) en die voor het genereren van het radiele foutsignaal kunnen gecombineerd zijn uitgevoerd, in de vorm van vier detectoren die zich in de vier ver-25 schillende kwadranten van een X-Y-coordinatenstelsel bevinden. Voor het uitlezen van de informatie warden eerst de signalen van de detectoren in het eerste en vierde kwadrant bij elkaar opgeteld, evenals de signalen van de detectoren in het tweede en derde kwadrant. De zo verkregen 30 somsignalen warden <3f bij elkaar opgeteld df van elkaar afgetrokken zoals in het bovenstaande beschreven is. Voor het genereren van het radiele foutsignaal worden eerst de signalen van de detectoren in het eerste en tweede kwadrant bij elkaar opgeteld, evenals de signalen van de 35 detectoren in het derde en vierde kwadrant. De zo verkregen somsignalen warden van elkaar afgetrokken waardoor het signaal Sr verkregen wordt.
De differentiele volgmethode kan behalve bij het 8103504 , ‘ PHN 10.121 20 uitlezen van een registratiedrager met fasediepten Vi = rad· en V^2 = rad. ook bij het uitlezen van een registratiedrager met Ψ ^ = rad. en - ^~jr rad. gebruikt \i/orden. Bij laatstgenoemde registratiedragers 5 kan de spoorvolging ook op andere wijze worden gerealiseerd bijvoorbeeld op de wijze zoals beschreven in de ter inzage gelegde Nederlandse octrooiaanvrage no. 72 06378 (PHN 6296) ten name van aanvraagster. Behalve de uitleesvlek kunnen twee servovlekken op de 'informatiestructuur gepro-10 jecteerd worden. Deze vlekken zijn onderling zodanig ge-positioneerd dat, wanneer het midden van de uitleesvlek precies op het midden van het uit te lezen informatiespoor-gedeelte ligt, de middens van de servovlekken op de twee randen van dit informatiespoorgedeelte liggen. Aan elke 15 servovlek is een afzonderlijke detector toegevoegd. Het verschil van de signalen van deze detectoren wordt bepaald door de grootte en de richting van de radiele positiefout van de uitleesvlek.
Bij het uitlezen van een registratiedrager met 20 fasediepten ^ = rad. en ~ rad. kan een radieel foutsignaal ook worden gegenereerd door tijdens het uitlezen de uitleesvlek en het uit te lezen informatie-spoor in radiele richting periodiek ten opzichte van elkaar te bewegen met een kleine amplitude, bijvoorbeeld 0,1 25 van de spoorbreedte, en met een relatief lage frequentie, bijvoorbeeld 30 kHz. Het door de informatiedetectoren geleverde signaal bevat dan een extra component waarvan de frequentie en de fase bepaald worden door de radiele positie van de uitleesvlek. De relatieve beweging van 30 uitleesvlek en informatiespoor kan verkregen worden door de uitleesbundel periodiek in radiele richting te verplaatsen. Ook kunnen, zoals beschreven in de ter inzage gelegde Nederlandse octrooiaanvrage no. 73 14267 (PHN 7190) ten name van aanvraagster, de informatiesporen 35 als slingerende sporen uitgevoerd zijn. Ook een, op deze wijze gegenereerd, positiefoutsignaal moet gelnverteerd worden bij het uitlezen van een ondiep spoor.
De uitvinding is beschreven aan de hand van een 8103504
* ’ » I V
PHN 10.121 21 reflecterende registratiedrager. Het is ook mogelijk om de uitvinding toe te passen bij een registratiedrager met een fasestructuur die in doorzicht wordt uitgelezen.
Indien de fasestructuur bestaat uit kuiltjesj respectieve-5 lijk heuveltjes, moeten deze dieper, respectievelijk hoger zijn als de kuiltjes, respectievelijk de heuveltjes, van een reflecterende registratiedrager.
Verder kan de uitvinding ook toegepast worden bij het uitlezen van een bandvormige registratiedrager.
10 In dat geval moet de in het voorgaande gebruikte uitdrukkina "radiele richting" gelezen worden als: de richting loodrecht op de spoorrichting.
15 20 25 30 35 8103504

Claims (9)

1. Registratiedrager met een informatiestructuur die opgebouwd is uit, in informatiesporen gerangschikte, optisch uitleesbare informatiegebiedjes, waarin naast elkaar gelegen informatiespoorged’eelten zich van elkaar onderscheiden door- 5 dat zij opgebouwd zijn uit informatiegebiedjes met een eerste fasediepte respectievelijk uit informatiegebiedjes met een tweede fasediepte, met het kenmerk, dat het verschil tussen de eerste en de tweede fasediepte in principe *y rad is.
2. Registratiedrager volgens conclusie X, met het 10 kenmerk, dat de eerste fasediepte ongeveer rad is en de 3 7Γ ^ tweede fasediepte ongeveer -η—·· rad.
3. Registratiedrager volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat opeenvolgende spoorgedeelten binnen §en informatiespoor van elkaar onderscheiden zijn doordat zij 15 zijn opgebouwd uit informatiegebiedjes met de eerste fase— diepte, respectievelijk uit informatiegebiedjes met de tweede fasediepte.
4. Registratiedrager volgens conclusie 1, 2 of 3, met het kenmerk, dat behalve een informatiesignaal een pi- 20 lootsignaal opgeslagen is, welk signaal de overgangen tussen informatiegebiedjes met de eerste fasediepte en informatiegebiedjes met de tweede fasediepte, en omgekeerd, aan-geeft.
5. Inrichting voor het uitlezen van een registratie-25 drager, waarin informatiegebiedjes met twee verschillende fa- sediepten voorkomen, welke inrichting bevat een, een uit-leesbundel leverende stralingsbron, een objectiestelsel voor focusseren van de uitleesbundel tot een uitleesvlek op de informatiestructuur en twee stralingsgevoelige detec-30 toren die geplaatst zijn in het verre veld van de informatiestructuur aan weerszijden van een lijn die effectief dwars op de spoorrichting staat, waarbij de uitgangen van de twee detectoren verbonden zijn met een optelschakeling, met het kenmerk, dat minstens e§n van de detectoren via een fase-35 draaiend element met de optelschakeling verbonden is welk element een fasedraaiing van constante grootte van het de-tectorsignaal veroorzaakt. ~ £. Inrichting volgens conclusie 5, met het kenmerk, 8103504 PHN 10.121 23 r * , *' dafc de twee detectoren eveneens verbonden zijn met een aftrekschakeling, dat de uitgangen van de optelschakeling en de aftrekschakeling via een schakelelement gelegd zijn aan de ingang van een signaalverwerkingscircuit en dat 5 een stuuringang van het schakelelement verbonden is met een uitgang van een electronisch circuit waarin een schakel-signaal wordt afgeleid uit het van de registratie-drager uitgelezen signaal.
7. Inrichting volgens conclusie 6, met het kenmerk, IQ dat elk van de detectoren via een fasedraaiend element met de optelschakeling verbonden is waarbij de twee fase-draaiende elementen fasedraaiingen introduceren die even groot zijn doch een tegengesteld teken hebben.
8. Inrichting volgens conclusie 6, met het kenmerk, 15 dat elk van de detectoren via een fasedraaiend element met de optelschakeling en met de aftrekschakeling verbonden is, waarbij de twee fasedraaiende elementen fasedraaiingen introduceren die even groot zijn doch een tegengesteld teken hebben.
9. Inrichting volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat elk van de detectoren via een fasedraaiend element met de optelschakeling verbonden is, waarbij de twee fasedraaiende elemeten een fasedraaiing introduceren waarvan de grootte constant is echter het teken instel-25 baar, waarbij de fasedraaiingen van de twee elementen steeds even groot zijn doch een tegensteld teken hebben en dat de stuuringangen van de fasedraaiende elementen verbonden zijn met een electronisch circuit waarin een stuursignaal wordt afgeleid uit het van de registratiedrager uitgelezen 30 signaal. ID. Inrichting volgens een der conclusies 5 tot en met 9, met het kenmerk, dat de stralingsgevoelige opper-vlakken van de twee detectoren elk tegen een rand van de effectieve pupil van het objectiefstelsel geplaatst zijn.
11. Inrichting volgens een der conclusies 5 tot en met 10, voorzien van een servosysteem voor het gepositioneerd houden van de uitleesvlek op het midden van een informatie-spoor, welk servosysteem bevat een stralingsgevoelig detec- 8103504 ' 0* ·.···’ ,V - : ΡΗΝ 10.121 24 tiestelsel voor het genereren van een positie-foutsignaal, een stuurcircuit voor het omzetten van dit sxgnaal in een stuursignaal voor een actuator waarmee de radiele positie van de uitleesvlek kan warden gevarieerd, met het kenmerk, ί 5 dat tussen het detectiestelsel en het stuurcircuit een schakelbare omkeertrap is aangebracht, waarvan een. stuuringang is verbonden met de uitgang van een electronisch circuit u/aarin een schakelsignaal wordt afgeleid uit het van de registratiedrager uitgelezen sxgnaal. 10 - . -.. ......- 15 - . 20 ' . · * . . 25 30 35 8103504
NL8103504A 1981-07-24 1981-07-24 Registratiedrager met een optisch uitleesbare informatiestructuur en inrichting voor het uitlezen daarvan. NL8103504A (nl)

Priority Applications (13)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL8103504A NL8103504A (nl) 1981-07-24 1981-07-24 Registratiedrager met een optisch uitleesbare informatiestructuur en inrichting voor het uitlezen daarvan.
SE8106133A SE453543B (sv) 1981-07-24 1981-10-16 Uppteckningsberare med en optiskt lesbar informationsstruktur och apparat for avlesning av uppteckningsberaren
AT0444881A AT371621B (de) 1981-07-24 1981-10-16 Aufzeichnungstraeger mit einer optisch auslesbaren informationsstruktur
CA000388128A CA1182916A (en) 1981-07-24 1981-10-16 Record carrier having an optically readable information structure and apparatus for reading said record carrier
IT24539/81A IT1140225B (it) 1981-07-24 1981-10-16 Vettore di registrazione con struttura informazionale leggibile per via ottica ed apparecchiatura per la lettura di detto vettore
ES506292A ES8207370A1 (es) 1981-07-24 1981-10-16 Un portador de registro que tiene una estructura de informa-cion que comprende areas de informacion opticamente legiblesy aparato para leer dicho portador de registro.
DD81234162A DD201625A5 (de) 1981-07-24 1981-10-16 Aufzeichnungstraeger mit einer optisch auslesbaren informationsstruktur und vorrichtung zum auslesen desselben
GB08131237A GB2103409B (en) 1981-07-24 1981-10-16 Optically readable record carrier and read apparatus therefore
BE0/206263A BE890760A (fr) 1981-07-24 1981-10-16 Porteur d'enregistrement comportant une structure optique et dispositif pour la lecture d'un tel porteur d'enregistrement
DE19813141103 DE3141103A1 (de) 1981-07-24 1981-10-16 Aufzeichnungstraeger mit einer optisch auslesbaren informationsstruktur und vorrichtung zum auslesen desselben
JP56164382A JPS5819748A (ja) 1981-07-24 1981-10-16 記録キヤリヤおよびその読取装置
AT257782A AT374294B (de) 1981-07-24 1982-07-02 Vorrichtung zum auslesen eines aufzeichnungstr[gers mit einer optisch auslesbaren informationsstruktur
JP2217238A JPH03116456A (ja) 1981-07-24 1990-08-20 記録キャリヤ

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL8103504 1981-07-24
NL8103504A NL8103504A (nl) 1981-07-24 1981-07-24 Registratiedrager met een optisch uitleesbare informatiestructuur en inrichting voor het uitlezen daarvan.

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL8103504A true NL8103504A (nl) 1983-02-16

Family

ID=19837845

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL8103504A NL8103504A (nl) 1981-07-24 1981-07-24 Registratiedrager met een optisch uitleesbare informatiestructuur en inrichting voor het uitlezen daarvan.

Country Status (11)

Country Link
JP (2) JPS5819748A (nl)
AT (1) AT371621B (nl)
BE (1) BE890760A (nl)
CA (1) CA1182916A (nl)
DD (1) DD201625A5 (nl)
DE (1) DE3141103A1 (nl)
ES (1) ES8207370A1 (nl)
GB (1) GB2103409B (nl)
IT (1) IT1140225B (nl)
NL (1) NL8103504A (nl)
SE (1) SE453543B (nl)

Families Citing this family (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE4121505A1 (de) * 1991-06-28 1993-01-07 Sonopress Prod Plattenfoermiger speicher fuer binaere informationen
CA2108457A1 (en) * 1992-02-14 1993-08-15 Seiji Kobayashi Information recording medium, information recording apparatus, information reproducing apparatus and information recording and reproducing apparatus
EP1950750B1 (en) * 1999-06-30 2009-08-12 Sharp Kabushiki Kaisha Optical disc device for reproducing an optical disc having pits of different depth formed therein
KR101039194B1 (ko) * 2006-07-27 2011-06-03 미쓰비시덴키 가부시키가이샤 광디스크 매체 및 광디스크 장치

Family Cites Families (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
NL7803517A (nl) * 1978-04-03 1979-10-05 Philips Nv Registratiedrager met een optisch uitleesbare fase- struktuur en inrichting voor het uitlezen.
NL7810462A (nl) * 1978-10-19 1980-04-22 Philips Nv Registratiedrager waarin informatie is aangebracht in een optisch uitleesbare stralingsreflekterende informatiestruktuur
CA1165871A (en) * 1978-11-08 1984-04-17 Kornelis Bulthuis Optically inscribable record carrier

Also Published As

Publication number Publication date
ES506292A0 (es) 1982-09-01
JPS5819748A (ja) 1983-02-04
DE3141103C2 (nl) 1991-05-29
SE453543B (sv) 1988-02-08
CA1182916A (en) 1985-02-19
GB2103409B (en) 1986-04-23
IT1140225B (it) 1986-09-24
GB2103409A (en) 1983-02-16
DD201625A5 (de) 1983-07-27
ES8207370A1 (es) 1982-09-01
JPH03116456A (ja) 1991-05-17
SE8106133L (sv) 1983-01-25
ATA444881A (de) 1982-11-15
DE3141103A1 (de) 1983-02-10
IT8124539A0 (it) 1981-10-16
AT371621B (de) 1983-07-11
BE890760A (fr) 1982-04-16
JPH0366735B2 (nl) 1991-10-18
JPH0421254B2 (nl) 1992-04-09

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US4556967A (en) Record carrier having an optically readable information structure comprised of information areas of two different phase depths
EP0219170B1 (en) Apparatus for reading and/or recording a trackwise arranged optical information structure
US5168490A (en) Record carrier with optically readable phase structure having tracks with different phase depths and apparatus for reading such a record carrier
NL8502835A (nl) Inrichting voor het met optische straling aftasten van een informatievlak.
US4366564A (en) Apparatus for writing digital information in a disc-shaped optically readable record carrier
US4123652A (en) Apparatus for reading a radiation-reflecting record carrier
US4209804A (en) Record carrier containing information in an optically readable radiation reflecting information structure
EP0354019B1 (en) Optical head device for reading information stored in a recording medium
CA1249659A (en) Optical disc having servo-track portions and sector addresses and apparatus
US5682365A (en) Apparatus for recording data on a disc-shaped optically readable record carrier
KR100390334B1 (ko) 랜드홈기록방식을 사용한 광학적기록방법
EP0378438B1 (en) An optical pickup apparatus
CA1182911A (en) Optical recording apparatus
GB2058434A (en) Optically readable record and read apparatus therefor
NL8202058A (nl) Opto-elektronisch fokusfout-detektiestelsel.
NL8103504A (nl) Registratiedrager met een optisch uitleesbare informatiestructuur en inrichting voor het uitlezen daarvan.
GB2045997A (en) Optically readable record carrier
WO2000017867A1 (en) Device for scanning an optical record carrier having at least two information layers
NL9002007A (nl) Inrichting voor het met optische straling aftasten van een informatievlak.
JP2002237062A (ja) トラッキング誤差信号検出装置
NL8602911A (nl) Inrichting voor het inschrijven en/of uitlezen van informatie in respektievelijk uit een schijfvormige registratiedrager.
JPH07110956A (ja) 円盤状記録媒体の記録再生装置
US6788644B1 (en) Devuce and method for forming a focus error signal based on ohase difference between corresponding parts of detector signals
KR100200816B1 (ko) 고밀도 광기록재생방법 및 그 장치
JP3022660B2 (ja) 光学式記録再生装置

Legal Events

Date Code Title Description
A85 Still pending on 85-01-01
BV The patent application has lapsed