NL8103147A - Inrichting voor het toevoeren van glas. - Google Patents

Description

*«

Inrichting voor het toevoeren van glas.

De uitvinding heeft betrekking qp een stelsel voor het toevoeren van drie tot zes regelmatige stromen gesmolten glas voor het scheiden daarvan in afzonderlijke, regelmatige proppen voor levering aan bijvoorbeeld een vormmachine met afzonderlijke gedeelten en een aan-5 tal holten. Een voorbeeld van een toevoerinrichting voor twee proppen is geopenbaard in het Amerikaanse octrooischrift 2.310.290, waarbij een voorbeeld van een toevoerinrichting voor drie proppen is geopenbaard in het Amerikaanse octrooischrift 3.516.812. '

Bij het produceren van drie proppen, zodat drie houders per 10 keer kunnen worden gemaakt, geeft de regeling van de stroming van de middenstroom een moeilijkheid omdat de middenstroom heter is dan de andere buitenste stromen. De middenstroom stroomt gewoonlijk sneller, waarbij als gevolg daarvan de door de middenstroom geleverde glasprqp een groter gewicht heeft en een hogere temperatuur in vergelijking met 15 de proppen van de buitenste stromen. Het genoemde Amerikaanse octrooischrift 3.516.811 is gericht op een werkwijze en een inrichting voor het koelen van de middenstroom voor het met dezelfde snelheid doen stromen van de drie stromen voor het bereiken van gewichtsregelmatig-heid in de prop uit drie of meer regelmatige stromen gesmolten glas voor 20 het scheiden in nauwkeurig gelijke gesmolten prcppen, hetgeen een voortdurende moeilijkheid is op dit gebied, waarbij het koelen en afschermen van de middenstroom bij een dergelijJe vorming van drie proppen de reeds lang bestaande bedrijfsmoeilijkheden niet voldoende oplossen. Ook zijn aanzienlijke moeilijkheden ondervonden voor het leveren van vier of 25 meer stromen gesmolten glas met een duidelijke mate van regelmatigheid 8103 147 2 . * » teneinde het leveren van vier of meer proppen mogelijk te maken.

Het Amerikaanse octrooischrift 3.558.296 openbaart een toe-voerinrichting voor drie glasproppen met een warmteterugkaatsscherm bij de tuit van de toevoerinrichting. Het Amerikaanse octrooischrift 5 3.560.188 openbaart een scharriierbare openingsplaat, die inwendig wordt gekoeld voor het leveren van een aantal proppen. De Amerikaanse octrooi-schriften 3.582.309 èn 3.711.266 openbaren toevoerinrichtingen voor drie proppen, waarbij gebruik wordt gemaakt van drie plunjers in lijn, die werkzaam zijn boven elk der drie afvoeropeningen. Hoewel elk dezer 10 openbaringen heeft getracht de eigen moeilijkheden bij het leveren van drie proppen op te lossen, heeft geen daarvan de vereiste nauwkeurigheid en eenvoudigheid verschaft voor het leveren van drie of vier regelmatige proppen voor het merendeel van de tegenwoordige glasvormmachines met afzonderlijke gedeelten, welke machines met hoge prodüktiesnelheden 15 werkzaam zijn.

Overeenkomstig de uitvinding wordt een grotere drukhoogte van gesmolten glas verschaft boven een afvoerdeel met een aantal ope-ningen, waarbij een overgangsdeel met buisvormige kanalen is verschaft tussen het toevoerbekken en de afvoeropeningen. Het overgangsdeel be-20 staat bij voorkeur uit een buisvormig deel met zware wanden, voorzien van een kanaal met een betrekkelijk kleine cirkelvormige dwarsdoorsnede bij zijn bovenste gebied, en een langwerpig sleufkanaal bij zijn onderste gebied vlak boven het deel met het aantal afvoeropeningen. Dit overgangsdeel is voorzien van zonale verwarmingselementen voor het regelen 25 van warmteverlies door zijn in dikte veranderlijke wand, en kan dus een regelmatige thermische toestand handhaven in het daarin zich bevindende gesmolten glas gedurende het leveren daarvan in een aantal stromen.

Bij de gezamenlijke inrichting wordt gebruik gemaakt van één enkele, vertikaal heen een weer beweegbare plunjer, die is gemonteerd in het 30 toevoerbekkengebied en wordt omgeven door één enkele cilindrische buis, voorzien van een diameter die complementair is ten opzichte van het bovenste cirkelvormige kanaal van het overgangsdeel. De inrichting en werkwijze verschaffen aanzienlijke voordelen in eenvoud, bijzondere constructie en regelmatige werking, hetgeen de noodzaak opheft voor een 35 aantal plunjers en hun bijbehorende verstelmoeilijkheden. Bij de 8103147 « i, 3 onderhavige inrichting wordt gebruik gemaakt van één enkele plunjer en één enkele huis, en een bijzonder gevormd overgangsgedeelte tussen het békken en de openingenplaat voor het verzekeren van een regelmatige, gelijkmatige neerwaartse stroming en positieve regeling van de thermi-5 sche omstandigheden.

Het is een doel van de uitvinding een stelsel te verschaffen voor het toevoeren van regelmatiger glasproppen aan glasvormmachines met een aantal holten, welke prcppen zeer nauwkeurig gelijk zijn in gewicht, gedaante en thermische toestandseigenschappen.

10 Een ander doel van de uitvinding is het verschaffen van een inrichting voor het toevoeren van een aantal glasproppen, welke inrich-tings zwaar is geïsoleerd, waarbij het gesmolten glas naar beneden wordt geleid door een buisvormig overgangsdeel met zware wanden, voorzien van een cirkelvormige tot langwerpige sleufdwarsdoorsnede naar een rechtlij-15 nige reeks afvoeropeningen. De bekkenconstructie en het overgangsdeel hebben aanvullende verwarmingselementen voor het nauwkeurig handhaven en regelen van glastemperaturen daarin.

Nog een ander doel is het verschaffen van een werkwijze voor het leveren van een of meer proppen gesmolten glas, waarbij elke prop 20 regelmatig in afmetingen, gewicht en temperatuur is voor de toegenomen behoeften van moderne, met hoge snelheid werkzame vormmachines.

De uitvinding wordt nader toegelicht aan de hand van de tekening, waarin: fig. 1 een ruimtelijk aanzicht is, gedeeltelijk in doorsnede, 25 van een gedeelte van het glastoevoerstelsel, fig. 2 een vertikale doorsnede is volgens de hartlijn van de in fig. 1 weergegeven inrichting, fig. 3 een doorsnede is volgens de lijn III-III in fig. 2, fig. 4 een doorsnede is volgens de lijn IV-IV in fig. 3, 30 fig. 5 een doorsnede is volgens de lijn V-V in fig. 3, fig. 6 een aan fig. 4 gelijke doorsnede is van het toevoer-bekken, de af leveropening en het knipmechanisme van het stelsel, fig. 7 een horizontale doorsnede is van een gedeelte van het toevoerbekken, de aflevercpening en het knipmechanisme van het 35 stelsel, 8103147 4 ' , * fig. 8 een doorsnede is van het deel met het aantal openingen, fig. 9 een bovenaanzicht is van het deel met het aantal openingen, fig. 10 een doorsnede is volgens de lijn X-X in fig. 9, en 5 fig. 11 een'doorsnede is volgens de lijn XI-XI in fig. 9.

Gedetailleerd verwijzende naar de tekening, waarin gelijke verwijzingscijfers gelijke elementen aanduiden, is in fig. 1 een gesmolten glastoevoerinrichting 10 weergegeven, waaruit het glas op een geregelde wijze wordt afgevoerd. De toevoerinrichting bevat een bekkengedeeΙ-ΙΟ te 11, dat bij voorkeur aan alle zijden is voorzien van een zware wand en is geïsoleerd voor het tot een minimum beperken van warmteverlies naar zijn omgeving. Het bekken bestaat bij voorkeur uit een vuurvast materiaal voor langdurig gebruik bij het leveren van het gesmolten glas.

VciÏL,

De' toevoerinrichting beyf ook één enkele cilindrische plunjer 12, die 15 vertikaal in het midden in het bekken is gemonteerd voor het regelen van de glasstroming door het afvoergebied van de toevoerinrichting.

De plunjer is vertikaal heen en weer beweegbaar voor het regelen van deze stroming door hydraulische werking. De plunjer is gemonteerd in een cilindrische vuurvaste buis 13, die is voorzien van een gebruikelijke 20 monteerconstructie (niet weergegeven) voor het draaien van de buis rond zijn lengtehartlijn. Gewoonlijk wordt de buis tijdens bedrijf van de toevoerinrichting onafgebroken gedraaid, waarbij de buis en de plunjer samenvallende hartlijnen hebben. Eén uitvoering van de gebruikelijke constructie voor het draaien van de buis 13 is geopenbaar in het Ameri-25 kaanse octrooischrift 2.310.290.

Zoals is weergegeven in fig. 1, wordt het verwarmde gesmolten glas 15, dat in de toevoerinrichting gaat, daarin getransporteerd vanuit een voorhaard 16, verbonden met het zuiveringsgedeelte van een glassmeltoven. Het glas stroomt in het toevoerbekken 11 in een op juiste 30 wijze gezuiverde en regelmatige thermische toestand voor het vormen of een ander eindgebruik. Het bekkengedeelte 11 heeft een aantal electroden 17, welke horizontaal op onderlinge afstanden zijn gemonteerd en zich door de zijwand van het bekken uitstrekken. De electroden zijn gemonteerd volgens een radiaal patroon, reikende tot in het gesmolten glas, 35 dat de buis 13 omgeeft. : iElectrische leidingen (niet weergegeven) zijn 8103 147 5

V V

verbonden met elk der electroden vanaf een electrische krachtbron voor het leveren van electrische energie voor het verwarmen van het glas.

Een of meer van de electroden kan afzonderlijk of gezamenlijk worden bekrachtigd voor het plaatselijk verwarmen van het glas in het bekken 5 voor het bereiken van een regelmatiger temperatuur in de glasmassa wanneer een thermische onbalans wordt bemerkt.

Het bekken 11 heeft een cirkelvormige afvoeropening 18 in een middenbodemgebied, vertikaal in lijn met de plunjer 12 en de holle draaibuis 13. Het gesmolten glas in een thermisch stabiele toestand en 10 met een regelmatige viscositeit wordt dan geleverd door de afvoeropening 18. De bekkenconstructie wordt gewoonlijk omgeven door een aangepaste laag of lagen met isolatiemateriaal 19 over alle aan de buitenkant vrije oppervlakken voor het tot een minimum beperken van warmteverliezen naar zijn omgeving.

15 Zoals is weergegeven in de fig. 1 en 2, is een met zware wam den uitgevoerd overgangsdeel 20/ dat buisvormig van aard is, gemonteerd onder de bekkenafvoercpening 18. Het overgangsdeel 20 heeft een kanaal 21 met een cirkelvormige opening bij zijn bovenste gebied, dat is bevestigd aan de onderzijde van het bekken, waarbij de bekkenopening 18 20 en de bovenste cirkelvormige opening 21 van het overgangsdeel nauwkeurig dezelfde diameters hebben. Het overgangsdeel 20 heeft een kanaal 22 in de vorm van een langwerpige sleuf aan zijn onderste gebied, waarbij het dwarsdoorsnedegebied van het buisvormige kanaal van het overgangsdeel geleidelijk vanaf de bovenkant naar de bodem in een neerwaartse richting 25 afneemt. De afneming in gebied is in de orde van ongeveer 10%, dat wil zeggen dat het langwerpige onderste sleufgebied ongeveer 90% is van het gebied van de bovenste cirkelvormige opening. De neerwaartse overgang vanaf een cirkelvormig kanaal naar een langwerpig sleufkanaal is bij voorkeur beperkt tot een maximale hellingshoek van niet meer dan onge-30 veer 15° ten opzichte van de vertikaal. Het overgangsdeel heeft voldoende vertikale hoogte voor het mogelijk maken van een dergelijke hellingshoek vanaf het cirkelvormige naar het langwerpige sleufkanaal.

Het overgangsdeel 20 heeft een zware wandconstructie, en bestaat bij voorkeur uit vuurvast keramisch materiaal voor het tot een 35 minimum beperken van warmteverlies door zijn zijwanden. De buitenopper- 8103 147 # ’ 0 6 vlakken van dit deel worden omgeven door een aantal opstaande, plaatvormige, electrische verwarmingselementen 25, gemonteerd volgens een radiaal patroon, dat dient voor het regelmatig houden van de thermische omstandigheden in het overgangsdeel 20 gedurende een neerwaartse door-5 gang van het glas. Elk der verwarmingselementen 25 is verbonden met een electrische krachtbron voor het leveren van electrische energie daaraan. Zoals is weergegeven in fig. 3 kan het overgangsdeel 20 ook zijn omgeven door een laag 26 met isolatiemateriaal, zoals keramisch materiaal voor een hoge temperatuur, aan de buitenkant gemonteerd van de electrische 10 verwarmers voor het verder verminderen van warmteverliezen.

Een deel 30 met een aantal afvoeropeningen is gemonteerd aan het onderste gebied van het overgangsdeel en voorzien van voldoende horizontaal gebied en complementair in gedaante voor het bedekken van het langwerpige sleufkanaal 22. Het openingendeel kan drie tot zes 15 openingen hebben in zijn onderste uiteinde, welke openingen rechtlijnig in lijn zijn geplaatst met het langwerpige sleufkanaal 22, en bestaat eveneens bij voorkeur uit vuurvast materiaal. Wanneer het openingendeel drie afvoeropeningen bijvoorbeeld heeft, hebben de openingen bij voorkeur nauwkeurig gelijke diameters en dwarsdoorsnedeprofielen, en liggen 20 zij op onderling gelijke afstanden. Wanneer het openingendeel vier afvoeropeningen 32 heeft, zoals is weergegeven in de fig. 6 en 9, hebben de openingen nauwkeurig dezelfde diameters en liggen zijn op onderling gelijke afstanden, behalve dat de twee binnenste twee openingen 32a een iets grotere afstand hebben. De twee binnenste openingen 32a hebben 25 gelijke profielen met een lage afvoersnelheid, waarbij de twee buitenste openingen 32b gelijke profielen met een hoge afvoersnelheid hebben, zoals eveneens weergegeven in de fig. 10 en 11.

De samengevoegde overgangs- en afvoeropeningendelen 20,30 hebben voldoende vertikale hoogte voor het verschaffen van een betrekke-30 lijk grote drukhoogte van gesmolten glas over het aantal afvoeropeningen voor een positiever stromen door de uitlaatopeningen. Het aantal gesmolten glasstromen is dus vrijwel gelijk in afmeting, gedaante en viscositeit bij het uit de openingen naar buiten komen.

Een stel knipbladen 40 is horizontaal dicht bij het onderste 35 einde van het afvoeropeningendee1 30 gemonteerd. De bladen kunnen het 8103147 « t» 7 * aantal glasstromen gelijktijdig scheiden in een aantal gelijke glasproppen voor levering aan een vonninrichting bijvoorbeeld. De bladen 40 zijn gemonteerd in paren tegenover elkaar liggend aan elke arm 41, waarbij twee paren armen worden toegepast voor het gelijktijdig schei-5 den van vier proppen van onder het afvoeropeningendee 1 30.

De voomoemde toe voerinrich tings constructie leent zich gemakkelijk voor het leveren van drie tot zes glasproppen, die alle gelijk zijn binnen een zeer smal bereik van gewichstverandering. De proppen vertonen ook een grotere nauwkevurigheid in vermenigvuldiging, 10 voorzien van sterk verbeterde eigenschappen van vrijwel gelijke grootte, gewicht en temperatuur. Daaropvolgende vormbewerkingen, waarbij gebruik wordt gemaakt van een aantal glasproppen, af geleverd in een aantal holten, kunnen dus regelmatiger vervaardigde producten produceren met minder of geen smetten.

15 De gevraagde werkwijze kan alsvolgt worden uitgevoerd.

Gesmolten glas wordt uit de voorhaard 16 geleverd in het toevoerbekken 11 in een gezuiverde, thermisch stabiele toestand. De buis 13 wordt onafgebroken gedraaid, en de plunjer 12 wordt in vertikale heen en weer beweging bediend, waarbij één slag een aantal regelmatige stromen glas 20 levert uit de afvoercpeningen, klaar om tot afzonderlijke proppen te worden geknipt. Het glas in het békken wordt plaatse lijk verwarmd, indien nodig of gewenst, door de naar binnen uitstekende electroden 17 teneide een thermische balans in de glasmassa te bereiken. Het belangrijkste warmteverlies is het gevolg van het gebied van het vrije glas-25 oppervlak, welk gebied tot een minimum wordt gehouden door de enkele buis 13, die de enkele afvoercpening 18 van het bekken omgeeft, waarbij de opening en het inwendige van de buis complementaire diameters hebben.

Het glas wordt dan geleverd door het onderste overgangsdeel 20 vanuit het cirkelvormige aan het langwerpige sleufkanaal. Het overgangsdeel 20 30 wordt plaatselijk verwarmd door verwarmers 25, indien nodig of wenselijk, gedurende de doorgang van het glas daardoorheen. Het glas wordt dan geleverd aan het aantal openingen van het langwerpige afvoeropeningendee 1 30, waarbij de stromingssnelheid in hoofdzaak wordt geregeld door de vertikale slag van de heen en weer bewegende plunjer.

35 Het glas wordt met een aanzienlijke drukhoogte boven de 8103147 8 t afvoerqpeningen gehouden- Het neerwaarts afnemende dwarsdoorsnedegebied van het kanaal in het overgangsdeel 20 maakt te allen tijde een positievere regeling mogelijk van de glasstroming. De beschreven constructie maakt een verbeterde werking met drie proppen mogelijk/ en verschaft 5 bovendien de mogelijkheid van vier of meer proppen voor het merendeel van de moderne vormmachines met één enkel gedeelte en een aantal holten, welke machines drie of meer proppen behoeven.

Het gevraagde tuitstelsel maakt het mogelijk dit te koppelen aan het glasconditioneergedeelte van een gebruikelijke voorhaard in 10 plaats van de gebruikelijke prop toe voer der en tuit. De onderhavige constructie kan thermisch geconditioneerd glas uit de voorhaard opnemen en de thermische regelmatigheid van het glas handhaven of verbeteren . door de toevoerinrichting naar de laatste uitlaat. Dit wordt tot stand gebracht door een toenemende mate van isolatie, die regelmatig is aanr· 15 gebracht om het tuitstelsel met de middelen voor het toevoeren van uitwendige en inwendige warmte aan het glas of vuurvast materiaal.

Het bijzonder gevormde overgangsdeel levert regelmatig geconditioneerd gesmolten glas aan het bijzonder gevormde langwerpige cpe-ningendeel, dat het aantal openingen bevat. De som van de gebieden van 20 de openingen is aanzienlijk kleiner dan het gebied van de sleuf in het overgangsdeel. Dit handhaaft een positieve drukhoogte van glas in het af leverstelsel en maakt een regeling mogelijk van de massastroming met de gebruikelijke enkele toevoerbuis, die zich bevindt in het bovenste tuitgebied. Een afzonderlijke stromingsregeling van elke opening wordt 25 verkregen door een sonale uitwendige verwarming van het overgangsdeel voor het zodoende regelen van de snelheid van warmteverlies en zijn daaruit voortvloeiende uitwerking op de weerstand tegen stromen bij het glas-keramisch materiaal tussenvlak. Bovendien kan een microstro-mingregeling worden verkregen door een soortgelijke sonale verwarming 30 bij het openingendeel.

De toevoerbuis 13 is bij voorkeur in diameter kleiner dan gewoonlijk gebruikt voor het vormen van een aantal proppen, en is, zoals gezegd, bemeten opdat zijn inwendige diameter is aangepast aan het overgangsdeel. De kleinere buisafmeting vermindert verder het moge-35 lijke warmteverliesgebied. De gebruikelijke enkele toevoerplunjer of 8103147 9

X

-naald beweegt heen en weer in de buis voor het verschaffen van de hydraulische pompwerking, nodig voor het vormen van proppen. De glasstroom-gedaante met zijn kleiner oppervlaktegebied, maar grotere dan gebruikelijke drukhoogte boven de opening, maakt regelmatige propvormeigenschap-5 pen mogelijk bij alle openingen.

Het onderhavige glastoevoerstelsel is bestemd voor het produceren van een aantal regelmatige glasproppen voor het vervaardigen van hoge kwaliteitsprodukten. Indien nodig, kan het stelsel verder worden aangevuld met andere bekende glasmengorganen, zoals rotorsegmenten of 10 roerders, gemonteerd in het tuitgebied.

Het is duidelijk, dat veranderingen en verbeteringen kunnen worden aangebracht zonder buiten het kader van de uitvinding te treden.

8103147

Claims (19)

1. Glastoevoerinrichting, voorzien van een bekkenconstructie voor het opnemen van gesmolten glas, verder van één enkele plunjer, die vertikaal is gemonteerd in de bekkenconstructie voor een vertikaal 5 heen en weer bewegen, van één enkele cilindrische buis, gemonteerd in de bekkenconstructie om de plunjer heen, waarbij de buis en de plunjer het leveren kunnen regelen van de hoeveelheid gesmolten glas uit de toevoerinrichting, en van een stel knipbladen, gemonteerd onder de toe-voerinrichting voor het gelijktijdig scheiden van een aantal stromen 10 gesmolten glas in gesmolten glasproppen, gekenmerkt door een onderste openingendeel, voorzien van een aantal van drie of meer afvoeropeningen, en door een van zware banden voorzien, buisvormig overgangsdeel, dat is gemonteerd in een onderste gebied van de bekkenconstructie en boven het onderste afvoeropeningendeel, welk overgangsdeel is voorzien van een 15 aanzienlijke vertikale hoogte met een cirkelvormige kanaalgedaante bij zijn bovenste gebied en een langwerpige sleufkanaalgedaante bij zijn onderste gebied rechtlijnig in lijn met de hoofdhartlijn van de langwerpige sleuf voor het leveren van een aantal regelmatige gesmolten glasproppen uit het aantal van drie of meer afvoeropeningen.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het van zware wanden voorziene overgangsdeel een geleidelijk afnemend dwarsdoorsnedekanaalgebied heeft vanaf zijn bovenste naar zijn onderste gebied.

3. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het 25 onderste afvoeropeningendeel een rechtlijnige reeks van vier, in het algemeen gelijke afvoeropeningen heeft in zijn onderste gebied.

4. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het onderste afvoeropeningendeel een rechtlijnige reeks van vier afvoeropeningen heeft met eenzelfde diameter bij zijn onderste gebied, waarbij 30 de binnenste openingen een dwarsdoorsnedegedaante met een lage afvoer-snelheid hebben, en de buitenste openingen een dwarsdoorsnedegedaante met een hoge afvoersnelheid.

5. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het van zware wanden voorziene overgangsdeel een geleidelijk naar beneden 35 afnemend dwarsdoorsnedekanaalgebied heeft, dat met ongeveer 10% afneemt 8103147 * vanaf zijn bovenste naar zijn onderste einde voor het handhaven van een positieve drukhoogte van gesmolten glas boven de afvoeropeningen.

6. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de holle békkenconstructie een aantal electroden heeft, welke electroden 5 zich uitstrekken in het gesmolten glas boven het van zware wanden voorziene overgangsdeel, en electrische krachtmiddelen, verbonden met elk van der electroden voor het direct verwarmen van het gesmolten glas daarin.

7. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het 10 van zware wanden voorziene overgangsdeel een reeks electrische verwarmers heeft om zijn buitenoppervlakken volgens een sonale opstelling, en daarmee verbonden electrische krachtmiddelen voor het regelen van warmteverlies uit het overgangsdeel.

8. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het 15 holle bekkendeel een uitlaatkanaal met een betrekkelijk kleine diameter heeft, die leidt in het buisvormige overgangsdeel, waarbij de enkele plunjer en de omgevende enkele cilindrische buis, gemonteerd in het holle bekkendeel, dienen voor het samen tot een minimum beperken van het vrijliggende gebied voor een minimaal warmteverlies uit het qpper- 20 vlak van het gesmolten glas, dat zich bevindt in het bekkendeel.

9. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het buisvormige overgangsdeel in zijn neerwaartse overgang vanaf een cirkelvormig kanaal naar een langwerpig sleufkanaal voldoende vertikale hoogte heeft voor het beperken van de maximale hellingshoek tot niet meer dan 25 ongeveer 15° ten opzichte van de vertikaal.

10. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het langwerpige sleufkanaal aan het onderste gebied van het buisvormige overgangsdeel een inwendige lengte en breedte heeft voor het verschaffen van een bedekking van het onderste afvoeropeningendeel, voorzien van een 30 aantal van drie of meer afvoeropeningen.

11. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het onderste afvoeropeningendeel een aantal van in het algemeen in diameter gelijke afvoeropeningen heeft volgens een rechtlijnige opstelling, lopende van drie tot zes in getal.

12. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het * 8103 147 . 12 " t onderste afvoeropeningendeel een aantal van vier in diameter gelijke afvoeropeningen heeft met in hoofdzaak gelijke onderlinge afstanden, waarbij de hartafstand van de twee binnenste openingen iets groter is.

13. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het 5 buisvormige overgangsdeel voldoende vertikale hoogte heeft voor het verschaffen van een betrekkelijk jgrote drukhoogte van gesmolten glas boven het onderste afvoeropeningendeel voor een positievere gesmolten glasstroming door het aantal afvoeropeningen.

14. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het 10 onderste afvoeropeningendeel een reeks electrische verwarmingselementen heeft, welke elementen elk om een afzonderlijke afvoeropening zijn gemonteerd voor het daar verschaffen van een onafhankelijke warmteverliesregeling.

15. Werkwijze voor het leveren van een aantal gesmolten 15 glasproppen met een verbeterde gelijkmatigheid uit een glastoevoerstel-sel, dat een hoeveelheid gesmolten glas kan opnemen, en is voorzien van een geïsoleerde, dikwandige bekkenconstructie, en van één enkele vertikaal heen en weer beweegbare plunjer, omgeven door één enkele cilindrische buis, met het kenmerk, dat een buisvormig, van zware wanden 20 voorzien overgangsdeel is gemonteerd :in het onderste gebied van de bekkenconstructie, en een langwerpig, onderste, afvoeropeningendeel aan het onderste gebied van het overgangsdeel, en voorzien van een aantal afvoeropeningen, waarbij de werkwijze de stappen omvat van het leveren van een hoeveelheid gesmolten glas in de bekkenconstructie, verder het , . .. 25 plaatselijk verwarmen van het gesmolten glas in de bekkenconstructie voor het verzekeren van zijn thermische regelmatigheid door de gehele massa heen, het leveren van het gesmolten glas door het buisvormige overgangsdeel vanuit een cirkelvormig inlaatkanaal aan een langwerpig sleufuitlaatkanaal en dan door het aantal afvoeropeningen van het 30 langwerpige onderste afvoeropeningendeel, waarbij de stromingssnelheid van het gesmolten glas in hoofdzaak wordt geregeld door de vertikale beweging van de enkele, vertikaal heen en weer bewegende plunjer, omgeven door de enkele cilindrische buis, het plaatselijk verwarmen van de uitwendige vertikale oppervlakken van het overgangsdeel voor het 35 regelen van de warmteoverdracht door zijn in dikte veranderlijke wanden, 8103147 V en voor het regelen van de stromingsweerstand van het gesmolten glas daarin, en het met tussenpozen afknippen van het gesmolten glas, dat uit het aantal afvoeropeningen naar buiten komt, tot een aantal gesmolten glasproppen met een regelmatig gewicht, een regelmatige gedaante 5 en regelmatige temperatuurseigenschappen.

16. Werkwijze volgens conclusie 15, gekenmerkt door de stap van het leiden van het gesmolten glas naar beneden door het buisvormige overgangsdeel vanuit het cirkelvormige inlaatkanaal naar het langwerpige sleuf uitlaatkanaal met een geleidelijk afnemend dwarsdoorsnedegebied 10 voor het handhaven van een positieve drukhoogte van gesmolten glas boven het aantal afvoerppeningen-

17. Werkwijze volgens conclusie 15, gekenmerkt door de stap van het leveren van drie tot zes gesmolten glasstromen uit het langwerpige onderste afvoerdeel voor het scheiden van drie tot zes nauwkeurig 15 gelijke gesmolten glasproppen.

18. Inrichting in hoofdzaak zoals in de beschrijving beschreven en in de tekening weergegeven.

19. Werkwijze in hoofdzaak zoals in de beschrijving beschreven en in de tekening weergegeven. 8103147