NL8102264A - Stoel voor tandartspatienten. - Google Patents

Description

. P 5230-13 Ned.dB/LvD P & c

Stoel voor tandartspatiënten.

De uitvinding gaat uit van bekende inrichtingen aan patiën£-stoelen, waarmee een relatieve beweging tussen de rug van de patiënt en 5 de rugleuning bij veranderen van de helling daarvan moet worden vermeden.

In het Duitse Auslegeschrift 124868 wordt daartoe een patiëntstoel voorgesteld, waarbij een scharnier aan het ondereinde van de rugleuning gedwongen wordt gevoerd over. een cirkelboog die zijn middelpunt heeft aan het achtereinde van het zittingframe. Een tweede verbinding van de rug-10 leuning met het zittingframe bestaat uit een ten opzichte van het genoemde middelpunt excentrisch gelegen en door het zittingframe gedragen naar achteren daarvan uitstekend glijpunt, waarlangs het rugleuningframe glijdt tijdens de'gedwongen geleiding van zijn scharnier, aan het ondereinde van de rugleuning. Voor het doen hellen van de rugleuning van een onge-15 veer rechtop staande stand naar een extreme, ongeveer horizontale stand, moet bij deze constructie de cirkelboog, waar langs het scharnier aan het ondereinde van de rugleuning gedwongen wordt geleid, over een hoek worden verplaatst, die belangrijk groter is dan de daarbij doorlopen hellingshoek van de rugleuning. Daar als aandrijving voor het verstellen 20 van de delen van een patiëntstoel bij voorkeur scharnierend gelegerde druk-trekaandrijvingen worden aangebracht, hetgeen ook bij deze bekende inrichting is gedaan, is het een nadeel dat het scharnier aan het ondereinde van de rugleuning een zo grote hoek moet doorlopen daar zwenkhoeken van o bijna 180 met dergelijke aandrijvingen moeilijk beheersbaar zijn.

25 Bij een andere bekende patiëntstoel is voor het vermijden van de hierboven genoemde relatieve beweging de rugleuning aan het onderste deel daarvan voorzien van twee scharnieren, welke bij een ongeveer vertikale stand van de rugleuning ongeveer boven elkaar liggen.

In een bepaalde uitvoeringsvorm zijn deze scharnieren de koppel-30 scharnieren van de rugleuning met twee aan een onderste deel van de stoel scharnierend verbonden stijve stangen, welke zich bij ongeveer horizontale stand van de rugleuning ongeveer ten opzichte van elkaar in de dode-puntstand bevinden. In een ander uitvoeringsvoorbeeld is slechts aan het bovenste scharnier van de rugleuning een overeenkomstige stang aangebracht 35 terwijl het onderste scharnier glijdt in een horizontale rechtgeleiding welke met het onderste deel is verbonden en waarmee ook de met het bovenste scharnier verbonden stang is verbonden. Bij een ongeveer horizontale stand van de rugleuning nemen ook hier de onderdelen, die de rugleuning vasthouden, ongeveer een wederkerige dode-puntstand in, waardoor de aandrijving 40 voor het hellend plaatsen van de rugleuning in uiterste standen moeilijk 8102264 »· o Λ - 2 - beheersbaar is.

De uitvinding beoogt het verschaffen van een behandelstoel van de genoemde soort, waarbij bij elke helling van de rugleuning in het zwenk-gebied daarvan, van een ongeveer vertikale tot een ongeveer horizontale 5 stand, dode-puntstanden van de stangen ten opzichte van elkaar met zekerheid worden vermeden, waarmee de rugleuning in zijn baan wordt geleid en waarbij tenminste een van de genoemde stangen met ten opzichte van het zittingframe vaste zwenkas tijdens het doorlopen van het gehele zwenkgebied van de rugleuning een zwenkhoek aflegt, welke hoogstens van 10' de orde van grootte is van het zwenkgebied van de rugleuning.

De patiëntstoel heeft daarbij een rugleuning, die een koppelstang vormt van een hefboomstelsel dat het bovendeel van de stoel en de rugleuning met elkaar verbindt en waarmee de rugleuning zonder merkbare relatieve beweging ten opzichte van de rug van de patiënt van helling 15 kan worden gewijzigd en deze stoel is volgens de uitvinding gekenmerkt door de volgende maatregelen:

Aan een eerste scharnier aan het achtereinde van het bovendeel van de stoel is een eerste stang en aan een tweede scharnier aan het ondereinde van de rugleuning een tweede stang aangebracht, deze beide 20 stangen zijn door een gemeenschappelijk schaarscharnier tot schaarhef-bomen samengevoegd, de schaarhefbomen zijn ten opzichte van het bovendeel van de stoel en de rugleuning zodanig gericht, dat de schaararmen, gevormd door de eerste en de tweede stang, bij een wijziging van de helling van de rugleuning naar achteren een sluitbeweging van de schaar uitvoeren, 25 gedurende welke sluitbeweging de schaarhoek wordt verkleind, waarvan het hoekpunt in het schaarscharnier ligt en waarvan de benen verlopen door het eerste en het tweede scharnier, terwijl de zich ten opzichte van het eerste, resp. het tweede .scharnier aan de andere zijde van het • schaarscharnier bevindende arm van de eerste resp. de tweede stang 30 scharnierend is gekoppeld met de rugleuning resp. het bovendeel van de stoel.

De voordelen van de uitvinding zijn dat voor de verbinding van het bovendeel van de stoel met een rugleuning, welke zonder relatieve bewegingen ten opzichte van de rug van de patiënt van helling kan worden 35 veranderd, een hefboomsaandrijving is verkregen waarmee onderlinge dode-punt standen van de stangen worden vermeden, waarmee de rugleuning in zijn baan wordt geleid. Het zwenkgebied van een voor de aandrijving van de rugleuning bij zijn hellingsverandering dienende stang is ongeveer even groot als het zwenkgebied van de rugleuning. Daardoor en door de 40 vermeden dode-puntstanden is de aandrijving van de hellingsbeweging van 8102264 s ' Λ>. « - 3 - de rugleuning met een scharnierend aangebracht druk-trek-aandrijforgaan gemakkelijk beheersbaar.

De uitvinding zal hieronder nader worden toegelicht aan de hand van de tekening, waarin enige uitvoeringsvoorbeelden van de stoel 5 volgens de uitvinding zijn weergegeven.

Fig. 1 toont schematisch een eerste uitvoeringsvorm van de stoel.

Fig. 2 en 3 tonen twee varianten van de stoel van fig. 1.

Fig. 4 tot 7 stellen verschillende uitvoeringsvormen voor van de hefboomaandrijving van de stoel.

10 Bij de eerste uitvoeringsvorm volgens fig. 1 heeft de stoel een rugleuning 6 en een bovendeel 7 van de stoel, met welke delen een hefboomaandrijving is verbonden. Evenals bij alle andere uitvoeringsvormen wordt het bovendeel van de stoel gedragen door een onderste deel 10 van de stoel, dat bijvoorbeeld een als hefparalelogram uitgevoerd hefmechanisme 15 voor het bovendeel van de stoel heeft. De aanwezigheid en de uitvoering - van het hefmechanisme zijn voor de onderhavige uitvinding niet van belang.

Een eerste stang 11 van het hefboomstelsel is aan het achtereinde van het bovendeel van de stoel 7 verbonden door een scharnier 1 en de tweede stang 22 met het ondereinde van de rugleuning 6 door een schar-20 nier 2. Deze beide stangen zijn in hun gemeenschappelijke schaarschamier 5 tot schaarhefbomen samengevoegd en maken een hoek et met elkaar waarvan het hoekpunt ligt in het schaarschamier 5 en waarvan de benen door het eerste scharnier 1, resp. het tweede scharnier 2 verlopen. Het, gezien van. het eerste scharnier 1 uit, aan de andere zijde van het schaarschamier 25 5 liggende einde van de eerste stang 1 is door een derde 'stang 33 in een derde scharnier 3 verbonden met de rugleuning 6.

Het, van het tweede scharnier 2 uit gezien, aan de andere zijde van het schaarschmier 5 liggende einde van de tweede stang 2 is door een vierde stang 44 in een vierde scharnier 4 verbonden met het bovendeel 30 7 van de stoel.

Als aandrijfinrichting voor het aandrijven van de rugleuning is een spilmotor 73 met spilmoer 74 aangebracht. De spilmotor is scharnierend verbonden met het bovendeel 7 van de stoel. De vierde stang 44 heeft een hefboomsarm 44a welke voor het zwenken van de stang 44 om het 35 scharnier 4 scharnierend is verbonden met de spilmoer 74.

Voor het doen hellen van de rugleuning wordt de vierde stang 44 dóór de op de arm 44a aangrijpende spilmotor 74 van de spilmotor 73 tegen de klok in om het vierde scharnier 4 gezwenkt. Tijdens deze zwenking wordt de door de stangen 11 en 22 ingesloten schaarhoek oC kleiner.

40 Er vindt dus een sluitbeweging van de schaarhefbomen plaats, waardoor het 8102264

*· V

- 4 - ondereinde van de rugleuning 6 het achtereinde van het bovendeel 7 van de stoel nadert en daarbij tegelijk de rugleuning 6 tegen de klok in om het tweede scharnier 2 wordt gezwenkt.

Deze zwenking wordt tot stand' gebracht door de koppeling van 5 de schaarhefbomen met de rugleuning door middel van de derde stang 33.

Fig. 2 en 3 tonen andere mogelijkheden voor het koppelen van de schaarconstructie met de stoeldelen. Alleen voor het vereenvoudigen van de tekening is hier geen aandrijfinrichting weergegeven.

Een mogelijkheid is de uitvoering volgens fig. 2.

10 Daarbij is de ten opzichte van het eerste scharnier 1 aan de andere zijde van het schaarsdhamier 5 gelegen arm 11' van de eerste stang 1 voorzien van scharnierend aangebrachte glijorganen, die voor het koppelen van de schaarhefboomconstructie met de rugleuning 6 in een geleiding aan de rugleuning zijn geleid. De glijorganen en de geleiding zijn in de weerge- ' 15 geven uitvoeringsvorm een glijblok 8 en een glij sleuf 9, welke tezamen een rechtgeleiding vormen.

In fig. 3 is als verdere mogelijkheid een analoge constructie weergegeven voor het koppelen van de tweede stang met het bovendeel 7 van de stoel. Daarbij is in het bijzonder aan de, ten opzichte van het 20 tweede scharnier 2 aan de- andere zijde van het schaarscharnier 5 liggende arm 22' van de tweede stang 22 scharnierend een glijblok 8' aangebracht, dat wordt geleid in een glij sleuf 9' van het bovendeel 7 van de stoel.

Op een op zichzelf bekende wijze kunnen bij het koppelen van de schaarhefboomconstructie met de rugleuning of met rugleuning en boven-25 deel van de stoel, met behulp van de beschreven rechtgeleiding continu of trapsgewijs vastzetbare blokkeerorganen worden aangebracht, die het glijden van een glijblok 8, 8' in een glijsleuf 9, 9' blokkeren. Daardoor kan een bijzonder eenvoudige uitvoering van de patiëntstoel worden bereikt, waarbij de hellingsverandering van derugleuning met de hand kan worden 30 uitgevoerd.

Fig. 4 tot 7 geven mogelijkheden weer voor het aanbrengen van het hefboomstelsel volgens de uitvinding aan een patiëntstoel, waarbij het bovendeel van de stoel bestaat uit een juk 71 en een ten opzichte daarvan om een horizontale kipas aan de achterzijde kipbaar zittingframe 35 72. Voor het kippen van het zittingframe is een krukaandrijving aange bracht met kruk 75, drijfstang 76 en een stang 77. Het van de kruk 75 afgekeerde einde van de drijfstang 76 is scharnierend verbonden met de spilmoer 74 van de spilmotor 73. De spilmoer is bovendien scharnierend verbonden met een hefboomsarm van een aan het juk 71 scharnierend aange-40 brachte stang en wel volgens fig. 4 en 6 met de hefboomsarm 11a van de 8102264 - 5 - *. e * eerste stang 11 en volgens fig. 5 en 7 met de hefboomsarm 44a van de vierde stang 44.

Bij een verplaatsing van de spilmoer in de zin van een verkleining van de schaarhoek <t,in de tekening dus naar rechts, wordt het 5 zitting-frame door de door de kruk 75 aangedreven stang 77 om de kip-as gezwenkt, eerst naar boven en vervolgens weer naar beneden. Doordat het kippen van het zittingframe is verbonden met de hellende stand van de rugleuning, welke wordt gewijzigd door de spilmoer 74, verloopt dit kippen van het zittingframe tegelijk met het veranderen van de helling 10 van de rugleuning. Daardoor is een op de stoel zittende patiënt in een gekozen behandelingsstand met achterover hellende rugleuning zodanig plaatsbaar, dat de knieën van de patiënt zich ongeveer ter hoogte van de hartstreek bevinden. Bij verdere helling van de rugleuning naar het horizontale vlak wordt het zittingframe uit deze naar boven gekipte 15 stand naar omlaag gekipt, waardoor de patiënt een gestrekte stand krijgt.

Bij de uitvoeringsvormen volgens fig. 4 tot 7 valt de kipas van het zittingframe telkens samen met een aan het juk 71 aangebracht scharnier van het tussen het bovendeel van de stoel en de rugleuning 6 aangebracht hefboomstelsel. In fig. 4 en 5 zijn het eerste scharnier 1 20 en het vierde scharnier 4 aan het juk 71 aangebracht. De kipas van het zittingframe 72 valt volgens fig. 4 samen met het eerste scharnier 1 en volgens fig. 5 met het vierde scharnier 4.

In fig. 6 en 7 is telkens slechts het eerste scharnier 1 (fig. 6) resp. het vierde scharnier 4 (fig. 7) aan het juk 71 aangebracht, 25 terwijl het in beide gevallen andere scharnier ( 'cijfer 4 in fig.6 resp.

1 in fig. 7) voor het verbinden van het hefboomstelsel met het bovendeel van de stoel 7, met het zittingframe zwenkbaar is om het telkens aan het juk aangebrachte scharnier (1 in fig. 6 resp. 4 in fig. 7).

Elk van de uitvoeringsvormen volgens fig. 1 tot 7 heeft een 30 bijzondere karakteristiek met het oog op het verlooop in de tijd van de openingshoek tussen de rugleuning en het zittingframe, dat volgens fig. 1 tot 3 wordt vertegenwoordigd door het daar op zichzelf stijve stoel-bovendeel 7 en volgens fig. 4 tot 7 ten opzichte van het juk 71 kip-baar is.

35 Als aandrijfinrichting kan in plaats van de schematisch weer gegeven spilmotor bijvoorbeeld ook een zuiger-cilindereenheid zijn aangebracht. Evenzo kan in plaats van een trek-drukaandrijving ook een draaiaandrijving worden aangebracht, welke bijvoorbeeld aangrijpt in het schaar scharnier 5 en is aangebracht voor het wijzigen van de schaar-40 hoek cC .

81 0 2 2 6 4

Claims (7)

1. Stoel voor tandartspatiënten waarbij de rugleuning een koppelstang is van een hefboomstelsel dat het bovendeel van de ë:oel en de rugleuning met elkaar verbindt en waarmee de helling van de rugleuning wijzigbaar is zonder merkbare relatieve bewegingen tussen deze leuning 5 en de rug van de patiënt, gekenmerkt door de volgende maatregelen: - Aan een eerste scharnier(1)aan het "achtereinde van het bovendeel (7) van de stoel is een eerste stang (11) en aan een tweede scharnier (2) aan het ondereinde van de rugleuning (6) een tweede stang (22) aangebracht, de eerste en de tweede stang (11 en 22) zijn door een gemeenschappelijk 10 schaarscharnier (5) tot. een schaarstelsel samengevoegd, het schaarstelsel is ten opzichte van hetfeovendeel (7) van de stoel en de rugleuning (6) zodanig gericht dat de door de eerste en tweede stang (11, resp. 22) gevormde schaararmen tijdens een naar achteren plaatsvindende hellingsbeweging van de rugleuning een sluitbeweging van de schaar uitvoeren gedurende welke 15 sluitbeweging de schaarhoek cc wordt verkleind, waarvan het hoekpunt ligt in het schaarscharnier(5)en waarvan de benen verlopen door het eerste resp. tweede scharnier (1 resp. 2), terwijl de ten opzichte van het eerste resp. tweede scharnier (1 resp.. 2) aan de andere zijde van het schaarscharnier (5) gelegen arm (11' resp. 22') van de eerste resp. tweede stang 20 scharnierend is verbonden met de rugleuning (6) resp. het bovendeel (7) van de stoel.

2. Stoel volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat voor het koppelen van de ten opzichte van het eerste resp. tweede scharnier (1 resp. 2) aan de andere zijde van het schaarscharnier (5) gelegen arm (ll1 25 resp. 22’) met de rugleuning (6) resp. het bovendeel (7) van de stoel, telkens een derde resp. vierde stang (33 resp. 44) is aangebracht, welke met een derde, resp. vierde scharnier (3 resp. 4) is verbonden met de rugleuning (6) resp. het bovendeel (7) van de stoel.

3. Stoel volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat voor het 30 koppelen van de ten opzichte van het eerste scharnier (1) aan de andere zijde van het schaarscharnier (5) liggende schaararmen (11') met de rugleuning (6) deze schaararm (11') met scharnierend daarmee verbonden glijorganen (8) is verbonden, die door geleidingsorganen (9) aan de rugleuning (6) worden geleid.

4. Stoel volgens conclusie 2 of 3, waarbij het stoelbovendeel een juk omvat en een ten opzichte van dit juk om een gemeenschappelijke horizontale kipas kipbaar zittingframe, waarbij de kipas in het achterste 81 02 26 4 --7 - deel van het stoelbovendeel is aangebracht, waarbij tijdens het wijzigen van de helling van de rugleuning het zittingframe met een krukaandrijving eenrst naar boven en vervolgens naar beneden om de kipas kipbaar is ''met het kenmerk, dat de kipas van het zittingframe (72) samenvalt met 5 een der beide scharnieren, die het eerste scharnier (1) resp. het vierde scharnier (4) van het hefboomstelsel vormen, terwijl een hefboomsarm (11a, 44a) van een scharnierend, met het juk (71) verbonden (11, 44)stang. van het hefboomstelsel voor het zwenken van deze stang om zijn aan het juk (71) aangebrachte scharnier (1, 4) scharnierend is verbonden met het van de 10 kruk (75) van de krukaandrijving afgekeerde einde van de drijfstang (76) van de krukaandrijving.

5. Stoel volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat voor het koppelen van de ten opzichte van het tweede scharnier (2) aan de andere zijde van het schaarscharnier (5) gelegen schaararm (22') met het boven- 15 deel (7) van de stoel deze schaararm (22') van scharnierend daarmee verbonden glijorganen (8') is voorzien, welke worden geleid door geleidings-organen (9') aan het bovendeel (7) van de stoel.

6. Stoel volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat in een gemeenschappelijk scharnier van twee stangen (11, 22; 11, 33; 22, 44) een 20 draaiaandrijving voor het ten opzichte van elkaar zwenken van deze stangen is aangebracht.

7. Stoel volgens conclusie 3 of 5, met het kenmerk, dat bij de glijorganen (8, 8') en/of de geleidingsorganen (9, 9') aan tenminste een der stoeldelen losneembare blokkeerorganen zijn aangebracht. 25 8102264