NL8100843A - Inrichting voor het verzamelen van verontreinigde vloeistoffen voor het afscheiden van de verontreinigingen. - Google Patents

Inrichting voor het verzamelen van verontreinigde vloeistoffen voor het afscheiden van de verontreinigingen. Download PDF

Info

Publication number
NL8100843A
NL8100843A NL8100843A NL8100843A NL8100843A NL 8100843 A NL8100843 A NL 8100843A NL 8100843 A NL8100843 A NL 8100843A NL 8100843 A NL8100843 A NL 8100843A NL 8100843 A NL8100843 A NL 8100843A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
blades
pumping
rotor
pumping device
stage
Prior art date
Application number
NL8100843A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Eurotech Int Ltd
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Eurotech Int Ltd filed Critical Eurotech Int Ltd
Publication of NL8100843A publication Critical patent/NL8100843A/nl

Links

Classifications

    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E02HYDRAULIC ENGINEERING; FOUNDATIONS; SOIL SHIFTING
    • E02BHYDRAULIC ENGINEERING
    • E02B15/00Cleaning or keeping clear the surface of open water; Apparatus therefor
    • E02B15/04Devices for cleaning or keeping clear the surface of open water from oil or like floating materials by separating or removing these materials
    • E02B15/10Devices for removing the material from the surface
    • E02B15/106Overflow skimmers with suction heads; suction heads
    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F04POSITIVE - DISPLACEMENT MACHINES FOR LIQUIDS; PUMPS FOR LIQUIDS OR ELASTIC FLUIDS
    • F04DNON-POSITIVE-DISPLACEMENT PUMPS
    • F04D13/00Pumping installations or systems
    • F04D13/02Units comprising pumps and their driving means
    • F04D13/06Units comprising pumps and their driving means the pump being electrically driven
    • F04D13/066Floating-units
    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F04POSITIVE - DISPLACEMENT MACHINES FOR LIQUIDS; PUMPS FOR LIQUIDS OR ELASTIC FLUIDS
    • F04DNON-POSITIVE-DISPLACEMENT PUMPS
    • F04D13/00Pumping installations or systems
    • F04D13/12Combinations of two or more pumps
    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F04POSITIVE - DISPLACEMENT MACHINES FOR LIQUIDS; PUMPS FOR LIQUIDS OR ELASTIC FLUIDS
    • F04DNON-POSITIVE-DISPLACEMENT PUMPS
    • F04D7/00Pumps adapted for handling specific fluids, e.g. by selection of specific materials for pumps or pump parts
    • F04D7/02Pumps adapted for handling specific fluids, e.g. by selection of specific materials for pumps or pump parts of centrifugal type
    • F04D7/04Pumps adapted for handling specific fluids, e.g. by selection of specific materials for pumps or pump parts of centrifugal type the fluids being viscous or non-homogenous
    • YGENERAL TAGGING OF NEW TECHNOLOGICAL DEVELOPMENTS; GENERAL TAGGING OF CROSS-SECTIONAL TECHNOLOGIES SPANNING OVER SEVERAL SECTIONS OF THE IPC; TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC CROSS-REFERENCE ART COLLECTIONS [XRACs] AND DIGESTS
    • Y02TECHNOLOGIES OR APPLICATIONS FOR MITIGATION OR ADAPTATION AGAINST CLIMATE CHANGE
    • Y02ATECHNOLOGIES FOR ADAPTATION TO CLIMATE CHANGE
    • Y02A20/00Water conservation; Efficient water supply; Efficient water use
    • Y02A20/20Controlling water pollution; Waste water treatment
    • Y02A20/204Keeping clear the surface of open water from oil spills

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • General Engineering & Computer Science (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • Environmental & Geological Engineering (AREA)
  • Civil Engineering (AREA)
  • Structural Engineering (AREA)
  • Structures Of Non-Positive Displacement Pumps (AREA)
  • Removal Of Floating Material (AREA)
  • Centrifugal Separators (AREA)
  • Cleaning Or Clearing Of The Surface Of Open Water (AREA)
  • Reciprocating Pumps (AREA)

Description

N/30.154-tM/f.
Inrichting voor het verzamelen van verontreinigde vloeistoffen voor het afscheiden van de verontreinigingen.
De uitvinding heeft in het bijzonder , hoewel niet uitsluitend, betrekking op het verwijderen van olie uit water. Wanneer olie wordt gemorst op water, drijft de olie in meerdere of mindere mate op het oppervlak afhankelijk van de relatieve soortelijke gewichten van het water en de olie en ook van de mate, waarin emulsificatie heeft plaatsgevonden. Zware olie, die bijna vast is en afval is betrekkelijk gemakkelijk te verzamelen uit het wateroppervlak, maar lichtere oliën zijn moeilijker te hanteren. Natuurlijk geldt dat hoe groter de hoeveelheid en verspreiding van de olie is, des te moeilijker deze is weg te werken.
Er zijn grote olielekkages op zee geweest, als resultaat van vergaan van schepen of beschadiging van olieputten en de olievlekken, die zijn ontsnapt waren zeer * groot en bedekten in sommige gevallen vele vierkante kilometers van het zeeoppervlak. Soortgelijke problemen bestaan ook bij binnenlandse waterwegen, vijvers, meren of zeis bij tankoppervlakken.
Veel oplossingen voor het probleem van het verwijderen of afvoeren van olievlekken op zee zijn voorgesteld, maar geeneen bevredigende oplossing is gevonden, met als resultaat, dat uitgebreide beschadiging aan naburige kusten en leven in zee zowel boven als onder het zeeoppervlak en op de zeebodem is opgetreden.
De pogingen om het probleem van olievlekken op zee op te lossen omvat het besproeien van het oppervlak met detergentia om te zorgen, dat de olie zich verspreidt en zinkt, waarbij in sommige gevallen de olie op de zeebodem zinkt en daar het leven in zee over een groot gebied vernietigt. Brede verspreiding leidt vaak tot minder verontreiniging aan de kust maar er.bestaat nog steeds enige schade over een breder gebied. In het algemeen wordt aanvaard, dat het beter is de olie weg te werken terwijl deze nog op zee is dan wanneer deze aan de kust is gekomen omdat het verzamelen en wegwerken, in het bijzonder van zware ruwe olie aan het strand en de kust, zeer moeilijk is. Het verzamelen van olie en andere verontreinigingen van de zeebodem 8100843 -2- is tot nu toe met geen enkel bekend systeem op suksesvolle wijze mogelijk gebleken.
Het doel van de uitvinding is het verschaffen van een inrichting om op bijzonder doelmatige wijze ver-5 ontreinigde vloeistoffen te verzamelen, zoals olie op water, en de verontreinigingen daaruit te verwijderen.
Volgens de onderhavige uitvinding wordt een pompinrichting verschaft voor het verzamelen van verontreinigde vloeistoffen, die is gekenmerkt door een eerste po.mptrap, 10 die is voorzien van een roteerbare ringvormige rotor met een aantal bladen, die zijn gevormd en aangebracht om de vloeistof vanaf de buitenomtrek daarvan naar binnen te zuigen naar het rotatiemiddelpunt, stilstaande bladen, die in de rotor zijn aangebracht en zijn gevormd en uitgevoerd om de vloei-15 stoffen binnenwaarts vanaf de rotor te geleiden, en een verdere pomptrap met roteerbare bladen, die zijn gevormd en uitgevoerd om de vloeistoffen uit de eerste pomptrap onder druk af te leveren aan een uitlaat van de pompinrichting.·
Bij voorkeur heeft de eerste pomptraprotor 20 bladen, die in bovenaanzicht gedeeltelijk cirkelvormig zijn, waarbij de bolle kanten van de bladen in het algemeen buitenwaarts van de rotor zijn gekeerd en de bladen in het algemeen hellend ten opzichte van de rotatierichting, terwijl de stilstaande bladen eveneens een gebogen vorm bezitten, 25 waarbij hun bolle kanten in de tegenovergestelde richting zijn gekeerd als die van de rotorbladen, waarbij de stilstaande bladen in het algemeen in de tegenovergestelde richting hellen dan die van de rotor.
Op geschikte wijze zijn de bladen van de 30 verdere pomptrap gebogen en gedeeltelijk spiraalvormig, zodat de vloeistof, die tussen deze bladen binnentreedt in in het algemeen horizontale richting naar het rotatiemiddelpunt van de bladen over een hoek wordt afgebogen om vertikaal te stromen.
35 In een uitvoeringsvoorbeeld is de stroming uit de verdere pomptrap in het algemeen vertikaal. In een ander uitvoeringsvoorbeeld is de stroming eerst vertikaal en dan buitenwaarts van het rotatiemiddelpunt vericht onder centrifugaalkracht.
40 Oo geschikte wijze is de pompinrichting ge- 81 0 08 4 3 3- monteerd op een drijvend vaartuig door middel waarvan de pompinrichting over een wateroppervlak kan bewegen om verontreinigingen op of onder het oppervlak te verzamelen.
De uitvinding zal hierna worden toegelicht aan de hand van de tekening, waarin uitvoeringsvoorbeelden van de uitvinding zijn afgebeeld.
Fig. 1 is een dwarsdoorsnede van een pompinrichting volgens de uitvinding.
Fig. 2 is een schematische afbeelding van de roterende en vaste bladen van de pompinrichting in een enigszins gewijzigde uitvoering.
Fig. 3 is een dwarsdoorsnede van een andere uitvoeringsvorm van de pompinrichting.
Fig. 4 is een bovenaanzicht van de pompinrichting van fig. 3.
Fig. 5 is een bovenaanzicht van een drijvende eenheid, die de pompinrichting draagt.
Fig. 6 is een zijaanzicht, gedeeltelijk in doorsnede, van de eenheid van fig. 5.
Fig. 7 is een zijaanzicht van de eenheid van fig. 5.
Fig. 1 toont een pompinrichting, die op de eerste plaats is bedoeld voor het verzamelen van verontreinigd water, zoals bijvoorbeeld water, dat met olie is verontreinigd op zee. Verder zal worden verwezen naar de wijze waarop deze pompinrichting in het bijzonder in verband met fig. 5 wordt toegepast, die een zeegaande drijvende eenheid toont waarop de pompinrichting is gemonteerd. Om verontreinigd water te verzamelen, wordt de pompinrichting aan of juist onder het oppervlak ingesteld, zodat de ringvormige inlaat, die is aangegeven bij 10, het water in de oppervlak-tezone verzamelt.
De pompinrichting omvat een stilstaand huis 11, waarin een centrale roterende as 12 is gemonteerd. Deze as is voor rotatie verbonden met een elektromotor (niet afgebeeld) aan zijn boveneind. Anders kan de aandrijving geschieden door een direct gekoppelde hydraulische motor. Een elektromotor moet een geschikte tandwielkast met een reduc-tie-overbrenging hebben. De motor moet van het geheel ondergedompelde type zijn met een voorziening, die het binnentreden 8100843 -4- van water tijdens gebruik verhindert. Aan het ondereind van de as 12 is een rotor opgenomen, bestaande uit een schijf 13, die op een huls 13a is gemonteerd, die het ondereind van de as omringt. Op de buitenrand van de schijf zijn bladen 14 5 bevestigd. Deze zijn gemonteerd tussen de ringen 15 en 16 en zijn schuin geplaatst zodat wanneer de rotor roteert, water door de bladen wordt ingezogen naar het rotatiemiddel-punt van de as.
De ring 16 bevindt zich in een uitspa-10 ring in het huis 11, zodat de inlaat is begrensd door de bladen 14. Op het huis 11 zijn stilstaande bladen 17 bevestigd, waarvan de buitenomtrek dicht ligt bij maar vrij ligt van de binnenomtrek van de roterende bladen 14 op de rotor.
De stilstaande bladen 17 zijn aan hun ondereinde bevestigd 15 op een ring 18, die is bevestigd op het huis bij de schijf 13 met een geringe speling en dient om het meeste water door de bladen in een enigszins opwaartse richting, maar hoofdzakelijk binnenwaarts naar het rotatiemiddelpunt van de as 12 te richten. De roterende en stilstaande bladen 14 en 17 20 vormen een eerste pomptrap van de inrichting. De bladen zijn zd gevormd,dat de stroming in het algemeen binnenwaarts plaatsvindt en fig. 2 toont de bladvorm in bovenaanzicht hoewel fig. 2 een iets gewijzigde uitvoering toont waarin de bladafmetingen verschillen van die van fig. 1. Zoals uit fig. 25 2 blijkt hebben de bladen 14 een gedeeltelijk cirkelvormige of anders gekromde vorm met de bolle zijden in het algemeen buitenwaarts van de rotor gericht. De bladen hellen in het algemeen ten opzichte van een radiale lijn, zodat ze elk een buitenrand op de omtrek. van de rotor hebben, die tussen een 30 radiale en tangentiale stand ligt, De rotatie van de rotor veroorzaakt, dat de bladen 14 het verontreinigde water naar binnen scheppen en dit afleveren aan de ruimten tussen de stilstaande bladen 17. Fig. 2 toont de vorm van de bladen 17 die gedeeltelijk, radiaal en gedeeltelijk gekromd zijn. De 35 binneneinden zijn althans nagenoeg radiaal, terwijl de buiteneinden zijn gekromd en met hun bolle zijden tegenovergesteld zijn gekeerd aan die op de rotor maar weer in het algemeen hellen ten opzichte van de radiaal. In dit voorbeeld is de afstand van de bladen 30° ten opzichte van de rotatieas.
40 Twaalf bladen zijn dus aangebracht. In andere voorbeelden kun- 8100843 -5- nen andere aantallen bladen met andere tussenafstand worden toegepast.
De bladsnelheid in dit voorbeeld is ongeveer 150 omwentelingen per minuut. Als de tipsnelheid van de bla-5 den groter wordt dan een voorafbepaalde waarde, kan turbulentie optreden, waardoor het pomprendement kleiner wordt. De pompinrichting is daarentegen bedoeld om de vloeistof binnenwaarts aan te zuigen zodat een radiaal binnenwaartse stroming optreedt. Het effect van de centrifugaalkracht veroorzaakt 10 dus slechts mechanische spanningen in het materiaal van de roterende elementen.
De as 12 drijft de rotor direct aan maar er is een versnellende overbrenging aangebracht, die verdere bladen 19 aandrijft. De versnellende overbrenging omvat een tandring 15 20, een kroonwiel 21 en ten minste ëën planeetrondsel 22, waarvan er bij voorkeur drie worden toegepast.
De tandring 20 is niet roteerbaar bevestigd ten opzichte van de as 12. Het kroonwiel 21 is aangebracht op een roterende trapvormige huls 23, waardoor de bladen 19 op 20 hun beurt worden gedragen. De bladen zijn gelast of met pennen bevestigd aan een rotor 24, die is bevestigd op het ondereind van de huls via spietanden en bouten 25. Het planeetrondsel 22 of de rondsels, wanneer er meer dan ëën zijn aangebracht, zijn bevestigd in een kraag 26, die is bevestigd op het huis 11 25 met bouten 27. Het planeetrondsel 22 of de rondsels zijn gemonteerd op de kraag 26 via een leger, dat in het algemeen is aangegeven met 28, zodat het planeetrondsel 22 draait, wanneer de tandring 20 draait, zodat een versnellende overbrenging optreedt om het kroonwiel 21 en zijn huls 23 aan te drijven 30 met in dit voorbeeld een snelheid tussen 375 en 550 omwentelingen per minuut.
Een drukleger 29 is geplaatst tussen de tandring 19 en het eind van de huls 23 om axiale drukkrachten op te nemen. Een smeerkanaal 31 is in het huis 11 aangebracht 35 met een nippel 32 aan zijn buiteneind, waardoor smeermiddel kan worden gepompt in de ruimte met de tandring 20, het planeetrondsel 22 en het kroonwiel 21. Het toegevoerde smeermiddel kan vandaar de andere legers en hulzen bereiken.
De huls 23 is gemonteerd in een kogelleger 33 40 dat is aangebracht tussen de hulzen 23 en de kraag 26. Op 8100843 -6- de as is een naaldleger 34 aangebracht, waarop een afdicht-huls 36 is gelegerd en buiten deze bevindt zich weer een verder naaldleger 35, dat wordt gedragen op de huls 23. Om op zijn beurt dit te ondersteunen op de vaste kraag 26 bevindt zich een verder naaldleger 37. Geboorde kanalen en geschikte ruimten zijn aangebracht, zodat het smeermiddel de legers 34, 35 en 37 vanaf het kogelleger 33 kan bereiken.
De afdichtingshuls 36 draagt tegenovergestelde lipafdichtingen 38, 39, die zijn gescheiden door een afstandsstuk 41. Deze lipafdichtingen 38, 39 grijpen aan op de as 12, die in deze zone is bedekt met keramisch materiaal, dat is aangegeven bij 42. Dit dient als bescherming tegen corrosie en verzekert een doelmatige afdichting, die het binnentreden van water naar de bewegende delen met inbegrip van de legers en de tandwielen verhindert.
Op de rotor 24 met de bladen 19 is een verdere afdichting aangebracht met inbegrip van een lip-afdichting 43, die ook drukt op het keramische oppervlak van de as 12.
Het leger 37, dat aan de buitenzijde van de huls 23 ligt wordt ook beschermd tegen het binnentreden van vloeistof door een dubbelzijdige afdichting 44. Deze omvat twee samendrukbare ringen, die worden samengedr.ukt tussen vaste oppervlakken en beweegbare delen van een gespleten ring 45.
De bladen 19 zijn gedeeltelijk spiraalvormig en in dit geval zijn er zes van dergelijke bladen. Deze bladen liggen met hun buitenomtrekken dicht bij maar op afstand van de binnenranden van de stilstaande bladen 17 en nemen de vloeistof daarvan op, die in binnenwaartse richting stroomt. De bladen 19 zorgen dat de vloeistofstroom in richting verandert van radiaal binnenwaarts naar axiaal opwaartse stroming. Tegelijk delen ze een druk mede aan de opwaartse stroming omdat de bladen 19 sneller roteren dan de rotorbladen 14 tengevolge van de versnellende overbrenging.
De vloeistof, die de bovenranden van de bladen 19 verlaat stroomt door een uitlaatleiding 46 aan de bovenzijde van het huis. Deze is verbonden met een geschikt verdeelstuk (niet afgebeeld) die de vloeistof afvoert naar een geschikt punt, waar deze kan worden gefilterd en overi- 8100843 -7- gens verwerkt om de verontreinigingen te verwijderen.
De as 12 heeft een verder kogelleger 47 en aangrenzende afdichting 48 bij het boveneind, en deze worden op hun plaats gehouden door een dekselplaat 49. Het ondereind 5 van de as is afgesloten door een verdere dekselplaat 51 en in de schijf 13 bevindt zich een afvoerplug 52.
Fig. 3 toont een soortgelijke pompinrichting als fig. 1 met uitzondering van de uitlaatinrichting. Dezelfde verwijzingscijfers worden voor dezelfde onderdelen toege-10 past. Een centrale as 12 draagt een rotor met een schijf 13 en bladen 14. Daarbinnen bevinden zich stationaire bladen 17 die worden gedragen op een vast huis 11. Een tweede trap van de pompinrichting is voorzien van bladen 53, die worden gedragen op een rotor 54, die wordt aangedreven via een ver-15 snellende overbrenging vanaf de as 12. De versnellende overbrenging omvat een eerste tandwiel 55 dat is bevestigd op de as 12 en grijpt in een tandwiel 56 op een korte as 57, die evenwijdig is aan de as 12. Op de as 57 is ook een groter tandwiel 58 gemonteerd, dat grijpt in een tandwiel 59, dat - 20 is aangebracht om de as 12 maar daarmede niet dr-aaibaar is. Het tandwiel 59 is met schroeven 61 en een spiebaan bevestigd op een huls 62, die de bladen 53 van de tweede trap draagt. De huls 62 is gemonteerd in naaldlagers 63 en 64, waartussen een afdichting is aangebracht, die overeenkomt 25 met de afdichting 44 in fig. 1 en twee verende ringen en een gespleten ring 45 omvat. Binnen de huls 62 bevinden zich verder naaldlagers 65, 66, die een verdere huls 67 dragen, waarmede een verlengstuk 68 van het stilstaande huis 11 is verbonden. Dit verlengstuk 68 draagt de ondereinden van de 30 stilstaande bladen 17.
De bladen 53 zijn niet aan de rotor 54 gelast maar inplaats daarvan instelbaar ten opzichte daarvan door middel van een mechanisme (niet afgebeeld). Dit mechanisme omvat scharnieren.- waarop de bladen 53 in de rotor 54 worden 35 gedragen en een vergrendeling, zodat elk blad kan worden ingesteld ten opzichte van de rotor. Kalibreermerken zijn aangebracht om alle bladen 53 evenveel te kunnen instellen.
De bladen 53 hebben een andere vorm dan de bladen 19 doordat ze zich opwaarts verder uitstrekken en hun 40 bovenranden buitenwaarts en omlaag hellen zoals is afgebeeld.
8100843 -8-
Overigens hebben de bladen 53 dezelfde spiraalvorm, zodat de vloeistof in de opwaartse axiale richting wordt afgeleverd.
’ Boven de bladen bevinden zich bladen 69, die een verdere pomp-tr,ap vormen, namelijk een centrifugale pompeenheid. De bladen 5 69 hebben een achterwaartse kromming ten opzichte van de ro-tatierichting. De bladen 69 zijn bevestigd op de rotor 54 en draaien met dezelfde snelheid als de bladen 53. Zij hebben ook een smaller wordende doorsnede. De vloeistof wordt af-geleverd in een slakkenhuis 71, dat aan zijn buitenste brede-10 re eind aflevert in een pijpleiding of ander middel om de vloeistof af te voeren. Een flens 72 is in fig. 3 en 4 voor deze verbinding afgebeeld. De vorm van het slakkenhuis blijkt duidelijk uit het bovenaanzicht van fig. 4. De bladen 69 verhogen de vloeistofdruk waarmede deze continu wordt afgeleverd 15 in het slakkenhuis 71.
Een wegneembaar deksel 73 aan de bovenzijde van de inrichting verleent toegang tot de overbrenging met de tandwielen 55, 56, 58, 59. In dit voorbeeld zijn het leger 47 en de afdichting 48 bevestigd aan dit deksel 73.
20 In een ander voorbeeld van de pompinrich- ting (niet afgebeeld) bestaat de verdere of tweede trap van de pompinrichting uit een van schroefdraden voorziene afvoerpomp, die is aangebracht in het midden van de inrichting en is een centrale uitlaat voor het mengsel gevormd.
25 Volgens fig. 5, 6 en 7 is een zeegaande drijvende eenheid afgebeeld, waarop een pompsysteem is gemonteerd, bestaande uit twee pompinrichtingen van de bovenbeschreven soort. Een ervan is aangegeven met het verwij-zingscijfer 73 in fig. 5. Deze inrichtingen zijn zij aan zij 30 gemonteerd en hebben uitlaten, waarvan er één in fig. 6 is aangegeven bij 74. Deze komen uit in een gemeenschappelijke uitlaatpijp 75 bij voorkeur van het buigzame type voor het afleveren van het verzamelde mengsel aan een bijbehorend vaartuig.
35 De drijvende eenheid' kan worden gesleept door een bijbehorend vaartuig en is in een voorbeeld aan de zijde van het vaartuig bevestigd met kabels. Een geschikte kabeluitvoering geschiedt door "springing", waarbij bevestiging plaatsvindt in twee op afstand van elkaar liggende 40 punten op het vaartuig en op de drijvende eenheid, waarbij 8100843 -9- de voorwaartse kabel vanaf de drijvende eenheid naar het vaartuig wordt getrokken/ terwijl de achterste kabel vanaf het vaartuig naar de drijvende eenheid wordt getrokken- Deze uitvoering verzekert dat het drijvende vaartuig in een stand recht vooruit wordt gesleept. De drijvende eenheid kan echter op elke geschikte wijze worden gesleept naast een vaartuig voorwaarts of achterwaarts of midscheeps of kan zijn voorzien van zijn eigen door een motor aangedreven schroef/ zodat deze zichzelf voortstuwt.
Voor de bevestiging van de sleepkabels zijn er vier bevestigingspunten bij 76, 77 , 78 , 79.
De eenheid omvat een opblaasbare, in het algemeen U-vormige constructie met twee voorwaarts gerichte divergerende armen 81, 82 en een verbindingsdeel 83, dat het pompsysteem omringt en de achterzijde van de drijvende eenheid vormt. De opblaasbare constructie bestaat uit twee van een cirkelvormige doorsnede voorziene opblaasbare zakken met gelijke vorm, die bevestigd zijn door banden die in het algemeen bij 84 in fig. 7 zijn aangegeven. Deze banden bestaan bij voorkeur uit rubber of rubberachtig materiaal en zijn gehecht aan de zakken om ze met elkaar te verbinden. De zakken hebben opblaaspunten (niet afgebeeld), waardoor ze onafhankelijk in de gewenste mate kunnen worden opgeblazen. De mate van opblazen bepaalt de hoogte waarop de drijvende eenheid in het water ligt. Het waterniveau is aangegeven bij 85 in fig. 6 en 7 maar kan variëren afhankelijk van omstandigheden zoals de hoogte van de golven, waardoorheen de eenheid beweegt. In het algemeen geldt, dat hoe ruwer de zee is, hoe dieper de eenheid moet liggen in het water, maar de hoogte van het pompsysteem is ook belangrijk en het drijfvermogen kan worden gevarieerd om het niveau van de inlaten van de pompinrichting in overeenstemming met het niveau van het aan het zeeoppervlak te verzamelen materiaal te regelen.
In het bijzonder is het systeem bedoeld voor het verzamelen van olie aan het oppervlak van de zee, maar olie varieert in dichtheid en daarom varieert het niveau waarop de olie aan of onder het wateroppervlak drijft.
Om de eenheid verder te stabiliseren in het water is een dwarsstang 86 aangebracht, die zich dwars op de voorzijde van de eenheid uitstrekt tussen de twee armen 81, 8100843 82 van de opblaasbare constructie en deze stang draagt instelbare vlakken 87, waarvan er één in dwarsdoorsnede is af-gebeeld in fig. 6. Een vleugelprofielsectie inplaats van de smalle elliptische vorm kan worden toegepast. De dwarsstang 5 86 is bevestigd aan de opblaasbare constructie door stroken 88, die zijn bevestigd aan de opblaasbare constructie met geschikte buigzame versterkingsmiddelen, die kunnen zijn bevestigd met geschikte plakmiddelen.
Een verdere stabilisatie van de eenheid 10 wordt verkregen door de verbinding van zeeankers aan één of meer van de ringen 89 aan de onderzijde van de opblaasbare constructie. Deze ringen kunnen zijn verbonden door versterkte lappen 91, die zijn bevestigd met een plakmiddel aan de stroken 84 van de opblaasbare constructie. Een zeeanker 15 omvat een cilindrische emmervormige constructie, die gewoonlijk bestaat uit canvas met een gat in de bodem, waardoor water kan stromen maar die de beweging van het anker beperkt en daarom van de drijvende eenheid, waaraan deze is bevestigd doordat deze weerstand biedt aan het uitstromen van het water. 20 Andere vormen van een zeeanker kunnen zijn voorzien.
Om de voorwaartse bewegingsstabiliteit van de eenheid te bevorderen zijn twee terugtrekbare platen 92 opgenomen in sleufconstructies 93. De platen 92 scharnieren bij 94 en zijn bevestigd door kabels 95 met een regelin-25 richting 96, waardoor de platen 92 naar wens omhoog kunnen worden getrokken en neergelaten.
Tussen de twee armen 81, 82 van de opblaasbare constructie is een platform 97 gemonteerd. Dit is bij 98 voorzien van sleuven over zijn oppervlak en deze 30 sleuven zijn achterwaarts en neerwaarts hellend aangebracht zodat een eerste scheiding van olie en water plaatsvindt doordat het minder dichte water kan stromen door de sleuven onder de eenheid. Het platform is bevestigd aan een dwarsstang 98, die zich uitstrekt tussen de armen 81, 82 van de 35 opblaasbare constructie en is aan zijn einden door versterkte lappen 99 bevestigd aan de stroken 84 van de constructie. Een dwarsstang 98 draagt drie zwenkconstructies 101, die met het platform 97 zijn verbonden door versterkingsstaven 102 en U-bouten 103. Het platform kan dus zwenken om de as van de 40 dwarsstang 98 en deze zwenking wordt geregeld door hydraulische -11- zuigercilindereenheden 104, 105, die zijn aangebracht bij het vooreind resp. achtereind van het platform. Deze worden op geschikte wijze op afstand bediend. De voorzijde van het platform grijpt in het achtereind van een geleidingseind 106, dat ook is bevestigd door een dwarsdeel 107, dat zich dwars op de eenheid uitstrekt.
Aan het achtereind van het platform 97 bevindt zich een overloopplaat 109 en daarachter bevindt zich een constructie 111, waarop de pompinrichting is gemonteerd. Deze bestaat uit versterkte platen, die een in het algemeen doosvormige constructie vormt, die een opvangbak vormt, die een voorste opening in de nabijheid van de over-loopplaat 109 heeft voor het opnemen van de binnenkomende stroom van het oliewatermengsel. Een achterwand 112 vormt een leiplaat tussen de zone rondom het pompsysteem en het verbindingsdeel aan de achterzijde van de drijvende eenheid. Om de zijkanten en de achterzijde van het platform 97 bevindt zich een buigzame opblaasbare buis, die een afdichting vormt, die verhindert dat water tussen het platform en de opblaasbare constructie stroomt bij elke hoek van het platform.
Onder het pompsysteem bevinden zich ver-sterkingsplaten 113, die volgens fig. 6 zijn voorzien van verlichtingsgaten , en die dienen om een plaat 114 onder het pompsysteem te ondersteunen, die een vloer voor dit compartiment vormt. Onder het platform 97 bevindt zich een verdere plaat 115, waarvan het vooreind bij het geleidings-blad 106 ligt en waarvan het achtereind op een afstand onder het vooreind van de plaat 114 ligt. Er is dus een dwarssleuf 116 gevormd, waardoor water dat door de sleuven in het platform 97 stroomt, onder de eenheid kan ontsnappen. Andere overloopplate n. (niet afgebeeld) kunnen zijn bevestigd aan het platform om de dispersie van het water te bevorderen.
Boven de pompinrichting kan een doorzichtige kap 117 zijn aangebracht, die de werkman op de drijvende eenheid beschermt tegen het weer. De regelinrichting 96 voor de platen 92 en ook geschikte hydraulische bedie-ningsorganen voor de platformhelling 97 en die van de platen 87 kunnen zijn aangebracht binnen de kap. De werkman kan ook 8100843 -12- zo nodig de pompinrichting bedienen. De olietoevoer voor de werking van deze inrichtingen kan direct worden verkregen vanaf het bijbehorende vaartuig of een handsysteem kan zijn aangebracht.
5 Om grof afval dat op het oppervlak van het water drijft op te vangen en te verhinderen, dat dit in de pompinrichting binnentreedt, kan een rooster 118 zijn bevestigd aan een arm 108 van de opblaasbare constructie.
De inrichting is bedoeld voor gebruik op 10 zee maar als een soortgelijke drijvende eenheid nodig is voor binnenlandse waterwegen kan een eenvoudiger drijvende eenheid worden verschaft. Deze heeft slechts één opblaasbare zak en vereist niet de regelorganen voor het drijfvermogen en de richtingsstabiliteit, die nodig zijn bij de zeegaande uitvoe-15 ring. De drijfhoogte wordt eenvoudig geregeld door de mate van opblazen van de zak.
Het is ook mogelijk een pompinrichting te monteren op een eenvoudige drijvende ring. Dit is een geschikte uitvoering, wanneer de inrichting bijvoorbeeld op een 20 putkop of dergelijke moet worden toegepast, waarbij een voorwaartse beweging van de eenheid over het oppervlak niet nodig is. In een dergelijke stilstaande stand kan een drijvende ring niet eens nodig zijn, maar kan de eenheid eenvoudig door kabels worden opgehangen aan een kraan of andere 25 constructie, 'waarbij de onderdompelingsdiepte wordt bepaald door de diepte van de op te vangen vloeistof.
De opgevangen vloeistof kan worden afgevoerd naar een geschikte installatie voor opslag of filtratie. Bij de zeegaande uitvoering kan het opgevangen mengsel bijvoor-30 beeld worden afgevoerd naar een schuit of ander vaartuig, die al of niet het begeleidende vaartuig is, dat wordt toegepast om de drijvende eenheid te slepen. Het filtreren en afscheiden van de olie uit het water kan worden uitgevoerd op dit vaartuig of op een andere plaats. Voor het verzamelen 35 van olie op het zeeoppervlak over een groot gebied is het mogelijk een reeks drijvende eenheden elk met het pompsysteem te verschaffen, die over het oppervlak van het water bewegen en op deze wijze kunnen grote olievlekken worden verzameld.
Het oliewatermengsel kan direct in schuiten 40 worden gepompt. De in de pompzone binnentredende vloeistof 8100843 -13- wordt bij voorkeur behandeld met een splitsend of emulsie-vormend middel, dat op geschikte wijze wordt afgemeten in injecteurs en wanneer de vloeistof zich in de schuit gedurende ongeveer 20 minuten heeft kunnen ophouden, treedt scheiding 5 op, zodat het water kan worden weggepompt.
8100843

Claims (31)

1. Pompinrichting voor het verzamelen van verontreinigde vloeistoffen, gekenmerkt .door een eerste pomptrap, die is voorzien van een roteerbare^ro^·^ met bladen die zijn gevormd en uitgevoerd om vloeistof binnen- 5 waarts vanaf hun buitenomtrek naar het rotatiemiddelpunt van de rotor te zuigen, stilstaande bladen, die binnen de rotor zijn aangebracht en zijn gevormd en uitgevoerd öm de vloeistof binnenwaarts vanaf de rotor te geleiden en een verdere pomptrap met roteerbare bladen, die zijn gevormd en uitge- 10 voerd om de uit de eerste pomptrap afkomstige vloeistof onder druk af te leveren aan een uitlaat van de pompinrichting.
2. Pompinrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de eerste pomptraprotor bladen met een gekromde doorsnedevorm heeft, waarbij de bolle 15 zijden in het algemeen buitenwaarts van de rotor zijn gekeerd en waarbij de bladen in het algemeen hellen ten opzichte van de rotatierichting, zodat de voorrand van elk blad aan de buitenrand in de rotatierichting van de rotor is gekeerd.
3. Pompinrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de stilstaande bladen van de eerste pomptrap in het algemeen in dwarsdoorsnede zijn gekromd, waarbij hun bolle zijden in de tegenovergestelde richting zijn gekeerd als die van de rotorbladen.
4. Pompinrichting volgens ëén der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het binneneind van elk van de stilstaande bladen in het algemeen radiaal ligt ten opzichte van het rotatiemiddelpunt van de rotor.
5. Pompinrichting volgens éên der voorgaande 30 conclusies, met het kenmerk, dat de eerste pomp-traprotór is bevestigd aan een aandrijfas, die zich uitstrekt onder een huis, zodat de rotor onder het huis ligt en een ringvormige inlaat voor het instromen van-de vloeistof geheel rondom de rotor is gevormd.
6. Pompinrichting volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de verdere pomp-traprotor concentrisch met de binnenzijde van de stilstaande bladen van de eerste pomptrap is gemonteerd om de vloeistof § 1 0 08 4 3 -15- direct daaruit op te nemen.
7. Pompinrichting volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de bladen van de verdere pomptrap in het algemeen gedeeltelijk spiraalvormig zijn, zo- 5 dat de tussen deze bladen in in het algemeen horizontale richting naar het rotatiemiddelpunt van de bladen toe binnentredende vloeistof over een hoek wordt gekeerd om vertikaal te stromen.
8. Pompinrichting volgens conclusie 7, 10 met het kenmerk, dat de verdere pomptrap wordt aangedreven met een hogere snelheid dan de bladen van de eerste pomptrap.
9. Pompinrichting volgens conclusie 6 of 7,met het kenmerk, dat de bladen van de verdere 15 pomptrap zo zijn gevormd en uitgevoerd, dat ze de binnenstromende vloeistof onder druk zetten en deze opvoeren naar de uitlaat boven de verdere pomptrap.
10. Pompinrichting volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat de uitlaat van de verdere 20 pomptrap direct boven de bladen van die pomptrap liggen.
11. Pompinrichting volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat de uitlaat van de verdere pomptrap een buitenwaarts gericht deel omvat, waardoor de centrifugaalkracht het daaruit afvoeren van de vloeistof be- 25 vordert.
12. Pompinrichting volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat de uitlaat een slakkenhuis omvat, waarin de vloeistof vanuit dit buitenwaarts gerichte deel wordt afgeleverd.
13. Pompinrichting volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat de bladen van de verdere pomptrap zijn verbonden met een rotor, die wordt aangedreven vanaf een as, die de rotor van de eerste pomptrap draagt, waarbij de rotor van de verdere pomptrap wordt aangedreven 35 via een versnellende overbrenging.
14. Pompinrichting volgens êën der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de bladen van de verdere pomptrap verstelbaar zijn om het aflevervolume van de vloeistof te variëren.
15. Pompinrichting volgens ëén der voor- 8100843 gaande conclusies, met het kenmerk, dat een aan-drijfmotor op het huis van de inrichting is gemonteerd.
16. Pompinrichting volgens ëên der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat deze is ge- 5 monteerd op een drijvende eenheid.
17. Pompeenheid volgens conclusie 16, met het kenmerk, dat op de drijvende eenheid nog minstens een verdere pompinrichting is gemonteerd.
18. Pompinrichting volgens conclusie 16, 10 met het kenmerk, dat een opblaasbare ring dienst doet als drijvende eenheid.
19. Drijvende eenheid, die één of meer pompinrichtingen volgens conclusie 1-15 draagt, met het kenmerk, dat deze een opblaasbare constructie heeft.
20. Drijvende eenheid volgens conclusie 19, met het kenmerk, dat de opblaasbare constructie in het algemeen U-vormig is en de pompinrichting bij het gesloten eind ligt.
21. Drijvende eenheid volgens conclusie 20, 20 met het kenmerk, dat de U-vormige constructie divergerende armen heeft, waartussen een platform is aange- · bracht, dat de vloeistof naar de pompinrichting geleidt.
22. Drijvende eenheid volgens conclusie 21, met het kenmerk, dat het platform verstelbaar is 25 om zijn voorrand omhoog of omlaag te bewegen.
23. Drijvende eenheid volgens conclusie 22, met het kenmerk, dat de verstelling van het platform geschiedt om een horizontaal scharnier, dat in het midden van het platform ligt..
24. Drijvende eenheid volgens conclusie 22 of 23, met het kenmerk, dat het regelen van het platform geschiedt door fluïdum onder druk.
25. Drijvende eenheid volgens één der conclusies 20-24, met het kenmerk, dat de U-vormige 35 constructie bestaat uit twee opblaasbare zakken, die boven elkaar zijn geplaatst en onafhankelijk van elkaar kunnen worden opgeblazen.
26, Drijvende eenheid volgens één der conclusies 20-25, met het kenmerk, dat stabiliseer- 40 middelen zijn verschaft om de eenheid zowel in vertikale rich- -17- ting als in zijn bewegingsrichting te regelen.
27. Drijvende eenheid volgens conclusie 26, met het kenmerk/ dat de stabiliseermiddelen voor de vertikale beweging platen omvatten en ook verbindingen 5 voor ëén of meer zeeankers.
28. Drijvende eenheid volgens conclusie 26 of 27, m e t het kenmerk, dat de stabiliseermiddelen voor de bewegingsrichting ten minste êën plaat omvatten, die in de lengterichting van de eenheid in zijn bewegings- 10 richting is georiënteerd.
29. Drijvende eenheid volgens éën der conclusies 21-28, met het kenmerk, dat het platform sleuven heeft en de constructie is voorzien van geleidings-platen, waardoor door de sleuven stromende vloeistof onder 15 de eenheid wordt geleid.
30. Drijvende eenheid volgens één der conclusies 20-29, met het kenmerk, dat een zeef-rooster voorwaarts van de pompinriehting in de bewegingsrichting van de eenheid is geplaatst.
31. Drijvende eenheid volgens conclusie 19,met het kenmerk, dat de opblaasbare constructie bestaat uit een eenvoudige opblaasbare ring, die de pompinriehting omringt.
NL8100843A 1980-02-22 1981-02-20 Inrichting voor het verzamelen van verontreinigde vloeistoffen voor het afscheiden van de verontreinigingen. NL8100843A (nl)

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
GB8006149 1980-02-22
GB8006149 1980-02-22

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL8100843A true NL8100843A (nl) 1981-09-16

Family

ID=10511610

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL8100843A NL8100843A (nl) 1980-02-22 1981-02-20 Inrichting voor het verzamelen van verontreinigde vloeistoffen voor het afscheiden van de verontreinigingen.

Country Status (9)

Country Link
US (1) US4400134A (nl)
JP (1) JPS56154195A (nl)
DE (1) DE3106291A1 (nl)
ES (1) ES8204361A1 (nl)
FR (1) FR2476714B1 (nl)
GB (1) GB2070146B (nl)
NL (1) NL8100843A (nl)
NO (1) NO153150C (nl)
SE (1) SE8101115L (nl)

Families Citing this family (9)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
GB8515576D0 (en) * 1985-06-19 1985-07-24 Sweeney W T Pump
US4886420A (en) * 1988-06-10 1989-12-12 Engineering Measurments Company Protected flow meter rotor bearing
FR2671141B1 (fr) * 1990-12-31 1993-08-20 Europ Propulsion Turbopompe a gavage integre en flux unique.
FR2671142B1 (fr) * 1990-12-31 1993-04-23 Europ Propulsion Turbopompe a gavage integre en flux derive.
FR2671143B1 (fr) * 1990-12-31 1993-04-23 Europ Propulsion Turbopompe a gavage integre en flux axial.
FR2702232B1 (fr) * 1993-03-05 1995-05-05 Lechelon Bernard Dispositif d'écremage flottant.
GB9612201D0 (en) * 1996-06-11 1996-08-14 Sweepax International Limited Rotodynamic pump
US6589013B2 (en) 2001-02-23 2003-07-08 Macro-Micro Devices, Inc. Fluid flow controller
NO322684B1 (no) * 2001-05-16 2006-11-27 Stord Bartz As Fremgangsmate og anordning for torke av limholdige materialer

Family Cites Families (7)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
FR1034454A (fr) * 1951-03-28 1953-07-24 Turbine
DE1039694B (de) * 1952-07-12 1958-09-25 Dr Alfred Buechi Radialverdichter mit einander gegenlaeufigen Schaufelraedern
US3101170A (en) * 1955-06-08 1963-08-20 American Mach & Foundry Radial dynamic machines including centripetal compressors and centrifugal turbines
GB1353806A (en) * 1971-08-23 1974-05-22 Watermaster Ind Ltd Floatable skimmer
GB1454967A (en) * 1973-05-31 1976-11-10 World Chem Kk Floating matter removing apparatus
US3941499A (en) * 1974-11-06 1976-03-02 United Turbine Ab & Co., Kommanditbolag Compressor having two or more stages
GB1553758A (en) * 1977-08-13 1979-09-26 Lathe D C C Skimming device

Also Published As

Publication number Publication date
DE3106291A1 (de) 1982-01-21
FR2476714A1 (fr) 1981-08-28
SE8101115L (sv) 1981-08-23
NO153150B (no) 1985-10-14
US4400134A (en) 1983-08-23
FR2476714B1 (fr) 1985-06-28
ES499722A0 (es) 1982-05-01
NO810595L (no) 1981-08-24
NO153150C (no) 1986-01-22
GB2070146B (en) 1983-09-21
GB2070146A (en) 1981-09-03
JPS56154195A (en) 1981-11-28
ES8204361A1 (es) 1982-05-01

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US9587372B2 (en) Apparatus for the dredging of sediments from the seabed
EP1951396B1 (en) Method and apparatus for collecting and/or removing sludge
AU642931B2 (en) Oil retriever and method of use therefor
US3623609A (en) Skimmer for separating flowing liquids from water
US3756414A (en) Oil skimmer module
US6471862B1 (en) Oil skimming apparatus
WO1991013211A1 (en) Method, system and apparatus for handling substances on or in water
US3666099A (en) Method of and apparatus for separating liquids
NL8100843A (nl) Inrichting voor het verzamelen van verontreinigde vloeistoffen voor het afscheiden van de verontreinigingen.
WO2011156550A1 (en) Systems and methods for recovering oil from water
EP0444162A1 (en) System and apparatus for the mechanical cleaning of water surfaces, even in the open, from floating pollutants
EP2212187B1 (en) Apparatus and method for collecting material from water systems
US11959248B2 (en) Device for the removal of sludge and/or sand from the bottom of a wetland
US5183579A (en) Method, system and apparatus for handling substances on or in water
CN113152398B (zh) 一种海上交通溢油回收装置
EP2288755A1 (en) Contaminant recovery device for contaminants on watersurface
US4510054A (en) Oil recovery apparatus
US7767094B2 (en) Method and apparatus for collecting and/or separating solids from liquids
FR2480821A1 (fr) Appareil de nettoyage et de traitement des plans d'eau avec ensemble filtrant pour le ramassage des dechets flottants
GB2442443A (en) A contaminant recovery device
NZ198280A (en) Three-stage,vertical shaft,rotary and fixed vane type slurry pump
CA1167319A (en) Collector apparatus
US8066872B1 (en) Dual weir vortex skimmer
KR830001296B1 (ko) 수역오탁물(水域汚濁物) 회수선
CN220467641U (zh) 一种废水处理气浮机

Legal Events

Date Code Title Description
A85 Still pending on 85-01-01
BV The patent application has lapsed
BV The patent application has lapsed