NL8100594A

NL8100594A - Scheidbare laminaatconstructie die niet kleverige restprodukten oplevert.

Info

Publication number: NL8100594A
Application number: NL8100594A
Authority: NL
Original assignee: Kimberly Clark Co
Priority date: 1980-02-08
Filing date: 1981-02-06
Publication date: 1981-09-01
Also published as: GB2068833A; DE3102850A1; IT8167167A0; JPS56127446A; AU6669281A; FR2475459A1

Description

9>· I

VO 1566

Scheidbare laminaatconstruetie die niet kleverige restprodukten oplevert

De uitvinding heeft betrekking op een laminaatconstruetie met differentiële loslaateigenschappen, en meer in het bijzonder op een laminaatconstruetie met een niet-.kleverig klevend oppervlak.

Het gebruik van uit meerdere lagen samengesteld papier of ander 5 bladvoimig materiaal met een af scheidbare gelamineerde toplaag, zoals etiketten, stickers, labels en dergelijke is zeer algaaeen geworden.

Eén type gelamineerde constructie als thans gebruikt wordt vervaardigd door een zijde van een frontvel te bekleden met een loslaatmiddel, zoals een loslaatmiddel op basis van silicoon. Dit beklede vel wordt vervol-10 gens met de beklede zijde gelamineerd aan een papieren basisvel, dat aan beide zijden met een drukgevoeiig kleeihiddel is bekleed. De buitenste kleeflaag wordt beschermd door een met silicoon bekleed papieren loslaatvel, totdat het laminaat wordt gebruikt.

Door het loslaatvel af te trekken en de buitenste kleeflaag vast 15 te maken aan een geschikt substraat kan de gelamineerde constructie voor een aantal toepassingen dienen. Uiteindelijk kan het frontvel van de rest van de constructie worden gedelamineerd door dat vel af te trekken van de kleeflaag op het basisvel, De bekleding van het loslaatmiddel op het frontvel maakt deze scheiding mogelijk.

20 Met dit type constructie zijn evenwel problemen opgetreden.

Loslaatbekledingen op silicoonbasis kunnen moeilijk in een gelijkmatige dikte worden aangebracht op poreuze frontmaterialen. Dit leidt tot wisselende loslaateigenschappen en de splitsing of overdracht van een deel van de kleeflaag of van de gehele kleeflaag op het frontvel, wan-25 neer men het frontvel van het basisvel tracht af te trekken. Daar bovendien zowel het frontvel als het loslaatvel van gebruikelijke laminaat-constructies met hetzelfde loslaatmiddel zijn bekleed, is het moeilijk het loslaatvel van de constructie te verwijderen zonder tegelijk het frontvel voortijdig te delamineren.

30 Tenslotte kemt, nadat het frontvel bij het bekende laminaat is afgetrokken, een kleverig, drukgevoeiig klevend oppervlak bloot te liggen op het basisvel en/'of op het frontvel. Deze kleverigheid maakt het onmogelijk het frontvel en/of het basisvel «verder te verwerken met autema- 81 00 59 4 -2- tische apparatuur. De problsaen hij de verdere verversing met de hand en de uiteindelijke opruiming vorden trouvens eveneens groter door de neiging van het frontvel en/of het loslaatvel cm te kleven aan andere documenten, aan afvalbakken, enz.

5 Zoals uit het bovenstaande blijkt, bestaat er behoefte aan een gelamineerde constructie met regelbare en voorspelbare differentiële loslaat eigenschappen. Er bestaat ook behoefte aan een gelamineerde constructie, die niet leidt tot de blootstelling en/of de overdracht van een kleverige drukgevoelige .'kleeflaëg, vanneer het frontvel vordt 10 afgetrokken van de basis van het laminaat.

De onderhavige uitvinding kcmt aan die behoefte teganoet door het verschaffen van een klevende laminaatconstructie die niet kleverige restprodukten oplevert. Volgens een aspect van de uitvinding vordt een niet kleverige restprodukten opleverende laminaatconstructie verschaft, 15 die als samenstellende elementen bevat een frontvel, een laag polymeer materiaal, die hechtend is aangebracht op één zijde van het frontvel, en een laag kleefmiddel, die aan de genoemde laag polymeer materiaal is gelamineerd en aan een substraat kan vasthechten, vaarbij het frontvel middelen bevat cm los te kernen van de genoaade laag polymeer mate-20 riaal bij toepassing van een delaminerende kracht die kleiner is dan de kracht die nodig is cm de polymere laag te scheiden van de kleeflaag of de kleeflaag te scheiden van het substraat, vaardoor bij het verwij-deren van het frontvel van de laminaat construct ie de polymere laag door de werking van de kleef laag vast hecht aan het substraat en een 25 niet kleverig klevend oppervlak wordt verkregen.

De gelamineerde constructie volgens de uitvinding wordt vervaardigd door een film van een polymeer aan te brengen op êên zijde van een frontvel en deze constructie vervolgens te lamineren aan een kleefmiddel, dat is aangebracht op een loslaatvel. De polymeren dienen dif-30 ferentiële loslaateigenschappen te hebben ten opzichte van het frontvel en het kleefmiddel.

Met differentiële loslaateigenschappen wordt bedoeld, dat, terwijl de polymere film aanvankelijk aan ëên zijde zal hechten aan het frontvel en aan de andere zijde aan het kleeSniddel, de polymere film 35 bij het delamineren van de constructie een grotere affiniteit zal hebben voor de kleef laag. Dit betekent dat wanneer het frontvel wordt afgetrokken, de polymere film van het frontvel zal delamineren en permanent aan de 8 1 0 0 59 4 i kleeflaag zal blijven vastzitten- Er bestaat ook een verschil met betrekking tot de kleefkraehten tussen het frontvel en het polymeer aan de ene kant en de kleeflaag en het loslaatvel aan de andere kant.

Dit betekent dat het loslaatvel minder sterk hecht aan de kleeflaag 5 dan het polymeer hecht aan het frontvel.

Bij gebruik wordt het loslaatvel, dat.Jaet kleefmiddel beschermt, verwijderd en het overige deel van de voorgedrukte gelamineerde constructie wordt via het blootliggende kleefkiddel vastgemaakt aan een substraat cm. te worden gebruikt als label, etiket, sticker, zakenkaart, lidmaadschapskaart cf credietkaart, enz. Wanneer het wenselijk is cm 10 het frontvel van de rest van de constructie te verwijderen, zoals bij voorbeeld bij het verwijderen van een voorbedrukte kaart van een groter substraat, zal het polymeer delsmineren van het frontvel en permanent op de kleefmiddellaag achterblijven.

Dit leidt tot een substraat met een niet kleverig klevend of 15 vasthechtendoppervlak (cmdat slechts het polymeer blootligt), dat verder kan worden gebruikt of verwerkt, hetzij met de hand of met automatische apparatuur. Bovendien is het verwijderde frontvel vrij van kleefmiddel en kan dat frontvel eveneens worden gebruikt of verder worden verwerkt. Het frontvel kan bij voorbeeld zijn voorbedrukt als zakenkaart, lid-20 maatschapskaart of credietkaart^ bevestigd aan een voorgedrukt substraat en naar een verbruiker worden verzonden. De verbruiker kan dan de kaart verwijderen door haar af te trekken van de rest van de gelamineerde constructie. Het substraatoppervlak heeft dan een niet kleverig oppervlak en kan via de post of op andere wijze naar de afzender worden 25 teruggestuurd. De gebruiker heeft een schone, niet kleverige kaart, die in een hoesje kan worden geplaatst en wanneer nodig kan worden gebruikt. Dergelijke toepassingen zouden ónmogelijk zijn met bekende gelamineerde structuren, cmdat daarbij de kaart en/of het substraat zouden zijn bedekt met een vrijliggend, kleverig klevend oppervlak.

30 Het is derhalve een doel van de onderhavige uitvinding cm een gelamineerde constructie te verschaffen die een verwijderbaar frontvel heeft dat niet leidt tot het blootkcmen en/of de overdracht van een kleverige kleeflaag, wanneer het frontvel van de basis van het laminaat wordt afgetrokken. Deze en andere doelstellingen en voordelen van de 35 uitvinding zullen duidelijk worden uit de onderstaande beschrijving, de begeleidende tekeningen en de aan het einde voorkomende conclusies.

4

De fig. 1a-d zijn dwarsdoorsneden van de laminaat constructie . volgens de uitvinding, waarin de diverse lagen van het laminaat worden getoond tijdens fabricage en gebruik.

Overeenkomstig de onderhavige uitvinding en onder verwijzing naar 5 de figuren ..wordt defeelamineerde constructie vervaardigd door eerst een film van polymeer materiaal 1!+ aan te brengen op één zijde van een frontvel 10, ten einde een eerste deelsamenstel 100 te verkrijgen.

Het frontvel 10 kan zijn vervaardigd uit zeer uiteenlopende materialen, zoals papier, kunststoffilms, -vellen en -folies, textiel, glas en metaal· 10 folies en -vellen. Wanneer papier of een ander poreus materiaal als frontvelmateriaal wordt gebruikt, is het wenselijk cm in of op dat papier of ander materiaal een loslaattoevoegsel 12 aan te brengen.

Dit loslaattoevoegsel 12 "is bij voorkeur eveneens een polymeer materiaal, dat kan zijn aangebracht in het frontvel of op het frontvel, 15 zoals getoond in fig. 1a. Talrijke verschillende polymere materialen kunnen worden gebruikt. De enige beperking is, dat het gekozen polymeer in staat moet zijn het frontvel los te laten van de film van een tweede polymeer materiaal, dat is. aangebracht tussen het frontvel en het kleef-middel, wanneer een delaminerende kracht wordt uitgeoefend. Dit betekent 20 dat de combinatie van gekozen polymeren beter moet hechten aan het frontvel en de kleeflaag resp. dan dat zij aan elkaar hechten.

Een voorbeeld van een dergelijk-.-loslaat system, dat geschikt is bevonden voor het uitvoeren van de onderhavige uitvinding is, polyetheen en polyvinylideenchloride. Door een papiervel te bekleden met een film 25 van polyetheen en die film vervolgens te bekleden met een film van polyvinylideenchloride, alvorens het frontvel te lamineren met een kleefmiddel, wordt een loslaatsysteem verkregen dat delamineert aan het scheidingsvlak van polyetheen en polyvinylideenchloride, wanneer het frontvel wordt afgetrokken. Ctadat de film van het tweede polymeer, in 30 dit geval polyvinylideenchloride, blijft hechten aan de kleeflaag, wordt een niet kleverig klevend oppervlak verkregen, wanneer het frontvel wordt afgetrokken.

Andere voorbeelden van geschikte loslaatsystmen aavatten met polystyreen bekleed papier waarop een film van polyvinylbutyraal is 35 aangebracht, met polyvinylchloride bekleed papier waarop een film van polyvinylalcohol is aangebracht, en met polyester bekleed papier waarop een polyacrylaatfilm is aangebracht. Uiteraard kunnen andere loslaat-

-5- Λ- systeaen gemakkelijk door de vakman worden, lied acht. De bekleding s-gewichten van de gebruikte polymeren kunnen variëren over een ruim ge-bied van minder dan 0,^-5 kg/riem 306,6 m of meer kg/riem 306,6 m .

De ondergrens van het gebied wordt bepaald door het vermogen cm een 5 continue, gelijkmatige bekleding te vormen bij een laag bekledings-gewicht, terwijl de bovengrens van het gebied vooral wordt bepaald door de materiaalkosten. Wanneer een niet poreus frontvel wordt gebruikt, kan het bekleden van het oppervlak daarvan met een eerste polymeer-materiaal achterwege worden gelaten. Maar zoals in het geval van een 10 bekleed papieren frontvel, moet het frontvel minder sterk kleven aan het polymeer dan het polymeer kleeft aan de kleeflaag.

Het kleefmiddel 16, dat volgens de uitvinding wordt gebruikt, kan ieder kleefmiddel van het drukgevoelige type zijn, een door warmte geactiveerd kleefmiddel, een door water opnieuw bevochtigbaar kleef-15 middel of een kleefmiddel van het thermohardende type. Bij voorkeur worden kleefmiddelen in oplossing op waterbasis of heet smeltende, druk-gevcelige soorten kleefmiddelen gebruikt, cmdat die gemakkelijk zijn te hanteren en toe te passen. Voorbeelden van drukgevoelige kleefiaid-delen welke bruikbaar zijn volgens de uitvinding zijn: blokcopolymeren van 20 styreen en is opreen, copolym eren van acrylzuur esters en vinylacetaat, copolymer en van etheen en vinylacetaat, weekgaaaakte hcmopolymeren van vinylacetaat, rubber-latexharsemulsiesystanen, en acrylcopolymeren die zijn samengesteld uit de diverse acrylaatestezmonomeren welke bekend zijn voor het vervaardigen van drukgevoelige kleefmiddelen.

25 Het vaste-stofgehaite van de kleefmiddelen, nadat deze zijn aan gebracht, kan variëren van ongeveer 35 tot 100$. De viscositeit van de kleefmiddelen kan worden geregeld door de temperatuur te variëren of door geschikte oplosmiddelen te gebruiken, te verdunnen met water of verenigbare verdikkingsmiddelen te gebruiken ten einde de optimale vloei-30 eigenschappen te verkrijgen voor het vormen van effen, gelijkmatige bekledingen. Het kleefmiddel 16 wordt bij voorkeur aangebracht op een losiaatvel 18 ter vorming van een tweede deelsamenstel 200 en vervolgens gelamineerd aan de polymeerdragende zijde van het frontveldeel-ssmenstel 100. Het is evenwel ook mogelijk cm het kleefmiddel direkt op 35 de polymeerdragende zijde van het frontvelsamenstel aan te brengen en daarna het beschermende losiaatvel daarbovenop aan te brengen. Het kleefmiddel· wordt in het algemeen in een zodanige hoeveelheid aangebracht, 81 0 0 59 4 -6- dat een uiteindelijk bekledingsgewicht wordt verkregen van tussen o U,5 en 15jT5 bg/riem 306,3 m .

Het bescheimende loslaatvel 18 kan worden gekozen uit een aantal bekende en beschikbare papiersoorten met een loslaatmateriaal aangebracht 5 op êén zijde van het papiervel. Het basispapier van het loslaatvel kan worden gekozen uit kraftpapiér, supergekalanderd kraftpapi'èr, met klei bekleed kraftpapiér, pergamijnpapier, perkamentpapier en andere papiersoorten en films met een geschikte onderlaag voor de loslaat-bekleding. De loslaatbekleding kan een willekeurig materiaal zijn van 10 de bekende materialen die worden gebruikt vanwege hun loslaat eigenschappen voor kleeftaiddelen. Bij voorkeur toegepaste soorten zijn siliconen en gemodificeerde siliconen, waarbij de modificatie zowel de copolymeri-satie van siliconen met andere niet loslatende chemische stoffen cmvat als de toevoeging van andere dan silicoonmaterialen aan de silicoon-^ bekledingsoplossing, voorafgaand aan het aanbrengen op het loslaat-basispapier. Andere loslaatmiddelen zoals polyetheen, fluorkoolstofver-bindingen, chrocmcamplexen van het Werner-type en polyvinyloctadecyl-carbamaat kunnen eveneens warden gebruikt. De keuze van de loslaatbekleding is afhankelijk van de kleverigheid, de kleef kracht en de 20 chemische aard van het kleefmiddel.

De enige eis gesteld aan het loslaatvel 18 is dat het loskcmt van de kleef laag 16 door een kracht die veel kleiner is dan de kracht welke nodig is cm het frontvel 10-12 van de polymere laag lU te delamine- ren. Deze eis is nodig on voortijdige delaminering van het frontvel 25 te verhinderen wanneer het beschermende loslaatvel wordt afgetrokken.

Er is gevonden dat een laminaatconstructie met geschikte loslaateigen-schappen wordt verkregen wanneer de kracht die nodig is cm het frontvel van de polymere laag te delamineren ten minste 80 g groter is dan de kracht die nodig is cm het loslaatvel af te trekken, bij het uit-30 voeren van zodanige meting met een proefapparatuur voor - het bepalen van de loslaat- en hechtsterkte van het "Standard Tag and Label

Manufacturer's Institute" (TLMI), waarbij de breedte van het laminaat 5,1 on en de aftrekhoek 180 bedragen.

De onderhavige uitvinding heeft het voordeel van het frontvel 35 >> · . .

op een of beide zijden kan worden voorbedrukt alvorens te lamineren of dat het buitenoppervlak van het frontvel kan worden bedrukt, zelfs nadat dit aan een substraat is gelamineerd. Bovendien kan het substraat woren voorbedrukt, met inbegrip van het gebied dat door de gelamineerde 81 0 0 59 4 -7- constructie zal worden "bedekt, en dat gebied zal zichtbaar en leesbaar worden nadat het frontvel is verwijderd, op voorwaarde dat een transparant of een doorschijnend polymeer en kleefmiddel worden gebruikt.

De unieke chemische divergentie van het differentiële loslaat-5 systeem volgens de uitvinding (bij voorbeeld een frontvel bekleed met een eerste polymeer lpslaatmiddel en een tweede polymeerlaag die is aangébracht tussen het frontvel en het kleeflaiddel) laat een gemakke-lijke en nauwkeuriger regeling toe van de delaminerende eigenschappen van de structuur in tegenstelling tot bij bekende loslaatsystenen met 10 siliconen. Het meest opmerkelijke en belangrijkste voordeel van de uitvinding is evenwel dat bij het verwijderen van het frontvel, als getoond in fig. 1d, de kleeflaag 16, die aan het sübstraat 20 is vastgemaakt, permanent vrij is van kleverigheid. Zowel het frontveldeelsamen-stel 101 als het substraatdeelsamenstel 201 kunnen derhalve verder 15 worden gebruikt en verwerkt hetzij met de hand of met automatische apparatuur.

Het onderstaande voorbeeld, dat geen beperkende betekenis heeft, dient ter nadere toelichting van een methode voor het vervaardigen van de gelamineerde constructie volgens de uitvinding.

20 Voorbeeld o

Een 8 punt *4-9 5 5 kg /riem (306,6 m ) etiketfrontvel van Union Camp Corporation werd op éên zijde volgens een in de techniek bekend extrusie-procédé bekleed met lage-diehtheidspolyetheen. Het bekledingsgewicht bedroeg 2,25 kg polyetheen per 306,6 m riem. Vervolgens werd een bekle-25 ding van polyvinylideenchloride met de volgende samenstelling (alle percentages zijn gewichtspercentages) aangebracht op de met polyetheen beklede zijde van het frontvel, en wel uit een in water gedispergeerd systeem: polyvinylideenchloridelatex; Geon 652 van B.F. Goodrich Co. U6,0% 30 bevochtigingsmiddel; Triton GR-JM van Rohm & Haas Co. 1,75« verdikkingsmiddel; Acrysoi GS van Ultra Mhesives Ine. 0,3$ anti-schuimmiddel Dee Foo 97-2 van Ultra Adhesives Inc. 0,1$ water 51,9$

De viscositeit van de bekleding bedroeg ongeveer 1^00 eps en zij 2 35 werd aangébracht met een bekleding sgewicht van 2,25 kg/306,6 m riem.

De bekleding werd door middel van een met draad amwikkelde staaf direkt aangebracht op de bekleding van lage-dichtheidspolyetheen, waarbij een 8100594 -8- bekledingsinrichting met een nr. 10 Mayer-staaf werd gebruikt en in een luchtcirculatie^-oven 1-2 minuten werd gedroogd hij 79 Λ°0. Het beklede vel werd vervolgens op zichzelf opgerold.

Een drukgevoelige kleefmiddel omvattende een blokcopolymeer van 5 styreen en isopreen, een kleverige terpesnhars, een koolwaterstofolie en een antiaxydans, werd uit een hete smelt door extrusie aangebracht op een met silicoon bekleed loslaatvel in een bekledingsgewicht van 2 5,6-6,5 kg/306,6 m risa. Het met kleefmiddel beklede loslaatvel werd daarna gelamineerd aan de polyvinylideenchloridezijde van het frontvel.

10 De rol werd vervolgens versneden tot kleinere rollen. Desgewenst kan het laminaat ook tot vellen worden versneden.

Loslaatwaarden werden bepaald met een TLMI-proefinrichting voor het meten van de loslaat- en hechtsterkte. Het met silicoon beklede loslaatvel had een loslaatwaarde van 10-20 g/5,1 cm breedte, wanneer het 15 van de kleef laag werd afgetrokken onder een hoek van 180° met een snelheid van 762 au /minuut. Nadat het met silicoon beklede loslaatvel was verwijderd, werd het met kleefmiddel beklede vel gelamineerd aan het substraat. De loslaatwaarde van de polyvinylideenchlorideb.ekleding van het frontvel bedroeg 100-120 g/5,1 cm breedte, wanneer werd afgetrokken 20 onder een hoek van 180° bij 7β2 cm/minuut. De polyvinylideenchloride-bekleding hechtte aan denkleeflaag, zodat een permanent niet kleverig oppervlak werd verkregen.

Terwijl de hierin beschreven produkten en methodes voorkeursuitvoeringsvormen van de uitvinding vormen, wordt opgemerkt dat de 25 uitvinding niet is beperkt tot die specifieke produkten en methodes en dat wijzigingen daaraan kunnen worden aangebracht, zonder dat wordt afgeweken van de cmvang van deze uitvinding als gedefinieerd in de hierna volgende conclusies.

30 81ao 594

Claims

1. Laminaat construct ie, met het kenmerk, dat deze niet kleverige restprcdukten oplevert en de volgende elementen bevat: een frontvel (10.). een laag van polymeer materiaal (1¾), die op een zijde van het frontvel is aangebracht en daarna vasthecht, en een laag 5 van kleefkateriaal (l6), die aan de laag van polymeer materiaal (1 il·) is gelamineerd en die kan worden vastgehecht aan een substraat (20), waarbij het frontvel loslaatmiddelen (12) bevat cm het frontvel los te maken van de laag van polymeer materiaal bij het uitoefenen van een delaminerende kracht die kleiner is dan de kracht nodig cm de polymere 10 laag (1¾) af te scheiden van de kleeflaag (16) of de kleeflaag (16) van het substraat (20), waardoor bij het verwijderen van het frontvel (10) van de laminaatconstructie, de polymere laag (1¾) is vastgehecht aan het substraat (20) door de kleeflaag (1Ó) en een niet-kleverig klevend oppervlak wordt verkregen. 1? 2. Laminaat volgens conclusie 1, met het-.kenmerk, dat.'..het polymere materiaal (1¾) polyvinylideenchloride is en de loslaatmiddelen (12) een bekleding van polyetheen op het frontvel (10) zijn.

3. Laminaat volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het polymere materiaal (.1¾) polyvinylbutyraal is en de loslaatmiddelen (12) een 20 bekleding van polystyreen op het frontvel (10) zijn. k. Laminaat volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het polymere materiaal (1¾) polyvinylalcohol is en de loslaatmiddelen (12) een bekleding van polyvinylchloride op het frontvel (10) zijn.

5· Laminaat volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het polymere 25 materiaal (1¾) een polymeer van acrylzuur is en de loslaatmiddelen (12) een bekleding van een polyester op het frontvel (19) zijn.

6. Laminaat die de volgende elementen bevat: een frontvel (10), een substraat (20) en een daartussen aangebrachte laag van kleefniddel (16), met het kenmerk, dat bovendien middelen (12, 30 1¾) aanwezig zijn, die zijn aangebracht tussen het frontvel (10) en de laag van kleefhiddel (16), cm het frontvel (10) los te laten van het kleefmiddel (16), wanneer op het frontvel (10) een delaminerende kracht wordt uitgeoefend, waarbij de tussenin aangebrachte middelen (12, 1¾) middelen (14) omvatten cm het oppervlak van de laag kleefmiddel permanent 35 niet kleverig te maken.

7. Laminaat volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de middelen (1¾) 81 00 59 4 -lo an niet kleverig te maken een film van een eerste polymeer materiaal omvatten, die de kleef laag bedekt, en de tussenin aangebrachte middelen (12) een laag aavatten van. een tweede polymeer materiaal, die op het frontvel is aangebracht.

8. Laminaat constructie die niet kleverig restprodukten oplevert, met het kenmerk, dat de constructie de volgende elementen bevat: een frontvel (10), een laag kleefmiddel (16), een loslaatvel (18), dat aan de laag kleefiniddel (16) is vastgehecht, en middelen (12, "\b) die tussen het frontvel (10) en de laag kleefmiddel (16) zijn aangebracht 10 om het frontvel (10) van het kleefmiddel (16) te doen loskaaen wanneer een delaminerende kracht wordt uitgeoefend op het frontvel (10), waarbij de delaminerende kracht die nodig is cm het frontvel van de laag kleefmiddel te delamineren, ten minste 80 g5,1 cm breedte groter is dan de kracht die nodig is cm het loslaatvel van de laag kleefmiddel 15 te verwijderen.

9. Laminaat volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat de tussenin aangebrachte middelen (12, 1U) middelen (1U) cmvatten cm het oppervlak van de laag kleefiaiddel permanent niet kleverig te maken wanneer het frontvel wordt gedelamineerd.

10. Laminaat volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat de tussenin aangebrachte middelen een laag van een polymeer materiaal (1U) omvatten. 0 0 59 4