NL8100358A - Afdichtingsring voor een pijpzadel en pijpzadel voorzien van afdichtingsring. - Google Patents

Description

, * * * • < < 80.5172/vdV/Rdm/sme

Korte aanduiding: Afdichtingsring voor een pijpzadel en pijpzadel voorzien van afdichtingsring.

Door Aanvraagster wordt als uitvinder genoemd: O.R. Offringa.

De uitvinding heeft betrekking op een afdichtingsring voor een pijpzadel voorzien van een eindzijdeprofilering bestemd om met de bodem van een pakkinggroef in het zadel samen te werken en een werkzijdeprofilering bestemd om tegen een buitenwand van een 5 pijp aan te liggen.

Een pijpzadel, ook wel aanboorzadel genoemd, bestaat uit een half-cilindrische schaal, die aan de diameter van een pijp waarop een aftakking moet worden aangebracht, is aangepast en die is voorzien van een buisstuk of spruit waarin een aftakleiding wordt 10 aangebracht. Meestal wordt eenzelfde spruit voor verschillende pijp-diameters gebruikt waarbij slechts de inwendige diameter van de half-cilindrische schaal varieert teneinde het zadel goed sluitend op een pijp van een bepaalde diameter te kunnen vastzetten. Voor de afdichting is het zadel in het vlak, dat op de pijp aansluit rondom 15 de opening in de spruit van een pakkinggroef voorzien waarin een afdichtingsring of manchet werd aangebracht. De door de afdichtingsring op de buis uitgeoefende druk dient hierbij zo klein mogelijk te zijn, omdat de buis bij de spruit is verzwakt door de doorboring en bij lage inwendige mediumdruk, de buiswand door de afdichtingsdruk 20 van de afdichtingsring naar binnen gedrukt kan worden. Dit leidt op den duur tot afdichtingsproblemen en zelfs tot het risico dat de manchet tussen de spleet die nu tussen de buis en het zadel is ontstaan, wordt ingeperst.

Hoewel de geprojecteerde diameter van de pakkinggroef 25 in het pijpzadel voor verschillende pijpdiameters steeds dezelfde is, ontstaan toch afwijkingen ten gevolge van de ronding van de schaal voor verschillende pijpdiameters zodat het bezwaar aanwezig is dat de afdichtingsring niet in de pakkinggroef past of dat deze 8100358 - 2 - er te gemakkelijk uitvalt.

De uitvinding heeft tot doel deze bezwaren op te heffen.

Volgens de uitvinding wordt dit bereikt met een af-5 dichtingsring van de aan het begin beschreven soort, die daardoor is gekenmerkt, dat delen van de zijwanden van de afdichtingsring een ten opzichte van de eindzijdeprofilering hellend verloop hebben, waarbij de breedte van de dwarsdoorsnede van de afdichtingsring nabij de eindzijdeprofilering kleiner is dan de breedte op een af-10 stand van deze eindzijdeprofilering.

De afdichtingsring is volgens de uitvinding bij voorkeur zodanig uitgevoerd, dat de breedte van de dwarsdoorsnede van de afdichtingsring op een gedeelte dat op grotere afstand van de eindzijdeprofilering ligt dan het gedeelte met de grootste breedte, 15 een breedte bezit die kleiner is dan deze grootste breedte.

De uitvinding heeft ook betrekking op een afdichtingsring met een pijpzadel van de hierboven beschreven soort en is gekenmerkt doordat de grootste breedte van de dwarsdoorsnede van de afdichtingsring groter is dan de breedte van de pakkinggroef, ter-: 20 wijl de breedte van de afdichtingsring nabij de eindzijdeprofilering hiervan kleiner is dan de breedte van de pakkinggroef. Hierbij zijn de hellend verlopende zijwanden van de afdichtingsring als zoekrand uitgevoerd, zodat de pakkingsring gemakkelijk in de groef kan worden aangebracht en niet meer uit deze groef kan vallen.

25 Voorts heeft de uitvinding betrekking op een pijp- of aanboorzadel voorzien van een afdichtingsring van de hierboven beschreven soort.

Het vastlijmen van de afdichtingsring in de pakkinggroef, teneinde het monteren van het pijpzadel te vergemakkelijken, 30 is hierbij niet noodzakelijk.

De uitvinding wordt aan de hand van de bijgaande tekening nader toegelicht, waarin: 8 1 00 35 8 - 3 - fig. 1 een dwarsdoorsnede van een pijp met een gedeelte van een hierop aangebracht pijpzadel voorzien van een afdichtingsring; fig. 2 een dwarsdoorsnede van een bekende uitvoering 5 van een bij een pijpzadel te gebruiken afdichtingsring; fig. 3 eenzelfde dwarsdoorsnede door een bekende afdichtingsring in een andere uitvoeringsvorm; fig. 4 een dwarsdoorsnede van een afdichtingsring vergelijkbaar met die volgens fig, 2, maar uitgevoerd volgens de 10 uitvinding; fig. 4a een alternatieve uitvoering van de doorsnede volgens fig. 4; fig, 5 een dwarsdoorsnede van een afdichtingsring vergelijkbaar met de uitvoeringsvorm volgens fig. 3, maar uitgevoerd 15 volgens de uitvinding; en fig. 6, 7 en 8 dwarsdoorsneden van een afdichtingsring volgens de uitvinding aangebracht in een pakkinggroef van een pijpzadel, maar in standen afhankelijk van drie verschillende pijp-diameters waarbij de afdichtingsring te gebruiken is.

20 In de doorsnede van fig. 1 is op de pijp 1 een pijp zadel 2 voorzien van een spruit 2a gemonteerd en wel op de bekende wijze met behulp van een half-cilindrische schaal 3, die één geheel met de spruit 2a vormt. De holte 4 van de spruit 2a valt samen met een in de pijp 1 geboord gat 5, dat met behlp van het zadel 2 25 nauwkeurig wordt aangebracht en daarom worden pijpzadels ook wel aanboorzadels genoemd. De schaal 3 wordt met behulp van een half-cilindrische contraschaal op de pijp vastgezet onder tussenvoeging van een afdichtingsring 6, die in een pakkinggroef in het pijpzadel past.

30 Teneinde de vervaardigingskosten zo gering mogelijk te houden, wordt meestal eenzelfde model van pijpzadel 2a voor verschillende pijpdiameters gebruikt, waarbij slechts de inwendige 8 1 0 0 35 8 - 4 - diameter van de schaal 3 aan een betreffende pijpdiameter behoeft te worden aangepast. Als afdichtingsringen kunnen ringen worden toegepast van het type welke in fig. 2 en fig. 3 in doorsnede zijn afgebeeld. De ring van fig. 3 wordt bij voorkeur toegepast in zadels 5 van buizen met grotere diameter, de ring van fig. 2 in kleinere maten zadels. De ring van fig. 3 kan namelijk moeilijk in een korte boog gelegd worden, aangezien dan de verende kraag 9 plaatselijk rechtop gaat staan. Weliswaar is de druk die de afdichtingsring van fig. 2 op de buitenwand van de pijp 1 rondom het gat 5 uitoefent 10 groter dan bij de ring van fig. 3, maar voor kleinere buismaten is de kans op vervorming van de buis geringer aangezien de buis zelf relatief stijver is.

Bij beide uitvoeringen komt de breedte b van de dwarsdoorsnede van de afdichtingsring overeen met de breedte b van de 15 pakkinggroef in het pijpzadel 2. Er kunnen echter moeilijkheden ontstaan in verband met de diameter van de pijp 1, waarop een aan-boorzadel 2 moet worden aangebracht. Immers de (geprojecteerde) diameter D (fig. 1) is bijvoorbeeld voor drie verschillende pijpdia-meters gelijk en wat betreft deze diameter D met de hieraan aange-20 paste afdichtingsring ontstaan toch moeilijkheden bij verschillende pijpdiameters. Dit komt omdat de booglengte tussen deze diameter voor verschillende pijpdikten verschilt. Zo is de booglengte voor een pijp met grotere diameter korter dan de booglengte 1_2 voor een pijp met kleinere diameter. Dit betekent wanneer een afdichtings-25 ring is aangepast voor een pijp 1 met gemiddelde diameter de ring 6 te groot zal zijn voor een pijp met grotere diameter en te klein voor een pijp met kleinere diameter. Een ander bezwaar van de uitvoeringsvormen van fig. 2 en fig. 3 is dat het aanbrengen in de groef vaak moeilijkheden geeft.

30 Om deze bezwaren op te heffen zijn nu de afdichtings ringen volgens fig. 4 en 5 volgens de uitvinding zodanig uitgevoerd, dat delen 10 van de zijwanden van de afdichtingsring een ten op- 8100358 - 5 - zichte van de eindzijdeprofilering 7 hellend verloop hebben, waarbij de breedte b^ van de afdichtingsring 6 nabij de eindzijdeprofilering 7 kleiner is dan de breedte op een afstand van deze eindzijdeprofilering 7. Bovendien is de breedte van de afdichtingsring op 5 een gedeelte dat op grotere afstand van de eindzijdeprofilering 7 ligt dan het gedeelte met de grootste breedte b2 kleiner dan deze grootste breedte. De grootste breedte b2 van de afdichtingsring is groter dan de breedte b van de pakkinggroef, terwijl de breedte b-j van de afdichtingsring nabij de eindzijdeprofilering 7 kleiner is 70 dan de breedte b van de pakkinggroef. Het gedeelte met de grootste breedte is als een binnen- en/of buitenrand 11a resp. 7 7b aan het binnenste resp. buitenste mantelvlak van de ring uitgevoerd. De binnen- en/of buitenrand 77a resp. 17b is bij voorkeur als scherpe rand gevormd.

15 Zoals uit de fig. 6, 7 en 3 blijkt kan de ring bij verschillende diameters van een pijp 7 door de delen 70, die een zoekrand vormen steeds gemakkelijk in een groef worden aangebracht, terwijl de ring bij deze verschillende diameters van de pijp goed sluitend in de groef ligt. In fig. 6 is de situatie getekend waarbij 20 de ring groot is voor de diameter D van de groef, dus voor een grote diameter van een pijp. Hierbij ligt de binnenrand 71a tegen de zijwand van de pakkinggroef terwijl de buitenrand 17b is ingedrukt. Bij fig. 7, dus voor een pijp 1 met een middelste diameter liggen de randen 77a en 71b goed tegen de zijwanden van de pakking-25 groef, terwijl bij fig. 8, die de situatie weergeeft van de positie van de pakkingsring bij een kleinste pijpdiameter, waarbij de ring te klein zou zijn. Hierbij is de binnenste rand 77a ingedrukt terwijl de buitenste rand 17b nog tegen de zijwand van de pakkinggroef aanligt. Op deze wijze wordt steeds een goede klemming verkregen, 30 zonder dat het lichaam van de afdichtingsring vervormd behoeft te worden. De eindzijde- en werkzijdeprofilering zorgen hierbij voor de afdichting.

8100358

Claims (8)

1. Afdichtingsring voor een pijpzadel voorzien van een eindzijdeprofilering bestemd om met de bodem van een pakkinggroef in het zadel samen te werken en een werkzijdeprofilering bestemd om tegen een buitenwand van een pijp aan te liggen, met het 5 kenmerk, dat delen van de zijwanden van de afdichtingsring een ten opzichte van de eindzijdeprofilering hellend verloop hebben, waarbij de breedte van de dwarsdoorsnede van de afdichtingsring nabij de eindzijdeprofilering kleiner is dan de breedte op een afstand van deze eindzijdeprofilering.

2. Afdichtingsring volgens conclusie 1, m e t het kenmerk, dat de breedte van de dwarsdoorsnede van de afdichtingsring op een gedeelte dat op grotere afstand van de eindzijdeprofilering ligt dan het gedeelte met de grootste breedte een breedte bezit die kleiner is dan deze grootste breedte.

3. Afdichtingsring volgens conclusie 1 en/of 2 met een pijpzadel voorzien van een pakkinggroef, met het kenmerk, dat de grootste breedte van de dwarsdoorsnede van de afdichtingsring groter is dan de breedte van de pakkinggroef.

4. Afdichtingsring met pijpzadel volgens conclusie 3, 20 met het kenmerk, dat de breedte van de dwarsdoorsnede van de afdichtingsring nabij de eindzijdeprofilering hiervan kleiner is dan de breedte van de pakkinggroef.

5. Afdichtingsring volgens conclusie 1, m e t het kenmerk, dat de hellend verlopende zijwanden als zoekrand zijn 25 uitgevoerd. 8 1 00 35 8 - 7 -

6. Afdichtingsring volgens een of meer van de conclusies 1-5, met het kenmerk, dat het gedeelte met de grootste breedte als een binnen- en/of buitenrand aan het binnenste resp. buitenste mantelvlak van de ring is uitgevoerd.

7. Afdichtingsring volgens conclusie 6, m e t het kenmerk, dat de binnen- en/of buitenrand als een scherpe rand is gevormd.

8. Pijp- of aanboorzadel voorzien van een pakkinggroef, met het kenmerk, dat deze is voorzien van een afdich-10 tingsring volgens een of meer van de conclusies 1 t/m 7. 8 1 00 35 8