NL8006633A

NL8006633A - Houder.

Info

Publication number: NL8006633A
Application number: NL8006633A
Authority: NL
Original assignee: Haustrup Plastic As
Priority date: 1979-12-17
Filing date: 1980-12-05
Publication date: 1981-07-16
Also published as: DK534380A; IT8068916A0; SE7910362L; NO154961B; NO803538L; DE3043899C2; AU540278B2; DK150342C; ZA807624B; GB2065061A; ES498332A0; IT1165529B; IL61646A; DE3043899A1; CH658033A5; FI803850L; FI69029B; JPH0335194B2; CA1159395A; BE886686A

Description

> ·> 80339 vA/irati

Korte aanduiding : Houder.

De uitvinding heeft betrekking op een houder voorzien van een in een mondingsvlak aangebrachte mondingsopening, waaraan de houder met een sluitingdeel voor de mondingsopening is voorzien, waarbij het sluitingdeel bestaat uit een beves-5 tigingsdeel en een deksel, welke via een rondom verlopende voorkeursbreukplaats zijn verbonden, waarbij het sluitingdeel in de monding is ingebracht en afdichtend met de houder is verbonden. Door een plaatselijk uitgeoefende kracht, die bij voorkeur uit een drukkracht bestaat, wordt het deksel 10 langs de voorkeursbreukplaats opengescheurd en door een naar het inwendige van de houder toegerichte kracht naar binnen bewogen, totdat het na een afstand a gedeeltelijk tegen een vlak aanligt, dat evenwijdig aan het mondingsvlak is aangebracht, en gedeeltelijk een stand inneemt, die het verder 15 openen bemoeilijkt.. Het deksel heeft een greepinrichting voor het verplaatsen van het deksel uit de genoemde stand in samenhang met het openen van de houder.

Een sluitingdeel voor een houder van de bovenaangegeven soort is bekend uit het Amerikaanse octrooischrift 3.998.354.

. 20 Dit bekende sluitingdeel heeft bepaalde nadelen en is bovendien niet geschikt voor toepassing bij houders, die in grote aantallen worden vervaardigd en gevuld, en wel om de volgende redenen: 1. Door het bevestigingsdeel van het sluitingdeel 25 wordt de inwendige breedte van de houdermonding sterk begrensd. Het uitnemen van het vulgoed wordt in het bijzonder bij kleinere mondingsdiameters sterk bemoeilijkt.

2. Het bekende sluitingdeel is weliswaar stuksgewijze door spuitgieten gevormd, maar bezit echter een ingewikkelde 30 vorm. De vervaardiging is betrekkelijk duur en relatief tijdrovend- Vanuit mechanisch standpunt gezien is het sluitingdeel Q η Π R Λ 7 7 - 2 - het beste geschikt voor toepassing bij kleine openingen bij houders. Bij grote mondingen is de bevestiging aan het houder- lichaam onzeker, en bovendien bestaat het gevaar, dat het sluitingdeel een aantal malen duurder wordt dan het eigenlijke 5 houderlichaam.

3. Het bekende sluitingdeel is niet stapelbaar. Het is niet mogelijk om dit bekende sluitingdeel op dolematige wijze bij het transport en de opslag te hanteren. Het is ook niet mogelijk om dergelijke sluitingdelen op doelmatige 10 wijze toe te voeren aan een inrichting voor het sluiten van houders.

4. De bekende greepinrichting is niet doelmatig aangebracht, daar deze zich tot over de voorkeursdrukplaats uitstrekt. Dit, evenals de helling verhinderen de toepassing 15 van lassen of soortgelijke bevestigingsmethoden.

5. Het gebruik van een voorkeursbreukplaatskant bij deksels die voor ingrijpen bestemd zijn, gecombineerd met de samenhangdrukking, levert een onbevredigende werking op, daar de voorkeursbreukplaatskant van houder tot houder ver- 20 schilt. Bovendien kan zich tussen de voorkeursbreukplaatskant en.de steunflens vuil verzamelen. Het onberispelijke ingrijpen is niet in het octrooischrift weergegeven.

6. Het sluitingdeel heeft twee gebieden, waarin lekken kunnen optreden, n.1. gedeeltelijk waar het sluitingdeel 25 in de mondingsopening is ingepast, gedeeltelijk tussen het bevestigingsdeel en het op de voorkeursbreukplaats doorgesneden deksel. Vermoedelijk is het eerste lek groter dan het tweede.

7. Het gevaar bestaat, dat het bevestigingsdeel bij 30 het sluitingdeel bij het openen van de houder, in het bijzonder bij grote mondingsopeningen, uit de monding losraakt.

8. Zowel bij de met de spuitgiet-werkwijze als met de blaas-werkwij ze gevormde houders bestaan moeilijkheden, om een bevredigende passing_tussen de houder en het sluitingdeel 35 te bereiken. Slechts bijzondere kunststoffen, zoals bijvoorbeeld polyetheen, bezitten voldoende elasticiteit, om op de in fig. 4 weergegeven wijze te kunnen ingrijpen. Onafhankelijk van het feit, of de houder uit metaalplaat of kunststof wordt vervaardigd, moet hij bij een gelijke inwendige druk 8006633

a A

- 3 - een grote wandsterkte bezitten. Het houderlichaam moet immers de noodzakelijke dikte hebben, om de noodzakelijke af-metingsvermindering van het bevestigingsdeel bij de bevestiging daarvan aan de houder te geven.

5 9. Elastische kunststoffen, zoals bijvoorbeeld poly- etheen, geven gemakkelijk aanleiding tot lekkages, daar dergelijke kunststoffen na verloop van tijd veranderen, daar zij steeds enigszins vloeien.

Het doel van de uitvinding is daardoor het verschaffen 10 van een houder met een sluitingdeel van de in de aanhef beschreven soort, waarbij de aangegeven nadelen worden vermeden en de eisen worden voldaan, die bij massafabricage worden gesteld. De houder en het sluitingdeel zijn verder zodanig gevormd en op elkaar afgestemd, dat zij stapelbaar zijn, 15 zowel elk afzonderlijk als ook gevuld, waarbij zij gelijktijdig voor een gunstige prijs kunnen worden vervaardigd.

Zij laten zich verder eenvoudig met elkaar verbinden, en bieden een dichte sluiting.

Dit doel wordt bereikt, doordat de voorkeursbreuk-20 plaats aan het deksel daar is aangebracht, waar het binnenvlak van de monding het eigenlijke mondingsvlak begrensd, waarbij een aan de houder aangebrachte flens met het bevestigingsdeel van het sluitingdeel, bij voorkeur door ultrasonoor lassen, afdichtend is. verbonden, dat het deksel binnen het 25 voorkeurs-breukplaatsgebied gedeeltelijk buiten de greepin-richting voor het openen steekt, gedeeltelijk zodanig binnenwaarts is doorgebogeh, dat de doorbuiging een geleiding vormt naar het. binnenvlak van de monding, waarbij een evenwijdig aan het mondingsvlak verlopend oppervlak op de gelei-30 ding aansluit, waarbij het genoemde vlak na het afscheuren van het deksel en in het voorkomende geval na het binnenwaarts bewegen van het deksel over een afstand a tegen een in de houder aangebracht aanligvlak aanligt en de geleiding tegen de houderwand aanklemt.

35 Door deze voor de uitvinding typerende kenmerken bereikt men het voordeel, dat de inlaatopening voor het vul-goed bijzonder wijd is en in geen enkel opzicht door uitsteeksels of flens wordt gehinderd, die de opening nauwer maken.

Het vulgoed kan geen moeilijk toegankelijke hoek vervuilen, O A Λ fi β 7 7 - 4 - en er bestaan geen moeilijkheden het vulgoed na het verwijderen van het deksel te zien. De passingsvlakken, die het deksel vasthouden en' de afdichting en ondersteuning daarvan bewerkstelligen, zijn. zo dicht bij elkaar aangebracht, en . 5 door de vormgeving zodanig maat nauwkeurig vastgelegd, dat het sterke vervuilen van de monding door het vulgoed niet in staat is om het in elkaar, grijpen te verhinderen. De verbinding tussen de houder en het sluitingdeel bevindt zich aan .de buitenste Onttrek van het mondingsvlak en is daardoor 10 zonder, moeilijkheden toegankelijk voor een lasinrichting.

Een dergelijke las is weliswaar reeds beschreven in het Duitse Offenlegingsschrift 2.533.631, maar deze oplossing heeft het nadeel., dat in het gebied, waarin zich een voor het trekken aangebrachte greepinrichting naar buiten uitstrekt, 15 een onderbreking moet worden aangebracht in de las tussen de houderkant en de voorkeursbreukplaats, om bij het openen het losgaan van het deksel in het bereik van de greepinrichting te bewerkstelligen. Het is hierdoor onmogelijk, deze las met een andere lasmethode uit te voeren, om deze hierdoor 20 zwakker te maken,, daar er in werkelijkheid geen ander las-alternatief.. bestaat. Er ontstaat of wel de toestand, dat de houder door de las niet dicht wordt afgesloten, of dat de greepinrichting door een dichte en hierdoor ook overmatig sterke las wordt .losgescheurd. Als alternatief ontstaat bij 25 de poging van het openen een scheur in het deel van het deksel, dat voor hét opnieuw sluiten is aangebracht. Een ander nadeel ligt daarin, dat de voorkeursbreukplaats niet zonder onderbreking rondom- de monding verloopt, maar in het bereik voor de greepinrichting tot naar de buitenkant is uitgetrokken. 30 Bovendien ligt hij buiten de eigenlijke raondingskant, zodat het deksel, dat voor het afscheuren bestemd is, groter is dan de monding. Dit brengt met zich mede, dat de houder niet kan worden., geopend, doordat een .middendeel van het sluit-deel door uitwendige drruk binnenwaarts in de houder in axiale 35 richting van de houder wordt verschoven. Het invoeren van het deksel in een lasinrichting vereist de zorgvuldige hoek-oriëntatie met betrekking tot de greepinrichting en de beide gewenste, verschillende bevestigingszones.

Bij een andere uitvoeringsvorm van de uitvinding is 8006633 _ 5 _ bij een cylindrische mondingsopening een aantal radiale en gelijkvormig over de omtrek verdeelde verstijvingsribben aangebracht, die tussen de middendelen liggen van de deksel-spiegel en een ringvormige voorkeursbreukplaatszone. De ver-5 stijvingsribben zijn hierbij zodanig uitgevoerd, dat zij zowel als greepinrichting kunnen dienen voor het openen van het deksel, evenals als legerorgaan voor een stapel gevulde houders of losse sluitingdelen. Door deze maatregel worden de losse, voor het opnieuw sluiten bestemde deksels wezenlijk 10 verstijfd. De deksels dichten hierdoor beter af en zij hebben een grotere sterkte. De gelijkvormige verdeling van de verschijvingsribben over de omtrek levert het voordeel, dat het indrukken van de voorkeursbreukplaatszone niet zoalste-voren· op een bijzondere plaats aan de omtrek moet beginnen, 15 maar het kan willekeurig bij elk van deze greepinrichtingen beginnen. Hetzelfde geldt voor de keuze van de greepinrichting bij het opnieuw openen, zodat het draaien van de houder niet meer nodig is.

Verder is een gekozen, afzonderlijke greepinrichting 20 naast bijvoorbeeld een door karteling geruwd greepvlak voorzien van een gebruiksaanwijzing, die bijvoorbeeld bestaat uit de tekst "1. Drukken" voor'het inleiden van het openen van de voorkeursbreukplaats en "2.Trekken" voor het verderopenen in aansluiting op het eerste openen evenals bij al het op-25 nieuw openen voor'het uitnemen van vulgoed. Op deze wijze wordt de juiste hantering van het sluittogdeel aan de gebruiker uitgelegd, terwijl de tot nu toe bekende houders, die geen aanwijzingen hebben, nauwelijks doelmatig blijken. Het morsen van vulgoed kan op deze wijze worden verhinderd.

30 Verder heeft het inwendige mondingsvlak van de houder, dat boven in hoofdzaak cylindrisch is uitgevoerd, een binnenwaarts gerichte, flauwe kegelvorm en/of in het ondereinde aan de overgang naar het oplegvlak een rondom verlopende in-grijpgroef, waarin een hiermede overeenkomende uitbuiging 35 of kraal van het deksel ingrijpt. Het afdichten en vasthouden van het deksel wordt door deze ingrijpingsgroef en de hiermede samenwerkende kraal aan het deksel bij het opnieuw · sLuiten wezenlijk verbeterd. De flauwkegelvormige geleiding vergemakkelijkt bovendien het inzetten van het deksel bij het o λ η β fi 7 7 - 6 - opnieuw sluiten»

Bij niet rotatie symmetrische houders ontstaat hierdoor een doelmatige uitvoeringsvorm/ daar* bijvoorbeeld bij een rechthoekige mondingsopening, het oplegvlak, waartegen 5 het deksel.aanligt, door. binnenwaartse doorbuigingen bij tenminste twee van de vier .zijkanten van. de houders wordt gevormd. Een doorsnede over een van een oplegvlak voorziene hoek van een rechthoekige houder verklaart de overeenstemming met een ronde houder. De zwak hellende zijwanden bij houders verge-10 makkelijken het opnieuw inzetten van het deksel.

Tenslotte bezit het deksel in een uitvoeringsvorm in aansluiting op de doorbuiging, die de geleiding vormt, een koepel, waarbij de koepel met de geleiding respectievelijk de doorbuiging via radiale of tangentiale ribben is verbonden.

15 De plaatselijke druk voor het openen van de houder wordt hierbij tegen de ribben uitgeoefend. Bij een ronddeksel kan bij een op de aangegeven wijze gevormde koepel, waardoor de ribben binnenwaarts worden gefixeerd, bereikt worden, dat de buitenwaarts op de rib aansluitende voorkeursbreukplaats zone 20 door een zijdelings gerichte druk of een druk, die naar het inwendige van de houder is toegericht, wordt opengebroken.

De uitvinding zal thans nader worden toegelicht aan de hand van de bijgaande tekening van enkele uitvoeringsvoorbeelden.

25 Figs» 1-4 tonen een principiële uitvoering van de uit vinding.

Figs. 1-7 tonen een uitvoeringsvorm met radiaal aangebrachte greepinrichtingen.

Fig. 8 toont een uitvoeringsvorm met een greepinrich-30 ting, gecombineerd met gebruiksaanwijzing.

Fig. 9 toont een uitvoeringsvorm met ingrijpingsgroef.

Fig. 10 toont een uitvoeringsvorm met verschillende coniciteit bij het deksel en het mondingsvlak.

Figs. 11-12 tonen een uitvoeringsvorm met een recht-35 hoekige mondingsopening, waarbij fig. 11 een perspectivische afbeelding van de houder is en fig. 12 de houder in bovenaanzicht toont.

Figs. 13-17 tonen uitvoeringsvormen, waarbij het deksel een in het midden naar boven gerichte koepel heeft, die 40 via radiale of tangentiale ribben met de randgedeelten van 8006633 - 7 - * .# het deksel is verbonden.

Figs. 1-4 tonen gedeeltelijke doorsneden, over het randberèik van een houder 4 in het mondingsdeel van de houder.

De houderwand 12 heeft in zijn bovengedeelte een in hoofdzaak 5 cylindrisch binnenvlak 3, dat in een buitenwaarts gerichte flens 5 overgaat, die het eigenlijke houderlichaam in zijn bovengedeelte afsluit. Evenwijdig aan het bovenvlak, dat door de flens 5 wordt gevormd, is een oplegvlak 11 een stuk benedenwaarts aan de houderwand en in aansluiting op het cylindrische 10 binnenvlak 3 aangebracht.

In de figuren is ook een sluitingdeel 15 weergegeven, bestaande uit een deksel 1 en een met het deksel gecombineerd, buitenste, rondom verlopend bevestigingsdeel 6. Het deksel gaat via een voorkeursbreukzone 2 over in het bevestigingsdeel 15 6. Aan de onderzijde van het bevestigingsdeel bevindt zich een rondom, verlopende laskam 19. Het deksel heeft een benedenwaarts gerichte doorbuiging 7. Deze doorbuiging 7 is met het bevestigingsdeel 6 verbonden via in hoofdzaak cylindrische dekselgedeelten 24, die gedeeltelijk een uitwendig, in hoofd-20 zaak cylindrisch bovenvlak of geleiding 10 hebben, overeenkomstig het cylindrische binnenvlak 3 van de houder, gedeeltelijk een in hoofdzaak horizontaal, ringvormig vlak 8, dat evenwijdig aan en naar het oplegvlak 11 toe is gericht.

Fig. 1 toont het sluitingdeel 15 in de stand, die 25 het sluitingdeel voor dé fixatie aan het houderlichaam 4 heeft. Het sluitingdeel ligt hierbij met zijn laskam 19 tegen de flens 5 van het houderlichaam. Door bijvoorbeeld de toevoer van ultrageluid bij gelijktijdig aandrukken van het bevestigingsdeel 6 van het sluitingdeel tegen de flens 5 30 verkrijgt men het vastlassen van het bevestigingsdeel aan de flens.

Fig. 2 toont de stand, die het sluitingdeel na de bovenbeschreven lasbewerking inneemt. Fig. 2 toont bovendien de afstand a, die de tussenafstand vormt tussen het ring-35 vormige vlak 8 van het deksel en het. oplegvlak 11 van de houder.

Fig. 3 toont de stand, die het deksel 1 inneemt, nadat een uitwendige, benedenwaarts gerichte kracht op de uitwendige randdelen van het deksel werd uitgeoefend, bijvoor- ft n o fi 6 3 3 _ 8 _ beeld het deel van het deksel, dat zich in aansluiting bevindt op het ringvormige vlak 8. De benedenwaarts gerichte kracht verbreekt de verbinding tussen het deksel en het be-vestigingsdeel 6 in de voorkeursbreukzone 2, waarna het dek-5 sel bij de verdere benedenwaartse druk over de afstand a wordt verschoven, om met zijn ringvormige vlak 8 tegen het oplegvlak 11 aan te slaan.

Nadat het deksel 1 geheel of gedeeltelijk langs de omtrek van het bevestigingsdeel 6 is losgemaakt, wordt het IQ op de in fig. 4 weergegeven wijze opgeheven, en de houder is geopend. Uit de tekening blijkt, dat het vulgoed in de houder zonder moeilijkheden toegankelijk wordt, bijvoorbeeld voor het uitnemen van porties, daar het mondingsdeel geen gedeelten heeft, die het uitnemen van vulgoed bemoeilijken.

15 Bij het opnieuw sluiten van de houder wordt het deksel 1 in het mondingsdeel ingezet, waarbij' de geleiding 10 van het deksel met het cylinclrische binnenvlak 3 van de houder samenwerkt en het deksel in-de stand brengt, die in fig. 3 is weergegeven. Het deel van het deksel, dat zich in aan-20 sluiting op het ringvormige vlak 8 bevindt, beïnvloedt hierbij de geleiding 10 van het deksel in de zin van het zeker aanliggen tegen het cylindrische vlak- 3, terwijl gelijktijdig het ringvormige vlak 8 tegen het oplegvlak 11 aanligt.. Op deze wijze wordt het zekere 'opnieuw afsluiten van de houder 25 gewaarborgd,, terwijl gelijktijdig eventueel vulgoed, dat bij toeval op het oplegvlak 11 aanwezig is, bij het opnieuw sluiten in de houder terug' kan komen. Ook het aanliggen van de doorbuiging 7 tegen het binnenvlak van. het houderlichaam onder het oplegvlak· 11 draagt tot het dicht opnieuw sluiten 30 bij. In het bijzonder bij houders voor het in porties uitnemen van vulgoed' wordt de doorbuiging 7 op zodanige wijze aangebracht, dat de verbinding tussen de doorbuiging 7 en het ringvormige vlak 8 enigszins binnen de houderwand ligt, om de goede doorloop van. het, vulgoed vanaf het oplegvlak 11 35 naar de eigenlijke houder, in samenhang met het opnieuw sluiten te verzekeren. Ook in het geval, wanneer er een bepaalde hoeveelheid .vulgoed op het oplegvlak 11 achterblijft , waarborgt de geleiding 10 de noodzakelijke afdichting tussen het deksel en de. houder bij het opnieuw sluiten.

8006633 - 9 -

Uit fig. 2 is ook zichtbaar, dat een houder met originele sluiting hermisch dicht is, daar de verbinding tussen het bevestigingsdee!’ 6 en de flens 5 elke doorgang naar of van het inwendige van de houder verhindert. Ook bij 5 de voorkeursbreukzone 2 gaat het om een ononderbroken mate-riaalgedeelter zodat ook in dit bereik de volledige afsluiting van de houder wordt verzekerd.

In de figs.5-7 is weergegeven, hoe het deksel een van het sluitingdeel 15 is uitgevoerd met een aantal radiaal 10 op en gelijkmatig om de onttrek verdeelde verst!jvingsribben 15. Deze verstijvingsribben liggen tussen het middengedeelte 13 van de dekselspiegel en de ringvormige voorkeursbreukzone.

In het bijzonder fig. 7 toont, hoe de verstijvingsribben 14 in samenhang met het openen van de houder als greepinrichtingen 15 9 kunnen dienst doen.

Fig. 6 toont, hoe de versti.jvingsribben 14 een bovenste buiten-en benedenwaarts gerichte kant 25 hebben, die zodanig op de doorbuiging 7 van het deksel is afgestemd, dat de kant bij hét stapelen van verschillende sluitingdelen 20 op elkaar als legerorgaan dienst doet. Fig. 6 toont verder, hoe de verstijvingsribben 14 een binnen-en benedenwaarts gerichte, kant 26 hebben, die op de vorm van het bodemdeel van de houder 4 is afgestemd, zodat de verstijvingsribben 14 als stabiliserende en oriënterende legerorganen dienst 25 doen bij het op elkaar stapelen van gevulde houders.

Fig. 8 toont een uitvoeringsvorm,, waarbij de greep-inrichting 9 is voorzien van een door kartelen opgeruwd greep-vlak 16 en van een gebruiksaanwijzing, die bijvoorbeeld bestaat uit de tekst "1 Drukken" voor het inleiden van de ope-30 ningsbewerking en "2 Trekken" voor het verdere openen.

Fig. 9 toont,, hoe het deksel is voorzien van een kraal 18 en de houder, van een ingrijpingsgroef 17. Bij het opnieuw afsluiten van de houder grijpt de kraal 18 in de groef 17. en verbetert de eigenschappen van het opnieuw af-35 sluiten.

Fig. 10 toont een uitvoeringsvorm, waarbij de geleiding 10 van het deksel 1 enigszins sterker kegelvormig is uitgevoerd dan het binnenvlak 3. De vorm van het deksel voor het in de monding inzetten is met streeplijnen weergegeven, 8006633 -10- terwiji de vorm na het inzetten met getrokken lijnen is getekend..-Door het verschil.in coniciteit ontstaat er bij de opnieuw afgesloten houder' een bepaalde veerwerking bij de gedeelten 24. van het dekseldie. de geleiding dragen voor de 5 verbetering van het vasthouden van. het deksel en voor de afdichting, zorgen tegen de houdermonding na het opnieuw afsluiten. De elasticiteit van hét materiaal bewerkstelligt verder, dat de geleiding 10 na het opnieuw afsluiten tegen het cylindrische binnenvlak 3 over een voldoende groot aan-10 ligbereik tegen de monding aanligt.

Figs. 11-12 tonen een uitvoeringsvorm van de uitvinding, waarbij de mendingsopening met rechthoekige vorm is uitgevoerd. De oplegvlakken 11 worden gevormd door de binnenwaartse doorbuigingen 27 bij tenminste twee van de 15 vier zijkanten 23 van de houder. Wanneer de houderwanden, evenals de binnenwaartse doorbuigingen, enigszins conisch worden uitgevoerd, wordt het op elkaar stapelen van zowel lege als gevulde houders vergemakkelijkt.

Figs. 13-17 tonen uitvoeringsvormen, waarbij het 20 deksel in aansluiting op de doorbuiging 7 een bovenwaartse koepel 20 heeft, die de geleiding 10 vormt. De koepel 20 is via radiale ribben 21 of tangentiale ribben 22 met de geleiding respectievelijk de doorbuiging 7 verbonden.

Figs. 14a-b tonen een detailwerking bij een rib 21 25 in samenhang met het openen van de origineel afgesloten houder. De getrokken lijnen tonen in de figuren de richting van de ribben in onbediende stand, terwijl de streeplijnen de oriëntatie in bediende stand.weergeven. Wanneer er een druk volgens fig. 14b op het bovendeel van de rib is uitgeoefend, 30. (pijl A) worden de rib en de aangrenzende dekselgedeelten naar beneden gedrukt, en gelijktijdig wordt de verbinding tussen het deksel en het sluitingdeel in de voorkeursbreuk-zone verbroken. Nadat het openbreken heeft plaatsgevonden, dient de rib 21 als. grijporgaan bij het uit de monding van de 35 houder bovenwaarts uitnemen van het deksel.

Fig. 16 toont, hoe een horizontal druk tegen een tangentiale rib 22 deze met de aangrenzende dekseldelen 28 in de richting naar de voorkeursbreukzone van het sluitingdeel beweegt, waarbij gelijktijdig andere aangrenzende delen 8006633

V

•ΐ 4.

' - 11 - 29 in de richting van de voorkeursbreukzone weg worden bewogen, waarbij de verbinding in de voorkeursbreukzone wordt verbroken. De beide naar elkaar toegerichte pijlen tonen, hoe de druk wordt uitgeoefend, terwijl de derde pijl, B, de rich-5 ting aangeeft voor de beweging van de materiaalgedeelten van de voorkeursbreukzone weg. Het is vanzelfsprekend ook nog moge lijk, om· het eerste openbreken' van. een origineel afgesloten houder door drukkrachten uit te voeren, die op de reeds beschreven wijze naar het inwendige van de houder zijn toege-10 richt.

Fig. 17 toont, hoe de tangentiale ribben 22 zijn uitgevoerd, om*aan de onderzijde van de doorbuiging 7 in samenhang met het stapelen van sluitingdelen op elkaar te passen.

15 Het is verder moge lijk, dat alle bovenbeschreven uit voeringsvormen in* een voorkeursuitvoeringsvorm een inwendig mondingsvlak bezitten, dat tenminste in een deel een binnenwaarts gerichte, flauwe kegelvorm bezitten. De overeenkomstige delen van het deksel hebben hierbij een hierop afgestemde 20 vorm.

In de tekening is verder de voorkeursbreukzone weergegeven als een vanaf het bovenste oppervlak van het sluiting-deel' naar binnen gerichte groef. Bij een andere uitvoeringsvorm wordt de groef op overeenkomstige wij ze aan het binnenvlak 25 van het sluitingdeel of aan zowel het binnenvlak als het buitenvlak gevormd.

In de bovenstaande beschrijving, die slechts voorbeelden voor uitvoeringsvormen binnen het raam van de uit-vindingsgedachte weergeeft, is aangegeven, dat de fixatie 30 van het sluitingdeel tegen de. flens van de houder plaatsvindt door lassen, en wel bij voorkeur ultrasonor lassen. Vanzelfsprekend worden overeenkomstig goede eigenschappen bij een houder bereikt, wanneer de fixatie van het sluitingdeel aan het huuderdeel op een andere wijze plaatsvindt, die een over-35 eenkomstige zekerheid bij de fixatie biedt. Een voorbeeld voor een dergelijke fixatie is de toepassing van een warme smeltmassa, zogenaamd "Hot Melt".

De bovenaangegeven en beschreven uitvoeringsvormen dienen uitsluitend als voorbeeld voor toepassingen van de uit-40 vindinggedachte. Vanzelfsprekend omspant deze ook andere uitvoeringsvormen. Buiten de bovenstaande beschrijving blijkt de uitvin^ïncr ook ivi-f- Λρ Tot icraanrlia oonoliisr^fi.

Claims

1. Houder voorzien van een boven in een mondingsvlak aanwezige mondingsopening en van een sluitingdeel voor de roon-dingsopening, welk sluitingdeel bestaat uit een bevestigings- 5 deel en een deksel, die via een rondom verlopende voorkeurs-breukzone met elkaar zijn verbonden, waarbij het sluitingdeel in de monding is ingebracht en aldaar afdichtend met de houder is verbonden, terwijl het deksel langs de voorkeursbreukzone door een plaatselijk uitgeoefende kracht wordt opengebroken 10 en afgescheurd, en dit bij voorkeur onder druk, waarbij het deksel zich bij een' binnenwaarts gerichte kracht naar binnen beweegt, totdat het na een afstand ja gedeeltelijk op een evenwijdig aan 'het mondingsvlak verlopend vlak dat aan het deksel is aangebracht· steunt, gedeeltelijk het verdere oepenen 15 bemoeilijkt, en waarbij het deksel verder is voorzien van een greepinrichting voor het opheffen van het geheel of gedeeltelijk losgemaakte deksel, met, het kenmerk, dat de voorkeursbreukzone (2) van het deksel {1} daar is aangebracht, waar het binnenvlak (3) van de monding het eigenlijke mondingsvlak 20 begrensd, bij een aan de houder (4) aangebrachte flens afgedicht met de bevestigingsring (6) van het sluitingdeel (15) bij voorkeur door ultrasonor lassen is verbonden, dat het deksel (1) binnen de voorkeursbreukzone (2) gedeeltelijk uitwendig een greepinrichting (9) voor het openen draagt, gedeelte-25 lijk zodanig binnenwaarts is doorgebogen, dat de doorbuiging (7) met zijn buitenste rand een geleiding (10) vormt tegen het in hoofdzaak. cylindrische binnenvlak (3), waarbij het aan het mondingsvlak evenwijdige vlak (8) zodanig op de geleiding (10) aansluit, dat het vlak (8) na het openscheuren en in het voor-30 komende geval een beweging van het-deksel (1) binnenwaarts over een afstand a tegen een in de houder (4) aangebracht opleg vlak (11) aanligt en de geleiding (10) tegen de houder-wand (12) spant.

2. Houder volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat 35 tussen de middendelen. (13) van het deksel en de ringvormige voorkeursbreukzone (2) een aantal radiaal gerichte en gelijkmatig over de omtrek verdeelde verstijvingsribben. (14) is aangebracht, die zodanig zijn gevormd, dat zij enerzijds als greepinrichting (9) dienen bij het openen van het deksel, an- 8006633 s' - h3 - derzijds als legerorgaan voor een stapel gevulde houders of losse sluitingdelen (15).

3. Houder volgens conclusie 1/ met het kenmerk, dat een.enkele greepinrichting....(.9).- van een gebruiksaanwijzing 5 is voorzien * die haast een. bijvoorbeeld-door kartelen opgeruwd greepvlak- (16) is aangebracht/ waarbij deze gebruiksaanwijzing bijvoorbeeld.bestaat, uit de tekst : ”1 Drukken” voor het inleiden van het openen in de voorkeursbreukzone en ”2 Trekken” voor het verdere openen in aansluiting op het 10 eerste openen respectievelijk in aansluiting op elk verdere openen voor het uitnemen van* vulgoed.

4„ Houder volgens een van de conclusies 1-3, met het kenmerk,, dat het in hoofdzaak loodrechte binnenvlak (3) van de monding van de houder enigszins naar de middenas van 15 de houder* is toegericht.

5. Houder volgens één van de conclusies 1-4, met het kenmerk, dat het' in hoofdzaak loodrechte binnenvlak (3) in de monding van de houder aan het ondereinde in aansluiting op de overgang naar het oplegvlak (11) een rondom verlopende ingrij- 20 pingsgroef (17) vormt, waarin een kraal (18) van het deksel ingrijpt.

6. Houder volgens ëéh van de conclusies 1-4, met het kenmerk, dat de geleiding (10) bij een van de monding van de houder losgemaakt deksel' (1) zich sterker vernauwt dan het 25 binnenvlakt(.3) bij de monding, en dat de afmetingen en het materiaal van het deksel zodanig zijn gekozen, dat bij opnieuw gesloten houder het binnenvlak (3) in de monding van de houder tenminste de het dichtst bij de mondingkant liggende delen van de geleiding (10) naar het midden van de houder 30 drukken, cm. het vasthouden van de houder en het afdichten daarvan tegen het binnenvlak (3) te verbeteren.

7. Houder volgens één. van de conclusies 1-6, met het kenmerk, dat bij een rechthoekige mondingsopening het oplegvlak (11), waartegen hét deksel (1) aanligt, door doorbuigingen 35 aan tenminste twee van de vier in hoofdzaak loodrecht gerichte zijkanten (23) van.de houder wordt gevormd.

8. Houder volgens één van de conclusies 1-7, met het kenmerk, dat het deksel (1) een koepel (20) bovenwaarts in aansluiting op de doorbuiging (7) heeft, welke de geleiding (10) λ Λ Λ £ fi ? ? - /# - vormt, waarbij de koepel (20) met de geleiding (10) respectievelijk de welving ¢.7) door. middel. van radiale ribben (21) of tangentiale ribben (22). is verbonden, waarbij^ de plaatselijke druk voor het openen van de houder op de ribben (21,22) 5 wordt uitgeoefend. 8006633