NL8005525A - Werkwijze en inrichting voor bewerking van een kleurenvideosignaal. - Google Patents

Werkwijze en inrichting voor bewerking van een kleurenvideosignaal. Download PDF

Info

Publication number
NL8005525A
NL8005525A NL8005525A NL8005525A NL8005525A NL 8005525 A NL8005525 A NL 8005525A NL 8005525 A NL8005525 A NL 8005525A NL 8005525 A NL8005525 A NL 8005525A NL 8005525 A NL8005525 A NL 8005525A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
signal
video signal
image
information
memory
Prior art date
Application number
NL8005525A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Sony Corp
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Sony Corp filed Critical Sony Corp
Publication of NL8005525A publication Critical patent/NL8005525A/nl

Links

Classifications

    • HELECTRICITY
    • H04ELECTRIC COMMUNICATION TECHNIQUE
    • H04NPICTORIAL COMMUNICATION, e.g. TELEVISION
    • H04N9/00Details of colour television systems
    • H04N9/79Processing of colour television signals in connection with recording
    • H04N9/87Regeneration of colour television signals
    • H04N9/88Signal drop-out compensation
    • H04N9/888Signal drop-out compensation for signals recorded by pulse code modulation

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Multimedia (AREA)
  • Signal Processing (AREA)
  • Television Signal Processing For Recording (AREA)
  • Color Television Systems (AREA)
  • Processing Of Color Television Signals (AREA)
  • Compression Or Coding Systems Of Tv Signals (AREA)

Description

Ca/Hb/gev. 1173. f. , f -1-
Titel: Werkwijze en inrichting voor bewerking van een kleurenvideosignaal.
De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze en een inrichting voor bewerking van een kleurenvideosignaal.
Bij opname en weergave, van een in digitale vorm gebracht videosignaal door middel van een videobandapparaat 5 van het type met een roteerbare magneetkop kunnen willekeurig verdeelde fouten optreden, welke worden veroorzaakt door de werking van de magneetkop. , de magneetband of van een tot het videobandapparaat behorende versterker? ook is het mogelijk, dat door het wegvallen van het videosignaal een 10 fout in het kleur synchronisaties ignaal optreedt, .".verwerking van in digitale vorm gebrachte videosignaal heeft het erkende voordeel, dat mathematische correctie van foutieve informatie mogelijk is door invoeging van overvloedigheids- of redundan-tiebits in de opgenomen of overgedragen informatie. Zo is 15 bijvoorbeeld een correctiewijze van gedigitaliseerde informatie bekend, waarbij deze laatstgenoemde wordt verdeeld in informatieblokken, welke ieder tezamen met een cyclische redundantiecontrole- of CRC-code en een horizontale en verticale pariteitsinformatie worden opgenomen of overgedragen, .20 zodat bij weergave of ontvangst van dergelijke gedigitaliseerde informatie de mogelijkheid bestaat, een eventuele fout in een dergelijk informatieblok te detecteren en vervolgens op basis van de respectievelijk bijbehorende pariteitsinformatie te corrigeren. De toevoeging van de CRC-code en de 25 pariteitsinformatie in de vorm van redundantiebits aan op te nemen of over te dragen informatie ter bescherming van die informatie tegen foutieve interpretatie brengt echter noodzakelijkerwijze een vergroting van het aantal op te nemen bits, respectievelijk de opneemsnelheid met zich mede, het-30 geen ingaat tegen de behoefte aan een minimaal magneetband gebruik voor informatieregistratie. Dit kan tot gevolg hebben, dat zelfs indien voor een in digitale vorm gebracht, videosignaal een codering wordt toegepast, welke de mogelijkheid 8005525 -2- van foutcorrectie herbergt, de omvang van een fout in sommige gevallen de foutcorrectiemogelijkheid, welke door de aanvaardbare redundantie van de codering wordt beperkt, te buiten gaat.
5 Behalve een dergelijke foutcorrectie kent men ook verberging van een in een overgedragen of opgenomen videosignaal optredende fout, zodanig, dat een dergelijke 'fout in het uiteindelijk zichtbaar gemaakte beeld niet opvalt. Bij een dergelijke, reeds voorgestelde methode vindt interpola-10 tie tussen de foutieve informatie, (omtrent een beeldregel) en de op een onmiddellijk voorafgaande beeldregel van het zelfde beeldraster betrekking hebbende informatie plaatst; daarbij wordt gebruik gemaakt van de sterke correlatie tussen opeenvolgende beeldregels, respectievelijk in de verticale 15 richting, van een zichtbaar gemaakt televisiebeeld. Volgens een andere op foutverberging gerichte signaalbewerkingswijze wordt foutieve informatie (omtrent een beeldregel) vervangen door de gemiddelde informatiewaarde van zowel de op een onmiddellijk voorafgaande als de op een onmiddellijk volgen-20 de beeldregel betrekking hebbende informatie.
Bij deze op foutverberging gebaseerde werkwijzen wordt de door interpolatie verkregen of voor vervanging van de foutieve informatie dienende informatie afgeleid uit tot een zelfde beeldraster behorende beeldregelinformatie. Aan-25 gezien een zichtbaar gemaakt televisiebeeld echter door op toepassing van twee beeldrasters per videobeeld gebasserde interliniering wordt gevormd, vertonen twee opeenvolgende c beeldregels van een zelfde beeldraster een afstand, welke tweemaal die tussen aangrenzende beeldregels van het zicht-30 baar gemaakte videobeeld bedraagt. Dit wil zeggen, dat de informatie omtrent onmiddellijk aangrenzende beeldregels van een zelfde beeldraster een geringere correlatie vertoont dan de informatie omtrent twee opeenvolgende beeldregels van een zichtbaar gemaakt videobeeld.
35 In verband hiermede is; door aanvraagster reeds een op foutverberging gebaseerde videosignaalcorrectie voorgesteld 8005525 * * -3-.
volgens welke een foutvertonende informatie omtrent een beeld-regel van een videobeeldraster wordt vervangen door overeenkomstige informatie omtrent een zogenaamde "geïnterpoleerde" beeldregel van het daarop volgende beeldraster, v/aarbij de 5 zogenaamde "geïnterpoleerde" beeldregel zich onmiddellijk naast de door een informatiefout getroffen beeldregel in het zichtbaar gemaakt videobeeld bevindt, zodat de voor foutver-berging gebruikte informatie een grotere overeenkomst vertoont met de foutloze of juiste versie van de te vervangen beeldig regelinformatie. In het geval van kleurenvideosignalen doet zich echter het verschijnsel voor, dat de fase van de chromi-nantiecomponent, dat wil zeggen van de kleurhulpdraaggolf van de kleurinformatie, eventueel op overeenkomstige plaatsen van onmiddellijk aangrenzende beeldregels van het zichtbaar 15~ gemaakte videobeeld afwijkingen vertoont. Dit wil zeggen, dat hoewel de kleurinformatie zelf op overeenkomstige plaatsen van dergelijke onmiddellijk aangrenzende beeldregels de zelfde kan zijn, de polariteiten van de desbetreffende informaties onderling.tegengesteld kunnen zijn. In het geval 20 van een kleurenvideosignaal van het NTSC-type kan zich bijvoorbeeld de situatie voordoen, dat indien foutieve informatie omtrent een beeldregel van een beeldraster wordt vervangen door overeenkomstige informatie omtrent de in het zichtbaar gemaakte beeld onmiddellijk aan de desbetreffende beeldregel 25 voorafgaande beeldregel van het voorafgaande beeldraster, . de kleurinformatie van de onmiddellijk aan de door een informatiefout getroffen beeldregel voorafgaande, "geïnterpoleerde" beeldregel in polariteit tegengesteld is aan de kleurinformatie omtrent de door de foutgetroffen beeldregel, zodat 3Q de op de "geïnterpoleerde" beeldregel betrekking hebbende kleurinformatie niet voor werkelijke verberging van de foutieve kleurinformatie kan worden gebruikt.
Op soortgelijke wijze geldt in geval van een kleurenvideosignaal van het PAL -type, dat indien de foutieve 35 informatie omtrent een beeldregel van een beeldraster wordt vervangen door de overeenkomstige informatie omtrent de in het zichtbaar gemaakte beeld oonmiddellijk daarop 8005525 -4- voigende beeldregel van het onmiddellijk voorafgaande beeld-raster, de kleurinformatie omtrent de zogenaamde "geïnterpoleerde" beeldregel de zelfde waarde als de te verbergen, foutieve beeldregelinformatie, doch de daaraan tegengestelde 5 polariteit heeft. Bovendien geldt, dat de voor vervanging van een door een informatiefout getroffen beeldregel van een kleu-renvideosignaal van het PAL-type. gekozen, "geïnterpoleerde beeldregel wordt gevormd door dië beeldregel, welke zich binnen het zichtbaar gemaakte beeld onmiddellijk voorafgaande 10 aan de door een informatiefout getroffen beeldregel uitstrekt, de kleurinformatie van ieder bemonsteringspunt van de "gein-terpoleerde" beeldregel zelfs niet overeen zal stemmen met de kleurinformatie in de respectievelijk overeenkomstige bemonsteringspunten van de door een informatiefout getroffen 15 beeldregel.
De onderhavige uitvinding verschaft nu een werkwijze en een inrichting voor bewerking van een kleurenvideo-signaal, waarbij toepassing plaats vindt van, respectievelijk welke is uitgerust met: geheugenmiddelen met een ingang voor 20 ontvangst van het videosignaal, inleesmiddelen voor inlezing van het door de geheugenmiddelen ontvangen videosignaal aan een adres van die geheugenmiddelen, waarop eerder het videosignaal van een binnen een compleet videobeeld onmiddellijk voorafgaande beeldregel van het onmiddellijk daarop volgende 25 beeldraster van het videosignaal was ingeschreven, detectie-ïuiddelen voor detectie van een fout in het ontvangen videosignaal en voor verhindering van de inlezing van het door een dergelijke fout getroffen videosignaal in de geheugenmiddelen, uitleesmiddelen voor uitlezing van het in de geheugen-30 middelen opgeslagen videosignaal, fase-omkeermiddelen voor fase-omkering van de chrominantiecomponent van het uitgelezen videosignaal, en van, respectievelijk met, optelmiddelen voor toevoeging van de aan fase-omkering onderworpen chrominantiecomponent aan de luminantiecomponent van het uit de geheugen-35 middelen uitgelezen videosignaal, zulks in geval van fout- . aetectie.
In het géval een kleurenvideosignaal van het PAL- 8005525 ? * -5- type, wordt het ontvangen videosignaal in de geheugenmiddelen ingelezen op een adres, waarop eerder het videosignaal was ingeschreven voor die beeldregel van het onmiddellijk voorafgaande beeldraster, welke zich in het zichtbaar gemaakte beeld 5 onmiddellijk onder de door een fout getroffen beeldregel uitstrekt. In het geval van een kleurenvideosignaal van het NTSC-type is het adres, waarop het ontvangen videosignaal in de geheugenmiddelen wordt ingelezen, dat adres, waarop eerder het videosignaal was ingeschreven voor de beeldregel, welke 10 zich in het zichtbaar gemaakte beeld onmiddellijk boven de door een fout getroffen beeldregel uitstrekt.
Bij een bepaalde uitvoeringsvorm van de uitvinding heeft het kleurenvideosignaal de gedaante van een door omzetting van een analoog videosignaal in digitale vorm gebracht 15 signaal, waarvan steeds voorafbepaald aantal bits een infor-matieblok vormt, waaraan een blok adres-signaal en een blok identificatiesignaal zijn toegevoegd, terwijl voorts een schakeling voor extractie van het blok' identificatiesignaal uit ieder informatieblok van het gedigitaliseerde video-20 signaal aanwezig is, evenals een identificatiesignaalgeheu-gen en een stuursignaalgenerator voor vergelijking van het uit het identificatiesignaalgeheugen uitgelezen blok identificatiesignaal met een uitwendig referentiesignaal en voorts voor opwekking en afgifte van een op foutdetectie gebaseerd 25 stuursignaal voor selectie als uitgangssignaal van de inrich- · ting van het door de optelmiddelen gevormde signaal.
Volgens een andere uitvoerings van de uitvinding wordt het door de optelmiddelen gevormde signaal, dat wil zeggen het resultaat van de toevoeging van de aan fase-oinke" 30 ring onderworpen chrominantiecomponent aan de luminantiecom-ponent van het uit de geheugenmiddelen uitgelezen videosignaal, op het zelfde adres waar het videosignaal oorspronkelijk was uitgelezen onmiddellijk na deze oorspronkelijke uitlezing heringelezen.
35 De uitvinding zal worden verduidelijkt in de nu volgende beschrijving aan de hand van de bijbehorende tekening van enige uitvoeringsvormen, waartoe de uitvinding zich 8005525 -6- echter niet beperkt. In de tekening tonen: figuur 1 en 2 een blokschema van respectievelijk het signaalopneemstelsel en het signaalweergeefstelsel van een digitaal videobandapparaat, waarbij toepassing van de uit-5 vinding aanbeveling verdient.
Figuur 3 een schematische weergave van de tot het videobandapparaat volgens de figuren 1 en 2 behorende, roteerbare magneetkopeenheid, figuur 4 een schematische weergave, van de ruimte-10 lijke verdeling van de tot de eenheid volgens figuur 3 behorende magneetkoppen, figuur 5 een schematische weergave van een magneet-bandgedeelte met registratiesporen, waarin videosignalen zijn opgenomen, 15 figuur 6A, 6B, 6C en 7 schematische weergaven ter verduidelijking van de digitalisering en de codering van een videosignaal ten gebruike bij een digitaal videobandapparaat, waarbij de uitvinding wordt toegepast, figuur 8 enige schematische weergaven ter verduide-20 lijking van de faserelatie tussen de kleurhulpdraaggolven van een kleurenvideosignaal van het NTSC-type, figuur 9, op soortgelijke wijze als in figuur 8, enige schematische weergaven ter verduidelijking van de faserelatie tussen de kleurhulpdraaggolven van een kleurenvideo-25 signaal van het PAL-type, figuur 10 een blokschema van een videosignaalbe-werkingsinrichting volgens een uitvoeringsvorm van de uitvinding, figuur 1A-11D enige aan het tijdsverloop gerelateer-30 de weergaven ter verduidelijking van de werking van de inrichting volgens figuur 10, figuur 12A-12C enige schematische weergaven ter verduidelijking van de adresbesturing of adressering van een tot de inrichting volgens figuur 10 behorend geheugen, 35 figuur 13 een blokschema van een videosignaalbe- werkingsinrichting volgens een andere uitvoeringsvorm van de uitvinding en 8005525 Λ * -7- figuur 14 een blokschema van een videosignaalbewer-kingsinrichting volgens nog een andere uitvoeringsvorm van de uitvinding.
De onderhavige uitvinding wordt in het hierna vol-5 gende beschreven in geval van toepassing bij een digitaal video-bandapparaat (VTR), dat kan worden beschouwd te bestaan uit een signaalopneemstelsel (zie figuur 1) en een signaalweergeef-stelsel (zie figuur 2);in het hierna volgende zal ook wel van "signaalopneemgedeelte" en "signaalweergeefgedeelte" van het 10 videobandapparaat worden gesproken. Bij een dergelijk video-bandapparaat vindt door middel van een roteerbare magneetkop-eenheid (zie figuur 3) opname van een in digitale vorm gebracht videosignaal plaats volgens onderling evenwijdige registratie-sporen, welke zich schuin over een magneetband 2 (zie figuur 15 5) uitstrekken. Aangezien de bitregistratiesnelheid hoog is, vindt toepassing plaats van drie roteerbare mangeetkoppen IA, 1B en IC (zie figuur 4), welke dicht bij elkaar zijn aangebracht; de tot ëën beeldraster behorende videosignalen worden respectievelijk via drie kanalen aan de magneetkoppen toege-20 voerd en respectievelijk volgens drie onderling evenwijdige registratiesporen 3A, 3E en 3C op de magneetband 2 opgenomen (zie figuur 5). Bovendien is het mogelijk, dat een in impulscode gemoduleerde vorm gebracht audiosignaal in een niet in de tekening weergegeven, zich evenwijdig aan de videoregistra-25” tiesporen 3 uitstrekkend registratiespoor wordt opgenomen. Een andere mogelijkheid is, dat het audiosignaal volgens een zich langs een langsrand van de magneetband 2 uitstrekkend registratiespoor 4 wordt opgenomen (zie figuur 5).
Figuur 1 laat zien, dat een op te nemen kleuren-30 videosignaal via een ingangsaansluiting 11 wordt toegevoerd aan een ingangsbewerkingseenheid 12. Deze eenheid 12 kan zijn voorzien van een niveaufixatieschakeling (clamp circuit) en van een schakeling voor afscheiding van synchronisatiesigna-len, zoals een kleursalvosignaal, en levert het effectieve 35 of video-informatiedeel van het kleurenvideosignaal aan een analoog/digitaal-omzetschakeling 13. Het door de bewerkings-eenheid 12 afgescheiden synchronisatiesignaal en kleursalvo- 8005525 -8- signaal worden toegevperd aan een klokimpulsgenerator 14, welke bijvoorbeeld van het als fasevergrendelde lus uitgevoerde type is en dient voor afgifte van klokirapulsen met een geschikte bemonsterfrequentiewaarde fs, welke tezamen het het afgeschei-5 den synchronisatiesignaal worden toegevoerd aan een stuur-signaalgenerator 15, welke verschillende een tijd sritme bepalende impulsen, identificatiesignalen voor beeldregelidentifi-catie, beeldrasteridentificatie,beeldidentificatie en regis-tratiespooridentificatie afgeeft, evenals een stuursignaal, 10 dat bijvoorbeeld de vorm van een impulstrein met bemonsterim-pulsen kan hebben.
De analoog/digitaal-omzetschakeling 13 bevat in hoofdzaak een bemonster- en houdschakeling en een omzetter voor omzetting van ieder door bemonstering verkregen uitgangs-15 signaal in een 8-bits signaal, dat in parallelvorm aan een koppeleenheid 16 wordt toegevoerd. Het aldus in digitale vorm gebrachte, effectieve videodeel of -gebied van het kleurenvi-deosignaal wordt door de koppeleenheid 16 verdeeld in drie kanalen. Daartoe wordt de bij opeenvolgende bemonsteringen 20 van een beeldregel verkregen informatie in zich cyclisch herhalende volgorde aan de drie kanalen toegewezen; de informatie van ieder van de drie kanalen wordt steeds op de zelfde wijze bewerkt. Ook een extern videosignaal in digitale vorm, bijvoorbeeld een van een "editing"-inrichting afkomstig video-25 signaal in digitale vorm, kan aan de koppeleenheid 16 worden toegevoerd voor verdeling over de drie kanalen. De aan éên van deze kanalen toegevoerde informatie wordt na bewerking door, in volgorde, een tijdbasiscompressieschakeling 17A, een foutcorrectiecodeereenheid 18A, een opneerabewerkingseen-30 heid 19A en een opneemversterker 20A als op te nemen signaal aan de magneetkop IA toegevoerd. Op soortgelijke wijze wordt de informatie van de beide andere kanalen na bewerking door in volgorde een tijdbasiscompressieschakeling 17B respectievelijk 17C, een foutcorrectiecodeereenheid 18B, respectievelijk 35 18C, een opneembewerkingseenheid 19B, respectievelijk 19C, en een opneemversterker 20B, respectievelijk 20C, als op te nemen signaal aan respectievelijk de beide magneetkoppen 8005525 -9- 1B en 1C toegevoerd.
In het geval van een kleurenvideosignaal van het NTSC-type bedraagt de duur of periode van ëën beeldregel (1H) 63,5yUS, waarbinnen een beeldregel onderdrukkingsperiode 5 van 11/1^us valt. Het effectieve videodeel of -gebied van het totale videosignaal bestrijkt derhalve 52,4^us. Indien voor de bemonsterfrequentie van de omzetschakeling 13 een waarde 4 fgCN wordt gekozen, waarbij fgCN de kleurhulpdraag-golffrequentie van 455/2 fHN is (fHN is zelf de horizontale 10 of beeldregelfrequentie), zal het aantal monsters gedurende iedere beelregelperiode H gelijk 910 zijn, zoals in figuur 6A is aangeduid. Het aantal monsters binnen het effectieve videodeel van iedere beeldregel bedraagt 750, dat wil zeggen 52,4/63,5 x 910 = 750, zodat voor iedere beeldregel steeds 15 250 monsters aan ëën van de kanalen kan worden toegewezen.
het aantal beeldregels van ëën beeldraster bedraagt 262,5, waarbij een verticaal synchronisatie-interval en een vereffeningsimpulsinterval tezamen een duur van 10,5H in beslag nemen. Aangezien in de verticale onderdrukkingsperiode 20 testsignalen VIT en VIR worden ingevoegd, worden deze eveneens als tot het effectieve videodeel behorende signalen beschouwd, zodat voor het aantal effectieve videobeeldregels van ëën rasterperiode 252 wordt gekozen.
De codering van de respectievelijk aan de magneet-25 koppen IA, 1B en 1C voor opname daardoor toegevoerde signalen zal nu worden beschreven aan de hand van de figuren 6B en 6C. Zoals daaruit blijkt, wordt de op ëën beeldregel of horizontale periode van het uit 250 monsters per kanaal bestaande kleurenvideosignaal betrekking hebbende informatie in twee 30 delen gescheiden, welke ieder een deelblok met 125 informatie-monsters voor iedere beeldregel bevatten. Een dergelijk deelblok van het gecodeerde, digitale signaal kan bestaan uit 134 3-bits monsters, dat wil zeggen in het totaal 1072 bits, waaronder een blok synchronisatiesignaal SYNC van drie mons-35' ters of 24 bits, een blok identificatiesignaal ID en een blok adressignaal AD van tezamen twee monsters of 16 bits, de zich over 125 monsters of 8 bits uitstrekkende video-informatie en 8005525 -10- tenslotte een cyclische redundantiecontrolecode (CRCrCode) van vier monsters of 32 bits? deze informatiesoorten volgen elkaar in de genoemde volgorde op. Het blok synchronisatiesignaal dient voor identificatie van het begin van een beeldblok, 5 waarna het blok identificatie- en het blok adressignaal en vervolgens het video-informatiesignaal en/of de CRC-code kunnen worden uitgelezen. De identificatiesignalen ID identificeren het kanaal, respectievelijk het bijbehorende registratie-spoor, het videobeeld, het beeldraster en de beeldregel waar-10 op de video-informatie van het desbetreffende deelblok betrek- . king heeft, terwijl het blok adressignaal het adres van het desbetreffende deelblok vertegenwoordigt. De CRC-code dient voor detectie van een eventueel in de informatie van het desbetreffende deelblok opgetreden fout.
15 Figuur 7 toont de codering van de op ëén beeldras ter betrekking hebbende video-informatie voor één kanaal. In figuur 7 heeft ieder verwijzingssymbool SBi (i = 1-572) betrekking op ëên deelblok, waarbij twee dergelijke deelblokken tezamen ëén informatieblok vormen, dat ëén beeldregel omvat.
20 Aangezien het effectieve videodeel van één beeldraster, zoals reeds is opgemerkt, op 252 beeldregels wordt gesteld, omvat ieder beeldraster de informatie van 252 dergelijke blokken of 504 deelblokken. De vidoe-informatie van een bepaald beeldraster wordt sequentieel volgens een matrix van 21 x 12 gegroe-25 peerd. Bovendien wordt pariteitsinformatie in de horizontale en de verticale richting omtrent de video-informatie van de matrixverdeling gevormd. Meer in het bijzonder wordt, zoals figuur 7 laat zien, de pariteitsinformatie voor de horizontale richting in de dertiende blokken kolom opgenoraen, terwijl 30 de periteitsinformatie voor de verticale richting in de tweeëntwintigste rij nabij de onderzijde is opgenomen. In de dertiende kolom bevindt zich in de tweeëntwintigste rij de horizontale pariteitsinformatie vöör de verticale pariteitsinformatie. De pariteitsinformatie voor de horizontale rich-35 ting wordt op twee wijzen gevormd door twaalf respectievelijk uit de twaalf blokken van één rij van de matrixverdeling genomen deelblokken. In bijvoorbeeld de eerste rij wordt de 8005525 -11- par iteits informatie SB25 gevormd door de volgende modulo-2 optelling: [SBX] @ [sbJ © [sbJ ©.....© [sb2^ = [sb25] .
Daarbij heeft de aanduiding (SB.) slechts betrekking op de * 5 informatie van het desbetreffende deelblok SB^. Daarbij worden de tot. de verschillende twaalf deelblokken behorende monsters steeds in parallelle 8-bits vorm berekend. Op soortgelijke wijze wordt de pariteitsinformatie SB2g gevormd door de modulo-2 telling: 10 [sb21 © [sb4] © [sb^ ©.....© [sb24] = [sb2^| . Voor de overige tweede tot en met tweeëntwintigste rijen wordt de pariteitsinformatie in de horizontale richting op de zelfde wijze gevormd. Een vergroting' van de foutcorrectiemogelijkheid wordt in dit geval verkregen doordat de pariteitsinformatie niet 15 slechts op basis van de informatie van de 24 deelblokken van een rij wordt gevormd, doch op basis van de informatie van twaalf met onderbrekingen in de rij aanwezige deelblokken.
De pariteitsinformatie voor de verticale richting wordt gevormd door de informatie van 21 deelblokken van de 20 eerste tot en met de twaalfde blokkenkolom. Voor de.eerste kolom wordt de pariteitsinformatie ^547 gevormd door de —- modulo-2 optelling: — SBi + SB27 + SB53 +..... SB521 = SB547 *
Daarbij worden de tot ieder, van de 21 deelblokken behorende 25 monsters weer in 8-bits parallelle vorm berekend.
De pariteitsinformatie omvat derhalve 125 monsters, hetgeen ook voor de video-informatie van ieder deelblok het geval is. Bij transmissie van het gedigitaliseerde informatie-signaal van één beeldraster van de genoemde matrixverdeling 30 (22x13) in een opeenvolging van de eerste, de tweede, de derde, ..., de tweeëntwintigste rij dient men over een periode van 12x22=264H te schikken (13 informatieblokken komen overeen met een duur van 12H).
Indien het toegepaste videobandapparaat van het 35 type met C-formaat is, waarbij voor opname van een deel van de verticale onderdrukkingsperiode tijdens één beeldraster een aanvullende of hulpmagneetkop wordt gebruikt, kan door 8005525 -12- middel van een vidoemagneetkop slechts een opnameduur van ongeveer 250H worden verkregen. In verband daarmede wordt de zich over een periodeduur van 264H uitstrekkende informatie voorafgaande aan transmissie onderworpen aan tijdbasiscom-5 pressie (met een compressieverhouding Rt van 41/44) tot een periodeduur van 246H. Dit geschiedt door middel van de tijd-basiscompressieschakeling 17A, 17B of 17C en heèft tot gevolg, dat in ieder registratiespoor een marge van enige malen H overblijft. De tijdbasiscömpressieschakeling 17 voeren niet 10 alleen tijdbasiscompressie volgens de genoemde verhouding 41/44 van de toegevoerde video-informatie uit, doch creeren bovendien een informatie-onderdrukkingsinterval, waarbinnen het blok synchronisatiesignaal, het blok identificatie- en het blok adressignaal en de SCS-code voor ieder deelblok van 15. de video-informatie van 125 monsters worden ingevoegd, benevens een informatie-onderdrukkingsinterval, waarin de pari-teitsinformatieblokken worden ingevoegd. De pariteitsinforma-tie voor de horizontale en de verticale richting en de CRC-code van ieder deelblok worden afgegeven door de respectieve-20 lijk bijbehorende foutcorrectiecodeereenheden 18A, 18B of 18C, terwijl het blok synchronisatiesignaal en de blok identificatie- en blok adressignalen door de respectievelijk bijbehorende opneembewerkingseenheid 19A, 19B of 19C aan de video-informatie wordt toegevoegd. Het blok adressignaal AD verte-25 genwoordigt het reeds genoemde verwijzingssynbool (i) van een deelblok. Tot de opneembewerkingseenheid 19 kan een codeer-eenheid van het blokcoderingstype behoren, welke het aantal bits per monster van 8 in 10 omzet, evenals een parallel/ serie-omzetter om de 10-bits code van de parallelle vorm in 30 serievorm over te brengen. Zoals meer in details is beschreven in aanvraagster's Amerikaanse octrooiaanvrage 171.481 van 23 juli 1980, vindt de blokcodering bij voorkeur zodanig 10 8 plaats, dat uit de 2 beschikbare 10-bits codes die 2 codes worden uitgekozen, waarvan het gemiddelde gelijkspanningsni- g 35 veauzo dicht mogelijk bij nul ligt; deze uitgekozen 2 10-bits codes worden ieder een ëên van de oorspronkelijke 8-bits- codes toegevoegd. Als gevolg van de genoemde keuze 8005525 \ -13- wordt het gemiddelde gelijkspanningsniveau van het op te nemen signaal zo dicht mogelijk bij nul gebracht; dit kan ook worden uitgedrukt door te stellen, dat de bits ter waarde "0" en de bits ter waarde "1" zoveel mogelijk elkaar afwisse-5 len. Een dergelijke blokcodering wordt toegepast teneinde een nadelige beïnvloeding van de golfvorm van het ontvangen of uitgelezen signaal door beperking tot transmissie van zoveel mogelijk van gelijkspanningscomponenten vrije signalen te verhinderen. Een zelfde resultaat kan ook worden verkregen 10 door toepassing van een "scramble system" onder gebruikmaking van een zogenaamde "M-sequence" met een althans tenminste nagenoeg willekeurige verdeling.
In het weergeefstelsel van een digitaal videoband-apparaat, waarbij de uitvinding wordt toegepast, worden door 15 drie magneetkoppen IA, 1B en 1C welke respectievelijk de re-gistratiesporen 3A, 3B en 3C aftasten, de respectievelijk bijbehorende drie kanalen met signalen uitgelezen. Zoals figuur 2 laat zien, worden de uitgelezen signalen van de magneetkoppen IA, 1B en 1C respectievelijk via de weergeefver-20 sterkers 2IA, 21B en 21C aan de respectievelijke weergeefbe-werkingseenheden 22A, 22B en 22C toegevoerd; in deze eenheden wordt de ontvangen informatie uit de serievorm omgezet in parallelvorm en vindt extractie van het bloksynchronisatie-signaal plaats, waarna de video-informatie wordt gescheiden 25 van het bloksynchronisatiesignaal en van de identificatie- signalen en de CRC-code; tenslotte wordt de afgescheiden 10-bits informatie in 8-bits informatie omgezet. De laatstgenoemde informatie wordt vervolgens aan respectievelijk de bijbehorende tijdbasiscorrectieschakelingen 23A, 23B en 23C 30 toegevoerd voor verwijdering van eventuele tijdbasisfouten. Iedere van de tijdbasiscorrectieschakelingen omvat bijvoorbeeld vier geheugens, waarin de ontvangen informatie door met de uitgelezen informatie synchrone klokimpulsen sequentieel wordt ingelezen, waarna de aldus ingelezen informatie 35 op basis van referentieklokimpulsen sequentieel uit de geheugens wordt uitgelezen. Wanneer zich het geval voordoet, dat de uitlezing van informatie de inlezing zou inhalen, 8005525 -14- wordt een geheugen, waaraan zojuist informatie is uitgelezen, opnieuw uitgelezen.
De door de tijdbasiscorrectieschakelingen 23A, 23B en 23C bewerkte kanaalinformatie wordt respectievelijk aan de 5 tijdcorrectiedecodeereenheden 24A, 24B en 24C toegevoerd; deze eenheden dienen voor correctie van in de ontvangen informatie optredende fouten, en meer in het bijzonder van een dergelijke fout, welke niet aan de hand van de horizontale en verticale pariteitsinformatie kan worden gecorrigeerd; dit 10 zal nog meer in details worden beschreven. De van de foutcor-rectiedecodeereenheden 24A, 24B en 24C afkomstige informatie wordt aan respectievelijk een tijdbasisexpansieschakeling 25A, 25B,,25G toegevoerd voor heromzetting van de informatie naar de oorspronkelijke transmissiesnelheid, waarmede de informa-15 tie vervolgens- aan een gemeenschappelijke koppeleenheid 26 wordt toegevoerd. Deze koppeleenheid 26 dient voor recombina-tie van de driekanalig ontvangen informatie tot enkelkanalige informatie en omvat een digitaal/analoog-omzetschakeling 27 voor omzetting van de informatie in analoge vorm. Voorts is 20 het mpgelijk, dat de koppeleenheid 26 een digitaal video-uit-gangssignaal afgeeft. Eerder was reeds opgemerkt, dat aan het. signaalopneemstelsel een uitwendig video-ingangssignaal in digitale vorm kan worden toegevoerd. Een en ander heeft tot gevolg dat met behulp van de stelsels volgens de figuren 1 en 25 2 zowel de veelal als "editing" aangeduide signaalbewerking als signaalcopieëring. (dubbing) van in digitale vorm gebrachte signalen mogelijk is, en zulks derhalve zonder omzetting naar of uit de analoge signaalvorm.
De uitgangsinformatie van de digitaal/analoog-30 omzetschakeling 27 wordt toegevoerd aan een uitgangsbewer-kingseenheid 28, welke aan een uitgangsaansluiting 29 het uitgelezen kleurenvideosignaal in analoge vorm levert. Via een aansluiting 30 vindt toevoer van een uitvinding referen-tiesignaal aan een klokimpulsgenerator 31 plaats; deze laatst-35 genoemde levert klokimpulsen en een referentiesynchronisatie-signaal voor een stuursignaalgenerator 32. De stuursignaalge-nerator 32 geeft met het externe referentiesignaal 8005525 -15- gesynchroniseerde stuursignalen af, zoals verschillende een tijdsritme bepalende impulsen, identificatiesignalen welke de verschillende beeldregels, beeldrasters en beelden zélf identificeren, en bemonsterklokimpulsen. In het signaalweergeef-5 stelsel wordt het tijdsritme van de signaalbewerking, welke de door de magneetkoppen 1 uitgelezen signalen in de respectievelijk bijbehorende tijdbasiscorrectieschakelingen 23 on-, dergaan, bepaald door een uit de uitgelezen informatie geëxtraheerde klokimpuls; het tijdsritme van de. signaalbewerking 10 welke de signalen vanaf de uitgang van de tijdbasiscorrectie-schakeling 23 tot aan de uitgangsaansluiting 29 ondergaan, wordt daarentegen door de van de klokimpulsgenerator 31 afkomstige klokimpuls bepaald.
Voordat tot een meer gedetailleerde beschrijving 15 van de foutcorrectiedecodeereenheden 24A, 24B en 24C volgens de uitvinding wordt overgegaan, zal ter vergemakkelijking van een goed begrip van de uitvinding eerst een beschrijving volgen van de relatie tussen de kleurinformatie van onmiddellijk aangrenzende beeldregels van een zichtbaar gemaakt beeld van 20 een kleurenvideosignaal van het NTSC-type, zoals in figuur 8 is weergegeven. Zoals reeds is opgemerkt, geldt voor een dergelijk kleurenvideosignaal, dat de kleurhulpdraaggolffrequentie een waarde f - 455/2.= (227+1/2). f^ heeft. De fase van de kleurhulpdraaggolf -keert" daarbij tussen een tot een 25 bepaald beeldraster behorende beeldregel en de daaropvolgende beeldregel van het zelfde beeldraster, doch ook tussen een tot een bepaald beeldraster behorende beeldregel en de gelijkgenummerde beeldregel van het volgende beeldraster, om.
Indien de bemonstering van het kleurenvideosignaal 30 geschiedt met een bemonsterfrequentie van 4fSCN, zoals eerder werd verondersteld, en indien de desbetreffende bemonstering respectievelijk onder 0°, 90°, 180° en 270° ten opzichte van de blauwe kleurverschilsignaalas of (Εβ - Ey)-as plaats vindt, te beginnen bij 0° ten opzichte van deze as voor de eerste 35 beeldregel van het eerste beeldraster van het eerste videobeeld, zal de kleurinformatie voor twee beelden de gedaante volgens figuur 8 hebben.
8005525 -16-
Omtrent de voor de zich links in figuur 8 bevindende beeldregels gebruikte verwijzingssymboliek wordt opgemerkt, dat de aan de beeldregel van het eerste en het tweede beeld-raster van ieder videobeeld toegevoegde getallen zodanig zijn 5 gekozen, dat het eerste of oneven raster wordt gevormd door de eerste tot en met de 262 beeldregel, zoals bijvoorbeeld met - ijL-262 voor ket eerste beeldr as ter van het eerste videobeeld is weergegeven, en dat het tweede of evengenummerde beeld- c+*0 efp raster wordt gevormd door de 263 - 525 beeldregel, zoals 10 bijvoorbeeld met ^„263 “ ^i-525 voor ^et twee<ïe beeldraster van het eerste videobeeld is weergegeven. Indien de beeldregels daarentegen voor ieder beeldraster en volgorde zijn genummerd, zoals rechts in figuur 8 is geschied, dan zal ieder eerste of oneven genummerd beeldraster de beeldrasterregel-15 nummers 1-262 omvatten, zoals met vaste volle lijnen in figuur 8 is weergegeven, terwijl ieder tweede of even genummerd beeldraster de beeldrasterregelnummers 1-263 bevat, zoals rechts in figuur 8 met gebroken rechte lijnen is weergegeven. Omtrent dergelijke rasterregelnummers kan worden opgemerkt, dat een 20 beeldregel van het tweede of even genummerde beeldraster zich onmiddellijk boven de door het zelfde beeldregelnummer geïdentificeerde beeldregel van het eerste of oneven genummerde beeldraster van het desbetreffende beeld uitstrekt.
Zoals echter reeds is opgemerkt, worden bij be-25 drijf van een digitaal videobandapparaat slechts effectieve videobeeldregels voor opname gekozen, zodat bijvoorbeeld het eerste en het tweede beeldraster van ieder videobeeld ieder kunnen bestaan uit de eerste tot en met 252 beeldrasterre-gel. In een dergelijk geval zal het duidelijk zijn, dat een 30 tot het tweede of even genummerde raster behorende beeldregel in het uiteindelijk zichtbaar gemaakte, volledige videobeeld onmiddellijk boven de door het zelfde rasterregelnummer geïdentificeerde beeldregel van het eerste of oneven genummerde beeldraster uitstrekt.
35 In figuur 8 zijn de tot het eerste beeldraster van ieder zichtbaar gemaakt videobeeld behorende, beeldregels met volle lijnen getekend, terwijl de beeldregels van het tweede 8005525 -17- beeldraster van ieder volledig videobeeld met gebroken lijnen zijn weergegeven, waarbij de fase van de chrominantiehulp-ciraaggolf steeds in gesuperponeerde vorm is toegevoegd. In figuur 8 is, uitsluitend ter wille van de duidelijkheid en van 5 het gemak van afbeelding, de chrominantiehulpdraaggolf met een aanzienlijk te lage frequentie weergegeven? meer in het bijzonder is dit geschied op een wijze alsof fgCN = (9+1/2).fj^ in plaats van (227+1/2).fHN, zoals in werkelijkheid het geval is voor een kleurenvideosignaal van het NTSC-type. Om de zelfde 10 redenen strekt de effectieve informatie van iedere beeldregel zich in figuur 8 slechts over vijf cycli van de kleurhulp-draaggolf uit, waarbij ook de bemonstering (schijnbaar) binnen het desbetreffende gebied van vijf cycli plaats vindt, zoals met zwarte punten is aangeduid; het zal echter duidelijk zijn, 15 dat het aantal bemonsteringen binnen het effectieve videobeeld van iedere beeldregel bij een bemonsteringsfrequentiewaarde van 4 x fgCN voor een videosignaal van het NTSC-type gelijk is aan 750, zoals reeds is opgemerkt.
Het niveau van een kleurenvideosignaal van het 20 NTSC-type wordt bepaald door de volgende vergelijking.
Sk = Εγ + _JL_(Er - Εγ) COS u>ct 1,14 + 1 (Er, - Ev) sin u> t----(1)
2,03 * X C
25 °f =* Εγ + DRjj COS u)ct + DBN sin U?ct - - - (2) W = 2trf , c c DRw is 1 - EY)
30 " 1,14 R Y
DBm is 1 (Er - Ey)
N 2703 B Y
Indien de signaalniveaus in de bemonsteringspunten, welke zich respectievelijk in de hoeken van 0°, 90 , 180° en 35 270° ten opzichte van (Εβ - Εγ)-ηε uitstrekken, respectievelijk worden weergegeven door S^, $2^ S3 en S^, kunnen de volgende relaties uit de vergelijking (2) worden afgeleid: 8005525 -18- si ” Yi + D%i (wct = °0) 52 = Y2 + D%2 (uct = 90°) 53 = Y3 - DRjj3 (toet = 180°) 5 S4 = Y4 - DBjj4 Wet = 270°'
Aangezien de eerste beeldregel van het eerste beeld-raster van het.eerste videobeeld onder een hoek 0° ten opzichte van de genoemde (Εβ - Ey)-as begint, zoals reeds is opge-10 i.terkt, zullen de kleursignalen in de bemonsterspunten respectievelijk bestaan uit: een rood kleurverschilsignaal + (Er - Ey) = DRjj van positieve polariteit bij 0°, een blauw kleurverschilsignaal + (Εβ - Ey) = + DBN van positieve polariteit bij 90°, een rood kleurverschilsignaal - (ER - Ey) = 15 - DRjj van negatieve polariteit bij 180°, en een blauw kleurverschilsignaal - (Εβ - Ey) = - DBjj. van negatieve polariteit bij 270°. In figuur 8 zijn de synbolen (Jtk R, (g) en B respectievelijk gebruikt voor aanduiding van de signalen tDR^, -DRjj, +DB». en -DB,,.
N N
20 Zoals uit figuur naar voren komt, zullen de bemons- teringsfasen of -posities van de verschillende bemonsterings-punten voor alle beeldregels met elkaar samenvallen, terwijl ook de nummers van de bemonsteringspunten voor alle beeldregels de zelfden zijn; dit is het gevolg van het feit, dat de 25 bemonsterfrequentie fg = 4fgCN en voorts nauwkeurig gelijk aan een geheel veelvoud van de horizontale of beeldregelaf-tastfrequentie fHN-
Voorts wordt opgemerkt, dat de kleurinformatie in een bemonsteringspunt van een bepaalde beeldregel en die in 30 een overeenkomstig bemonsteringspunt van een tot het daaropvolgende beeldraster behorende beeldregel welke zich onraiddellijk onder de eerstgenoemde beeldregel binnen hetrzichtbaar gemaakte videobeeld uitstrekt, niet alleen aan elkaar gelijk zijn, doch tevens de zelfde fase of polariteit vertonen.
Zo zal de kleurinformatie in een willekeurig bemonsteringspunt van de eerste beeldregel /1-263 van ^et twee<^e beeldraster van het eerste videobeeld (zie figuur 8} nauwkeurig 8005525 -19- de zelfde zijn en de zelfde fase of polairteit vertonen als de kleuren, die in het overeenkomstige bemonsteringspunt van de eerste heeldregel van het eerste beeldraster van het eerste volledige videobeeld; dit is het gevolg van het feit, 5 dat beeldregel in het zichtbaar gemaakte videobeeld on middellijk onder de beeldregel /£.·£_ ^3 komt, caar de beide desbetreffende beeldrasters interlineërend tezamen het desbetreffende volledige videobeeld vormen. Het zelfde geldt voor de eerste beeldregel /t2-i van het eerste beeldraster van het 10 tweede videobeeld en de tweede beeldregel /^264 van ^et tweede beeldraster van het eerste videobeeld, daar de desbetreffende beeldregels in het volledige videobeeld onmiddellijk op elkaar volgen.
Het voorgaande brengt met zich mede, dat wanneer 15 in een kleurenvideosignaal van het NTSC-type een oncorrigeerbare fout of signaaluitval optreedt, een dergelijke fout op geschikte wijze kan worden verborgen door de deze foutvertonen-de informatie van een beeldregel van een beeldraster te vervangen door soortgelijke (zelfs identieke) zoals in de vorige 20 alinea is uiteengezet) informatie van diè beeldregel van het daarop volgende beeldraster, welke in het uiteindelijk zichtbaar gemaakte videobeeld onmiddellijk onder de door een fout getroffen beeldregel komt? in dat geval zal namelijk de voor verberging van een fout gebruikte informatie nauwkeurig de 25 zelfde als de door een fout getroffen informatie zijn, dat wil zeggen de zelfde informatiewaarde en de zelfde polariteit of fase als de door een fout getroffen informatie vertonen.
Uit figuur 8 komt echter tevens naar voren, dat hoewel de kleurinformatie in een bemonsteringspunt van een 30 bepaalde beeldregel de zelfde is als diè in een overeenkomstig bemonsteringspunt van de zich binnen het volledige videobeeld onmiddellijk boven de desbetreffende beeldregel uitstrekkende beeldregel, de beide kleurinformaties in de desbetreffende bemonsteringspunten onderling tegengestelde 35 polariteiten hebben. In ieder bemonsteringspunt van de beeldregel van het eerste beeldraster van het eerste video beeld heeft de kleurinformatie de zelfde waarde als in het 8005525 -20- overeenkomstige bemonsteringspunt van de regel J-^264 van het tweede beeldraster van het eerste videobeeld, doch vertoont de eerstgenoemde kleurinformatie een aan die van de tweede tegengestelde polariteit. Dit wil zeggen, dat door een fout getrof-5 fen informatie omtrent de beeldregel >/^-264 n^et ^an wor>3en verborgen door.deze informatie slechts te vervangen door de overeenkomstige informatie van de beeldregel van het on- middellijk voorafgaande beeldraster, welke beeldregel binnen het zichtbaar gemaakte videobeeld onmiddellijk boven 10 de beeldregel Λ}_264 verscili3nt*
Bij pogingen tot correctie door verberging van fouten bij een kleurenvideosignaal van het PAL-type doen zich nog ernstigere problemen voor. Zoals bekend, kan voor het niveau van een kleurvideosignaal EM van het PAL-type de vol-15 gende relatie worden opgesteld: 4 LM = EY + Eö sin 2TffSCpt + Εγ cos 2-rrfscpt ....... (3), waarbij
Ey = 0,493(Eb - Ey) s DBp 20 E".= 0,877(Er - Εγ) s DRp (Εβ - Εγ) : blauwe kleurverschilsignaal (Er - Εγ) : rode kleurverschilsignaal.
Het teken (+) voor de derde term rechts in.de 25 vergelijking (3) geeft weer, dat de fase van Ey of de (Er - EY)-as bij elke beeldregel met de polariteit van het kleursalvosignaal wisselt.
In het geval van een kleurenvideosignaal van het PAL-type bedraagt de kleur rood draaggolffreguentie fgCp = 30 (1135/4 + 1/625).fHp = (283 + 3/4 + 1/625).fHp, waarbij fHp de horizontale of beeldregelaftastfrequentie bedragen.
Deze waarden brengen in herinnering, dat de fase van de kleurhulpdraaggolf zich steeds na vier volledige videobeelden 35 herhaalt.
Zoals uit de vergelijking (3) naar voren komt, keert de Ey-as of (ER - Ey)-as voor iedere beeldregel in fase om, terwijl de Ey of (Ep - LY)-as niet bij elke beeldregel 8005525 -21-.
zijn fase ontkeert. Dit heeft tot gevolg, dat indien informatie ten opzichte van de E^-as wordt bemonsterd door middel van een bemonsteringsfrequentie van 4fgcp, zoals in het voorafgaande geval voor een videosignaal van het NTSC-type is be-5 schreven, dit neerkomt op bemonstering in opeenvolgend onder hoeken van 0°, 90°, 180° en 270° ten opzichte van de E^-as uitgevoerde bemonsteringen. Indien wordt aangenomen, dat de fase van de eerste beeldregel van het eerste beeldraster van het videobeeld Fp onder een hoek van 0° ten opzichte van Eg-10 as begint, dan krijgen de kleurinformatie en de fase daarvan in de verschillende bemonsteringspunten voor het eerste tot en met het vierde volledige videobeeld F^ - F4 de gedaanten volgens figuur 9.
Hoewel de kleurhulpdraaggolffrequentie fgCp bij 15 een videosignaal van het PAL-type gelijk is aan (283 + 3/4 + 1/625).fHp, zoals reeds is opgemerkt, zijn in figuur 9 ter wille van de duidelijkheid en van eenvoud van afbeelding de op de kleurhulpdraaggolf betrekking hebbende krommen getekend alsof de kleurhulpdraaggolffrequentie 20 slechts (9 + 3/4 + 1/625).fHp bedraagt, en voorts alsof het effectieve signaaldeel van iedere beeldregel slechts vijf cycli van de hulpdraaggolf omvat.
In figuur 9 zijn de tot het eerste beeldraster van ieder volledig videobeeld behorende beeldregels weer met volle 25 lijnen getekend, terwijl de tot het tweede beeldraster van . iedere volledig videobeeld behorende beeldregels met gebroken lijnen zijn getekend, waarbij de fase van de hulpdraaggolf steeds in superpositie is toegevoegd. Omtrent de wijze van aanduiding van de beeldregels links in figuur 9 wordt op-30 gemerkt, dat de aan de beeldregels van het eerste en het tweede beeldraster van ieder volledig videobeeld toegevoegde getallen zodanig zijn gekozen, dat het eerste of oneven genummerde beeldraster wordt gevormd door de eerste tot en met de 312° beeldregel, zoals bijvoorbeeld door ” *1-312 35 voor het eerste beeldraster van ieder volledig videobeeld is weergegeven, terwijl het tweede of even genummerde beeldde s te raster wordt gevormd door 313 tot en met de 625 S 0 0 5 5 2 5 -22- bee ldr egel, zoals bijvoorbeeld met “ ^1-625 voor ^et tweede beeldraster van ieder videobeeld is weergegeven. In-tiien de beeldregels echter voor ieder beeldraster in volgorde worden genummerd, dan zal ieder eerste of oneven genummerd 5 beeldraster de rasterbeeldregelnummers 1-312 omvatten, zoals rechts met volle lijnen in figuur 9 is weergegeven, terwijl ieder tweede of even genummerd beeldraster de rasterbeeldregelnummers 1-313 bevat, welke rechts in figuur 9 met gebroken lijnen zijn weergegeven. Bij beschouwing van deze beeldraster-10 regelnummers komt naar voren, dat in het volledige videobeeld of zichtbaar gemaakte videobeeld een tot het tweede of even genummerde beeldraster behorende beeldregel zich onmiddellijk boven die beeldregel van het eerste oneven genummerde beeldraster bevindt, welke door het zelfde rasterregelnummer wordt 15 aangeduid.
Teneinde ter verduidelijking, dat de fase van het rode kleurverschilsignaal DRp bij iedere beeldregel van ieder volledig videobeeld omkeert, waarbij in figuur 9 wordt verondersteld, dat de polariteit van het signaal DRp in de eerste 20 beeldregel van het eerste beeldraster van het eerste volledige videobeeld positief is, is de positieve polariteit van het rode kleurverschilsignaal DRp van een beeldregel aangegeven door het symbool © onder het desbetreffende beeldregelnummer rechts in figuur 9 te plaatsen, terwijl een negatieve polari-25 teit van het signaal DRp van een beeldregel door een op soortgelijke wijze aangebracht symbool 0 is aangeduid. Daarbij blijkt de situatie zodanig te zijn, dat het kleursignaal in de verschillende bemonsteringspunten van iedere beeldregel kan worden verkregen door voor de uitdrukking 2-TrfgCpt in vergelij-30 king (3) respectievelijk de waarden 0°, 90°, 180° en 270° te substitueren, dat wil zeggen op de zelfde wijze als ter verkrijging van de waarden , S2, S3 en S4 in het geval van een videosignaal van het NTSC-type is gedaan. Daarbij blijkt, dat het kleursignaal voor de beeldregels van positieve polari-35 teit de waarden +DRp bij 0°, +DBp bij 90°, -DRp bij 180° en -DBp bij 270° vertoont, en voor de beeldregels van negatieve polariteit respectievelijk de waarden -DR_ bij 0°, +DB_ bij
Jc if 8005525 -23- 90°, +DRp bij 180° en -DBp bij 270° aanneemt. In figuur 9 zijn de symbolen (R) , R, @ en B respectievelijk gebruikt voor aanduiding van de signalen +DRp, -DRp, +DBT. en -DBp.
Zoals uit figuur 9 naar voren komt, geldt voor de 5 kleurinformatie in een bemonsteringspunt van een bepaalde beeldregel en voor de kleurinformatie in het overeenkomstige bemonsteringspunt van die beeldregel van het onmiddellijk voorafgaande beeldraster, welke zich in het volledige videobeeld onmiddellijk onder de eerstgenoemde beeldregel uitstrekt, 10 dat zij een zelfde informatiewaarde doch onderling tegengestelde fase of polariteit hebben. Daarentegen, blijkt voorts, dat de kleurinformatie in een bemonsteringspunt van een bepaalde beeldregel afwijkt van de kleurinformatie in het overeenkomstige bemonsteringspunt van die beeldregel van het on-15 middellijk voorafgaande beeldraster, welke zich onmiddellijk boven de eerstgenoemde beeldregel in het volledige videobeeld uitstrekt.
Als gevolg hiervan kan worden gesteld, dat indien een niet corrigeerbare fout of signaaluitval in een kleuren-20 videosignaal van het PAL-type optreedt, correctie van een dergelijke fout door slechts de foutieve informatie van een beeldregel van een beeldraster ter verberging daarvan te vervangen door de overeenkomstige informatie van diè beeldregel van het onmiddellijk voorafgaande beeldraster, welke in het 25 volledige videobeeld zich onmiddellijk nabij de door een fout getroffen beeldregel uitstrekt, niet mogelijk is. Indien de voor vervanging van een door een fout getroffen beeldregel van een kleurenvideosignaal van het PAL-type gekozen, "geïnterpoleerde" beeldregel diè beeldregel is, welke 30 zich binnen het volledige videobeeld onmiddellijk boven de door een fout getroffen beeldregel uitstrekt, dan zal de kleurinformatie van ieder bemonsteringspunt van de "geïnterpoleerde" beeldregel zelfs qua informatiewaarden niet overeenstemmen met de kleurinformatie in de respectievelijk over-35 eenkomstige punten van de door een fout getroffen beeldregel. Indien daarentegen de foutieve informatie van een beeldregel van een beeldraster van een kleurenvideosignaal van het 8005525 -24- 1AL-type wordt vervangen door de overeenkomstige informatie van diê beeldregel van het onmiddellijk voorafgaande beeldraster, welke zich onmiddellijk onder de door een fout getroffen beeldregel in het volledige videobeeld uitstrekt, 5 zal de kleurinformatie van de Mgeïnterpoleerde" regel daarentegen wel dezelfde waarde hebben als doch in polariteit tegengesteld zijn aan de desbetreffende kleurinformatie van de door een fout getroffen beeldregel.
Op soortgelijke wijze kan voor een kleurenvideo-10 signaal van het NTSC-type worden gesteld/ dat bij vervanging van foutieve informatie van een beeldregel van een beeldras-ter door overeenkomstige informatie van dïè beeldregel van het onmiddellijk voorafgaande beeldraster, welke in het volledige videobeeld onmiddellijk vóór (boven) de door een fout 15 getroffen beeldregel komt, de kleurinformatie van de "geïnterpoleerde" beeldregel weliswaar de zelfde waarde als doch de tegengestelde polariteit van de kleurinformatie van de door een fout getroffen beeldregel heeft, zodat een dergelijke "geïnterpoleerde" beeldregel niet voor foutverberging kan 20 worden gebruikt.
In hoofdzaak kan worden gesteld, dat volgens de onderhavige uitvinding de hiervoor genoemde problemen, welke optreden bij verberging van een fout in een uitgelezen kleu-renvideosignaal, zoals dit (driekanalig) door de foutcorrec-25 tiedecodeereenheden 24A, 24B en 24C wordt ontvangen, worden opgelost door toevoeging, aan iedere van deze eenheden, van een inrichting voor inlezing van het ontvangen videosignaal in een geheugen aan een adres, waar eerder het videosignaal was ingeschreven voor die beeldregel van het onmiddellijk 3q voorafgaande beeldraster, welke in het volledige videobeeld onmiddellijk na de desbetreffende beeldregel van het ontvangen videosignaal, en zulks in het geval van een videosignaal van het PAL-type of welke in het volledige videobeeld zich onmiddellijk boven de desbetreffende beeldregel 35 van het ontvangen videosignaal bevindt, zulks in het geval van een kleurenvideosignaal van het NTSC-type, waarbij een fout in het ontvangen videosignaal wordt gedetecteerd en de inlezing in het geheugen van het door een fout getroffen 8005525 -25- vddecsignaal wordt verhinderd/ in het geheugen opgeslagen videosignaal wordt uitgelezen en de fase van het chrominan-riecomponent van het aldus uit het geheugen uitgelezen videosignaal wordt omgekeerd/ waarna de aan fase-omkering onder-5 worpen chrominantiecomponent wordt opgeteld bij de luminantie-component van het .uit het geheel uitgelezen videosignaal/ de laatstgenoemde handelingen uiteraard in geval van detectie van een dergelijke fout in het ontvangen videosignaal.
De uitvinding zal nu meer in details worden beschre-10 ven in geval van toepassing bij de opname en de weergave van een kleurenvideosignaal van het PAL-type door middel van een digitaal videoapparaat van het in het voorgaande aan de hand van de figuren 1 en 2 beschreven type.
Zoals reeds eerder met betrekking tot signaalopname 15 van een kleurenvideosignaal van het NTSC-type is opgemerkt/ dienen ook ingeval van opname van een kleurenvideosignaal van het PAL-type de effectieve beeldregels voor opname en weergave te worden gekozen. Zo kan bijvoorbeeld in zowel het eerste als het tweede beeldraster van ieder volledig video-2Q beeld het aantal effectieve vidèobeeldregels 300 bedragen.
Voor ieder beeldraster kunnen dan dezelfde rasterbeeldregel-nummers, zoals F^, FF(g,... F^qo' wor3en gebruikt voor aanduiding van respectievelijk de eerste, de tweede, de derde, ....de' 300ste beeldregel van het desbetreffende videobeeld-25 raster. In dat geval zal een beeldregel van het tweede beeldraster van een volledig videobeeld zich in het zichtbaar gemaakte videobeeld steeds onmiddellijk boven die beeldregel van het eerste beeldraster uitstrekken, welke met het zelfde rasterbeeldregelnummer wordt aangeduid. Voorts geldt, zoals 30 eveneens reeds in het geval van een kleurenvideosignaal van het NTSC-type aan de hand van de figuren 6A - 6C is beschreven, dat de informatie van iedere beeldregel van het PAL-kleuren-videosignaal wordt verdeeld over drie kanalen, welke ieder een derde van de door bemonstering van de desbetreffende beeld-35 regelinformatie gevormde monsters krijgen toegevoerd. Ieder informatieblok bestaat ook in dit geval weer uit twee deel-blokken SB, welke de helft van de voor een beeldregel aan het desbetreffende kanaal toegevoerde monsters bevatten, dat wil
fl ft ft R R 9 R
- 26 - zeggen een 1/6 van de totale beeldregelinformatie. Op soortgelijke wijze als in figuur 6 bevat ieder.dergelijk deelblok, behalve de informatiemonsters van 1/6 van een beeldregel van het PAL-kleurenvideosignaal, een. bloksynchronisatiesignaal, 5 een identificatiesignaal voor identificatie van de beeldregel, het beeldraster en het volledige videobeeld waarop de respectievelijke informatie betrekking heeft, een blokadres-signaal AD voor identificatie van het desbetreffende deelblok (SB^, SB2/ SB^,....) en een cyclische redundantiecontrolecode 10 of CRC-code ter bepaling of een fout in de desbetreffende informatie aanwezig is. Het voorgaande heeft tot gevolg, dat de opname en de weergave van een in digitale vorm gebracht PAL-kleurenvideosignaal hoofdzakelijk op dezelfde wijze kan geschieden als in het voorgaande reeds voor een NTSC-kleurenvideo-15 signaal is beschreven.
Figuur 10 laat zien, dat een videosignaalbewerkings-inrichting volgens een uitvoeringsvorm van de uitvinding en van het type, dat kan worden toegepast bij ieder van de fout-correctiedecodeereenheden 24A, 24B en 24C, een geheugenin-20 richting 51 omvat, waarvan de capaciteit voldoende is voor opslag van de informatie van één kanaal, dat wil zeggen eenderde van één totale beeldrasterinformatie, van het videosignaal.
De geheugeninrichting 51 kan van het RAM-type met willekeurige toegankelijkheid zijn, waaraan een bijbehorende besturings-25 schakeling is toegevoegd; de geheugeninrichting 51 krijgt via een ingang 52 het uitgelezen, in digitale vorm gebrachte kleuren-videosignaal na bewerking door een tijdbasiscorrectieschakeling 23A, 23B of 23C volgens figuur 2 toegevoerd, of een in digitale vorm gebracht kleurenvideosignaal, dat voor zover mogelijk op 30 basis van de horizontale en de verticale pariteitsinformatie in een daartoe geschikte, doch op zichzelf geen onderdeel van . de uitvinding vormende en derhalve in figuur 10 niet afgebeelde foutcorrectieschakeling aan foutcorrectie is onderworpen.
Een andere geheugeninrichting 53 dient voor geheugen-35 opslag van het identificatiesignaal ID van ieder deelblok van de aan de aansluiting 52 toegevoerde, digitale videosignaal-informatie, welk identificatiesignaal ID van de desbetreffende videosignaalidentificatie is afgescheiden in een identificatie- q n a * * 9 ς - 27 - ' signaalextractieschakeling 54. De geheugeninrichting 53 kan eveneens uit een geheugen van het RAM-type met bijbehorende besturingsschakeling bestaan. De via de ingangsaansluiting 52 ontvangen, in digitale vorm verkerende videosignaalinformatie 5 wordt voorts aan een adressignaalextractieschakeling 55 toegevoerd voor afscheiding van het blokadressignaal AD van het desbetreffende deelblok? dit blokadressignaal wordt toegevoerd aan een inleesadresbesturingsschakeling 56.
De besturingsschakeling 56 kan bijvoorbeeld een 10 geheugen van het ROM-type omvatten, dat dient voor afgifte van een actueel absoluut adres in reactie op een door de . schakeling 55 uit een deelblok afgescheiden blokadressignaal AD. Dit wil zeggen, dat het uit een deelblok afgescheiden blokadressignaal AD bij toevoer aan het geheugen van de be-15 sturingsschakeling 56 dit geheugen activeert tot afgifte van een adrescode, welke actuele adressen van de geheugeninrichtingen 51 en 53 identificeert, waarop de videosignaalinformatie en het identificatiesignaal van het desbetreffende deelblok dienen te worden ingeschreven; voorts activeert het blokadressignaal 20 AD het ROM-geheugen van de besturingsschakeling 56 tot bepaling van dié adressen van de geheugeninrichtingen 51en 53, waaraan vervolgens videosignaalinformatie en een blokidentificatie-signaal dienen te worden uitgelezen. Aan de adresbesturings-schakeling 56 is via een ingangsaansluiting 57 bovendien 25 synchroon met een extern referentiesignaal een beeldimpuls toegevoerd, welke bij iedere beeldverandering een verschuiving ter grootte van een met twee deelblokken, dat wil zeggen éën beeldregel, overeenkomend bedrag in de door de besturingsschakeling 56 afgegeven, absolute adressen teweeg brengt. Aan-30 gezien het niet mogelijk is, bij een geheugen van het RAM-type gelijktijdig inlezing en uitlezing uit te voeren, is aan de RAM-geheugeninrichtingen 51 en 53 een geheugencyclusduur T toegevoegd, welke door een toegangssignaal (zie figuur 11A) wordt bepaald en is verdeeld in een aanvankelijke of inlees-35 periode TR en een latere of uitleesperiode T^, afhankelijk van de tijdsduren, waarop een "chip'Hciessignaal CS volgens figuur 11B een laag niveau vertoont. De uitlezing aan dan door de ft η n r ς 9 r -28- besturingsschakeling 56 bepaalde adressen vindt plaats wanneer een uitleessignaal RE volgens figuur 11C gelijktijdig met het "chip,,-kiessignaal CS een laag niveau aanneemtterwijl de inlezing in de geheugeninrichtingen 51 en 53 aan de door de 5 besturingsschakeling 56 geïnduceerde adressen plaatsvindt wanneer een inleessignaal WE volgens figuur 11D gelijktijdig met het genoemde signaal CS een laag niveau aanneemt.
Bij de hier beschreven uitvoeringsvorm van de uitvinding wordt de uitlezing van informatie aan een adres van 10 de geheugeninrichtingen 51 en 53 ten opzichte van de inlezing aan dat adres over de duur van één beeldrasterperiode vertraagd. Voorts geldt de door een videobeeldverandering teweeggebrachte verschuiving van de door de besturingsschakeling 56 afgegeven, absolute of actuele adressen over een met twee 15 deelblokken overeenkomend bedrag niet alleen voor de adressen, welke gedurende de daarop volgende inlezing een rol spelen, doch ook voor de adressen, welke tijdens de daarop volgende uitlezing een rol spelen en de adressen tijdens de voorafgaande inlezing volgen. Dit wil zeggen, dat na een videobeeld-20 verandering de inleesadressen over een met twee deelblokken overeenkomend bedrag worden verschoven ten opzichte van de adressen, welke respectievelijk door de bijbehorende signalen AD zouden worden aangewezen, zodat de adressen tijdens de daarop volgende uitlezing dezelfde relatie tot de signalen AD als 25 tijdens de voorafgaande inlezing vertonen.
Bij de in .figuur 10 weergegeven uitvoeringsvorm van de uitvinding wordt het via de ingangsaansluiting 52 ontvangen, gedigitaliseerde kleurenvideosignaal voorts toegevoerd aan een signaaluitval- of foutdetectieschakeling 58 voor 30 detectie van een deelblok, waarvan de digitale kleurenvideosignaal in formatie een fout vertoont, welke niet, bijvoorbeeld op gebruikelijke wijze aan de hand van de horizontale en de verticale pariteitsinformatie, voorafgaande is gecorrigeerd. Ingeval van detectie van een dergelijke ongecorrigeerde fout, 35 wordt door de foutdetectieschakeling 58 aan de geheugeninrichtingen 51 en 53 een signaal toegevoerd, dat de inlezing daarin van de videosignaalinformatie en het identificatie- 8005525 - 29 - signaal van het de gesignaleerde fout vertonende deelblok verhindert. Het uitgangssignaal van de foutdetectieschakeling 58 kan bijvoorbeeld geschikt zijn om te verhinderen, dat het inleessignaal WE zijn lage niveau bereikt, zoals in figuur 5 11D met een gebroken lijn is weergegeven, waardoor de infor- matie-inlezing wordt onderbroken.
De werking van de geheugeninrichtingen 51·en 53 zal nu respectievelijk aan de hand van de figuren 12A, 12B en 12C worde beschreven.
10 Voor het eerste beeldraster van het eerste volle dige videobeeld veroorzaakt het adresseringsstelsel van de be-sturingsschakeling 56 de sequentiële inlezing van de deel-blokken SB^, SB2,...SBn aan respectievelijk bijbehorende blok-adressen, zoals links in figuur 12A is te zien? daarbij is 15 de informatie van een zelfde beeldregel, verdeeld over twee deelblokken, in zijdelingse richting zo gegroepeerd, dat de rasterbeeldregels F-6^, fX2/·*··F/Cïi van het eerste en het tweede raster van een zelfde videobeeld overeenkomen, dat wil. zeggen op een in principe zelfde plaats terecht komen.
20 In het tweede beeldraster van het eerste video beeld worden de blokadressen sequentieel vanaf het begin door het uitleesadressignaal aangewezen, hetgeen wil zeggen dat zij in overeenstemming met de adressen tijdens de voorafgaande inleescyclus elkaar opvolgen, waarbij tijdens het eerste beeld-25 raster ingelezen deelblokinformatie tijdens de uitleescyclus-periode TR worden uitgelezen. Vervolgens, tijdens de inlees-· cyclusperiode T^, worden de informatiedeelblokken van het tweede beeldraster, welke dezelfde deelbloknummers en dezelfde rasterbeeldregêlnummers als de voorgaande hebben, se-30 quentieel ingelezen, zoals rechts in figuur 12A te zien is. Indien de foutdetectieschakeling 58 tijdens het tweede beeldraster een door een fout geplaagd deelblok detecteert, wordt de inlezing van de desbetreffende deelblokinformatie onderbroken, terwijl de deelblokinformatie van het voorafgaande 35 of eerste beeldraster aan het desbetreffende adres behouden blijft. Zoals in het voorgaande reeds is opgemerkt, duidt gelijkheid van rasternummers aan, dat een tot het tweede beeld- - 30 - raster behorende beeldregel zich in het zichtbaar gemaakte videobeeld onmiddellijk boven de gelijk genummerde beeldregel van het eerste beeldraster van het desbetreffende videobeeld bevindt. Dit heeft tot gevolg, dat aan het blokadres, 5 waaraan informatie-inlezing op de zojuist beschreven wijze wordt onderbroken, de "overeenkomstige" deelblokinformatie van een in het zichtbaar gemaakte videobeeld onmiddellijk onder de door een fout getroffen beeldregel volgende beeldregel behouden blijft.
10 Middelerwijl vindt in de identificatiegeheugen- inrichting 53 sequentiële inlezing van identificatiesignalen ID plaats aan adressen, welke door de signalen AD van de verschillende informatiedeelblokken worden bepaald; evenals bij de geheugeninrichting 51 wordt de inlezing van een derge-15 lijk indentificatiesignaal ID onderbroken wanneer een van de detectieschakeling 58 afkomstig signaal indiceert, dat een ongecorrigeerde fout in de informatie van het op dat ogenblik beschouwde deelblok aanwezig is. In dat geval blijft het blok-identificatiesignaal, dat een informatiedeelblok identificeert, 20 waarvan de informatie-inhoud betrekking heeft op een tot het eerste beeldraster behorende beeldregel, welke zich in het zichtbaar gemaakte videobeeld onmiddellijk onder de door een fout getroffen beeldregel van het tweede beeldraster van het desbetreffende videobeeld bevindt, aan het desbetreffende adres 25 van de geheugeninrichting 53 behouden.
Vervolgens,· gedurende het eerste beeldraster van het tweede videobeeld, zullen de aangewezen adfessen respectievelijk die bij de voorafgaande inlezing volgen, zodat die informatie gedurende het tweede beeldraster van het eerste volledige 30 videobeeld tijdens de uitleesperiode TR sequentieel in de vorm SB^ SB2r··· wordt uitgelezen. Voor de opeenvolgende inlees-adressen worden echter sequentieel waarden aangewezen, welke in verband met de overgang van het eerste videobeeld naar het tweede videobeeld over een bedrag ter grootte van twee deel-35 blokken zijn verschoven, zodat de deelblokken SB^-SB^ sequentieel worden ingelezen als links in figuur 12B is weergegeven. Daarbij wordt een tot het tweede beeldraster van het eerste videobeeld behorende beeldregel in het zichtbaar gemaakte video-O Λ Λ E C O E
- 31 - beeld oniniddellijk onder dié beeldregel van het eerste beeld-raster van het tweede volledige videobeeld geplaatst, welke het volgend lagere rasterbeeldregelnumraer heeft. Ten opzichte van de eerste rasterbeeldregel F van het eerste beeldraster 5 van het tweede volledige videobeeld blijkt bijvoorbeeld de . tweede rasterbeeldregel F ^ van het tweede beeldraster van het eerste volledige videobeeld één beeldregel onder de genoemde rasterbeeldregel F ^ in het zichtbaar gemaakte videobeeld terecht te komen. Dit heeft tot gevolg, dat wanneer de in-10 lezing van een op een fout "betrapt" informatiedeelblok gedurende het eerste beeldraster van het tweede volledige videobeeld wordt onderbroken, de deelblokinformatie omtrent een in het volledige videobeeld onder de desbetreffende beeldregel gelegen beeldregel aan het desbetreffende adres achterblijft.
15 Dit wil zeggen, dat steeds wanneer het volledige videobeeld van volgnummer verandert, de inleesadressen sequentieel over een bedrag ter grootte van twee deelblokken in waarde worden verschoven, terwijl tijdens de daarop volgende uitlezing ook de uitleesadressen zodanig worden gewijzigd, dat zij de eerder 20 aangewezen (verschoven) inleesadressen volgen, zoals reeds eerder is opgemerkt.
Na de uitlezing van de op het tweede beeldraster van het tweede volledige videobeeld betrekking hebbende informatie gedurende de uitleesperiode TR van het eerste beeld-25 raster.van het derde volledige videobeeld worden de voor de daarop volgende inleesperiode T^. in aanmerking komende adressen over een bedrag ter grootte van twee inforraatieblokken in waarde verschoven, zodat de informatie van de deelblokken van het eerste beeldraster van het derde volledige videobeeld als 30 links in figuur 12C weergegeven worden ingeschreven.
üit het voorgaande blijkt, dat indien in de op een beeldregel van een tweede beeldraster betrekking hebbende informatie een ongecorrigeerde fout wordt ontdekt, de desbetreffende informatie voor afgifte als uitgangssignaal door de ge-35 heugeninrichting 51 wordt vervangen door de overeenkomstige informatie omtrent dié beeldregel van het onmiddellijk voorafgaande beeldraster, dat wil zeggen het eerste beeldraster Λ Λ E c o c - 32 - van hetzelfde volledige videobeeld/ welke in het zichtbaar gemaakte videobeeld onmiddellijk onder de door een fout getroffen beeldregel ligt. Indien een ongecorrigeerde fout in de informatie omtrent een tot het eerste beeldraster behorende 5 beeldregel wordt gedetecteerd, wordt de desbetreffende informatie, beschouwd als uitgangssignaal van de geheugeninrichting 51, op soortgelijke wijze vervangen door de informatie omtrent dië beeldregel van het onmiddellijk voorafgaande beeldraster, in dit geval het tweede beeldraster van het voorafgaande vol-10 ledige videobeeld, welke zich onmiddellijk onder de door een fout getroffen beeldregel uitstrekt in een virtueel videobeeld, dat bestaat uit het tweede beeldraster van het voorafgaande volledige videobeeld en het eerste beeldraster van het videobeeld, waartoe de door een fout getroffen beeldregel behoort.
15 Indien het opgenomen en weer te geven, in digitale vorm gebrachte kleurenvideosignaal van het PAL-type is, zal de door een fout getroffen informatie, als uitgangssignaal van de geheugeninrichting 51, derhalve steeds worden vervangen door informatie met dezelfde kleurinformatiewaarde doch met tegen-20 gestelde of omgekeerde polariteit. Voorts zal het duidelijk zijn, dat wanneer door een fout getroffen informatie als uitgangssignaal van de geheugeninrichting 51 wordt vervangen, het als gevolg daarvan in het uitgangssignaal van de geheugeninrichting 53 verschijnende identificatiesignaal ID wordt ge-25 vormd door het identificatiesignaal ID van de foutvrije of gesubstitueerde informatie en niet, dat wil zeggen in plaats van, door het identificatiesignaal van de door een fout getroffen, en derhalve vervangen informatie.
De uit de geheugeninrichting 51 uitgelezen infor-30 matie wordt aan een multiplexeenheid 59 toegevoerd via een vertragingsschakeling 67, welke dient voor compensatie van de vertraging of faseverschuiving, welke het kleurenvideosignaal in een nog nader te beschrijven polariteitsomkeerschakeling 60 ondergaat. De van de geheugeninrichting 51 afkomstige in-35 formatie wordt bovendien aan de multiplexeenheid 59 toegevoerd via een polariteitsomkeerschakeling 60, welke uitsluitend voor omkering van de chrominant ie component C van het kleuren- 8005525 - 33 - videosignaal dient.
De polariteitsomkeerschakeling 60 omvat een digitaal filter 61, een opteller 62 en een polariteitsinvertor 63. De aan de geheugeninrichting 51 uitgelezen kleurenvideosignaal-5 informatie wordt aan het digitale filter 61 toegevoerd en daardoor gescheiden in een luminantiecomponent Y en een chro-minantiecomponent C. De luminantiecomponent Y wordt rechtstreeks aan de opteller 62 toegevoerd, terwijl de chrominantie-component C door de polariteitsinvertor 63 voorafgaande aan 10 toevoer aan de opteller 62 aan polariteitsomkering wordt onderworpen. De opteller 62 geeft derhalve een digitaal kleuren-videosignaal (Y + C) af, dat een aan polariteitsomkering onderworpen chrominantiecompónent C bevat.
Het gelijktijdig met de uitlezing van informatie 15 uit de geheugeninrichting 51 uit de identificatiegeheugen-inrichting 53 uitgelezen identificatiesignaal ID wordt toegevoerd aan een stuursignaalopwekschakeling 64, waaraan via een aansluiting 65 tevens een met een extern referentiesignaal gesynchroniseerd referentie-identificatiesignaal wordt toege-20 voerd voor vergelijking met het uit de geheugeninrichting 53 uitgelezen identificatiesignaal ID; dit geldt bijvoorbeeld ten minste voor de door de verschillende identificatiesignalen geïdentificeerde videobeeldrasters.
Zo lang als de aan de geheugeninrichting 51 toege-25 voerde informatiedeelblokken foutvrij blijken te zijn en derhalve in hm oorspronkelijke gedaante in het uitgangssignaal van de geheugeninrichting 51 naar voren komen, zullen ook de respectievelijk bijbehorende identificatiesignalen ID in hun oorspronkelijke volgorde in het uitgangssignaal van de 30 geheugeninrichting 53 terecht komen, zodat ieder van de geheugeninrichting 53 afkomstig identificatiesignaal een zelfde volledig videobeeld, beeldraster en beeldregel zal identificeren als door het op dat ogenblik via de aansluiting 65 aan de stuursignaalopwekschakeling 64 toegevoerde referentie-35 identificatiesignaal wordt aangewezen. De schakeling 64 reageert op een dergelijk samenvallen van het door de geheugeninrichting 53 afgegeven signaal ID met het referentie-identifi-catiesignaal door de multiplexeenheid 59 zodanig aan te sturen, - 34 - dat deze het aan de uitgang van de vertragingsschakeling 67 verschijnende, in digitale vorm gebrachte kleurenvideosignaal (Y + C) uitkiest voor transmissie via een uitgangsaansluiting 66, welke bijvoorbeeld met de respectievelijk bijbehorende 5 tijdbasisexpansieschakeling 25A, 25B of 25C volgens figuur 2 is gekoppeld.
Indien daarentegen vervanging van door een fout getroffen informatie optreedt, zodat vervangende informatie in het uitgangssignaal van de geheugeninrichting 51 terecht 10 komt, zal ook het desbetreffende identificatiesignaal, dat wil zeggen het gelijktijdig uit de geheugeninrichting 53 uitgelezen identificatiesignaal, het daarop volgende beeldraster in plaats van het beeldraster met de door een fout getroffen beeldregel aanwijzen en derhalve niet samenvallen met het 15 op dat ogenblik aan de stuursignaalopwekschakeling 64 toegevoerde referentie-identificatiesignalen. Het uit deze non-coïncidentie resulterende stuursignaal of uitgangssignaal van de schakeling 64 beweegt de multiplexeenheid 59 tot selectie van het door de polariteitsomkeerschakeling 60 afgegeven 20 kleurenvideosignaal (Y + C) voor transmissie via de uitgangsaansluiting 66.
Wanneer bij de hiervoor beschreven uitvoeringsvorm van de uitvinding een ongecorrigeerde fout in de informatie omtrent een via de aansluiting 52 van de inrichting volgens 25 figuur 10 ontvangen informatie omtrent een kleurenvideosignaal van het PAL-type verschijnt, zal de desbetreffende, door een fout getroffen informatie worden vervangen door informatie omtrent dié beeldregel van het onmiddellijk voorafgaande beeldraster, welke binnen een zichtbaar gemaakt beeld onmiddellijk 30 na de door een fout getroffen beeldregel volgt, waarbij de vervangen informatie aan polariteitsomkering van de chromi-nantiecomponent wordt onderworpen, zodanig, dat de vervangen informatie zowel wat betreft zijn informatiewaarde als wat betreft zijn polariteit overeenkomt met respectievelijk de 35 oorspronkelijke kleurinformatiewaarde en -polariteit van de door een fout getroffen informatie? op deze wijze wordt doeltreffende foutcorrectie door informatievervanging of fout-verberging verkregen.
βΠ Π R'R 9 R
- 35 -
Figuur 13 toont het schema, grotendeels weer uitgevoerd als blokschema, van een andere uitvoeringsvorm van een inrichting volgens de uitvinding; daarbij zijn de met dié van de inrichting volgens figuur 10 overeenkomende componenten 5 weer met respectievelijk dezelfde verwijzingssymbolen aangeduid. Bij de andere uitvoeringsvorm volgens figuur 13 vindt de besturing van de inlezing en uitlezing van adressen in de geheugeninrichting 51' op dezelfde wijze als in het voorgaande voor de geheugeninrichting 51 aan de hand van de figuren 10 12A-12C is beschreven plaats. Bij de andere uitvoeringsvorm volgens figuur 13 zijn echter de geheugeninrichting 53 voor identificatiesignalen en de bijbehorende schakelingen 54 en 64 en bovendien de multiplexeenheid 59 weggelaten; het uitgangssignaal (Y + C) van de kleursignaalpolariteitsomkeer-15 schakeling 60 wordt toegevoerd aan een ingang van de geheugeninrichting 51**.
Tijdens bedrijf van de inrichting volgens figuur 13 wordt een deelblokinformatie aan een adres van de geheugeninrichting 51' uitgelezen en toegevoerd aan de uitgangsaan-20 sluiting 66, doch de uitgelezen informatie wordt gelijktijdig aan de kleursignaalpolariteitsomkeerschakeling 60 toegevoerd ter verkrijging van de informatie (Y + C) met de chrominantie-component in tegengestelde polariteit; deze informatie (Y + C) wordt in de geheugeninrichting 51' aan hetzelfde adres inge-25 lezen als waar de oorspronkelijke deelblokinformatie is uitgelezen. Vervolgens, wanneer een informatiedeelblok met een ongecorrigeerde fout aan de ingangsaansluiting 52 wordt toegevoerd, zodat de foutdetectieschakeling 58 aan de geheugeninrichting 51’ opdracht geeft, de inlezing van dergelijke 30 foutieve informatie aan het in aanmerking komende adres van de geheugeninrichting 51' te verhinderen, zal de aan het desbetreffende adres achterblijvende relatie betrekking hebben op dié beeldregel van het onmiddellijk voorafgaande beeld-raster, welke zich binnen het volledige videobeeld onmiddel-35 lijk onder de door een informatiefout getroffen beeldregel uitstrekt, waarbij bovendien de polariteit van de aan het desbetreffende adres van de geheugeninrichting 51* achtergebleven informatie reeds aan omkering is onderworpen. Bij - 36 - de uitlezing van de geheugeninrichting 51' wordt dan de door een fout getroffen informatie vervangen door informatie, waarvan de informatiewaarde althans ten minste nagenoeg met dié van de te vervangen informatie overeenstemt en waarvan boven-5 dien de polariteit reeds is. omgekeerd en derhalve eveneens met dié van de te vervangen informatie overeenstemt. Uit deze beschrijving komt naar voren, dat de inrichting volgens figuur 13 ongecorrigeerde fouten in het uitgelezen PAL-kleurenvideo-signaal op doeltreffende wijze door vervanging kan verbergen, 10 en zulks met een betrekkelijk eenvoudige schakeling, waartoe geen identificatiegeheugeninrichting 53 met bijbehorende schakelingen volgens figuur 10 behoeft te behoren.
Bij de reeds aan de hand van de figuren 10 en 13 beschreven uitvoeringsvormen van de uitvinding wordt het uit 15 de geheugeninrichting 51 of 51* uitgelezen, digitale kleuren-videosignaal vervolgens door de polariteitsomkeerschakeling · 60 gescheiden in de luminantiecomponent Y en de chrominantie-component C, waarbij slechts de laatstgenoemde aan pólari-teitsomkering wordt onderworpen. Bij de in figuur 14 weerge-20 geven, nog andere uitvoeringsvorm van een inrichting volgens de uitvinding, waarbij de verschillende componenten weer met respectievelijk overeenkomstige verwijzingssymbolen als in de figuren 10 en 13 zijn aangeduid, wordt echter zodanig te werk gegaan, dat het aan de ingangsaansluiting 52 ontvangen 25 en in digitale vorm gebrachte kleurenvideosignaal door een eenheid 61' wordt gescheiden in een luminantiecomponent Y en een chrominantiecomponent C, welke respectievelijk aan een luminantiegeheugeninrichting 51Y en een chrominantiegeheugen-inrichting 51C worden toegevoerd. Van deze beide geheugen-30 inrichtingen 5ΓΥ en 51C wordt de inlezing en de uitlezing op dezelfde wijze als reeds aan de hand van de figuren 12A-12C voor de inrichting volgens figuur 10 is beschreven bestuurd door de signaalextractieschakeling 55, de adresbesturings-schakeling 57 en de foutdetectieschakeling 58. Voorts bevat 35 de inrichting volgens figuur 14 een identificatiegeheugen-inrichting 53, welke op dezelfde wijze als de gehaugenin-richting 53 volgens figuur 10 identificatiesignalen van de 8005525 - 37 - extractieschakeling 54 krijgt toegevoerd en waarvan de inle-zing en uitlezing op dezelfde wijze door de adresbesturings-schakeling 56 en de foutdetectieschakeling 58 worden bestuurd. Eveneens op soortgelijke wijze als bij de uitvoeringsvorm .5 volgens figuur 10 worden de uit de geheugeninrichting 53 uitgelezen identificatiesignalen toegevoerd aan een stuursignaal-opwekschakeling 64 voor vergelijking daarin met via een aansluiting 65 ontvangen referentie-identificatiesignalen. Bij de uitvoeringsvorm volgens figuur 14 wordt de uit de chrominantie-10 geheugeninrichting 51C uitgelezen chrominantie-informatie echter rechtstreeks toegevoerd aan de ene ingang van een multiplexeenheid 59 en voorts, via een polariteitsomkeerschakeling 63', aan een andere ingang van de. multiplexeenheid 59'. Deze laatstgenoemde wordt bestuurd door een van de stuursignaalopwek-15 schakeling 64 afkomstig stuursignaal; het uitgangssignaal van de multiplexeenheid 59' wordt toegevoerd aan de ene ingang van een opteller 62’, waarvan de andere ingang de uit de lumi-nantiegeheugeninrichting 51Y uitgelezen luminantie-informatie krijgt toegevoerd. Het uitgangssignaal van de opteller 62’ wordt 20 aan de uitgangsaansluiting 66 toegevoerd.
Zolang als de aan de ingangsaansluiting 52 verschijnende informatiedeelblokken foutvrij zijn, zodat de lumi-nantie- en chrominantiecomponenten van deze informatiedeelblokken in hun oorspronkelijke volgorde uit de uitgangen, van 25 de geheugeninrichting 51Y en de geheugeninrichting 51C naar voren komen, zullen de respectievelijk bijbehorende identificatiesignalen ID eveneens in hun oorspronkelijke toestand aan de uitgang van de gèheugeninrichting 53 verschijnen, zodat ieder door de geheugeninrichting 53 afgegeven identificatie-30 signaal hetzelfde videobeeld, beeldraster en dezelfde beeld-regel als het dan via de aansluiting 65 aan de stuursignaal-opwekschakeling 64 toegevoerde referentie-identificatiesignaal identificeert. De schakeling 64 reageert op een dergelijke coïncidentie van het van de geheugeninrichting 53 afkomstige 35 identificatiesignaal met het referentie-identificatiesignaal door de multiplexeenheid 591 zodanig te besturen, d&t deze het door de chrominantiegeheugeninrichting 51C rechtstreeks aan de multiplexeenheid 59’ toegevoegde uitgangssignaal selec- - 38 - teert voor transmissie naar de opteller 62', waaraan tevens de luminantiecomponent van het desbetreffende informatiedeel-blok wordt toegevoerd. Als gevolg daarvan verschijnt aan de uitgangsaansluiting 66 het in digitale vorm gebrachte kleuren-5 videosignaal (Y + C). Indien echter aan de ingangsaansluiting 52 door een fout getroffen informatie verschijnt, wordt de inlezing van de luminantiecomponent en de chrominantiecompo-nent van de desbetreffende informatie in respectievelijk de geheugeninrichtingen 51Y en 51C verhinderd, evenals de inle-10 zing van het bijbehorende identificatiesignaal in de geheugen-inrichting 53, juist zoals bij de uitvoeringsvorm volgens figuur 10; als gevolg hiervan wordt de door een fout getroffen informatie in de uitgangssignalen van de geheugeninrichtingen 51Y en 51C vervangen door informatie omtrent een beeldregel 15 van het onmiddellijk voorafgaande beeldraster, terwijl gelijktijdig het uit de geheugeninrichting 53 uitgelezen identificatiesignaal dat voorafgaande beeldraster in plaats van dat met de door een fout getroffen beeldregel zal identificeren.
Het uit de geheugeninrichting 53 uitgelezen identificatie-20 signaal zal dan niet met het door de stuursignaalopwekschake-ling 64 ontvangen referentie-identificatiesignaal overeenstemmen, zodat het daaruit resulterende uitgangssignaal van de schakeling 64 de multiplexeenheid 59' instrueert om het uitgangssignaal van de omkeerschakeling 63, dat wil zeggen de 25 chrominantiecomponent van de geteugeninrichting 51C met omgekeerde polariteit, te kiezen voor toevoeging aan de van de geheugeninrichting 51Y afkomstige luminantiecomponent in de opteller 62', waarvan het uitgangssignaal dan aan de uitgangsaansluiting 66 verschijnt.
30 Uit het vorige blijkt, dat bij de nog andere uit voeringsvorm van de uitvinding volgens figuur 14 steeds wanneer een ongecorrigeerde fout in de aan de aansluiting 52 ontvangen informatie omtrent een kleurenvideosignaal van het PAL-type optreedt, de door een fout getroffen informatie wordt 35 vervangen door informatie omtrent dié beeldregel van het onmiddellijk voorafgaande beeldraster, welke in het volledig zichtbaar gemaakte televisiebeeld zich onmiddellijk onder de 8005525 - 39 - door een fout getroffen beeldregel uitstrekt; van de vervangende informatie is de chrominantiecomponent reeds aan polariteitsomkering onderworpen, zodat de vervangende informatie zowel wat betreft zijn informatiewaarde als polariteit 5 met de oorspronkelijke, door een fout getroffen informatie overeenkomt.
Bij de in het voorgaande beschreven uitvoeringsvormen volgens de figuren 10, 13 en 14 vond signaalbewerking plaats van een in digitale vorm gebracht kleurenvideosignaal 10 van het PAL-type. De onderhavige uitvinding kan echter eveneens worden toegepast op een kleurenvideosignaal van het ΝΤ£Γτ-type. In dat geval worden bijvoorbeeld de adressen, waaraan de informatie in de geheugeninrichting 51 (figuur 10) 51' (figuur 13) of 51Y en 51C (figuur 14) wordt ingelezen, zo-15 danig bestuurd, dat zij respectievelijk overeenkomen met de adressen, waarop eerder informatie was ingeschreven omtrent dié beeldregel, welke binnen het volledige videobeeld zich onmiddellijk boven de beeldregel van het ingelezen videosignaal uitstrekt. De in een· geheugeninrichting in plaats van 20 de dooreen fout getroffen informatie ingelezen informatie omtrent een kleurenvideosignaal van het NTSC-type zal derhalve qua informatiewaarde overeenkomen met de door een fout getroffen informatie, doch de tegengestelde polariteit vertonen. Bij de uitlezing van de vervangende informatie wordt 25 de chrominantiecomponent van de vervangende informatie aan polariteitsomkering onderworpen, zodat weer volledige verberging of vervanging van foutieve informatie wordt verkregen.
Bij de in het voorgaande beschreven uitvoeringsvormenvan de uitvinding werd de uitlezing van informatie uit 30 een geheugeninrichting over de duur van één beeldraster ten opzichte van de inlezing van dergelijke informatie vertraagd; hetzal echter duidelijk zijn, dat de in een dergelijk geval toe te passen vertragingsduur kleiner kan zijn dan dié van één beeldraster. Voorts kan worden opgemerkt, dat bij de in 35 het voorgaande beschreven uitvoeringsvormen de toegepaste bemonsterfrequentie viermaal de. kleurhulpdraaggolffrequentie fg£ bedraagt. Voor de bemonsterfrequentie kan echter een waarde 8005525 -40-.
worden gekozen, welke driemaal de kleurhulpdraaggolffrequentie-waarde bedraagt; daartoe is in het geval van een kleurenvideo-signaal van het PAL-type slechts noodzakelijk, dat de door een fout getroffen informatie wordt vervangen door soortge-5 lijke informatie omtrent die beeldregel van het onmiddellijk voorafgaande beeldraster, welke zich binnen het volledige videobeeld onmiddellijk onder de door een fout getroffen beeldregel uitstrekt.
Hoewel de in het voorgaande beschreven geheugen-10 inrichtingen 51, 51' en 51Y en 51C steeds werden toegepast voor foutverberging, zal het duidelijk zijn, dat dergelijke geheugeninrichtingen ook kunnen worden toegepast bij een fout-correctieprocedure, welke gebruik maakt van de CRC-code van ieder informatiedeelblok en van de tot de overgedragen matrix-15 informatie (zie figuur 7) behorende, horizontale en verticale pariteitsinformatie.
De uitvinding beperkt zich derhalve niet tot de in het voorgaande beschreven en in de tekening weergegeven componenten en hun onderlinge samenhang; verschillende wijzigingen 20 kunnen daarin worden aangebracht, zonder dat het kader van de uitvinding wordt overschreden.
8005525

Claims (13)

1. Werkwi j ze voor bewerking van een kleurenvideo-signaal met een luminantie- en een chrominantiecomponent en samengesteld uit opeenvolgende videobeelden met ieder een aantal beeldrasters, welke worden gevolgd door opeenvolgende 5 beeldregels, welke door interlinëering het volledige videobeeld vormen, waarbij het ontvangen videosignaal voor tijdelijke opslag in een geheugen wordt ingelezen en daarna wordt uitgelezen, gekenmerkt do'Qr inlezing van het ontvangen videosignaal op een adres van het geheugen, v/aarop eerder het video-10 signaal voor dié beeldregel van het onmiddellijk voorafgaande beeldraster was ingelezen, welke in het volledige videobeeld zich onmiddellijk aangrenzend aan de door het ontvangen videobeeld weergegeven beeldregel uitstrekt, detectie van een eventuele fout in het ontvangen videosignaal en, ingeval van een 15 dergelijke detectie, verhindering van inlezing van het door een fout getroffen videosignaal in het geheugen, fase-omkering van de chrominantiecomponent van het uit het geheugen uitgelezen videosignaal en optelling van de aan fase-omkering onderworpen chrominantiecomponent bij de luminantiecomponent van het uit 20 het geheugen uitgelezen videosignaal.
2. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het kleurenvideosignaal van het PAL-type is en dat de genoemde aangrenzende beeldregel zich onmiddellijk onder de door het ontvangen videobeeld weergegeven beeldregel in het 25 volledige videobeeld uitstrekt.
3. Werkwijze volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat het kleurenvideosignaal een door omzetting van een analoog kleurenvideosignaal in digitale vorm gebracht signaal is, dat is verdeeld in een aantal informatiedeelblokken met ieder een 30 blokadressignaal en een blokidentificatiesignaal.
4. Werkwijze volgens conclusie 3, gekenmerkt door extractie van het blokidentificatiesignaal uit ieder informa tiedeelblok van het kleurenvideosignaal, geheugenopslag van het geëxtraheerde blokidentificatiesignaal, vergelijking van 35 een in geheugen opgeslagen blokidentificatiesignaal met een 8005525 - 42 - van een uitwendige bron afkomstig referentie-identificatie-signaal en, ingeval van bij vergelijking' blijkend verschil, keuze van het uit de genoemde optelling resulterende uitgangssignaal ter vervanging van het door een fout getroffen, ont-5 vangen videosignaal.
5. Werkwijze volgens één of meer der conclusies 2-4, gekenmerkt door terugkoppeling van het uit de optelling resulterende uitgangssignaal naar een ingang van het geheugen en, onmiddellijk na uitlezing van een videosignaal aan een 10 adres van het geheugen, inlezing van het uit de optelling resulterende en naar de ingang van het geheugen teruggekoppelde uitgangssignaal aan het geheugenadres, waar het videosignaal zojuist is uitgelezen.
6. Werkwijze volgens één of meer der voorafgaande 15 conclusies, gekenmerkt door inlezing van/luMinantiecomponent en inlezing van de chrominantiecomponent in respectievelijk bijbehorende, afzonderlijke geheugens.
7. Inrichting voor toepassing van een werkwijze volgens één of meer der voorafgaande conclusies en bestemd 20 voor bewerking van een kleurenvideosignaal met een luminantie-en een chrominantiecomponent en samengesteld uit opeenvolgende videobeelden met ieder een aantal beeldrasters, welke worden gevolgd door opeenvolgende beeldregels, welke door interline-ering het volledige videobeeld vormen, welke inrichting een 25 geheugen.bevatr waarin he.t ontvangen videosignaal :voor-tijdelijke opslag wordt· ingelezen en.vervolgens wordt uitgelezen, gekenmerkt door middelen voor inlezing van het door het geheugen (51; 51'; 51Y, 51C) ontvangen videosignaal aan dét geheugenadres, waarop eerder het videosignaal was ingeschre-30 ven, dat betrekking heeft op dié beeldregel van het onmiddellijk voorafgaande beeldraster, welke zich onmiddellijk aangrenzend aan de door het ontvangen videosignaal weergegeven beeldregel in het volledige videobeeld uiistrekt, en voorts door een detector (5B) voor detectie van een eventuele fout 35 in het ontvangen videosignaal en, ingeval van detetie van een dergelijke fout, voor verhindering van de inlezing van het door een fout getroffen videosignaal in het geheugen, een fase- 8005525 - 43 - omkeereenheid (63? 63') voor fase-omkering van de chrominan-tiecomponent van het uit het geheugen uitgelezen videosignaal, en door een opteller (62; 62') voor optelling van de aan fase-omkering onderworpen chrominantiecomponent bij de luminantie- 5 component van iet uit het geheugen (51; 51'; 51Y, 51C) uitgelezen videosignaal.
8. Inrichting volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat het kleurenvideosignaal van het PAL-type is en dat de genoemde aangrenzende beeldregel zich onmiddellijk onder de 10 door het ontvangen videosignaal weergegeven beeldregel in het volledige videobeeld uitstrekt.
9. Inrichting volgens conclusie 7 of 8, met het kenmerk, dat het kleurenvideosignaal een door omzetting van een analoog kleurenvideosignaal in digitale vorm gebracht 15 signaal is, dat in een aantal informatiedeelblokken (SB) met ieder een blokadressignaal (AD) en een blokidentificatie-signaal (ID) is verdeeld.
10. Inrichting volgens conclusie 9, gekenmerkt door een identificatiesignaalextractie-eenheid (54) voor extractie 20 van het blokidentificatiesignaal uit ieder informatiedeel-blok van het kleurenvideosignaal, een identificatiesignaal-geheugen (53) voor geheugenopslag van het geëxtraheerde blokidentificatiesignaal, en door een stuursignaalgenerator (64) voor vergelijking van een uit het identificatiesignaal- 25 geheugen (53) uitgelezen blokidentificatiesignaal met een van een uitwendige bron -afkomstig referentie-identificatiesignaal (65) en voor afgifte van een stuursignaal, dat het uitgangssignaal van de opteller (62, 62') als uitgangssignaal voor de inrichting aanwijst wanneer in het ontvangen videosignaal 30 een fout wordt gedetecteerd.
11. Inrichting volgens één of meer der conclusies 7-9, gekenmerkt dóór een terugkoppelschakeling voor toevoer van een uitgangssignaal (Y + C) van de opteller (62) aan een ingang van het geheugen (51’), waarbij, onmiddellijk na uit- 35 lezing van een videosignaal aan een adres van het geheugen (5IJ1)' het aan de ingang toegevoerde uitgangssignaal (Y + C) van de opteller (62) op dat adres van het geheugen (51') wordt heringelezen, waarop het videosignaal zojuist was uitgelezen. - 44 - *· # \ / V /
12. Inrichting volgens één of meer der conclusies 7-11/ met het kenmerk/ dat het geheugen eeieerste geheugen (51Y) voor opslag van de luminantiecomponent en een tweede geheugen (5lC) voor opslag van de chrominantiecomponent omvat. 5
13. Inrichting volgens conclusie 12, met het kenmerk/ dat de opteller (62 *) aan een eerste ingang een uit het eerste geheugen (51Y) uitgelezen luminantiecomponent krijgt toegevoerd/ terwijl voorts een multiplexeenheid (59') aanwezig is, waarvan een eerste toestand dient voor toevoer van een uit het tweede 10 geheugen (51C) uitgelezen chrominantiecomponent aan de tweede ingang van de opteller (62') en waarvan een tweede toestand dient voor toevoer via de fase-omkeereenheid (63') van de uit het tweede geheugen (51C) uitgelezen chrominantiecomponent aan de tweede ingang van de opteller (62*)/ waarbij tenslotte een 15 besturingsschakeling (64) aanwezig is, welke de multiplexeenheid (59) gewoonlijk in zijn eerste toestand houdt, en, in reactie op detectie 'van een fout in het ontvangen videosignaal, naar zijn tweede toestand overschakelt. 8005525
NL8005525A 1979-10-05 1980-10-06 Werkwijze en inrichting voor bewerking van een kleurenvideosignaal. NL8005525A (nl)

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
JP12925479A JPS5652988A (en) 1979-10-05 1979-10-05 Processing unit of digital video signal
JP12925479 1979-10-05

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL8005525A true NL8005525A (nl) 1981-04-07

Family

ID=15005014

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL8005525A NL8005525A (nl) 1979-10-05 1980-10-06 Werkwijze en inrichting voor bewerking van een kleurenvideosignaal.

Country Status (13)

Country Link
US (1) US4345272A (nl)
JP (1) JPS5652988A (nl)
AU (1) AU535949B2 (nl)
BR (1) BR8006395A (nl)
CA (1) CA1157556A (nl)
CH (1) CH638359A5 (nl)
DE (1) DE3036898C2 (nl)
FR (1) FR2469074A1 (nl)
GB (1) GB2061666B (nl)
IT (1) IT1133173B (nl)
NL (1) NL8005525A (nl)
SE (1) SE8006951L (nl)
ZA (1) ZA806062B (nl)

Families Citing this family (20)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
JPS5760576A (en) * 1980-09-26 1982-04-12 Hitachi Ltd Pcm recorder
DE3378181D1 (en) * 1982-07-16 1988-11-10 British Broadcasting Corp Concealment of defects in a video signal
JPS59103491A (ja) * 1982-12-03 1984-06-14 Sony Corp 映像信号の処理装置
JPS59157811A (ja) * 1983-02-25 1984-09-07 Nec Corp デ−タ補間回路
US4602275A (en) * 1984-03-19 1986-07-22 Rca Corporation Television memory system
JP2544323B2 (ja) * 1984-05-26 1996-10-16 ソニー株式会社 再生映像信号補正回路
DE3533699A1 (de) * 1985-09-21 1987-03-26 Bosch Gmbh Robert Verfahren zur kompensation von signalausfaellen
DE3636077C2 (de) * 1986-10-23 1993-10-07 Broadcast Television Syst Verfahren zum Verdecken von Fehlern in einem Videosignal und Schaltung zur Durchführung des Verfahrens
US4779142A (en) * 1987-02-27 1988-10-18 Polaroid Corporation System and method for electronically recording and playing back video images with improved chrominance characteristics using alternate even and odd chrominance signal line matrix encoding
JPH06103945B2 (ja) * 1987-03-19 1994-12-14 松下電器産業株式会社 記録再生装置
JPS63280585A (ja) * 1987-05-13 1988-11-17 Canon Inc 映像信号再生装置
JPH0273791A (ja) * 1988-07-26 1990-03-13 Siemens Ag ビデオレコーダの像ノイズ低減方法と装置
US5233433A (en) * 1988-09-02 1993-08-03 Matsushita Electric Industrial Co., Ltd. Recording digital vcr and a reproducing digital vcr for recording and reproducing a digital pal signal
EP0858074B1 (en) * 1989-07-13 2001-10-17 Canon Kabushiki Kaisha Encoding device and decoding device suitable for dubbing
JPH04358486A (ja) * 1991-06-04 1992-12-11 Toshiba Corp 高能率符号化信号処理装置
JPH07177534A (ja) * 1993-12-16 1995-07-14 Pioneer Video Corp ディジタルタイムベースコレクタ
US6630931B1 (en) * 1997-09-22 2003-10-07 Intel Corporation Generation of stereoscopic displays using image approximation
US6310660B1 (en) 1998-03-18 2001-10-30 Sony Corporation Video signal dropout detector
EP1732325A4 (en) * 2004-03-31 2010-08-04 Pioneer Corp CIRCUIT FOR PROCESSING IMAGE DATA
EP1657928A1 (en) * 2004-11-11 2006-05-17 Harman Becker Automotive Systems GmbH Mobile television receiver

Family Cites Families (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
GB1589476A (en) * 1976-11-15 1981-05-13 Rca Corp Dropout compensator circuit
GB2008888B (en) * 1977-10-27 1982-06-30 Quantel Ltd Drop-out compensation system
US4272785A (en) * 1979-06-01 1981-06-09 Rca Corporation Defect compensation for color television
US4250521A (en) * 1979-07-19 1981-02-10 Rca Corporation Video signal dropout compensator

Also Published As

Publication number Publication date
JPS5652988A (en) 1981-05-12
CA1157556A (en) 1983-11-22
DE3036898C2 (de) 1982-11-25
JPS6231872B2 (nl) 1987-07-10
DE3036898A1 (de) 1982-02-25
FR2469074A1 (fr) 1981-05-08
GB2061666A (en) 1981-05-13
IT1133173B (it) 1986-07-09
AU535949B2 (en) 1984-04-12
US4345272A (en) 1982-08-17
ZA806062B (en) 1981-09-30
GB2061666B (en) 1984-01-04
BR8006395A (pt) 1981-04-14
AU6290780A (en) 1981-04-09
SE8006951L (sv) 1981-04-06
IT8025142A0 (it) 1980-10-06
CH638359A5 (fr) 1983-09-15

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL8005525A (nl) Werkwijze en inrichting voor bewerking van een kleurenvideosignaal.
NL8005722A (nl) Werkwijze en inrichting voor bewerking van een kleurenvideosignaal.
NL192486C (nl) Kleurenvideobandinrichting.
EP0240364B1 (en) Video signal recording and playback apparatus for segment recording operation
US4250521A (en) Video signal dropout compensator
NL8005892A (nl) Werkwijze en inrichting voor bewerking, meer in het bijzonder foutcorrectie, van een digitaal signaal.
EP0065365B1 (en) Digital television apparatus
NL8301060A (nl) Magnetische opneeminrichting voor opname van een videosignaal.
NL192911C (nl) Stelsel voor toevoeging van een nieuw identificatiesignaal aan een digitaal signaal.
JPH02162980A (ja) フレーム化回路及び方法
NL7908656A (nl) Signaalbewerkingsstelsel voor een kleurentelevisie- signaal van het pal-type.
KR100313978B1 (ko) 문자방송신호기록및재생장치
JPH04301266A (ja) 磁気記録担体上のトラックの開始部にクロックのロック用コード語を記録する装置
NL193809C (nl) Stelsel voor opname en weergave van een informatiesignaal.
CN1129305C (zh) 叠加编码彩色电视信号与外部复合视频信号的图像叠加器
US5191437A (en) Digital image signal playback circuit for combining two channel parallel picture data into a single channel
CA1295047C (en) Digital video tape recorders
NL8500937A (nl) Detektieinrichting met foutenblokken voor digitale gegevens en afspeelinrichting.
US4315278A (en) Apparatus for providing error compensation in a digital video recording and reproducing system
NL8500938A (nl) Afspeeleenheid voor stilstaande beelden met geluid.
EP0435663A2 (en) A magnetic recording/reproduction device for TCI signals
JPH0356039B2 (nl)
JP2715468B2 (ja) ディジタル信号の再生装置
JPH05325435A (ja) 再生装置
JP2864859B2 (ja) 映像信号再生装置

Legal Events

Date Code Title Description
A85 Still pending on 85-01-01
BV The patent application has lapsed