NL8005082A - Inrichting voor het tijdens het melken meten van de melkgift van een koe. - Google Patents

Inrichting voor het tijdens het melken meten van de melkgift van een koe. Download PDF

Info

Publication number
NL8005082A
NL8005082A NL8005082A NL8005082A NL8005082A NL 8005082 A NL8005082 A NL 8005082A NL 8005082 A NL8005082 A NL 8005082A NL 8005082 A NL8005082 A NL 8005082A NL 8005082 A NL8005082 A NL 8005082A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
milk
chamber
buffer chamber
discharge
cylindrical bore
Prior art date
Application number
NL8005082A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Enraf Nonius
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Enraf Nonius filed Critical Enraf Nonius
Priority to NL8005082A priority Critical patent/NL8005082A/nl
Priority to US06/296,219 priority patent/US4386523A/en
Priority to NZ198188A priority patent/NZ198188A/en
Priority to EP81200965A priority patent/EP0047555B1/en
Priority to DE8181200965T priority patent/DE3171919D1/de
Priority to DK397481A priority patent/DK397481A/da
Publication of NL8005082A publication Critical patent/NL8005082A/nl

Links

Classifications

    • GPHYSICS
    • G01MEASURING; TESTING
    • G01FMEASURING VOLUME, VOLUME FLOW, MASS FLOW OR LIQUID LEVEL; METERING BY VOLUME
    • G01F3/00Measuring the volume flow of fluids or fluent solid material wherein the fluid passes through the meter in successive and more or less isolated quantities, the meter being driven by the flow
    • G01F3/24Measuring the volume flow of fluids or fluent solid material wherein the fluid passes through the meter in successive and more or less isolated quantities, the meter being driven by the flow with measuring chambers moved during operation
    • G01F3/26Tilting-trap meters
    • GPHYSICS
    • G01MEASURING; TESTING
    • G01FMEASURING VOLUME, VOLUME FLOW, MASS FLOW OR LIQUID LEVEL; METERING BY VOLUME
    • G01F15/00Details of, or accessories for, apparatus of groups G01F1/00 - G01F13/00 insofar as such details or appliances are not adapted to particular types of such apparatus
    • G01F15/08Air or gas separators in combination with liquid meters; Liquid separators in combination with gas-meters
    • GPHYSICS
    • G01MEASURING; TESTING
    • G01FMEASURING VOLUME, VOLUME FLOW, MASS FLOW OR LIQUID LEVEL; METERING BY VOLUME
    • G01F5/00Measuring a proportion of the volume flow

Landscapes

  • Physics & Mathematics (AREA)
  • Fluid Mechanics (AREA)
  • General Physics & Mathematics (AREA)
  • Dairy Products (AREA)

Description

7----------Γ 4 „ 3 Ν/29.87 O-dV/hf - 1 -
Inrichting voor het tijdens het melken meten van de melkgift van een koe.
De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het tijdens het melken meten van de melkgift van een koe, voorzien van een huis met een melktoevoer en een melkafvoer, een rotatiesymmetrisch verdeelorgaan, dat is aangebracht in 5 een in het huis gelegen afvoerkamer, die in verbinding staat met de melkafvoer, waarbij de binnenkomende melkstroom in axiale richting wordt toegevoerd aan het verdeelorgaan, zodat een radiaal wegstromende melkfilm wordt verkregen, waarvan een gedeelte via een opvangkamer naar een meetorgaan wordt 10 geleid.
Een dergelijke inrichting is bekend uit het Amerikaanse octrooischrift 3.349.617. Het meetorgaan is bij deze bekende inrichting uitgevoerd als een meetglas, dat in gewichtseenheden is geijkt. Hierbij wordt er van uitgegaan, dat het aan 15 het meetorgaan toegevoerde percentage van de totale melkstroom gedurende de gehele melking van een koe constant blijft. Bij deze bekende inrichting is echter een op de melktoevoer aangesloten cilindrische leiding op het verdeelorgaan gericht, zodat de van de koe afkomstige melkstroom recht-20 streeks op het verdeelorgaan uitkomt. Dit heeft het bezwaar, dat het tijdens het melken van de koe, in het bijzonder bij een lage melkstroom, niet gewaarborgd is, dat een uniforme melkstroom, dat wil zeggen een de gehele leiding vullende of althans een in omtreksrichting langs de gehele leidingwand 25 met constante dikte aanwezige melkstroom, aan het verdeelorgaan wordt toegevoerd. Hierdoor bedraagt het via de opvangkamer aan het meetorgaan toegevoerde gedeelte van de melkstroom niet doorlopend een constant, voorafbepaald percentage van de totale melkstroom, waardoor de nauwkeurigheid van het 30 met het meetorgaan verkregen meetresultaat niet groot is.
De uitvinding beoogt een inrichting van de in de aanhef genoemde 'soort te verschaffen, waarbij dit bezwaar op doeltreffende, doch niettemin eenvoudige wijze is ondervangen.
Hiertoe heeft de inrichting volgens de uitvinding het 35 kenmerk, dat in het huis een boven de afvoerkamer gelegen bufferkamer is aangebracht, waarin de binnenkomende melk- 8005082 4 * -2- stroom wordt opgevangen, welke bufferkamer door een in zijn bodem gevormde, cilindrische, coaxiaal met het verdeelorgaan verlopende boring is verbonden met de afvoerkamer, waarbij middelen zijn aangebracht, die pas bij het bereiken van een 5 voorafbepaald melkniveau in de bufferkamer een melkstroom via de cilindische boring naar het verdeelorgaan doorlaten en bij een tweede, lager melkniveau de melkstroom weer onderbreken .
Op deze wijze wordt gewaarborgd, dat onder alle om-10 standigheden een uniforme melkstroom aan het verdeelorgaan wordt toegevoerd, waardoor een bijzonder grote meetnauw-keurigheid wordt bereikt.
Volgens de uitvinding kunnen de genoemde middelen een afsluitorgaan omvatten, waarmee de cilindrische boring af-15 sluitbaar is.
Als alternatief kunnen de genoemde middelen een op de cilindrische boring coaxiaal aansluitende, van de bodem van de bufferkamer opstaande buisstomp en een met tussenruimte om deze buisstomp grijpende, hiermee coaxiale cilindrische 20 kap omvatten, waarvan de cilinderwand op een afstand boven de bodem van de bufferkamer eindigt. Hierbij werkt de kap tezamen met de opstaande buisstomp als een hevel, die bij het bereiken van het voorafbepaalde melkniveau, dat in dit geval juist boven het boveneinde van de buisstomp ligt, de 25 melk uit de bufferkamer hevelt, totdat het melkniveau tot onder de cilinderwand van de kap is gedaald. Er zijn bij deze uitvoeringsvorm derhalve geen bewegende onderdelen nodig.
Teneinde een beïnvloeding van de hevelwerking door het in de binnenkomende melkstroom aanwezige schuim te verhinde-30 ren, verdient het volgens de uitvinding de voorkeur als in het huis een boven de bufferkamer gelegen schuimafscheidings-kamer is aangebracht, waarin een op de melktoevoer aangesloten leiding uitmondt, welke schuimafscheidingskamer door een in zijn bodem gevormde centrale opening is verbonden met de 35 bufferkamer.
Volgens een gunstige uitvoeringsvorm van de uitvinding is de bufferkamer tevens door een niet voor de melk toegankelijke buis met de afvoerkamer verbonden. Hierdoor wordt bereikt, dat de druk in alle ruimten van de inrichting althans de 40 nagenoeg constant blijft, zodat~tijdens het melken in het 8005082 * k -3- melkleidingsysteem heersende onderdruk nauwelijks wordt beïnvloed. Er bestaat derhalve geen gevaar voor uierirritatie of uierontsteking, zodat de inrichting permanent in het melk-leidingssysteem kan zijn opgenomen.
5 Bij voorkeur bevindt het meetorgaan zich in de afvoer- kamer, waarbij de melk na het meten automatisch in de afvoer-kamer stroomt. Op deze wijze wordt bereikt, dat geen speciale handelingen nodig zijn om het voor het meten benutte gedeelte van de melkstroom in het melkleidingstelsel terug te voeren.
10 Volgens de uitvinding staan de melktoevoer en de melk- afvoer via een wisselkraan met de respectieve kamers in verbinding. Hierdoor kan de stromingsrichting door de inrichting tijdens het op gebruikelijke wijze reinigen van het melk-leidingsysteem worden omgekeerd, waardoor een betere reini-15 ging van de inrichting mogelijk is.
De uitvinding wordt hierna nader toegelicht aan de hand van de tekening, waarin een aantal uitvoeringsvoorbeelden van de inrichting volgens de uitvinding zijn weergegeven.
Fig. 1 is een schematisch weergegeven axiale doorsnede 20 van een eerste uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding.
Fig. 2 is een dwarsdoorsnede volgens het vlak II-II uit fig. 1.
Fig. 3 is een schematische, gedeeltelijk weergegeven 25 axiale doorsnede van een tweede uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding.
Fig. 4 is een schematische, gedeeltelijk weergegeven axiale doorsnede van een derde uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding.
30 Fig. 5 is een schematische, gedeeltelijk weergegeven axiale doorsnede van een vierde uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding.
Fig. 6 is een gedeeltelijk weergegeven axiale doorsnede van een met de inrichting volgens fig. 5 overeenkomende 35 inrichting, waarbij een schuimafscheidingskamer is aangebracht.
Fig. 7 is een meer gedetailleerde doorsnede van de inrichting volgens fig. 6.
Fig. 8 is een dwarsdoorsnede volgens het vlak VIII-VIII 40 uit fig. 7.
8005082 • * - 4 -
Fig. 9 is een gedeeltelijk weergegeven axiale doorsnede volgens het vlak IX-IX uit fig. 8.
In fig. 1 is een inrichting 1 weergegeven, waarmee tijdens het melken van een koe de melkgift kan worden gemeten.
5 De inrichting 1 is voorzien van een in hoofdzaak cilindrisch huis 2 met een bovenwand 3 en een bodem 4. Het huis 2 is bij voorkeur uit een slagvast kunststofmateriaal vervaardigd. De inrichting 1 kan door middel van een melktoevoer 5 en een melkafvoer 6 bijvoorbeeld in een, in een melkstal aangebracht, 10 melkleidingsysteem worden opgenomen, zodat de van een koe afkomstige melkstroom de inrichting 1 doorloopt. Zoals op zichzelf bekend is, wordt in een dergelijk melkleidingsysteem een onderdruk opgewekt, waarbij het transport van de melk door dit melkleidingsysteem plaatsvindt door vlak na de uier van de 15 koe telkens enige lucht toe te laten.
In het huis 2 zijn een bufferkamer 7 en een hieronder gelegen afvoerkamer 8 gevormd. De bufferkamer 7 is door een in zijn bodem 9 aangebrachte, cilindrische boring 10 verbonden met de afvoerkamer 8, waarin zich een rotatiesymmetrisch 20 coaxiaal met de boring 10 gelegen verdeelorgaan 11 bevindt.
De melk, die via de melktoevoer 5 en een hierop aansluitende leiding 12 in de bufferkamer 7 komt, wordt op deze wijze via de cilindrische boring 10 in axiale richting aan het verdeelorgaan 11 toegevoerd, waardoor een in radiale richting weg-25 stromende melkfilm wordt verkregen.
Het grootste gedeelte van deze melkfilm komt direct in de afvoerkamer 8 terecht en wordt via een op de melkafvoer 6 aansluitende leiding 13 weer afgevoerd. Een bepaald gedeelte van de melkfilm wordt echter opgevangen in een opvangkamer 30 14, die in verbinding staat met een trechtervormig reservoir 15, dat aan de bovenzijde is afgesloten door het verdeelorgaan 11. Het reservoir 15 mondt uit boven een meetorgaan 16, dat op zichzelf bekend is uit de Nederlandse octrooiaanvrage 73.05058.
35 Het meetorgaan 16 omvat een door een tussenwand 17 in tweeën gedeeld kiepbakje 18, dat telkens na het opvangen van een vaste hoeveelheid melk, bijvoorbeeld 4 gram, omkiept. De opgevangen melk stroombdan in de afvoerkamer 8 en wordt eveneens via de leiding 13 en de melkafvoer 6 afgevoerd. Door 40 nu het aantal tijdens het melken van een koe optredende kiep- 8005082 * » - 5 - acties te tellen en dit aantal te vermenigvuldigen met het met elke kiepactie overeenkomende gewicht en de deelfactor van het in de opvangkamer 14 opgevangen gedeelte van de totale melkstroom, kan het gewicht van de door de koe gelever-5 de hoeveelheid melk worden bepaald.
Voor de nauwkeurigheid van het op deze wijze verkregen meetresultaat is het van groot belang, dat het in de opvangkamer 14 opgevangen percentage van de totale melkstroom gedurende het melken van de koe constant blijft. Hiertoe is 10 volgens het in fig. 1 weergegeven uitvoeringsvoorbeeld een kegelvormig afsluitorgaan 19 aangebracht, waarmee de cilindrische boring 10 afsluitbaar is, doordat het boveneinde hiervan als een bijpassende klepzitting 20 is uitgevoerd. Het af~ sluitorgaan 19 is aan de bovenzijde voorzien van een stang 21, 15 die is geleid in een centrale opening 22 met een kraag 23 in een dwarswand 24, welke op enige afstand van de bovenwand 3 is gelegen. Een als stolp uitgevoerde vlotter 25 is direct met de stang 21 verbonden. Het afsluitorgaan 19 sluit de cilindrische boring 10 af, totdat de melk in de bufferkamer 7 een vooraf-20 bepaald niveau heeft bereikt, waarbij het afsluitorgaan 19 door de vlotter' omhoog wordt verplaatst. De melk wordt dan doorgelaten naar het verdeelorgaan 11, zodat het melkriiveau in de bufferkamer 7 daalt en het afsluitorgaan 19, dat met enige vertraging omlaag kan bewegen, de cilindrische boring 25 10 weer kan afsluiten.
Op deze wijze wordt gewaarborgd, dat onder alle omstandigheden een uniforme melkstroom, dat wil zeggen een de cilindrische boring 10 geheel vullende of althans een in omtreks-richting langs de gehele wand van de boring 10 met constante 30 dikte aanwezige melkstroom, aan het verdeelorgaan 11 wordt toegevoerd. De verdeling van de melkstroom is hierdoor niet langer afhankelijk van de van de koe afkomstige onregelmatige melkstroom, zodat het in de opvangkamer 14 opgevangen percentage van de totale melkstroom gedurende het melken van de koe 35 constant blijft.
Een andere belangrijke voorwaarde, waaraan de inrichting 1 moet voldoen, is dat de ter plaatse van het op de uier van de koe aangesloten melkstel heersende onderdruk niet wordt beïnvloed door de inrichting 1. Bij een te grote variatie van 40 deze onderdruk kan bijvoorbeeld uierirritatie of uierontsteking 8005082 « s - 6 - ontstaan. Volgens de in de tekening weergegeven uitvoerings-voorbeelden is de afvoerkamer 8 door een buis 26 verbonden met een tussen de bovenwand 3 en. de dwarswand 24 aanwezige ruimte 27, die via de centrale opening 22 in open verbinding staat 5 met de bufferkamer 7. De buis 26 is hierdoor niet toegankelijk voor de melk, zodat onder alle omstandigheden een open verbinding tussen de afvoerkamer 8 en de bufferkamer 7 aanwezig is en de onderdruk derhalve niet wordt beïnvloed door de inrichting 1.
10 Behalve de melkgift van de koe, wenst men tevens de samenstelling van de melk te kunnen bepalen. Hiertoe dient een voor de gehele melkgift representatief monster van de melk te worden genomen. De beschreven inrichting 1 is voor dit doel uitgerust met een tweede opvangkamer 28 (zie fig. 2), waarin 15 een tweede, kleiner gedeelte van de totale melkstroom wordt opgevangen. Deze melk wordt via een leiding 29 naar een buiten het huis 2 gelegen, niet weergegeven reservoir geleid, waaruit na het melken een monster kan worden genomen, waarna de melk uit het reservoir weer in het melkleidingsysteem wordt terug-20 gevoerd.
In fig, 3 is een inrichting 30 voor het tijdens het melken meten van de melkgift van een koe weergegeven, welke inrichting 30 grotendeels op dezelfde wijze als de inrichting 1 uit fig. 1 is uitgevoerd. De overeenkomstige onderdelen zijn 25 met dezelfde verwijzingscijfers aangeduid. De stang 21 van het kegelvormige afsluitorgaan 19 gaat bij de inrichting 30 over in een beweegbaar anker 31 van een op een niet weergegeven voedingsbron aansluitbare elektromagneet 32, die op de bovenwand 3 van het huis 2 bevestigd is. In êën van de voe-30 dingsaansluitingen van de elektromagneet 32 is een als reed-schakelaar uitgevoerd schakelorgaan 33 opgenomen, dat is aangebracht in een in de bufferkamer 7 omlaagstekende buis 34, die aan het ondereinde is afgesloten. In de bufferkamer 7 is een de buis 34 met speling omringende vlotter 35 aangebracht, 35 die een permanente magneet 36 draagt.
De cilindrische boring 10 in de bodem 9, die uitkomt op de in fig. 3 niet weergegeven afvoerkamer, is bij afwezigheid van melk in de bufferkamer 7 afgesloten door het afsluitorgaan 19. Pas bij het bereiken van een voorafbepaald 40 melkniveau, waarbij de magneet 36 het schakelorgaan 33 be- 8005082 w * - 7 - dient, zodat de elektromagneet wordt bekrachtigd en het af-sluitorgaan 19 omhoog wordt getrokken, wordt een melkstroom doorgelaten naar het in fig. 3 niet zichtbare verdeelorgaan.
Als het melkniveau is gedaald, wordt de cilindrische boring 5 10 weer afgesloten door het afsluitorgaan 19. Op deze wijze is gewaarborgd, dat ook bij een van de koe afkomstige, onregelmatige melkstroom niettemin een uniforme melkstroom aan het verdeelorgaan wordt toegevoerd.
In fig. 4 is een uitvoeringsvorm van de inrichting vol-10 gens de uitvinding weergegeven, waarbij het verdeelorgaan 11 tevens als afsluitorgaan wordt benut. Voor het overige komt de in fig. 4 afgeheelde inrichting 37 overeen met de inrichting 1 uit fig, 1, waarbij de overeenkomstige onderdelen weer met dezelfde verwijzingscijfers zijn aangeduid.
15 Het verdeelorgaan 11 is voorzien van een centraal aan gevormd verlengstuk 38, dat overgaat in een stang 39 met grotere diameter, De stang 39 is afdichtend door de bovenwand 3 van het huis 2 geleid. Het verdeelorgaan 11 werkt hierbij samen met het als bijpassende klepzitting 40 uitgevoerde 20 ondereinde van de cilindrische boring 10. De bediening van het verdeelorgaan 11 kan plaatsvinden door middel van een vlotter, die via een niet weergegeven omkeermechanisme met de stang 39 is verbonden, of door middel van een elektromagneet, zoals aan de hand van fig. 3 is toegelicht.
25 In fig» 5 is een uitvoeringsvorm van de inrichting vol gens de uitvinding weergegeven, waarbij voor het doorlaten en onderbreken van de melkstroom naar het verdeelorgaan 11 geen beweegbare onderdelen worden toegepast, De in fig. 5 afgeheelde inrichting 41 is verder op dezelfde wijze uitgevoerd 30 als de inrichting 1 uit fig. 1, waarbij de overeenkomstige onderdelen met dezelfde verwijzingscijfers zijn aangeduid.
Bij de inrichting 41 is in de bufferkamer 7 een van de bodem 9 opstaande buisstomp 42 aangebracht, die coaxiaal aansluit op de cilindrische boring 10. Voorts is in de buffer-35 kamer 7 een cilindrische kap 43 coaxiaal met de buisstomp 42 gemonteerd door middel van een aantal met de binnenwand van de bufferkamer 7 verbonden steunen 44. De kap 43 grijpt met zijn cilinderwand 45 met tussenruimte om de buisstomp 42, waarbij de onderrand van de cilinderwand 45 op enige afstand van de 40 bodem 9 ligt. Aan de binnenzijde van de bovenwand 46 van de 8005082 - 8 - kap 43 is een centraal conisch uitsteeksel 47 gevormd, dat in de buisstomp 42 uitsteekt.
De via de leiding 12 in de bufferkamer 7 stromende melk kan derhalve niet direct naar het verdeelorgaan 11 stromen, 5 doch verzamelt zich weer in de bufferkamer 7. Zodra het melk-niveau in de bufferkamer 7 tot boven de bovenrand van de buisstomp 42 is gestegen, gaan de buisstomp 42 en de kap 43 als een hevel werken, waardoor een uniforme melkstroom naar het verdeelorgaan 11 wordt doorgelaten. Deze melkstroom 10 blijft gehandhaafd, totdat het melkniveau is gedaald tot beneden de onderrand van de cilinderwand 45 van de kap 43. De melkstroom wordt dan onderbroken. Bij de inrichting 41 is derhalve eveneens gewaarborgd, dat ook bij een van de koe afkomstige onregelmatige melkstroom niettemin een uniforme melk-15 stroom aan het verdeelorgaan 11 wordt toegevoerd, zodat het via de opvangkamer 14 aan het in fig. 5 niet zichtbare meet-orgaan toegevoerde percentage van de totale melkstroom gedurende het melken van de koe constant blijft.
Aangezien het gewoonlijk in de melkstroom aanwezige 20 schuim de hevelwerking van de buisstomp 42 en de kap 43 nadelig zou kunnen beïnvloeden, is bij een in fig. 6 weergegeven inrichting 48 een schuimafscheidingskamer 49 in het huis 2 gevormd, die door een in zijn bodem 50 gevormde centrale opening 51 met de bufferkamer 7 is verbonden.
25 De melktoevoer 5 is in dit geval door een leiding 52 met de schuimafscheidingskamer 49 verbonden, waarin de melk wordt opgevangen. De melk stroomt vervolgens via de centrale opening 51 in de bodem 50 naar de bufferkamer 7, waarbij het lichtere schuim grotendeels in de schuimafscheidingskamer 49 30 achterblijft. Voor het overige komen de werking en de constructie van de inrichting 48 geheel overeen met die van de inrichting 41 uit fig. 5.
De tussen de bovenwand 3 van het huis 2 en de dwars-wand 24 aanwezige ruimte 27 is door de buis 26 met de afvoer-35 kamer 8 verbonden, terwijl voorts door middel van een buis 53 een voor de melk niet toegankelijke verbinding met de bufferkamer 7 is gevormd. Op deze wijze is weer bereikt, dat in de gehele inrichting 48 een zelfde, ongeveer constante onderdruk heerst, zodat de onderdruk ter plaatse van het 40 melkstel niet wordt beïnvloed.
8005082 - 9 -
In de fig. 7, 8 en 9 is een met de inrichting 48 volgens fig. 6 overeenkomende inrichting 54 in meer gedetailleerde vorm weergegeven. De overeenkomstige onderdelen zijn weer met dezelfde verwijzingscijfers aangeduid.
5 De melktoevoer en de melkafvoer, die in de fig. 7/ 8 en 9 niet zichtbaar zijn, zijn via een wisselkraan 55 met de leiding 52, respectievelijk 13 verbonden. Door het omzetten van de wisselkraan 55 kan de melktoevoer met de leiding 13 en de melkafvoer met de leiding 52 worden verbonden, waardoor de 10 stromingsrichting door de inrichting 54 wordt omgekeerd. Hierdoor wordt bij het reinigen van het melkleidingsysteem, waarbij· vanaf het melkstel heet water door het melkleidingsysteem wordt gestuwd, een afdoende reiniging van de inrichting 54 bereikt.
15 Tijdens bedrijf stroomt de melk via de melktoevoer en de leiding 52 in de schuimafscheidingskamer 49, waaruit de melk via de centrale opening 51 in de bodem 50 in de buffer-kamer 7 stroomt. Teneinde een goede lediging van de schuimafscheidingskamer 49 te verzekeren, is de bodem 50 enigszins 20 afgeschuind in de richting van de opening 51, zoals in fig. 7 zichtbaar is. In de bufferkamer 7 verzamelt zich de melk, totdat het melkniveau boven de bovenrand van de buisstomp 42 komt, waarna de hierboven beschreven hevelwerking aanvangt.
Er wordt dan via de buisstomp 42 en de cilindrische 25 boring 10 een onder alle omstandigheden uniforme melkstroom aan het verdeelorgaan 11 toegevoerd, waarbij een eerste gedeelte van de radiaal wegstromende melkfilm wordt opgevangen in de opvangkamer 14 (zie de fig. 8 en 9) en een tweede gedeelte wordt opgevangen in de opvangkamer 28, terwijl het 30 resterende gedeelte direct in de afvoerkamer 8 stroomt. Het in de opvangkamer 14 opgevangen gedeelte van de melkstroom wordt via het reservoir 15 toegevoerd aan het kiepbakje 18, waarop een permanente magneet 56 is bevestigd. Deze magneet 56 bedient een in een aan de bovenzijde gesloten buis 57 ge-35 monteerde reedschakelaar (niet zichtbaar in de tekening), waarvan de aansluitdraden door de onderwand 4 van het huis 2 zijn geleid,zoals met 58 is aangegeven. Op deze wijze wordt een elektrisch signaal verkregen door middel waarvan de melk-gift van de koe kan worden gemeten. Opgemerkt wordt, dat bij 40 de in de fig. 1-6 afgebeelde inrichtingen op overeenkomstige 8005082 w ·» - 10 - wijze een magneet en een reedschakelaar voor het tellen van het aantal kiepacties zijn aangebracht.
In de bodem 4 van de afvoerkamer 8 is bij de inrichting 54 nabij de buitenwand nog een verzamelsleuf 59 gevormd, waar-5 in de leiding 13 uitmondt.
Zoals in fig, 9 is weergegeven komt de opvangkamer 28 uit op een door de bodem 4.gevoerde buis 6 0, die naar een reservoir-61 leidt, waarin het betreffende gedeelte van de melkstroom wordt opgevangen. Na het melken van de koe kan 10 hieruit een voor de gehele melkgift representatief monster worden genomen, aan de hand waarvan de samenstelling van de melk wordt bepaald. De resterende melk in dit reservoir 61 kan vervolgens weer in het melkleidingsysteem worden teruggevoerd .
15 Als het melkniveau in de bufferkamer 7 beneden de onderrand van de cilinderwand 45 van de kap 43 komt, eindigt de hevelwerking, zodat de melkstroom wordt onderbroken. Hierdoor zal na afloop van het melken van de koe een geringe hoeveelheid melk in de bufferkamer 7 achterblijven. Teneinde ook 20 deze melk, die in het bijzonder voor het meten van het vetgehalte van de melkgift van belang is, aan het verdeelorgaan 11 toe te voeren, is de buisstomp 42 afdichtend in een verbreed gedeelte 62 van de cilindrische boring 10 gestoken, waardoor de buisstomp 42 als een afsluiter van de boring 10 dienst doet. 25 De kap 43 is in dit geval door middel van een aantal steunen 63 op de buisstomp 42 bevestigd, waarbij tussen de kap 43 en de bodem 9 van de bufferkamer 7 een veer 64 is aangebracht, die een omhoog gerichte kracht op de kap 43 uitoefent. Op de bovenwand 46 van de kap 43 is een stomp 65 gevormd, die 30 afdichtend om een buis 66 grijpt, welke door middel van een door de bovenwand 3 gevoerde nippel 67 toegankelijk is. Op de nippel 67 kan een niet weergegeven slang worden bevestigd, waardoor de druk in de binnen de stomp 65 gelegen ruimte 68 boven de kap 43 kan worden gevariëerd.
35 Tijdens het normale bedrijf van de inrichting 54 heerst in de ruimte 68 de atmosferische druk, terwijl binnen de inrichting 54 de gebruikelijke, in het melkleidingsysteem heersende onderdruk (circa een half atmosfeer) aanwezig is. Dit drukverschil is groter dan de veerkracht van de veer 64, zodat 40 de buisstomp 42 afdichtend in het verbrede gedeelte 62 van de 8005082 r m - 11 - cilindrische boring 10 wordt gedrukt. Aan het einde van het melken van een koe, dat met een gebruikelijke in het melk-leidingsysteem aanwezige detector voor de afname van het melk-stel wordt vastgesteld, wordt met behulp van deze detector in 5 de ruimte 68 eveneens de onderdruk opgewekt, waardoor de veer 64 de kap 43 met de buisstomp 42 omhoog drukt. Het in de bufferkamer 7 achtergebleven restant melk kan nu via de boring 10 weglopen en wordt door het verdeelorgaan 11 op de beschreven wijze verdeeld.
10 Opgemerkt wordt, dat een dergelijke voorziening voor het laten weglopen van het restant melk uit de bufferkamer 7 ook bij de inrichtingen-volgens de fig. 1-6 kan worden aangebracht.
Voorts wordt opgemerkt, dat tijdens het beproeven van 15 de beschreven inrichting volgens de fig. 7-9 bijzonder goede meetresultaten zijn behaald. Bij een stroomsnelheid van 0,5 tot 7 1/min. werd een nauwkeurigheid van meer dan 3% gerealiseerd. Bovendien bleek de inrichting de melk niet noemenswaardig te beschadigen.
20 De uitvinding is niet beperkt tot de in het voorgaande beschreven uitvoeringsvoorbeelden, die binnen het kader der uitvinding op verschillende manieren kunnen worden gevarieerd.
8005082

Claims (18)

1. Inrichting voor het tijdens het melken meten van de melkgift van een koe, voorzien van een huis met een melktoe-voer en een melkafvoer, een rotatiesymmetrisch verdeelorgaan, dat is aangebracht in een in het huis gelegen afvoerkamer, 5 die in verbinding staat met de melkafvoer, waarbij de binnenkomende melkstroom in axiale richting wordt toegevoerd aan het verdeelorgaan, zodat een radiaal wegstromende melkfilm wordt verkregen, waarvan een gedeelte via een opvangkamer naar een meetorgaan wordt geleid, met het kenmerk, dat in 10 het huis een boven de afvoerkamer gelegen bufferkamer is aangebracht, waarin de binnenkomende melkstroom wordt opgevangen, welke bufferkamer door een in zijn bodem gevormde, cilindrische, coaxiaal met het verdeelorgaan verlopende boring is verbonden met de afvoerkamer, waarbij middelen zijn aange-15 bracht, die pas bij het bereiken van een voorafbepaald melk-niveau in de bufferkamer een melkstroom via de cilindrische boring naar het verdeelorgaan doorlaten en bij een tweede, lager melkniveau de melkstroom weer onderbreken.
2. Inrichting volgens conclusie 1, m e t het ken-20 m e r k , dat de genoemde middelen een afsluitorgaan omvatten, waarmee de cilindrische boring afsluitbaar is.
3. Inrichting volgens conclusie 2,met het kenmerk, dat het afsluitorgaan bedienbaar is door middel van een in de bufferkamer aangebrachte vlotter.
4. Inrichting volgens conclusie 3,met het ken merk, dat een schakelorgaan is aangebracht, dat bedienbaar is door de vlotter, welk schakelorgaan een elektrisch bedieningsorgaan bestuurt, waarmee het afsluitorgaan bedienbaar is.
5. Inrichting volgens conclusie 4,met het ken merk , dat het schakelorgaan is uitgevoerd als een reed-schakelaar, terwijl de vlotter een permanente magneet draagt.
6. Inrichting volgens conclusie 4 of 5, met het kenmerk , dat het bedieningsorgaan bestaat uit een elek-35 tromagneet met een beweegbaar anker, dat is verbonden met het 8005082 -13- afsluitorgaan.
7. Inrichting volgens conclusie 3, m e t het kenmerk, dat de vlotter direkt met het afsluitorgaan is verbonden . 5 8’. Inrichting volgens één der conclusies 2 - 7, m e t het kenmerk, dat het afsluitorgaan samenwerkt met het als bijpassende klepzitting uitgevoerde boveneinde van de cilindrische boring.
9. Inrichting volgens één der conclusies 2-6 , m e t 10 het kenmerk, dat het afsluitorgaan bestaat uit het beweegbaar aangebrachte verdeelorgaan, dat samenwerkt met het als bijpassende klepzitting uitgevoerde ondereinde van de cilindrische boring, waarbij het verdeelorgaan is voorzien van een via de cilindrische boring in de bufferkamer omhoog-15 stekende bedieningsstang.
10. Inrichting volgens conclusie l,met het kenmerk, dat de genoemde middelen een op de cilindrische boring coaxiaal aansluitende, van de bodem van de bufferkamer opstaande buisstomp en een met tussenruimte om deze 20 buisstomp grijpende, hiermee coaxiale cilindrische kap omvatten, waarvan de cilinderwand op een afstand boven de bodem van de bufferkamer eindigt.
11. Inrichting volgens conclusie 10,met het kenmerk, dat in het huis een boven de bufferkamer gelegen 25 schuïmafscheidingskamer is aangebracht, waarin een op de melktoevoer aangesloten leiding uitmondt, welke schuimafscheidingskamer door een in zijn bodem gevormde centrale opening is verbonden met de bufferkamer.
12. Inrichting volgens conclusie 10 of 11, met het 30 kenmerk , dat de kap met de buisstomp is verbonden, waarbij de buisstomp met zijn ondereinde afdichtend in een verbreed gedeelte van de cilindrische boring steekt, terwijl de kap aan zijn bovenwand een opstaande stomp bezit, die afdichtend om een tot buiten het huis reikende buis aansluit, 35 waarbij een veer is aangebracht, die een omhoog gerichte kracht op de kap uitoefent, en waarbij tijdens het melken de druk boven het binnen de stomp gelegen deel van de kap hoger is dan de in het huis heersende druk, zodat de buisstomp tegen de veerwerking in afdichtend in het verbrede gedeelte van de 40 cilindrische boring wordt gedrukt. 8005082 -14-
13. Inrichting volgens conclusie 10/ 11 of 12, met het kenmerk, dat de bovenwand van de kap aan de binnenzijde een centraal conisch uitsteeksel bezit, dat zich tot in de buisstomp uitstrekt.
14. Inrichting volgens één der conclusies 1-10, met het kenmerk, dat de bufferkamer tevens door een niet voor de melk toegankelijke buis met de afvoerkamer is verbonden.
15. Inrichting volgens conclusie 11, 12 of 13, met 10 het kenmerk, dat de s.chuimafscheidingskamer door een niet voor de melk toegankelijke buis met de afvoerkamer is verbonden, terwijl de bufferkamer door een niet voor de schuimaf melk toegankelijke buis met de*scheidingskamer is verbonden.
16. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, 15 met het kenmerk, dat een tweede gedeelte van de radiaal wegstromende melkfilm via een opvangkamer naar een buiten het huis gelegen reservoir wordt geleid, waaruit een melkmonster kan worden genomen ter bepaling van de kwaliteit van de melk.
17. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het meetorgaan zich in de afvoerkamer bevindt, waarbij de melk na het meten automatisch in de afvoerkamer stroomt.
18. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, 25 met het kenmerk, dat in de bodem van de afvoerkamer een cirkelvormige verzamelsleuf is gevormd, waarin een met de melkafvoer verbonden leiding uitmondt.
19. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de melktoevoer en de melk- 30 afvoer via een wisselkraan met de respectieve kamers in verbinding staan. 8005082
NL8005082A 1980-09-09 1980-09-09 Inrichting voor het tijdens het melken meten van de melkgift van een koe. NL8005082A (nl)

Priority Applications (6)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL8005082A NL8005082A (nl) 1980-09-09 1980-09-09 Inrichting voor het tijdens het melken meten van de melkgift van een koe.
US06/296,219 US4386523A (en) 1980-09-09 1981-08-25 Apparatus for measuring and/or sampling the milk-yield of a cow during milking
NZ198188A NZ198188A (en) 1980-09-09 1981-08-27 Apparatus for sampling and measuring milk yield during milking
EP81200965A EP0047555B1 (en) 1980-09-09 1981-08-31 Apparatus for measuring and/or sampling the milk-yield of a cow during milking
DE8181200965T DE3171919D1 (en) 1980-09-09 1981-08-31 Apparatus for measuring and/or sampling the milk-yield of a cow during milking
DK397481A DK397481A (da) 1980-09-09 1981-09-08 Apparat til maaling og eller proevetagning af en kos maelkeydelse under malkningen

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL8005082 1980-09-09
NL8005082A NL8005082A (nl) 1980-09-09 1980-09-09 Inrichting voor het tijdens het melken meten van de melkgift van een koe.

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL8005082A true NL8005082A (nl) 1982-04-01

Family

ID=19835856

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL8005082A NL8005082A (nl) 1980-09-09 1980-09-09 Inrichting voor het tijdens het melken meten van de melkgift van een koe.

Country Status (6)

Country Link
US (1) US4386523A (nl)
EP (1) EP0047555B1 (nl)
DE (1) DE3171919D1 (nl)
DK (1) DK397481A (nl)
NL (1) NL8005082A (nl)
NZ (1) NZ198188A (nl)

Families Citing this family (5)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
FR2623618A2 (fr) * 1983-06-30 1989-05-26 Savoyet Jean Louis Dispositif pour le prelevement et la mesure du debit d'un liquide en circulation constante ou pulsee
EP0322264A1 (fr) * 1987-11-23 1989-06-28 Jean-Louis Paul Jules Savoyet Dispositif pour le prélèvement d'un échantillon et la mesure du débit d'un liquide en circulation constante ou pulsée
DE3825112C2 (de) * 1988-07-23 1994-02-17 Westfalia Separator Ag Elektrodenanordnung zur Messung von Füllständen in Milchflußmessern
GB2297963B (en) * 1993-10-21 1997-10-15 Biochlor The metering of liquids
DE19627269C1 (de) * 1996-07-06 1997-09-18 Martin Unger Meßvorrichtung zur Prüfung von Flüssigkeitsmengen

Family Cites Families (10)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
BE567114A (nl) *
FR867214A (fr) * 1940-09-17 1941-10-07 Compteur de débit des liquides
US3088316A (en) * 1959-08-13 1963-05-07 Hutchings William David John Individual milk yield measuring apparatus
US3272010A (en) * 1963-01-17 1966-09-13 Noel G Johnson Device for metering milk and other liquids
US3349617A (en) * 1965-01-12 1967-10-31 Hartstone John Lewis Metering and flow indicating device for use during milking
CH481372A (fr) * 1966-09-30 1969-11-15 E T A Sa Dispositif pour le comptage d'un liquide
US3600944A (en) * 1968-11-08 1971-08-24 William David John Hutchings Milk meters
DE2255964A1 (de) * 1972-11-15 1974-05-22 Kloeckner Humboldt Deutz Ag Einrichtung zur kontinuierlichen probenahme, vorzugsweise aus trueben
NL158927B (nl) * 1973-04-11 1978-12-15 Bond Van Cooeperatieve Zuivelf Debietmeter voor een vloeistof.
US3919975A (en) * 1974-08-05 1975-11-18 Lloyd P Duncan Milker unit

Also Published As

Publication number Publication date
EP0047555B1 (en) 1985-08-21
EP0047555A2 (en) 1982-03-17
NZ198188A (en) 1984-08-24
DK397481A (da) 1982-03-10
EP0047555A3 (en) 1982-04-07
DE3171919D1 (en) 1985-09-26
US4386523A (en) 1983-06-07

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL194424C (nl) Melkinstallatie.
US2006393A (en) Apparatus for delivering milk to cans
EP0961540A1 (en) A device and method for milking animals
DK158162B (da) Apparat til maaling af den i en malkning udmalkede totale maelkemaengde fra en ko
US5313833A (en) Milk flow meter
NL8005082A (nl) Inrichting voor het tijdens het melken meten van de melkgift van een koe.
EP0159318A1 (en) Milk metering method and apparatus
US3373720A (en) Milking unit and process
US3538768A (en) Milk measuring device
CN106714549B (zh) 双腔室容积式牛奶计量器
US1656124A (en) Milking machine
AU2009272787A1 (en) A system and method for automatically obtaining a milk sample and performing cleaning
US3532074A (en) Milking system
US2871821A (en) Milk line vacuum releaser
US3377992A (en) Milking system
NL2022191B1 (nl) Melkmeter met kick-off detectie
SU959700A1 (ru) Электромагнитный пульсатор доильного аппарата
US1565064A (en) Automatic cut-off for cisterns
US1819522A (en) Vacuum condensation control
US1978941A (en) Milking machine
GB2119217A (en) Vacuum operated milking apparatus
SU1158117A1 (ru) Измеритель-эвакуатор порций молока в потоке
RU2081562C1 (ru) Счетчик молока
US460143A (en) Steam-trap
NL8203294A (nl) Melkhoeveelheidsmeter.

Legal Events

Date Code Title Description
A1B A search report has been drawn up
A85 Still pending on 85-01-01
BV The patent application has lapsed