NL8004380A - Optische inrichting voor het met een stralingsbundel inschrijven en/of uitlezen van registratiesporen. - Google Patents

Description

V - * V 4 PHN 9806 1 N.V. PHILIPS' GLOEILAiyiPENFABRIEKEN TE EINDHOVEN.

"Optische inrichting voor het met een stralingsbundel inschrijven en/of uitlezen van registratiesporen".

De uitvinding heeft betrekking op een optische inrichting geschikt voor het met behulp van een stralingsbundel, afkomstig van een stralingsbron, tijdens bedrijf inschrijven en/of uitlezen van registratiesporen in een registratievlak van een registratiedrager en meer 5 in het bijzonder voor het met behulp; van een lichtbundel aftasten van video- en/of audioregistratiesporen in een reflékterend registratie-* s vlak van een roterende video- of audioplaat, omvattende: een gestel; een objectief voor het concentreren van de stralingsbundel tot een stral ingsvlekj e in een denkbeeldig focuseervlak en met een bovenkant 10 die tijdens bedrijf naar het registratievlak van een registratiedrager is toegekeerd en een onderkant die van het registratievlak is afgekeerd en omvattende een lenssysteem met een optische as; een gecombineerde lagering voor het objektief welke een combinatie is van, ten eerste, een focusseerlagering voor het mogelijk maken van focusseerbewegingen 15 van het objektief tussen een ruststand en een bedrijfsstand en relatief ten opzichte van het gestel in een richting welke althans in hoofdzaak samenvalt met de optische as ten einde met het focusseervlak incidentele afwijkingen van een globale positie van het registratievlak van de registratiedrager in een richting loodrecht op het regis-20 tratievlak te kunnen volgen en, ten tweede, een kantellagering voor het mogelijk maken van kantelende bewegingen van het objektief relatief ten opzichte van het gestel in kantelrichtingen waarvan de as in hoofdzaak loodrecht op de optische as van het lenssysteem staat, ten einde met het stralingsvlekje incidentele afwijkingen van een glo-25 bale positie van het registratiespoor in richtingen gelegen in het registratievlak te kunnen volgen; elektrisch bestuurbare focusseermid-delen voor het langs elektrische weg bewerkstelligen en besturen van de focusseerbewegingen van het objektief; alsmede elektrisch bestuurbare kantelmiddelen voor het langs elektrische weg bewerkstelligen en be-30 sturen van de kantelbewegingen van het objektief .

Uit het amerikaanse octrooischrift 4.135.206 is een dergelijke-optische inrichting bekend. Bij deze bekende inrichting is het 800 4 3 80 I ( PHN 9806 2 objektief nabij zijn benedenkant gelagerd in een uit geïmpregneerde textielvezel vervaardigd gegolfd luidsprekermemhraan dat de verschillende bewegingen van het objektief toelaat. Het lens systeem bevindt zich nabij de bovenkant van het objektief en is gevat in een buisvor-5 mige tutus. Het membraan is aan de onderzijde met de tubus ver benden, nabij een cylindrische spoel voor de focusseerbewegingen. Voor de kantelbewegingen zijn spoelen aanwezig welke nabij de bovenkant met het objektief zijn verbonden en in luchtspleten van bijbeherende, op het gestel vast aangetrachte, permanent magnetische statoren bewegen.

10 Het is gebleken dat een belangrijke bron van ongewenste gelui den in optische platenspelers zoals videqplatenspelers, wordt veroorzaak: door de focusseer bewegingen van het objektief. De videoplaat roteert met een rotatiefrékwentie van 50 of 60 Hz, afhankelijk van de plaatselijk heersende netfrequentie. Oneffenheden in het plaatqppervlak ver-15 oorzaken focusseerbewegingen van het objektief met een grondfrekwentie van 50 of 60 Hz en bovendien harmonischen - met frequenties tot omstreeks 5 of 6 Khz. De geluidsgolven welke worden opgewekt door het bewegende objektief hebben zodoende frekwenties welke juist in het fre-kwentiegebied liggen waarvoor het menselijk oor zeer gevoelig is.

20 Het is daarem zinvol te trachten de projektie van alle met het objektief meebewegende delen op een vlak loodrecht op de optische as van het lenssysteem zo klein mogelijk te houden, met het oog op het verkrijgen van een zo klein mogelijke geluidsdruk bij focusseerbewegingen.

De toepassing van een membraan voor de lagering van het objektief is 25 daarem uit het oogpunt van vermindering van hinderlijke geluiden, als minder gunstig te kwalificeren. Daarbij komt, dat een gegolfd en uit textielvezel vervaardigd membraan geen grote stijfheid bezit tegen dwarsverplaatsingen van het objektief, zodat onder omstandigheden het objektief, behalve de gewenste focusseerbewegingen en kantelbewegingen, 30 ook kleine translatiebewegingen kan uitvoeren dwars qp de optische as.

Het membraan, dat stevig met het objektief alsmede met het gestel verbonden moet zijn, bemoeilijkt voorts een snelle en gemakkelijke uitwisseling van het objektief.

De uitvinding beoogt een optische inrichting van de in de 35 aanhef vermelde soort, waarmee het mogelijk is een geringere geluidsdruk te realiseren, die een grote stijfheid bezit voor translatiebewegingen van het objektief dwars op de optische as en waarbij uit- 8004380 . . * - PHN 9806 3 wisseling van het objektief snel en eenvoudig kan plaatsvinden. De uitvinding wordt daardoor gekenmerkt, dat de gecombineerde lagering voor het objéktief bestaat uit een glijlagering, omvattende een met de optische as van het objektief in hoofdzaak coaxiaal en net het gestel 5 verbonden stationair lagerdeel met een althans gedeeltelijk, convex buitenoppervlak, alsmede een met het objéktief verbonden beweegbaar lagerdeel met een cilindrisch binnenoppervlak dat met een zékere lager-speling, glijdend en kantelend, samenwerkt met het convexe buitenoppervlak van het stationaire lagerdeel. In het kader van de onderhavige oc-10 trooiaanvrage zal onder "cilinder" verstaan worden: ieder driedimensionaal lichaam met een as, waarbij een doorsnede loodrecht op de as een gesloten kromme is en waarbij het cilindercppervlak bestaat uit be-schrijvenden evenwijdig aan de as en gaande door de gesloten krcmma.

Een doorsnede van een cilinder hoeft volgens deze definitie dus geen 15 cirkel te zijn. Is dit wel het geval, dan zal van een "cirkelcilinder" worden gesproken. Onder "cylindrisch" valt in het kader van de onderhavige octrooiaanvrage te verstaan: betrékking hebbend op een cilinder volgens de hiervoor gegeven definitie.

Is, even als bij de eerder beschreven bekende optische inrich-20 ting, het lenssysteem aan de bovenkant van het objéktief aangebracht en bevindt de gecombineerde lagering zich nabij de onderkant van het objektief, waarbij het objéktief een buisvormige tubus bezit waarin het lenssysteem is gevat, dan is een uitvoeringsvorm van de uitvinding voordelig welke tot kenmerk heeft: dat de tubus aan de onderkant van 25 het objéktief open is, dat het gestel is voorzien van een lagersteun die door de epen onderkant in de tubus steékt en een naar het lenssysteem gericht vrij uiteinde bezit; dat het stationaire lagerdeel zich op de lagersteun bevindt; en dat het beweegbare lagerdeel wordt gevormd door een deel van een wand van de tubus. Door de afwezigheid 30 van een met het objéktief meebewegend membraan is een vermindering van de geluidsdruk mogelijk. De grotere stijfheid van de lagering tegen dwarsbewegingen van het objektief wordt verkregen door de lagersteun stevig met het gestel te verbinden en deze een grote stijfheid te verlenen. De lagerspeling tussen het stationaire en het beweegbare lager-35 deel kan door gebruikmaking van nauwkeurige fabricagemethoden betrekkelijk klein zijn, bijvoorbeeld in de orde van grootte van 10 micron.

Het objektief kan gemakkelijk in axiale richting van het stationaire lagerdeel worden verwijderd en is dus makkelijk uitwisselbaar.

8004380 PHN 9806 4 * * * '

Een interessante uitvoeringsvorm van de uitvinding is die waarbij de lagersteun althans ten dele hol is en open is aan zijn vrije uiteinde en waarbij het holle gedeelte van de lagersteun een behuizing vormt voor één of meer optische en/of optoëlektrische, met de stralings-5 bundel samenwerkende, componenten. Het holle gedeelte van de lagersteun kan tevens dienen als een behuizing voor een stralingsbron, waardoor het mogelijk wordt een optische inrichting van zeer compacte bouw te verschaffen die de stralingsbron alsmede de optische delen van de lichtweg bevat en die bovendien de elektronische middelen bevat 10 ten behoeve van de genodigde servoregelingen en voor het elektrisch uitkoppelen van het hoogfrekwantie, door de informatie op de registra-tiedrager gemoduleerde, signaal.

Een volgende uitvoeringsvorm van de uitvinding heeft tot kenmerk, dat de lagersteun nabij het vrije uiteinde een, met de optische 15 as van het objektief in hoofdzaak coaxiaal, cylindrisch aanslagdeel bezit en dat de tubus van het objektief een binnenwand bezit die het genoemde cylindrische aanslagdeel met speling cmgeeft ten einde de kantelbewegingen van het objektief ten opzichte van de lagersteun te beperken. Hiermee wordt voorkomen dat te grote kantelbewegingen van 20 het objektief kunnen optreden, hetgeen problemen in de servoregeling van de kantelbewegingen zou kunnen veroorzaken. Voorts is het van belang dat de lagersteun en de tubus van het objektief zijn voorzien van, in de ruststand van het objektief, met elkaar samenwerkende tea opzichte van de optische as van het objektief schuinstaande zitting-25 vlakken, teneinde het objektief in de ruststand een goed gedefinieerde en in hoofdzaak ongekantelde rustpositie te verschaffen. Tijdens bedrijf wordt het objektief door elektromagnetische krachten in positie gehouden. Het is evenwel van belang dat ook in de ruststand . het objektief zich zo goed mogelijk in een goed gedefinieerde positie be-30 vindt, zodat bij het in bedrijf stellen het objektief vanuit de goed gedefinieerde positie kan starten, om dat ogenblikkelijk na het verlaten van de zittingvlakken door de servoregelingen te warden ingevangen. Hiermee wordt bedoeld dat, direkt na het in bedrijf stellen, het objektief zich in een zodanig ruimtelijke positie bevindt, dat de 35 servoregelingen die de stand van het objektief tijdens bedrijf automatisch regelen^ifitgestuurd zijn.

Bij de bekende optische inrichting bestaan de genoemde elek- 800 4380

i I

* -* PHN 9806 5 trisch bestuurbare focusseermiddelen en kantelmiddelen uit met elkaar magnetisch samenwerkende en met het objëktief verbonden bewegende, alsmede uit met het gestel verbonden stationaire elektrodynamische middelen, omvattende een aantal elektrische stuurspoelen, zodat door 5 het toevoeren van elektrische stuurstrcmen naar de stuurspoelen elektromagnetische krachten op het objektief kunnen worden uitgeoefend voor het opwekken van focusseerbewegingen en kantelbewegingen. Bij een, in dit opzicht, overeenkomstig de bekende inrichting geconstrueerde optische inrichting volgens de uitvinding is een uitvoeringsvorm van de 10 uitvinding van belang, die tot kenmerk heeft: dat de bewegende elektrodynamische middelen zich zijdelings van de tubus en meer nabij diens onderkant bevinden; dat de bewegende elektrodynamische middelen zodanig zijn geörienteerd ten opzichte van de tubus, dat de elektromagnetische krachten op het objektief in hoofdzaak door één gezamenlijk 15 punt op de optische as van het lenssysteem gaan en dat het genoemde punt in hoofdzaak samenvalt met het stootpunt van het objektief. Onder het stootpunt van een stoffelijk lichaam wordt in de theoretische mechanica verstaan het denkbeeldige punt van het lichaam dat, na het toedienen van een energie-impuls aan het lichaam in een bepaalde stoot-20 richting, uitsluitend een translatie uitvoert in de stootrichting, ten opzichte van een extern referentie kader. Een energie-impuls toegediend in het stootpunt doet het hele stoffelijke lichaam transleren.

Een energie-impuls toegediend in een ander punt doet het lichaam een gecombineerde beweging uitvoeren, waarbij het stootpunt transleert en 25 alle andere punten tevens cm het stootpunt roteren.

De laatstbeschreven uitvoeringsvorm van de uitvinding heeft dus tot voordeel, dat de gecombineerde lagering niet wordt belast door krachten die alleen maar dienen om ongewenste kantelbewegingen tegen te werken. De bewegende elektrodynamische middelen kunnen met voor-30 deel bestaan uit stuurspoelen met windingen gelegen in een vlak loodrecht op een denkbeeldige verbindingslijn tussen het centrum van de spoel en het stootpunt. Dergelijke spoelen oefenen, tijdens focus-seerbewegingen van het objektief, slechts een geringe geluidsdruk uit, omdat hun geprojékteerde oppervlak op een denkbeeldig vlak lood-35 recht op de optische as gering is. De genoemde stationaire elektrodynamische middelen kunnen een, de lagersteun onringende en axiaal gemagnetiseerde, ringmagneet omvatten waarbij de ringmagneet kan zijn 8004380 » ' EHN 9806 6 opgencmen in een magnetisch circuit met axiaal in de stuurspoelen stekende en op de ringmagneet bevestigde poolschoenen. Voor het bevestigen van de stuurspoelen aan het objektief is een uitvoeringsvorm van interesse welke bijdraagt tot het bereiken van een geringe geluidsdruk 5 en die tot kenmerk heeft: dat zich aan de buitenzijde van de tubus een aantal vinnen bevinden in vlakken in hoofdzaak evenwijdig met de optische as van het lenssysteem en met vrije uiteinden; en dat de be- wegende elektrodynamische middelen zijn aangehracht aan de vrije uiteinden van de vinnen.

10 Over het algemeen zal het gewenst zijn cm rotaties van het objektief cm de optische as te voorkcmen of te beperken, aangezien daardoor een aanraking zou kunnen ontstaan tussen de bewegende en de stationaire delen van de inrichting. Dit zou aanleiding kunnen geven tot ongewenste slijtageeffekten en tot een ongewenste beïnvloeding 15 van de bewegingen van het objektief. Een uitvoeringsvorm van de uitvinding waarbij rotatiebewegingen van het objektief rondcm de optische as niet mogelijk zijn wordt daardoor gekermerkt: dat het convexe buitenoppervlak van het stationaire lagerdeel een eerste en een tweede paar oppervlakken cmvat, waarbij het eerste paar oppervlakken bestaat 20 uit twee zich tegenover elkaar bevindende oppervlakken, althans ruwweg gelegen op een denkbeeldige eerste cirkelcilinder met een eerste diameter en een eerste as in hoofdzaak loodrecht op de optische as van het lenssysteem en waarbij het tweede paar oppervlakken bestaat uit twee zich tegenover elkaar bevindende oppervlakken althans ruwweg 25 gelegen op een denkbeeldige tweede cirkelcilinder met een tweede diameter en een tweede as in hoofdzaak loodrecht cp de optische as van het lenssysteem en tevens in hoofdzaak loodrecht cp de eerste as; en dat de opening in de tubus ter plaatse van het beweegbare lagerdeel een rechthoekige doorsnede bezit, met zijden gelijk aan de eerste en tweede 30 diameters vermeerderd met een spelingsafstand voor het lager.

De uitvinding zal nu nader worden toegelicht aan de hand van de tekening welke betrekking heeft op enkele uitvoeringsvoorbeelden van de uitvinding en waarin:

Fig. 1 in perspectief en ten dele in doorsnede een optische 35 inrichting volgens de uitvinding toont, geschikt voor een videcplaten-speler,

Fig. 2 een doorsnede is over dé optische as van de inrichting volgens fig. 1, 8004380 l ( » & PHN 9806 7

Fig. 3 een bovenaanzicht is van de optische inrichting volgens fig. 1 en 2,

Fig. 4 een doorsnede is, soortgelijk aan die van fig. 2, van een gemodificeerde uitvoeringsvorm van de uitvinding is en 5 Fig. 5 een perspectivisch aanzicht is van de lagering van een optische inrichting van een nog andere uitvoeringsvorm.

In de fig. 1 t/m 3 zijn voor overeenkomstige delen dezelfde verwij zingscijfers gebruikt, aangezien deze drie figuren betrekking hebben op dezelfde uitvoeringsvorm van de uitvinding.

10 De in fig. 1 getoonde optische inrichting _1_ is geschikt voor het met behulp van een stralingsbundel 2, afkomstig van een niet in de tekening getoonde stralingsbron, tijdens bedrijf inschrijven en/of uitlezen van registratiesporen in een reflekterend registratievlak van een roterende videoplaat 3. Deze is roteerbaar cm een rotatieas 15 4 door een, eveneens in de tekening niet getoonde, aandrijf inrichting welke niet tot de uitvinding behoort en verder niet besproken zal worden. De optische inrichting bezit een gestel 5 ten opzichte waarvan een objektief 6 beweegbaar is. Dit objektief dient voor het concentreren van de stralingsbundel 2 tot een stralingsvlekje 7 in een 20 denkbeeldig focusseervlak. Het objektief is met een bovenkant 8 naar het registratievlak van de videoplaat 3 toegekeerd en met een onderkant 9 daarvan afgekeerd en omvat een, slechts symbolisch aangegeven, lenssysteem 10 met een optische as 11.

Voor de bewegingen van het objektief 6 is een gecombineerde 25 lagering voorzien, welke een kombinatie is van, ten eerste, een focus-seerlagering voor het mogelijk maken van focusseerbewegingen 12 van het objektief in een richting welke in hoofdzaak samenvalt met de richting van de optische as 11 ten einde met het focusseervlak incidentele afwijkingen van de globale positie van het registratievlak van de video-30 plaat 3 in richtingen loodrecht op het registratievlak te kunnen volgen. Ten tweede omvat de gecombineerde lagering een kantellagering voor het mogelijk maken van kantelende bewegingen van het objektief 6 relatief ten opzichte van het gestel 5 in kantelrichtingen 13 en 14 om assen 15 en 16 in hoofdzaak loodrecht op de optische as 11 van het 35 lenssysteem 10, ten einde met het stralingsvlekje 7 incidentele afwijkingen van een globale positie van het registratiespoor in de richtingen gelegen in het registratievlak^kunnen volgen. De kantelingen 13 on de kantelas 15 dienen cm radiale slingeringen van het spoor met 8004380 ,. f PHN 9806 8 het stralingsvlekje 7 te kunnen volgen. Kantelingen 14 an de kantel-as 16 dienen cm tijdfoutkorrekties in tangentiele richtingen uit te kunnen voeren. In principe zijn kantelingen cm iedere kantelas, gaande door het snijpunt S van de optische as 11 en de beide kantelassen 15 en 5 16 en liggende in het vlak bepaald door de assen 15 en 16, mogelijk.

Dergelijke kantelingen on andere dan de beide aangegeven kantelassen kunnen echter steeds beschouw! warden als een kcmbinatie van twee kantelingen cm de aangegeven kantelassen. De elektrisch bestuurbare focusseermiddelen voor het langs elektrische weg bewerkstelligen 10 en besturen van de kantelbewegingen 13 en 14 van het objektief zullen op een andere plaats nog nader werden besproken.

De gecombineerde lager ing voor het objetief jS bestaat uit een glij lager ing, omvattende een met de optische as 11 van het objektief in hoofdzaak coaxiaal en met het gestel 5 verbonden stationair 15 lagerdeel 17 met een, althans gedeeltelijk, convex buitenoppervlak 18, alsmede een met het objektief £ verbanden beweegbaar lagerdeel 19 met een cylindrisch binnenoppervlak 20 dat met een zékere lagerspe-ling glijdend en kantelend samenwerkt met het convexe buietncppervlak 18 van het stationaire lagerdeel 17.

20 Bij de in de fig. 1 t/m 3 getékende optische inrichting 1_ be vindt het lenssysteem 10 zich nabij de bovenkant 8 van het objéktief J5. De gecombineerde lager ing bevindt zich nabij de onderkant 9 van het objéktief en het objéktief bezit een buisvormige tubus 22 waarin het lenssysteem is gevat. Deze tubus bezit , zoals in fig. 1 dui-25 delijk is te zien, aan de bovenzijde een uitwendig cirkelcilindrisch deel en een deel met vlakke buitenwanden. Inwendig is de tubus cirkelcilindrisch, waarbij een gedeelte 23 nabij de onderkant een wat grotere diameter bezit. Aan de onderkant 9 is het objektief open. Het gestel 5 is voorzien van een lagersteun 21 die door de epen onderkant in het ge-30 deelte 23 van de tubus 22 steekt en die een naar het lenssysteem 10 gericht vrij uiteinde 24 bezit. Het stationaire lagerdeel 17 bevindt zich op de lagersteun 21 en het beweegbare lagerdeel 19 wordt gevormd door een deel van de wand van het tubusgedeelte 23. Het stationaire lagerdeel 17 wordt gevormd door een ringvormig gedeelte van de lager-35 steun 21 en is daarmee uit één stuk vervaardigd.

De lagersteun 21 is over zijn gehele lengte hol en is open aan het vrije uiteinde 24. Het holle gedeelte van de lagersteun 8004380 PHN 9806 9 vormt een behuizing voor een optische component 25 welke met de stralingsbundel 2 samenwerkt. Het betreft hier een in de lagersteun 21 gelijmde glazen component met een geslepen reflekterend oppervlak 26. De lagersteun 21 bezit in diens zijwand een opening 27 voor het 5 doorlaten van de lichtbundel 2. Door middel van het spiegelende opper-vlak 26 wordt de bundel 2, die door de opening 27 in de ruimte binnen de lagersteun 21 treedt, over 90° gereflekteerd in de richting van het lenssysteem 10. De door de videcplaat 3 gereflekteerde lichtbundel wordt eveneens door het spiegelende oppervlak 26 gereflekteerd en 10 treedt door de opening 27 weer naar buiten.

Nabij het vrije uiteinde 24 bezit de lagersteun 21 een met de optische as 11 van het lenssysteem 10 in hoofdzaak coaxiaal cylin-drisch aanslagdeel 28. De tubus 22 van het objéktief bezit een binnenwand 29 die het genoemde cylindrische aanslagdeel met enige speling 15 cmgeeft ten einde de kantelbewegingen van het objéktief ten opzichte van de lagersteun 21 te beperken.

De lagersteun 21 en de tubus 22 van het objéktief zijn voorzien van, in de ruststand van het objéktief, met elkaar samenwerkende en ten opzichte van de optische as 11 van het lenssysteem schuin staande 20 conische zittingvlakken 30 en 31. De tekening toont het objéktief in de bedrijfsstand, zodat er speling is tussen de zittingvlakken. Deze dienen cm het objektief in de ruststand een goed gedefinieerde en in hoofdzaak ongekantelde rusipcsitie ten opzichte van de lagersteun 21 te verschaffen.

25 Bij de in de fig. 1 t/m 3 getoonde optische inrichting 1_ bestaan de elektrisch bestuurbare focusseermiddelen en kantelmiddelen uit met elkaar magnetisch samenwerkende eléktro-dynamische middelen.

Deze middelen omvatten met het objektief _6 verbonden bewegende elek-tro-dynamische middelen in de vorm van een viertal stuurspoelen 32 30 t/m 35 en met het gestel 5 verbonden stationaire elektro-dynamische middelen, welke een, de lagersteun 21 omringende en axiaal gemagnetiseerde ringmagneet 36 omvatten. Deze is opgencmen in een magnetisch circuit met axiaal in de stuurspoelen 32 t/m 35 stekende en op de ringmagneet 36 gelijmde poolschoenen 37 t/m 40. Ieder der poolschoenen 35 bestaat uit twee afzonderlijke delen, welke ter onderscheiding met A en B zijn aangeduid, met daartussen een kleine luchtspleet. Het magnetische circuit omvat verder nog een ijzeren grondplaat 41, een viertal 8004380 EHN 9806 10 t ijzeren steunen 42, en een viertal het permanent circuit completerende ijzeren jukdelen 43 t/m 46 . De verbinding tussen grondplaat 41, de steunen 42 en de jukdelen 43 t/m 46 geschied:met bouten 47.

Met behulp van de eléktrodynamische middelen is het 5 mogelijk cm, door het toevoeren van elektrische stuurstrcmen naar de stuurspoelen 32 t/m 35, elektromagnetische krachten qp het objéktief 6 uit te oefenen voor het opwekken van de focusseerbewegingen 12 en de kantelbewegingen 14 en 15. De stuurspoelen bevinden zich zijdelings van de tubas 22 en wel meer nabij de onderkant 9 daarvan. Ze zijn 10 zodanig geörienteerd ten opzichte van de tubus dat de elektrodynamische krachten F op het objektief 6 in hoofdzaak gaan door een gezamenlijke punt C op de optische as 11 van het lens systeem. Dit punt valt in hoofdzaak samen met het stootpunt van het objéktief 6.

De windingen van de stuurspoelen 32 t/m 35 zijn gelegen in 15 vlakken die loodrecht staan op denkbeeldige verbindingslijnen (men zie de lijnen 48 en 49 in fig. 2) tussen het centrum van iedere spoel en het stootpunt C. Aan de hiitenzijde van de tubus 22 bevinden zich een aantal vinnen 50A, 50B t/m 53A, 53B, in vlakken welke in hoofdzaak evenwijdig zijn met de optische as 11 en die vrije uiteinde bezitten waarop de 20 stuurspoelen 32 t/m 35 zijn geonteerd. Ter versteviging van het geheel zijn de vinnen met elkaar verbanden door middel van dunne verbindingsdelen 54 tussen de in verschillende richtingen zich uitstrékkende paren vinnen en verbindingsdelen 55 tussen de tot een paar behorende vinnen.

25 Bij uitvoeringsvorm volgens Fig. 1-3 zijn de tubus 22 en de vinnen 50A, B t/m 53A, B, de verbindingsdelen 54 en de verbindingsdelen allen delen van een enkel, uit êên geheel bestaand onderdeel 56 dat is vervaardigd uit een geschikt materiaal. Het materiaal dient zo gekozen te warden dat het objektief 6 een zo gering moelijk gewicht 30 paart aan een zo groot moelijke stijfheid, waarbij uiteraard fahricage-teehnische overwegingen bij de materiaalkeuze ook een rol spelen. Gedacht kan worden aan een spuitgietstuk van een aluminiumlegering of van een hoogwaardige kunststof. De spoelen 32 t/m 35 zijn aan het lichaam 36 vastgelijmd. De vinnen en de verbindingsdelen hebben 35 een zo gering mogelijke dikte ten einde de geluidsdruk van het lichaam 56 bij de bewegingen 12 zo gering mcgdijk te doen zijn.

De uitvoeringsvorm van fig. 4 betreft een optische inrichting 101 welke op enkele modifikaties na geheel gelijk is aan de optische 800 4380 * 'i, EHN 8906 11 • t inrichting volgens fig. 1 t/m 3. De details van deze inrichting zullen dan ook niet nader worden besproken en onderdelen welke voor de beschrijving van de modificatie nodig zijn zullen worden aangegeven met verwijzingscijfers die, indien overeenkomstige onderdelen bij de op-5 tische inrichting 1 aanwezig zijn, met 100 vermeerderd zijn in vergelijking met de genoemde overeenkomstige onderdelen. In het holle gedeelte van de lagersteun 121 is aan de onderzijde een halfgeleider laser 157 aangebracht, die gemonteerd is op een steun 158 op een basis 159.

De door de halfgeleiderlaser uitgezonden divergerende lichtbundel 102 10 wordt met behulp van een optiek 160 omgevormd in een evenwijdige bundel welke via het optische element 125, waarvan het reflekterende oppervlak 126 nu half doorlatend is, in de richting van het lenssysteem 110 wordt geworpen. Na reflektie door de videoplaat 103 wordt een gedeelte van de lichtbundel, na reflektie op het reflekterende opper-15 vlak 126, door de opening 127 in de wand van de lagersteun 121 naar buiten gereflekteerd en wordt daar met behulp van (slechts symbolisch getékende en niet direkt tot de optische inrichting behorende) lenzen 161 en 162 geconcentreerd op een halfgeleiderdiodecel 163. Het is ook mogelijk een lichtweg te ontwerpen welke zich geheel binnen de 20 lagersteun 121 bevindt, zodat in dat geval de opening 127 in de lagersteun 121 overbodig is. Een optische inrichting voorzien van een dergelijke lichtweg is bijvoorbeeld bekend uit het amerikaanse octrooi-schrift 4,135.083 (herewith incorporated by reference). Ook de optische inrichting volgens het eerder genoemde amerikaanse octrooischrift 25 4.135.206 (herewith incorporated by reference) is bedoeld voor een dergelijke lichtweg.

Fig. 5 heeft betrekking op een detail van een gemodificeerde optische inrichting, welke afgezien van de lagering voor het overige geheel gelijk zou kunnen zijn aan de inrichting 1_ of de inrichting 101.

30 De fig. toont een lagersteun 221 waarop een stationair lagerdeel 217 is bevestigd. Het convexe buitenoppervlak van dit lagerdeel bestaat uit een eerste en een tweede paar oppervlakken. Het eerste paar oppervlakken 218A, 218B bestaat uit twee zich tegenoverelkaar bevindende oppervlakken die zijn gelegen op een denkbeeldige, gestippeld 35 getékende, eerste cirkelcylinder 270, met een eerste as 215 in hoofdzaak loodrecht op de optische as 211 van het niet getoonde lenssysteem. Het tweede paar oppervlakken 218C en 218D, bestaat uit twee 800 43 80 PHN 9806 12 • «*.

I I

zich tegenoverelkaar bevindende oppervlakken gelegen op een denkbeeldige tweede cirkelcylinder 271 met een tweede as 216 eveneens in hoofdzaak loodrecht op de optische as 211 en met een diameter gelijk aan die van de eerste cirkelcylinder 270. De tubas 223 heeft ter plaatse van het 5 beweegbare lagerdeel 219 een zodanige opening, dat de doorsnede ter plaatse vierkant is zodat de binnenwand 220 wordt gevormd door loodrecht op elkaar staande vlakken. Deze platte vlakken cmgeven met enige lagerspeling de convexe oppervlakken 218A t/m D, zodat de denkbeeldige cilinders 270 en 271 zich met enige speling bevinden tussen tegenover 10 elkaar gelegen vlakke wanden. De tubus 223 kan zodoende focusseerbewegingen 212 in een richting van de optische as 211 uitvoeren alsmede kantelbewegingen 213 om de as 215 van de eerste cirkelcylinder 217 alsmede kantelbewegingen 214 cm de as 216 van de cirkelcylinder 271.

Andere bewegingen zijn in principe niet mogelijk, afgezien van de 15 zeer geringe bewegingen welke kunnen ontstaan ten gevolge van de lagerspeling.

20 25 30 35 8004380

Claims (11)

1. Optische inrichting geschikt voor het met behulp van een stralingsbundel, afkomstig van een stralingsbron, tijdens bedrijf inschrijven en/of uitlezen van registratiesporen in een registratie-vlak van een registratiedrager en meer in het bijzonder voor het met 5 behulp van een lichtbundel aftasten van video- en/of audioregistratie-sporen in een reflekterend registratie-vlak van een roterende video-of audioplaat, omvattende: - een gestel, - een objektief voor het concentreren van de stralinsbundel tot een 10 stralirgsvlekje in een denkbeeldig focusseervlak en met een bovenkant die tijdens bedrijf naar het registratievlak van een registratiedrager is toegekeerd en een onderkant die van het registratievlak is af gekeerd en omvattende een lenssysteem met een optische as, - een gecombineerde lagering voor het objektief welke een combinatie 15 is van, ten eerste, een focusseer lager ing voor het mogelijk maken van focusseerbewegingen van het objektief tussen een maststand en een bedrijfsstand en relatief ten opzichte van het gestel in een richting welke althans in hoofdzaak samenvalt met de optische as ten einde met het focusseervlak incidentele afwijkingen van een glo-20 bale positie van het registratievlak van de registratiedrager in een richting loodrecht op het registratievlak te kunnen volgen en, ten tweede, een kantellagering voor het mogelijk maken van kantelende bewegingen van het objektief relatief ten opzichte van het gestel in kantelrichtingen waarvan de as in hoofdzaak loodrecht op de 25 optische as van het lenssysteem staat, ten einde met het stralings-vlekje incidentele afwijkingen van een globale positie van het re-gistratiespoor in richtingen gelegen in hetregistratievlak te kunnen volgen; - elektrisch bestuurbare focusseermiddelen voor het langs elektrische 30 weg bewerkstelligen en besturen van de focusseerbewegingen van het objektief; - alsmede elektrisch bestuurbare kantelmiddelen voor het langselektri-sche weg bewerkstelligen en besturen van de kantelbewegingen van het objektief, 35 met het kenmerk, dat de gecombineerde lagering voor het objektief bestaat uit een glijlagering, omvattende een met de optische as van het objektief in hoofdzaak coaxiaal en met het gestel verbonden stationair 800 4 3 80 < k PHN 9806 14 lagerdeel met een althans gedeeltelijk/ convex buitenoppervlak, alsmede een met het objektief verbonden beweegbaar lagerdeel met een cilindrisch buitenoppervlak dat met een zekere lager speling, glijdend en kantelend samenwerkt met het convexe buitenoppervlak van het stationaire lagerdeel. 5

2. Optische inrichting volgens conclusie 1, waarbij het lens systeem aan de bovenkant van het objektief aangebracht is en de gecombineerde lagering zich nabij de onderkant van het objektief bevindt^ waarbij het objektief een buisvormige tubus bezit waarin het lenssys- . teem is gevat, met het kenmerk, 10. dat de tubus aan de onderkant van het objektief open is, - dat het gestel is voorzien van een lagersteun die door de open onderkant in de tubus steekt en een naar het lenssysteem gericht vrij uiteinde bezit, - dat het stationaire lagerdeel zich op de lagersteun bevindt, en 15. dat het beweegbare lagerdeel wordt gevormd door een deel van een wand van de tubus.

3. Optische inrichting, volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de lagersteun althans ten dele hol is en open is aan zijn vrije uiteinde en waarbij het holle gedeelte van de lagersteun een behuizing 20 vormt voor één of meer optische en/of optoëlektrische, met de stra-lingsbundel samenwerkende, componenten.

4. Optische inrichting volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat het holle gedeelte van de lagersteun tevens dient als een behuizing voor een stralingsbron.

5. Optische inrichting volgens conclusies 2 t/m 4, met het kenmerk, dat de lagersteun nabij het vrije uiteinde een, met de optische as van het objektief in hoofdzaak coaxiaal, cylindrisch aanslagdeel bezit en dat de tuhus van het objektief een binnenwand bezit die het genoemde cylindrische aanslagdeel met speling angeeft ten einde de kantelbewegin-30 gen van het objektief ten opzichte van de lagersteun te beperken.

6. Optische inrichting volgens conclusies 2 t/m 5, met het kenmerk, dat de lagersteun en de tubus van het objektief zijn voorzien van, in de ruststand van het objektief, met elkaar samenwerkende, ten opzichte van de optische as van het objektief schuinstaande zitting- 35 vlakken.

7. Optische inrichting volgens één der conclusies 2 t/m 6, waarbij de elektrisch bestuurbare focusseermiddelen en kantelmiddelen bestaan uit met elkaar magnetisch samenwerkende en met het objektief 800 43 80 PHN 9806 15 verbonden bewegende, alsmede uit met het gestel verbonden stationaire eléktrodynamische middelen, omvattende een aantal elektrische stuur-spoelen, zodat door het toevoeren van elektrische stuurstromen naar de stuurspoelen elektromagnetische krachten op het objektief kunnen 5 worden uitgeoefend voor het Opwekken van focusseerbewegingen en kantel-bewegingen, met het kenmerk, - dat de bewegende eléktrodynamische middelen zich zijdelings van de tubus en meer nabij diens onderkant bevinden, - dat de bewegende eléktrodynamische middelen zodanig zijn geörienteerd 10 ten opzichte van de tutus, dat de elektromagnetische krachten op het objektief in hoofdzaak door êên gezamenlijk punt op de optische as van het lenssysteem gaan en dat het genoemde punt in hoofdzaak samenvalt met het stootpunt van het objektief.

8. Optische inrichting volgens conclusie 7, met het kenmerk, 15 dat de bewegende eléktrodynamische middelen bestaan uit stuurspoelen met windingen, gelegen in een vlak loodrecht op een denkbeeldige verbindingslijn tussen het centrum van de spoel en het stootpunt.

9. Optische inrichting volgens conclusie 7 of 8, met het kenmerk, dat de stationaire eléktrodynamische middelen een, de lagersteun cm- 20 ringende en axiaal gemagnetiseerde, ringmagneet omvatten, waarbij de ringmagneet is opgenomen in een magnetisch circuit met axiaal in de stuurspoelen stekende en qp de ringmagneet bevestigde poolschoenen.

10. Optische inrichting volgens een der conclusies 7 t/m 9, met het kenmerk, dat zich aan de buitenzijde van de tubus een aantal vin- 25 nen bevinden in vlakken in hoofdzaak evenwijdig met de optische as van het lenssysteem en met vrije uiteinda* en dat de bewegende elektrody-namische middelen zijn aangebracht aan de vrije uiteinden van de vinnen.

11. Optische inrichting volgens een der conclusies 2 t/m 10, met het kenmerk, 30. dat het convexe buitenoppervlak van het stationaire lagerdeel een eerste en een‘tweede paar oppervlakken cravat, waarbij het eerste paar oppervlakken, bestaat uit twee zich tegenover elkaar bevindende oppervlakken, althans ruwweg gelegen op een denkbeeldige eerste cirkel-cilinder met een eerste diameter en een eerste as in hoofdzaak lood- 35 recht op de optische as van het lenssysteem en waarbij het twaede paar oppervlakken bestaat uit twee zich tegenover elkaar bevindende oppervlakken althans ruwweg gelegen op een denkbeeldige tweede cir-kelcilinder met een tweede diameter en een tweede as in hoofdzaak 800 4380 EHN 9806 16 W '» loodrecht op de optische as van het lenssysteem en tevens in hoofdzaak loodrecht op de eerste as, en i - dat de opening in de tubus ter plaatse van het beweegbare lagerdeel een rechthoekige doorsnede bezit, met zijden gelijk aan de eerste 5 en tweede diameters vermeerderd met een spelingsafstand voer het lager. 10 15 20 25 30 35 8004380