NL8003777A - Veiligheidsmechanisme voor een snelvurend vuurwapen met roterende kamer. - Google Patents

Description

E 2348-1063 ' *

’ P & C

Veiligheidsmechanisme voor een snelvurend vuurwapen met roterende kamer.

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het met zekerheid voorkomen van het vrijgeven van de slagpemaibij een vuurwapen van het Gatling-type.

Het Amerikaanse octrooischrift 125.563 beschrijft een klassiek 5 voorbeeld van een modern vuurwapen met roterende kamers. Een stationnair huis omsluit en ondersteund een roter met een reeks lopen en een overeenkomstige reeks grendels. Elke grendel is voorzien van zijn eigen slagpen en slagpenveer. Door elke grendel loopt in de lengterichting een station-naire elliptische nokgroef in het huis. Als de grendel naar voren beweegt, 10 wordt zijn slagpen naar achteren getrokken door een stilstaand nokspoor in het huis, waardoor de slagpenveer wordt samengedrukt totdat de grendel en de loop de afvuurstand bereiken, in welke stand de stilstaande nok de slagpen vrijgeeft, waardoor deze het slaghoedje van de huls treft.

Het Amerikaanse octrooischrift 3.380.341 beschrijft een vuurwapen 15 van het Gatling-type met een enkele slagpenveer die dient voor elk der verscheidene grendels. Een veiligheidsmechanisme bestaat uit een sector van het nokspoor in het huis die van de grendels af kan scharnieren en is voorzien van een uitsteeksel voor het blokkeren van de slagpenveer.

Het Amerikaanse octrooischrift 3.611.871 beschrijft een vuurwapen van 20 het Gatling-type met verscheidene grendels en bijbehorende slagpenveren.

Elke grendel wordt in de lengterichting doorlopen door een elliptische nok van het huis en wordt vergrendeld door een nok in het achtereinde van het huis. Een positieve vergrendeling van de slagpen wordt vrijgegeven door het vergrendelen van de grendel. Een veiligheidsmechanisme bestaat 25 uit het verschuiven van de achterste nok teneinde het roteren van de grendel te voorkomen.

Het Amerikaanse octrooischrift 3.738.221 beschrijft een vuurwapen van het Gatling-type met een reeks grendels en bijbehorende slagpenveren.

Elke slagpenveer is voorzien van een nokvolger die valt in een dwars-30 segment van een ringvormige nok teneinde de slagpenveer samen te persen totdat deze van een scherpe flank van de kam glijdt en de slagpen in werking stelt. Een veiligheidselement kan worden gekanteld om een hartlijn dwars op de lengterichting van het vuurwapen en ongeveer rakend aan de nok, waarbij hij reikt in de spleet die wordt begrenst door de flank 35 teneinde de nokvolger geleidelijk naar beneden te brengen en de samen- drukking van de slagpenveer te beëindigen, waardoor wordt voorkomen dat de slagpen in werking wordt gesteld.

Bij het vuurwapen van het type GAU-8 dat is aangebracht in het vlieg- 8003777 - 2 - tuig van het type AIO wordt gebruik gemaakt van een nok die enigzins lijkt op de nok volgens het Amerikaanse octrooischrift 3.738.221. Het beveili-gingselement kantelt echter om een lijn die evenwijdig is aan de lengteas van het vuurwapen.

5 Als bij een nokstelsel als toegepast in het vuurwapen van het type GAU-8 het vuurwapen tot stilstand komt terwijl een grendel met zijn span-stift reikt in de spleet die wordt begrenst door de flank van de nok, kan het veiligheidselement niet volledig in de spleet worden gebracht doordat het wor-t geblokkeerd door de spanstift van de grendel. Een kracht 10 die wordt uitgeoefend op het veiligheidselement drukt slechts de spanstift tegen de zijde van de grendel.

De uitvinding beoogt een nokstelsel voor een vuurwapen van het Gatling-type te verschaffen waarbij het veiligheidselement in staat is om eventueel de spanstift van een grendel die zich kan bevinden in de spleet begrenst 15 door de flank van de nok te verplaatsen.

De uitvinding beoogt tevens zulk een nokstelsel te verschaffen waarbij het veiligheidselement kan worden verschoven tussen een beveiligde stand en een scherpe stand en dat zichzelf in elk van die standen vergrendeld.

20 Daartoe verschaft de uitvinding een vuurwapen van het Gatling-type met een huis; een rotor die kan roteren ten opzichte van het huis; welke rotor een reeks volgens een krans opgestelde grendels met bijbehorende slagpeneenheden bevat en een schakelbare stuurinrichting voor de slagpen-eenheden die vast staat ten opzichte van het huis en achtereenvolgens 25 samenwerkt met elk der slagpeneenheden en is voorzien van een eerste stand voor het positief beletten van het vrijgeven van elke slagpeneenheid en een tweede stand voor het bewerkstelligen van de tijdige vrijgave van elke slagpen; waarbij de stuurinrichting voor de slagpeneenheden een eerste nokoppervlak bevat met een voorste en laag onderdeel in lengterichting en 30 een achterste en hoger onderdeel in lengterichting dat vervolgens abrupt overgaat in een uitsparing; een tweede nokoppervlak dat ligt in de uitsparing en in dwarsrichting kan scharnieren voor beweging in lengterichting naar en van een eerste stand waarin het een geleidelijke overgang vormt tussen het hoge en het lage deel van het eerste nokoppervlak en een tweede 35 stand waarin het een geleidelijke overgang van het lage deel naar de uitsparing vormt.

De uitvinding wordt hieronder nader toegelicht aan de hand van de tekening, die betrekking heeft op een uitvoeringsvoorbeeld van een inrichting volgens de uitvinding.

8003777 - 3 -

Fig. 1 is een dwarse deeldoorsnede door een vuurwapen van het Gatling-type met een veiligheidsmechanisme volgens de uitvinding waarin het beveili-gingselement in zijn vergrendelde teruggetrokken scherpe toestand is afgeheeld.

5 Fig. IA is een doorsnede langs de lijn IA-IA uit fig. 1.

Fig. 1B is een bovenaanzicht van een detail uit fig. 1.

Fig. 2 is een soortgelijke afbeelding als fig. 1, waarin het beveili-gingselement in zijn onvergrendelde tussenstand is afgebeeld.

Fig. 2A is een doorsnede langs de lijn UA-IIA uit fig. 2.

10 Fig. 2B is een soortgelijk detail-bovenaanzicht als fig. 2.

Fig. 3 is een soortgelijk aanzicht als fig. 1, waarin het beveiligings-element in zijn vergrendelde veiligheidstoestand is afgebeeld.

Fig. 3A is een doorsnede langs de lijn IIIA-IIIA uit fig. 3.

Fig. 3B is een bovenaanzicht van een detail uit fig. 3.

15 Fig. 4 is een perspectivisch aanzicht van het veiligheidsmechanisme en de grendel uit fig. 1.

Het vuurwapen van het Gatling-type omvat een stationnair huis 10 waarin een rotor 12 is gelegerd met een reeks grendels 14 die glijden over sporen 16 die aan de rotor zijn bevestigd. Elke grendel heeft een rol 18 die loopt 20 in een schroefvormig nokspoor in het huis, zodat terwijl de rotor 12 draait elke grendel 14 in zijn spoor naar voren en naar achteren wordt bewogen.

Elke grendel is tevens voorzien van een slagpen met een bijbehorende slagpen-veer. De slagpen is voorzien van een spanstift 20 die door een sleuf in de grendel steekt.

25 Het veiligheidsmechanisme 22 is in het huis bevestigd in een zich in dwarsrichting uitstrekkende sleuf 24 daarin.

Het veiligheidsmechanisme omvat een hoofdgestel 26 dat een naar achteren gerichte vork 28 bevat, bestaande uit twee naar achteren gerichte lippen 30 en 32, alsmede een naar buiten gerichte vork 34 bestaande uit twee 30 naar buiten gerichte lippen 36 (in het gestel) en 38. Het gestel omvat tevens een naar achteren gericht eerste nokdeel 40 met een scherpe flank 42 naar het naar achteren gerichte oppervlak 44 van het hoofdgestel 26 en een naar achteren gericht tweede nokdeel 46. Het eerste nokdeel 40 steekt veel verder naar achteren dan het tweede nokdeel 46 en de beide delen 35 begrenzen een gaping daartussen.

Terwijl de rotor draait tegen de wijzers van de klok. in als afgebeeld in de figuren, brengt hij de grendel in lengterichting vanuit de achterste rustplaats naar voren en de slagpen bereikt na enige tijd het stilstaande nokdeel 40 en drukt de slagpenveer samen terwijl de grendel voortgaat zich 8003777 - 4 - naar voren te bewegen naar zijn voorste stand. De spanstift glijdt tevens in dwarsrichting tegen de wijzers van de klok in over het nokdeel 40 naar de flank.

Het veiligheidsmechanisme omvat een poort 48 die in de uitsparing 5 ligt en zo kan scharnieren dat hij in lengterichting kan bewegen naar de naar achteren gerichte vork 28 door middel van een pen 50 die is gestoken door een paar boringen 52 en 54 in de lippen 30 respektievelijk 32 en een paar boringen 56 en 58 in twee armen 60 en 62 van de poort. De boring 54 is blind en een ring 64 kan door een diametrale boring in de pen steken 10 teneinde deze in de boringen te borgen.

Het veiligheidsmechanisme bevat tevens bedieningselement 70 dat kan scharnieren en een dwarse beweging naar de naar buiten gerichte vork 34 kan uitvoeren door middel van een pen 72 die door een paar boringen 74 en 76 in de lip 36 respektievelijk 38 is gestoken. Het element 70 is voorzien 15 van een krukarm 78 die zich naar buiten uitstrekt en via een pen 80 is gekoppeld met een stang 82 van een invulorgaan 84 met twee standen dat aan het huis 10 is bevestigd en op afstand wordt bestuurd. Het instel-orgaan kan elektrisch of pneumatisch zijn en is onderworpen aan een veer-werking die de stang naar buiten tracht te brengen naar de beveiligde 20 stand uit fig. 3.

De poort 48 heeft een nokoppervlak met een eerste deel 86 en een tweede deel 88. Het element kan zich bevinden in een eerste voorste stand als afgebeeld in fig. 1, waarbij als de spanstift 20 van de slagpen in lengterichting van. het achterste en hoge stationnaire nokdeel 40 valt bij 25 de flank 42, deze snel daalt onder invloed van de kracht van de samengedrukte slagpenveer van de slagpen, totdat de slagpen het slaghoedje van de huls raakt. Hij blijft in deze stand totdat hij in achterwaartse richting over de helling van het nokdeel 88 van de poort glijdt en vervolgens het voorste en lage stilstaande nokdeel 46 bereikt. Dit deel van het nokdeel 40 levert 30 de samendrukking van de slagpenveer. Het niveau in lengterichting van het nokdeel 86 maakt het mogelijk, dat de slagpen in het slaghoedje van de huls dringt. De helling in lengterichting van het nokdeel 88 trekt de slagpen terug uit het slaghoedje. Het vlakke deel in de lengterichting van de nok 46 houdt de slagpen vrij van de patroonhuls.

35 De poort 48 bevat tevens een keep 89 met een naar achteren gerichte helling 90 en een naar voren gerichte helling 92 en een lip 94.

Het bedieningsorgaan 70 bevat tevens een lip 95 met ongeveer een Z-vorm en een bovenste en naar voren gerichte helling 96, een bovenste en naar achteren gerichte helling 98, een onderste en naar voren gerichte helling 8003777 - 5 - 100 en een onderste naar achteren gerichte helling 102. Het element 70 bevat tevens een afstandblok met een hellend oppervlak 104 en dit blok schuift tussende beide lippen 36 en 38 en voorkomt een beweging in lengterichting van het element. De lip 95 bevindt zich in de groef 89. In de afvuurstand 5 uit fig. 1 is het bediening®lement omhoog gekanteld, waarbij het hellende oppervlak 100 van het bedieningselement is geklemd tegen het hellende oppervlak 90 van de poort, waardoor de poort naar voren tegen de achterplaat 26 is vergrendeld. In de veilige stand uit fig. 3 is het bedieningselement naar beneden gekanteld, waarbij het hellende oppervlak 98 van het bedienings-10 element is geklemd tegen het hellende oppervlak 92 van de poort, waardoor de poort in zijn achterste stand wordt vergrendeld, waarbij zijn lip 94 tegen de lip 38 rust. In de tussenstand uit fig. 2 steken de poort en het bedie-ningsorgaan los in elkaar. Deze samenwerkende elementen van de poort en het bedieningsorgaan kunnen worden beschouwd als een wig-grendelinrichting.

15 Een paar gaten 110 en 112 kan zijn aangebracht in de lippen 38 en 44 teneinde een pen te kinnen aanbrengen die het bedieningselement in zijn naar beneden gekantelde veilige stand blokkeert.

Mocht het vuurwapen tot stilstand komen terwijl een grendel ligt dat zijn spanstift rust tegen het poort-nokdeel 86 als afgeheeld in de figuren, 20 dan kan de poort 48 toch naar achteren worden gekanteld in zijn veilige stand, daar de poort slechts de nokvolger naar achteren drukt en de slagpen-veer samendrukt. Dit kan gebeuren door een veiligheidspen te steken door de opening 110, die dan inwerkt op het hellende oppervlak 104 van het bedieningselement 70 en het bedieningselement radiaal naar binnen drukt 25 naar de veilige stand en daardoor de veiligheid verzekert, ongeacht de plaats van de spanstift. De beveiligingspen is gewoonlijk een ronde staaf met toegespitst uiteinde, die door de opening 110 wordt gestoken teneinde te voorkomen dat het vuurwapen onbedoeld wordt af gevuurd.

8003777

Claims (4)

1. Vuurwapen van het Gatling-type, met een huis, een rotor die in het huis kan roteren om een hartlijn in lengterichting; welke rotor is voorzien van een reeks grendels met bijbehorende slagpeneenheden die zijn 5 aangebracht volgens een ringvormige krans en een schakelbare stuurinrichting voor de slagpeneenheden die vast is bevestigd aan het huis en achtereenvolgens met elk der slagpeneenheden samenwerkt en is voorzien van een eerste stand voor het beletten van het vrijgeven van elke slagpeneenheid en een tweede stand voor het afdwingen van het op tijd vrijgeven van elke slagpen, 10 waarbij de stuurinrichting voor de slagpeneenheden een eerste orgaan bevat met een eerste ringvormig nokoppervlak met een zich in lengterichting uitstrekkend voorste laagdeel en een zich in lengterichting uitstrekkend achterste hoogdeel, waarbij daartussen een uitsparing in het nokoppervlak bestaat, gekenmerkt door een tweede orgaan met een tweede nokoppervlak 15 liggend in de uitsparing en in dwarsrichting scharnierend voor een beweging in lengterichting naar en van een eerste stand waarbij het tweede nokoppervlak een voortzetting en geleidelijke daling vormt tussen het hoge deel en het lage deel van het eerste nokoppervlak en een tweede stand waarbij het geleidelijke overgang vormt tussen het lage deel van het eerste 20 nokoppervlak en de uitsparing.

2. Inrichting volgens conclusie 1, waarbij elk der slagpeneenheden een spanhefboom en een slagpenveer bevat, waarbij het hoge deel, de uitsparing en het lage deel elk zijn ingericht voor het opnemen van elk der spanhefbomen op hun beurt, waarbij tijdens het roteren van de rotor elke grendel in 25 lengterichting naar voren wordt bewogen zodat zijn spanhefboom rust tegen het hoge deel van het eerste nokoppervlak teneinde de slagpenveer samen te drukken terwijl een zijdelingse beweging plaatsvindt naar de uitsparing, met het kenmerk dat als de grendel zo tot stilstand mocht komen dat het tweede orgaan in de tweede stand ligt en de betreffende spanstift in de 30 uitsparing ligt, het tweede orgaan zo is uitgevoerd dat het van de eerste stand kan bewegen naar de tweede stand, waarbij het tweede nokoppervlak de spanstift meeneemt.

3. Inrichting volgens conclusie 1, gekenmerkt door een wig-grendelorgaan voor het vergrendelen van het tweede orgaan in de eerste of de tweede stand. 35

4. Inrichting volgens conclusie 1, gekenmerkt door een bedieningsarm die in lengterichting kan scharnieren teneinde het tweede orgaan te bewegen tussen de eerste en de tweede stand, waarbij de bedieningsarm en het tweede orgaan onderling samenwerkende nokoppervlakken en wigoppervlakken vertonen. 8003777