NL8003598A - Werkwijze en inrichting voor het in een vloeistofstroom doseren van een additief, meer in het bijzonder voor het in een bluswaterstroom doseren van een schuim- vormend middel. - Google Patents

Description

w«<· V U» ·*» * 1 > .<* .... Doeschot-Rosenbauer BV te Hippolytushoef.

Werkwijze en inrichting voor het in een vloeistofstroom doseren van een additief, meer in het bijzonder voor het in een bluswaterstroom doseren van een schuimvormend middel.

De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze en een inrichting voor het in een vloeistofstroom doseren van een additief, meer in het bijzonder voor het in een bluswater-stroom doseren van een schuimvormend middel, waarbij in het 5 doorstroomkanaal van de vloeistof een venturibuis is opgenomen en het additief vanuit een reservoir door een in de keel van de venturibuis uitmondende zuigleiding wordt aangezogen en in de vloeistofstroom wordt ingevoerd.

10 Een dergelijke werkwijze en inrichting is bekend waarbij voor de brandbestrijding een schuimvormend middel in de venturibuis met het bluswater wordt vermengd en daarmede op het te blussen object wordt gespoten.

Bij deze bekende werkwijze en inrichting wordt het schuim-15 vormende middel vanuit een open reservoir, waarin het schuim-vormende middel onder de atmosferische druk staat, door de zuigleiding aangezogen.

Doordat het schuimvormende middel in het reservoir slechts onder de atmosferische druk staat en geen overdruk in het 20 reservoir wordt toegepast, is voor het aanzuigen van het schuimvormende middel een betrekkelijk grote onderdruk in de keel van de venturibuis vereist.

Voor het verkrijgen van deze grote onderdruk in de keel van de venturibuis is het nodig, dat het bluswater met een be-25 trekkelijk hoge snelheid de keel van de venturibuis passeert en waarvoor een grote overdruk van het bluswater voor het binnentreden in de venturibuis noodzakelijk is.

Meer in het bijzonder bij het toepassen van een blusinstallatie * 800 3 5 98 - 2 - » w van de beschreven soort op grotere hoogten, zoals op de hoger gelegen verdiepingen van hoge gebouwen, wordt het bezwaar ondervonden, dat voor het aanzuigen van het schuimvormende middel uit het op de venturibuis aangesloten reservoir, geen voldoende 5 druk van het naar de venturibuis toegevoerde bluswater ter beschikking kan staan.

Verder dient, voor een normaal aanzuigen van het schuimvormende middel,de bluswaterdruk voor het binnentreden in de venturibuis op zich al betrekkelijk hoog te zijn, en kan bij voorbeeld 10 omstreeks 10 Bar bedragen.

In het algemeen is een dergelijke hoge druk bij .de normale leidingwatersystemen niet aanwezig.

De uitvinding beoogt deze bezwaren van de bekende werkwijze en inrichting te ondervangen.

15 De werkwijze volgens de uitvinding vertoont daartoe het kenmerk, dat het additief, zoals het schuimvormende middel, uit het reservoir naar de venturibuis toe wordt weggedrukt door de vloeistof, zoals het bluswater, welke van buiten de venturibuis vanuit het doorstroomkanaal naar het reservoir wordt toe-20 gevoerd.

In tegenstelling tot de bekende werkwijze wordt bij de werkwijze volgens de uitvinding het additief in het gesloten reservoir door de vloeistof voor de venturibuis in het doorstroomkanaal onder druk gebracht om daarbij op eenvoudige wijze door de 25 zuigleiding naar de keel van de venturibuis te worden afgezogen om daar in de vloeistofstroom te worden ingebracht.

De inrichting voor toepassing van de uitgevonden werkwijze wordt gevormd door een in het doorstroomkanaal van de vloeistof, zoals het bluswater, opgenomen venturibuis waarvan de keel door 30 een daarin uitmondende zuigleiding is aangesloten op een reservoir voor het te doseren additief, zoals het schuimvormende * 800 3 5 98

«I V

, — 3 — middel, en waarbij tussen het reservoir en het buiten de venturibuis gelegen doorstroomkanaal van de vloeistof, een drukleiding is aanbracht, met behulp waarvan de vloeistof in het reservoir kan worden ingevoerd en daarbij het additief 5 vanuit het reservoir naar de keel van de venturibuis kan wegdrukken .

In het algemeen zal het voldoende zijn de zuigleiding aan een zijde van het reservoir te laten uitmonden, en de drukleiding aan de tegnover gelegen zijde van het reservoir, zodat met 1G het invoeren van de vloeistof uit het doorstroomkanaal door de drukleiding in het reservoir, het additief uit het reservoir door de zuigleiding naar de venturibuis wordt afgevoerd. Meer in het bijzonder zal dit gunstiger werken, naarmate de vloeistof en het additief minder goed met elkaar mengbaar zijn, 15 hetgeen veroorzaakt zou kunnen zijn door een groter verschil in soortelijk gewicht.

Bij een doelmatige uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding, is het reservoir door een vrij daarin beweegbare scheidingswand in twee compartimenten verdeeld, en waarvan 20 het ene is aangesloten op de drukleiding, en waarvan het andere is aangesloten op de zuigleiding.

Bij de voor toepassing in gereedheid gebrachte inrichting zal het reservoir in hoofdzaak geheel gevuld zijn met additief, zoals met een schuimvormend middel, en is de scheidingswand 25 geheel naar de invoer van de drukleiding in het reservoir toebewogen .

Bij het in bedrijf nemen van de inrichting, komt de naar de drukleidinginvoer toegerichte zijde van de scheidingswand onder de druk van de vloeistof in het doorstroomkanaal voor de 30 venturibuis te staan, terwijl de andere zijde van de scheidingswand onder de onderdruk in de keel van de venturibuis komt, en wordt de scheidingswand gelijkmatig van de invoeropening 800 3 5 98 - 4 - van de drukleiding wegbewogen en wordt het additief, zoals het schuimvormende middel, naar de keel van de venturibuis afgevoerd, om daar met de vloeistof, zoals het bluswater, te worden vermengd.

5 De scheidingswand in het reservoir kan op verschillende wijzen zijn uitgevoerd.

Bij een gunstige uitvoeringsvorm van de uitgevonden inrichting, wordt de scheidingswand gevormd door een vrij in het reservoir heen en weerbeweegbare zuiger.

10 Bij deze uitvoeringsvorm van de uitgevonden inrichting kan het reservoir op gunstige wijze een cilindervorm bezitten, en waarin een cirkelschijfvormige zuiger vrij heen en weerbeweegbaar is.

Bij een ander uitvoeringsvorm van de uitgevonden inrichting 15 wordt de scheidingswand gevormd door een ballon of balg, en waarvan de binnenzijde is aangesloten op de drukleiding.

Op gunstige wijze is volgens een laatste kenmerk van de inrichting volgens de uitvinding in de zuigleiding en/of in de drukleiding een afsluitorgaan aangebracht, met behulp 20 waarvan de dosering van het additief in de vloeistofstroom kan worden geregeld.

Door deze maatregel kan met het bedienen van de afsluiter de dosering traploos worden gevarieerd van een waarde gelijk aan nul tot een bepaalde maximum waarde.

25 De uitvinding zal thans nader worden toegelicht aan de hand van de tekening van een uitvoeringsvoorbeeld.

Fig. 1 is een doorsnede over een venturibuis welke in dit uitvoeringsvoorbeeld wordt toegepast voor het in een bluswater-stroom inbrengen van een schuimvormend middel.

Λ 800 3 5 98 #- - 5 -

Fig. 2 is een weergave van het doorstroomkanaal voor het bluswater met een daarin opgenoemen venturibuis en het aangesloten reservoir, van waaruit het schuimvormende middel naar de venturibuis zal worden afgevoerd, om daar in de bluswaterstroom 5 te worden ingebracht.

Zoals in Fig. 1 is aangegeven, is in het doorstroomkanaal 1 van het bluswater een venturibuis 2 opgenomen, waarvan de keel 3 met behulp van de zuigleiding 4 is aangesloten op het reservoir 5, waarvan alleen een gedeelte van de bovenwand is aangegeven.

10 Stroomopwaarts van het venturikanaal is de drukleiding 6 op het doorstroomkanaal 1 van het bluswater aangesloten.

Zoals in Fig. 2 op kleinere schaal is weergegeven, is de zuigleiding 4 aan de bovenzijde, en de drukleiding 6 aan de onderzijde van het reservoir 5 voor het schuimvormende middel 15 aangesloten.

Het reservoir 5 wordt door de zuiger 8 in twee compartimenten 11 en 12 verdeeld, en waarvan het ene compartiment op de zuigleiding 4, en het andere compartiment op de drukleiding 6 is aangesloten.

20 In de drukleiding 6 is de afsluiter 7 opgenomen, en waarmede de dosering van het schuimvormende middel in het bluswater kan worden geregeld.

Aan de afvoerzijde van de venturibuis is de van de spuitmond 10 voorziene slang 9 aangesloten.

25 Bij het doorstromen van de venturibuis 1 door het bluswater ontstaat een drukverschil tussen het bluswater in de keel 3 van de venturibuis en het bluswater voor de eigenlijke venturibuis in het doorstroomkanaal 1.

Dit drukverschil wordt met behulp van de zuigleiding 4 en 30 de drukleiding 6 naar de compartimenten 11 en 12 van het reservoir overgebracht, en waardoor de zuiger naar boven wordt bewogen en het zich boven de zuiger bevindende schuimvormende middel door de zuigleiding 4 naar de keel 3 van de venturibuis wordt afgevoerd en daar in het doorstromende bluswater wordt 800 3 5 98 η 6 π ingebracht.

Met behulp van de.afsluiter 7 kan de doorstroming van het bluswater in de drukleiding 6 naar het reservoir 5, en daarmede de dosering van het schuimvormende middel in het bluswater 5 traploos worden geregeld.

4 800 35 98

Claims (6)

1. Werkwijze voor het in een vloeistofstroom doseren van een additief, meer in het bijzonder voor het in een bluswaterstroom doseren van een schuimvormend middel, waarbij in het door-stroomkanaal van de vloeistof een venturibuis is opgenomen en 5 het additief vanuit een reservoir door een in de keel van de venturibuis uitmondende zuigleiding wordt aangezogen en in de vloeistofstroom wordt ingevoerd, met het kenmerk, dat het additief uit het reservoir naar de venturibuis toe. wordt weggedrukt door vloeistof, welke van buiten de venturibuis vanuit 10 het doorstroomkanaal naar het reservoir wordt toegevoerd.

2. Inrichting voor toepassing van de werkwijze volgens conclusie 1, gevormd door een in het doorstroomkanaal van de vloeistof opgenoemen venturibuis, waarvan de keel door een daarin uitmondende zuigleiding is aangesloten op een reservoir 15 voor het te doseren additief, met het kenmerk, dat tussen het reservoir en het buiten de keel van de venturibuis gelegen doorstroomkanaal van de vloeistof een drukleiding is aangebracht, met behulp waarvan de vloeistof in het reservoir kan worden ingevoerd en daarbij het additief uit het reservoir naar de 20 keel van de venturibuis kan wegdrukken.

3. Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat het reservoir door een vrij daarin beweegbare scheidingswand in twee compartimenten is verdeeld, waarvan het ene is aangesloten op de zuigleiding en het andere is aangesloten op de druk- 25 leiding.

4. Inrichting volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de scheidingswand gevormd wordt door een vrij in het reservoir beweegbare zuiger. 4 800 3 5 98 - % - 8 -

5. Inrichting volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de scheidingswand gevormd wordt door een ballon of balg, waarvan de binnenzijde is aangesloten op de drukleiding.

6. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het 5 kenmerk, dat in de zuigleiding en/of in de drukleiding een afsluitorgaan is aangebracht, met behulp waarvan de dosering van het additief in de vloestofstroom kan worden geregeld. ✓ 1 800 3 5 98