NL8003075A - Afdichting. - Google Patents

Description

80.3186/Rey/sme ^

Korte aanduiding: Afdichting.

De uitvinding heeft betrekking op een afdichting, in het bijzonder voor een vaatwasmachine, voor het afdichten van een as, omvattende een uit een elastisch materiaal bestaande balg met een steunhuis en een glijring, waarbij de balg de glijring en het 5 steunhuis tenminste gedeeltelijk omsluit en met de binnenkant van zijn buitenmantel tegen de evenwijdig met de as lopende buitenwand van het steunhuis ligt, alsmede een tussen het steunhuis en de glijring aangebrachte drukveer.

Bij een dergelijke afdichting is het bekend om de 10 glijring door middel van een klempassing mediumdicht en onverdraai-baar met de balg te verbinden. Voor het verkrijgen van de klempassing wordt hierbij in het axiaal beweegbare uiteinde van de balg door middel van vulcaniseren een metalen huis bevestigd. Om fabri-cage-technische redenen kan het steunhuis, dat noodzakelijk is 15 voor het verkrijgen van de klempassing in het montagegat van het apparaat, alleen met de balg worden verbonden in het van de glijring afgekeerde, axiaal vaststaande uiteinde van de balg.

Bij de bekende constructies is het gevaar aanwezig dat de balg bij het in het apparaat drukken van de afdichting tegen 20 de indrukrichting in van het steunhuis afglijdt.

Teneinde het gevaar dat de balg van het steunhuis afglijdt te verkleinen, moet de balg zeer ver radiaal naar binnen toe om het steunhuis grijpen. Hierdoor krijgt de balg een overeenkomstig .grote radiale holte of ondersnijding. Dit veroorzaakt weer 25 een zeer sterke rekspanning in het materiaal van de balg bij het uit de mal nemen van de balg en bij het in de balg aanbrengen van het steunhuis^ waardoor de balg kan worden beschadigd. De grootte van de ondersnijding kan zodoende niet naar wens worden gekozen.

Ook bij een grote ondersnijding van de balg wordt het probleem dat 30 het steunhuis van de balg afglijdt niet op een voldoende betrouwbare wijze opgelost. Het monteren van dergelijke afdichtingen moet 800 30 75 * - 2 - zodoende zeer zorgvuldig en met speciale werktuigen geschieden, hetgeen in het bijzonder bij eventuele servicewerkzaamheden tot moeilijkheden kan leiden.

De uitvinding beoogt de hiervoor beschreven afdichting 5 zodanig te verbeteren, dat tussen de balg en het afdichthuis door in elkaar passende vormen een verbinding wordt verkregen en waarbij wordt voorkomen dat de balg bij het in het apparaat drukken van de afdichting tegen de indrukrichting in van het steunhuis afglijdt.

Dit oogmerk wordt volgens de uitvinding bereikt, doordat de buiten-10 wand van het steunhuis en de binnenzijde van de buitenmantel van de balg zijn voorzien van een zodanige profilering, dat op de buitenwand steunvlakken en op de buitenmantel overeenkomstige tegen-vlakken zijn aangebracht, die axiaal achter elkaar dwars op de drukrichting van de veer staan, 15 Door middel van de profilering met de op de buiten wand van het steunhuis aangebrachte steunvlakken, waarmee de tegen-vlakken van de balg samenwerken, wordt een snapverbinding verkregen, die de optredende axiale krachten betrouwbaar opneemt, waardoor de buitenmantel van de balg tegen de indrukrichting in onwrikbaar is 20 gefixeerd en bij het in het apparaat drukken van de afdichting niet van de buitenwand kan afschuiven, zodat in het bijzonder bij eventuele servicewerkzaamheden het werk snel en probleemloos kan worden uitgevoerd. Een volgend voordeel is dat ten gevolge van de achter elkaar aangebrachte steun- en tegenvlakken door de in elkaar pas-25 sende vormsluiting, meerdere draagpunten aanwezig zijn, zodat de krachten verdeeld worden opgenomen, en de afzonderlijk steun- en tegenvlakken met een kleine radiale hoogte kunnen worden uitgevoerd. Een dergelijke in radiale richting kleine profilering heeft het voordeel, dat de radiale holte in de balg klein is, zodat het ver-30 vaardigen van de afdichting eenvoudig is, omdat de balg gemakkelijk uit de vorm kan worden genomen en het monteren van het steunhuis in de balg kan geschieden zonder de balg ver uit te rekken, waarbij de tegenvlakken van de buitenmantel bij het op het steunhuis schui- 800 3 0 75 η - 3 - ven achter de steunvlakken snappen. De volgens de uitvinding uitgevoerde profilering heeft vervolgens het voordeel, dat deze kan worden vervaardigd zonder verspanende bewerkingen. Hierdoor is het mogelijk goedkope, met spuitgieten vervaardigde steunhuizen van een 5 thermoplastisch materiaal tot te passen.

De uitvinding wordt nader toegelicht aan de hand van de tekening, die schematisch een aantal uitvoeringsvormen van de uitvinding toont.

Fig. 1 toont een doorsnede door een deel vdn een af-10 dichting volgens de uitvinding.

Fig. 2 is een doorsnede van een andere uitvoeringsvorm van een afdichting volgens de uitvinding.

Fig. 3 toont de afdichting volgens fig. 2 met een over 180° omgedraaide balg.

15 Fig. 4 toont een doorsnede van een nog andere uitvoe ringsvorm van de afdichting.

De in fig. 1 weergegeven afdichting 1 dient voor het afdichten van een as 2 van een vaatwasmachine en is voorzien van een uit een elastisch rubber bestaande balg 3, een steunhuis 4, een glij-20 ring 5 en van een drukveer 6. De buitenwand 7 van het steunhuis 4 is voorzien van radiaal naar buiten gerichte steunvlakken 8, waartegen tegenvlakken 9 liggen, die in de binnenzijde van de buitenmantel 10 van de balg 3 zijn aangebracht. De steunvlakken 8 en de tegenvlakken 9 zijn in de asrichting achter elkaar op verschillende 25 diameters aangebracht, zódat een trapvormige profilering 11 ontstaat, die is uitgevoerd al's een gemakkelijk te hanteren, op elk ogenblik los te maken snapverbinding. De treden krijgen in axiale richting tegen de indrukrichting A in een steeds grotere diameter, zodat de balg 3 op betrouwbare wijze door het steunhuis 4 wordt tegengehouden.

30 De buitenkant van de buitenmantel 10 is voorzien van een golfvormig profiel 12, met behulp waarvan ook bij relatief grote toleranties van de diameter van het montagegat, zoals die bij door spuitgieten vervaardigde pomphuizen noodzakelijk zijn een betrouwbaar medium- 800 3 0 75 ✓ - 4 - dichte klempassing van de afdichting 1 in het apparaat wordt verkregen.

Het aan de zijde van de glijring gelegen deel van de balg 3 is voorzien van een draagwand 13, die evenwijdig loopt met 5 de buitenmantel 10 en met het vrije uiteinde naar het steunhuis 4 is gericht. De draagwand 13 is aangebracht in een uitsparing 14 van de glijring 5, waarbij een van de draagwand uitgaand en hier loodrecht φ staand drukvlak 15 tegen een radiaal vlak 16 van de glijring 5 aanligt, via welk vlak de druk van de veer 6 op de glijring 5 10 wordt overgedragen. De veer 6, die is uitgevoerd als een cilindrische schroefveer en met het ene uiteinde tegen een eindwand 17 van het steunhuis 4 ligt, loopt evenwijdig met de draagwand 13 en omsluit deze laatste, waarbij de buitendiameter van de draagwand 13 bij een gemonteerde glijring 5 groter is dan de binnendiameter van 15 de drukveer 6, zodat de draagwand radiaal naar binnen mediumdicht en onverdraaibaar in de uitsparing 14 van de glijring 5 wordt gedrukt.' Tussen dë aan de glijring gelegen zijde van de draagwand 13 en de buitenmantel 10 is de balg 3 voorzien van een in hoofdzaak radiale membraanwand 18, die is uitgevoerdds een schotelveer, waar-20 bij het membraan bij de fabricage in onbelaste toestand een zodanige hoogte heeft, dat het membraan bij de in het apparaat ingebouwde glijring-afdichting bij een nominale maat van de inbouwlengte in het apparaat ten opzichte van de bij de fabricage verkregen hoogte niet wordt vervormd.

25 Bij een grotere tolerantie van de inbouwlengte in het apparaat wordt het membraan voor het vergroten van de veerweg voorzien van een naar het steunhuis gerichte welving 19, die bij de axiale beweging van de glijring 5 een afrolbeweging van de membraanwand 18 mogelijk maakt.

30 Doordat in de membraanwand 18 bij de nominale maat van de inbouwlengte in het apparaat geen terugveerkracht wordt opgewekt, wordt de op de glijring 5 werkende axiale kracht alleen door de drukveer 6 verkregen en is zodoende in hoofdzaak tussen nauwe 800 3 0 75 - 5 - grenzen te houden en is bovendien, daar de druk van de veer in tegenstelling tot de terugveerkracht van het uit rubber vervaardigde membraan 18 tijdens het bedrijf van de afdichting, niet verandert door de inwerking van het medium of de temperatuur, gedurende de 5 gebruiksduur van de afdichting aan nog kleinere veranderingen onderworpen·

Bij de in de fig. 2 en 3 weergegeven afdichting 20 is de eveneens trapvormig uitgevoerde profilering 21 op de buitenwand 22 van het steunhuis 23 en op de buitenmantel 24 van de balg 25 spie-10 gelsymmetrisch uitgevoerd ten opzichte van een dwars op de axiale richting staand vlak. De evenwijdig met de buitenwand 22 lopende draagwand 26 is voorzien van een verlengstuk 27 en is eveneens spiegelsymmetrisch ten opzichte van het hiervoor genoemde dwars gerichte vlak, waarbij de draagwand 26 in langsdoorsnede een U-15 vormige aanslag 28 heeft, zodat een uitsparing 29 alsmede drukvlak-ken 30, 31 voor de aanslag tegen het vlak 32 van de glijring 33 ontstaan. In de balg 25 is tussen de veer 34 en de draagwand 26 een Z-vormig klemstuk 35 aangebracht, dat aan één uiteinde met een flens 36 in de uitsparing 29 en met het andere uiteinde door middel 20 van nokken 37 onverdraaibaar in axiale groeven 38 van het steunhuis 23 is aangebracht. In fig. 2 is de balg 25 zodanig aangebracht, dat de wand 39 van het membraan met de voorgevormde welving 40 tegen het vloeibare medium is gericht en het hier tegenoverliggende verlengstuk 27 radiaal tegen de inwendige boring van de tegen de veer 25 gelegen eindwand 41 van het steunhuis 23 ligt, zodat de afdichting 20 een praktisch gesloten inwendige ruimte heeft, waarin de veer 34 is afgeschermd voor uit de afdichtspieet komende lekkage. In fig. 3 bevindt de balg 25 zich daarentegen in een over 180° gedraaide stand, zodat de afdichting 20 aan de kant van het medium open is. Ten ge-30 volge van de spiegelsymmetrische profilering 21 wordt het van het steunhuis 23'schuiven van de buitenmantel 24 voorkomen, onafhankelijk van het feit of de afdichting 20 met de glijring 33 naar voren of met de eindwand 41 naar voren in het apparaat wordt gedrukt.

800 30 75 - 6 - ✓

De in fig. 4 weergegeven afdichting 42 komt in hoofdzaak overeen met de in fig. 2 weergegeven afdichting. De balg 43 heeft aan het vrije uiteinde van de buitenmantel 44 echter een haakvormig deel 45, dat in een uitsparing 46 van het steunhuis 47 is 5 aangebracht. De tussen de buitenmantel 44 en de uitsparing 46 aanwezige wand 48 is voor het gemakkelijk uit de mal nemen in radiale richting verend uitgevoerd en heeft evenals de buitenmantel 44 een zaagtandvormige profilering 49. Een aan het klemstuk 50 en aan de lagerwand 51 aangebrachte vertanding 52 is eveneens zaagtandvormig 10 geprofileerd, waarbij de vertanding 52 van het klemstuk is aangebracht op een radiale verend uitgevoerde lip 53.

800 3 0 75

Claims (12)

1. Afdichting in het bijzonder voor een vaatwasmachine, voor het afdichten van een as, omvattende een uit een elastisch materiaal bestaande balg, met een steunhuis en een glijring, waarbij de balg de glijring en het steunhuis tenminste gedeeltelijk omsluit 5 en met de binnenkant van zijn buitenmantel tegen de evenwijdig met de as lopende buitenwand van het steunhuis ligt, alsmede een tussen het steunhuis en de glijring aangebrachte drukveer, met het • kenmerk, dat de buitenwand (7, 22) van het steunhuis (4, 23, 47. en de binnenzijde van de buitenmantel (10, 24, 44) van de balg 10 (3, 25, 43) zijn voorzien van een zodanige profilering (11, 21, 49), dat op de omtrekswand steunvlakken en op de buitenmantel overeenkomstige tegenvlakken zijn aangebracht, die axiaal achterelkaar dwars op de drukrichting van de veer staan.

1» - 7 - C _0_N C L U S I E S

2. Afdichting volgens conclusie 1,met het k e n- 15. e r k, dat de profilering (21) op de buitenwand (22) van het steunhuis (23) en op de buitenmantel (24) van de balg (25) spiegel-symmetrisch is ten opzichte van een dwars op de axiale richting staand vlak, en bij voorkeur trapvormig of zaagtandvormig is uitgevoerd.

3. Afdichting volgens conclusie 1 of 2, m e t het kenmerk, dat de buitenmantel (10, 24, 44) van de balg (3, 25, 43. op de in hoofdzaak evenwijdig met het inwendige vlak lopende buitenkant is voorzien van een golfvormig profiel (12).

4. Afdichting volgens één der conclusies 1-3, met 25 het kenmerk, dat de balg (3, 25, 43) is voorzien van een de glijring (5, 33) omsluitende in hoofdzaak evenwijdig aan de buitenmantel (10, 24, 44) lopende en met het vrije uiteinde naar het steunhuis (4, 23, 47) gerichte draagwand (13, 26, 51) en de veer 800 30 75 - 8 - (6, 34) om de draagwcnd (13, 26, 51) grijpt en doordat de balg (3, 25, 43) uitgaande van de bij voorkeur in een uitsparing (14) van de glijring (5) aangebrachle draagwand (13, 26, 51) met een loodrecht hierop staand drukvlak (15, 30, 31) tegen een radiaal vlak 5 (16, 32) van de glijring (5, 33) is gelegen.

5. Afdichting volgens één der conclusies 1-4, met het kenmerk, dat de veer (6, 34) is uitgevoerd als een axiale cilinder en evenwijdig met de draagwand (13, 26, 51) van de balg (3, 25, 43) is aangebracht.

6. Afdichting volgens één der conclusies 1-5, met het kenmerk, dat de balg (3, 25, 43) tussen de aan de zijde van de glijring gelegen draagwand (13, 26, 51) en de aan de zijde van het steunhuis gelegen buitenmantel (10, 24, 44) is voorzien van een in hoofdzaak radiale membraanwand (18, 39) die bij voorkeur 15 is voorzien van een gevulcaniseerde welving (19, 40) en dat in de balg (25, 43) tussen de veer (34) en de draagwand (26, 51) een klemstuk (35, 50) is aangebracht, dat is voorzien van tenminste één nok (37), die in een groef (38) van het steunhuis (23, 47) is aangebracht.

7. Afdichting volgens één der conclusies 1-6, met het kenmerk, dat de draagwand (26) van de balg (25) is voorzien van een uitsparing (29), waarin een neus (26) van het klemstuk (35) is gelegen.

8. Afdichting volgens één der conclusies 1-7, met 25 het kenmerk, dat het klemstuk (50) is voorzien van een vertanding (52), die bij voorkeur in een radiaal verende lip (53) van het klemstuk (50) is aangebracht.

9. Afdichting volgens één der conclusies 1-8, met 300 30 75 - 9 - het kenmerk, dat de draagwand (26, 51) van de balg (25, 43) is voorzien van een verlengstuk (27) en dat het vrije uiteinde van de aan de zijde van de drukveer gelegen eindwand (41) van het steun-huis (23, 47) tegen de draagwand (26, 51) aanligt.

10. Afdichting volgens één der conclusies 1-9, met het kenmerk, dat het steunhuis (47) nabij het vrije uiteinde van de balg (43) is voorzien van een uitsparing (46) en dat tussen de uitsparing (46) en de buitenmantel (44) van de balg (43) in de buitenwand (22) een radiaal verend wanddeel (48) is gevormd, 10 en doordat de balg (43) bij voorkeur aan het vrije uiteinde van de buitenmantel (44) is voorzien van een in de uitsparing (46) aangebrachte haakvormig deel (45).

11. Afdichting volgens één der conclusies 1-10, gekenmerkt door een door middel van spuitgieten uit een thermoplas- 15 tisch materiaal vervaardigd steunhuis.

12. Afdichting volgens één der conclusies 1-11, met het kenmerk, dat het membraan (18) bij de fabricage in onbelaste toestand een zodanige hoogte heeft, dat het membraan bij de in het apparaat ingebouwde glijring -afdichting bij de no- 20 minale maat van de inbouwlengte van het apparaat ten opzichte van de oorspronkelijke hoogte bij de fabricage niet is vervormd. 800 30 75