NL8002379A

NL8002379A - Inrichting voor het in kunststofzakken verpakken van gevogelte.

Info

Publication number: NL8002379A
Application number: NL8002379A
Authority: NL
Original assignee: Meyn Pieter
Priority date: 1980-04-24
Filing date: 1980-04-24
Publication date: 1981-11-16
Also published as: AU6981681A; CA1170631A; BR8102513A; GB2074535A; US4494364A; SE8102566L; AU546936B2; DK184381A; GB2074535B; DE3115956A1

Description

4. < Α· / * — 1 -

- . I ' ' "IT ~~ ~ J

j

Pieter Meyn te Oostzaan j jInrichting voor het in kunststofzakken verpakken van gevogelte. = j De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het in kunststofzakken verpakken van gevogelte, waarbij een vogel door een axiaal heen en weer beweegbaar stempel, via een vultrechter in een op | het uiteinde van de trechter geschoven, uit een magazijn afkomstige 5 lopengeblazen zak en tezamen met de zak tegen een aanslag wordt geduwd, zodanig dat de poten van dé vogel, tegen het lichaam van de vogel in de : zak worden opgevouwen, waarna de zak kan worden gesloten.

Geslacht gevogelte, dat bestemd is om te worden ingevroren, wordt in de regel in kunststofzakken verpakt.Daarbij is het belangrijk, 10 dat zo weinig mogelijk lucht in de zak wordt ingesloten, aangezien deze lucht bij het invriezen een isolerende werking zou hebben en derhalve energieverliezen zou veroorzaken. Bovendien kan ingesloten lucht een nadelige invloed op de houdbaarheid van het gevogelte hebben. Verder is het van belang, dat de verpakte vogel er smakelijk uitziet, hetgeen be-15 tekent dat de zak geen plooien of rimpels mag vertonen en de vogel netjes opgevouwen moet blijven.

Om deze redenen wordt het naar gewicht gesorteerde gevogelte in de praktijk steeds in zeer krappe zakken verpakt, waarbij voor de verschillende gewichtsklassen ook verschillende zakmaten worden gebruikt.

✓ 20 Men heeft reeds voorgesteld om met behulp van vacuum de lucht uit de zakken te verwijderen, voordat deze worden gesloten, maar dat betekent een extra handeling, die extra kosten met zich meebrengt. Bovendien moeten in dat geval ook hogere eisen worden gesteld aan de kwaliteit van de zakken, het geen hogere materiaalkosten betekent. In de 25 praktijk wordt deze methode om economische redenen dan ook alleen maar toegepast, indien het gevogelte in een pekelbad of dergelijke wordt ingevroren.

De bekende inrichtingen van de bedoelde soort hebben het nadeel dat zij niet in staat zijn het gevogelte minstens even strak in de zak 30 te vepakken als dat met de hand kan worden gedaan. Daarbij ligt de moei- 800 2 3 79 #· -2 - I --1 jlijkheid niet zo zeer bij het in de zak duwen van de vogels, dan wel bij het straktrekken en sluiten van de zak, hetgeen in de praktijk meestal toch nog met de hand moet worden gedaan ook al wordt het gevogelte machinaal in de zakken geduwd.

5 De uitvinding heeft ten doel het genoemde nadeel op te heffen.

Volgens de uitvinding wordt dit doel bij een inrichting van de bedoelde soort verwezenlijkt, doordat deze is voorzien van een klem, die i na het induwen de zak met de vogel vastgrijpt en van een tang, die na het terugtrekken van het stempel het open uiteinde van de zak samenrim- 10 pelt en vasthoudt, waarna de klem tezamen met de zak en de vogel om de i lengteas van de zak tenopzichte van de tang wordt verdraaid, zodat de ! 'zak wordt strakgetrokken en dichtgedraaid, vervolgens de dichtgedraaide ί zak met een niet of plakband wordt gesloten en tenslotte de verpakte vo- i gel door de tang en de klem wordt vrijgegeven.

15 \ Bij voorkeur wordt bij het dichtdraaien van de zak de tang over enige afstand in de lengterichting van de zak van de klem verwijderd. Hierdoor wordt de zak nog verder strakgetrokken.

Verder is het doelmatig indien bij het dichtdraaien van de zak een sleufplaat tussen de klem en de tang over het samengerimpelde uitein-20 de van de zak wordt geschoven, welke sleufplaat bij het straktrekken van de zak de vogel tegenhoudt. Op deze wijze wordt het mogelijk een betrekkelijk grote trekkracht op de zak uitteoefenen, waardoor met zekerheid alle rimpels uit de zak worden verwijderd en de bodem van de zak strak tegen de vogel wordt getrokken.

25 Hierbij is het van voordeel indien de sleufplaat op zodanige wijze met de klem is gekoppeld, dat de sleufplaat bij het dichtdraaien van de zak met de klem meedraait. Hierdoor wordt vermeden dat de zak langs de rand van de sleuf schuurt, waardoor de zak zou kunnen sheuren.

Verder is het van voordeel indien de aanslag waartegén de ho-3Q dem van de zak wordt gedrukt, axiaal verplaatsbaar is uitgevoerd en bij het dichtdraaien van de zak, de vogel tegen de sleufplaat duwt.

Bij voorkeur is de uitgangsstand van de aanslag instelbaar, zodat de afstand van de aanslag tot de sleufplaat aan de maat van de zak kan worden aangepast.

35 Verder is het doelmatig indien het slagen waarover de zak bij het dichtdraaien wordt verdraaid instelbaar is. Op deze wijze kan het 800 2 3 79

φ- A

- 3- I _ - = :-1 aantal slagen overeenkomstig de maat van de zakken en de grootte van de !

Vogels steeds zo worden gekozen, dat de zak zo veel mogelijk wordt strak i i getrokken zonder te scheuren.

5 i Bij een zeer doelmatige uitvoering van de inrichting zijn de klem, de tang en de sleufplaat zwenkbaar uitgevoerd, waarbij de klem, de tang en de sleufplaat bij het dichtdraaien van de zak gezamenlijk zijde-, i , ... 1 lings worden weggezwenkt naar een sluitmechamsme, dat het dichtgedraaide uiteinde van de zak met een niet of plakband fixeert.

j 10 i De uitvinding wordt nader toegelicht aan de hand van de teke- jning, waarin een uitvoeringsvoorbeeld is weergegeven.

| „ Fig. 1 toont een bovenaanzicht van de inrichting volgens de uitvinding.

| Fig. 2 toont een bovenaanzicht van de inrichting waarbij de 15 verschillende onderdelen een andere stand innemen dan in fig. 1.

| Fig. 3 toont een vergroot zijaanzicht van de klem en de zwenkbare sleufplaat voor het dichtdraaien van de zak.

Fig. 4 toont een vergroot vooraanzicht van de tang en de zwenkbare sleufplaat voor het dichtdraaien van de zak.

20 De in de tekening weergegeven inrichting dient, voor het in uit kunststof vervaardigde zakken verpakken van geslacht gevogelte en is voorzien van een gestel met een tafelblad 1. Op het tafelblad 1 is een stempel 2 gemonteerd, dat door een in de tekening niet zichtbaar aan-drijforgaan, lang onder het tafelblad aangebrachte geleidingen, in de 25 lengterichting van de tafel heen en weer beweegbaar is, zoals in fig.2 met een pijl 3 is aangegeven. Het zal duidelijk zijn dat hiertoe in het tafelblad 1 een sleuf is aangebarcht, maar deze is tengunste van de duidelijkheid in de tekening niet weergegeven.

Verder is op de tafel een vultrechter 4 gemonteerd, waarvan de 30 beide spiegelsymmetrische helften elk zijn bevestigd aan een steun 5, die zowel in de lengterichting als in de dwarsrichting van de tafel verplaatsbaar is. Hiertoe zijn de steunen 5 in de dwarsrichting verschuifbaar gelegerd op een schuifblok, dat langs onder het tafelblad aangebrachte geleidingen in de lengterichting van de tefel verschuifbaar is. Ook de 35 voor deze bewegingen van de steunen 5 noodzakelijke sleuven in het tafelblad 1, zijn duidelijkheidshalve in de tekening niet weergegeven.

Elk van de beide trechterhelften bestaat uit twee delen, name- 8 0 0 2 3 79 * i.

— 4 - lijk een vast met de bijbehorende steun 5 verbonden voorstuk 6 en een scharnierend met het voorstuk 6 verbonden achterstuk 7. Tussen elk achterstuk 7 en de bijbehorende steun 5 is een pneumatische vijzel 8 aangebracht met behulp waarvan de beide achterstukken tussen de in fig. 1 en 5 de in fig. 2 weergegeven stand heen en weer gezwenkt kunnen worden. In fig. 1 is de vultrechter 4 in zijn geheel in de teruggetrokken en in fig. 2 in de uitgeschoven stand weergegeven.

In het tafelblad 1 verzonken is een zakkenmagazijn 9 aangebracht, zoals duidelijkheidhalve alleen in fig. 1 is aangegeven. In het 10 magazijn bevindt zich een stapel zakken 10, van de voor het inpakken van gevogelte gebruikelijke soort, welke stapel op pennen 11 in het magazijn wordt vastgehouden. Onder de rand van het tafelblad is een blaasmondstuk aangebracht, met behulp waarvan de bovenste zak in het magazijn kan worden opengeblazen.

15 Nabij het andere einde van de tafel is het huis 12 van een haaks drijfwerk om een vertikale as 13 draaibaar op de tafel 1 gelegerd. Onder het tafelblad is een aandrijforgaan aangebarcht, met behulp waarvan het huis 12 tussen de in de figuren 1 en 2 weergegeven standen heen en weer kan worden gedraaid. Ook de motor die het drijfwerk 12 aandrijft is 20 onder het tafelblad ondergebracht.

Een konisch curvelichaam 15 is verschuifbaar, maar niet draaibaar op de hol uitgevoerde uitgangsas 14 van het drijfwerk 12 gelegerd, terwijl op het vrije uiteinde van de as 14 een scharnierplaat 16 is bevestigd. Een gevorkte bedieningsarm 17 is scharnierend verbonden met een 25 aan het huis 12 bevestigde beugel 18. Tussen de bedieningsarm 17 en het huis 12 is verder een pneumatische vijzel aangebracht, zodanig dat wanneer de vijzel wordt uitgezet het curvelichaam 15 langs de as 14 wordt geschoven door twee aan de bedieningsarm 17 bevestigde volgrollen 20, die in een groef 21 van het curvelichaam aangrijpen.

30 In de holle as 14 is een schuifstang 22 opgenomen, die door het huis 12 heen uitsteekt in een huls 23, die aan het huis 12 is bevestigd. In de huls 23 is een pneumatische vijzel 24 aangebarcht, met behulp waarvan de schuifstang 22 axiaal heen en weer beweegbaar is. Het vrije uit-uinde van de schuifstang 22 draagt een schotelvormige aanslag 25. de 35 vijzel 24 is axiaal verstelbaar in de huls 23 vastgezet met behulp van een klemschroef 26.

Φ B00 2 3 79 -5 -·

έ A

De scharnierplaat 16 draagt een klem 27, die zoals het duidelijkst in fig. 3 is aangegeven, bestaat uit twee gevorkte armen, die elk met behulp van een scharnier 28 draaibaar met de scharnierplaat 16 zijn verbonden. Het achter de scharnierplaat 16 uitstekende uiteinde van elk 5 van de armen is voorzien van een volgrol 30, die aangrijpt op het curve-lichaam 15. De beide armdelen 29 worden door een niet in de tekening weergegeven veer naar elkaar toe en op het curvelichaam 15 getrokken.

Een zwenkarm 31 is met behulp van een scharnier 32 eveneens draaibaar met de scharnierplaat 16 verbonden. Het korte deel van de 10 zwenkarm 31 draagt een volgrol, die in de in fig. 2 weergegeven stand van het huis 12 aangrijpt op een op het tafelblad 1 bevestigde nok 33, zodat het lange deel van de zwekarm 31, dat een sleufplaat 34 draagt, tegen de werking van een niet in de tekening weergegeven veer in, vanuit de in fig. 1 weergegeven ruststand tenopzichte van de scharnierplaat 16 !5 zijdelings is weggedraaid.

Tenslotte is een arm 35 vast met het huis 12 verbonden, die in fig. 1 geheel en in fig. 2 slechts gedeeltelijk is weergegeven. Op deze arm 35 is, zoals het duidelijkst in fig. 4 is weergegeven, met behulp van rollen 37 een tandrager 36 gelegerd, die door een in de tekening 20 niet zichtbare, aan de arm 35 bevestigde pneumatische vijzel, langs de arm 35 heen en weer kan worden geschoven. De drager 36 draagt een tang 38, waarvan de beide bekken om een as 39 draaibaar met de drager zijn verbonden. Aan de drager zijn twee, niet in de tekening weergegeven, pneumatische vijzels bevestigd voor het openen en sluiten van de tang 38.

25 De werking van de in het voorgaande beschreven inrichting is als volgt:

Vanuit de in fig. 1 weergegeven stand worden de beide steunen 5 van de trechter 4 naar elkaar toebewogen, waardoor de beide trechter-helften tegen elkaar aan komen te liggen en de trechter smaller wordt.

30 Vervolgens wordt de trechter 4 in zijn geheel naar voren geschoven, zodat de voorstukken 6 van de trechter in de opengeblazen bovenste zak 10 van het magazijn 9 worden gestoken. Tenslotte worden de beide trechter-helften weer uit elkaar geschoven, waardoor de zak strak op de trechter komt te zitten, terwijl de achterstukken 7 van de trechter 4 door de 35 vijzels 8 naar buiten worden gezwenkt. De trechter neemt nu de in fig. 2 weergegeven stand in, terwijl het huis 12, tezamen met alle daarmee ver- 800 23 79 -6 “

1 I

bonden onderdelen eveneens naar de in fig. 2 weergegeven stand wordt gedraaid, waarbij de klem 27 en de tang 38 zijn geopend, de sleufplaat 34 is weggezwenkt en de aanslag 18 zowel als de drager 36 in de richting van het huis 12 zijn teruggetrokken. De stand van de vijzel 24 in de 5 huls 23 is zodanig ingesteld, dat de bodem van de zak op de trechter 4 op enige afstand voor de aanslag 25 ligt.

Dit nu is de uitgangspositie voor de arbeidscyclus van de inrichting die wordt gestuurd door een geschikt, onder het tafelblad ondergebracht regelorgaan en voor elke vogel opnieuw wordt gestart met behulp 10 van een drukknop.

Eerst wordt een in te pakken vogel op de rug, met de poten naar achteren, tussen de achterstukken 7 van de trechter 4 op de tafel gelegd alvorens de startknop wordt ingedrukt. De arbeidscyclus begint met het sluiten van de achterstukken 7 van de trechter 4 door de vijzels 15 8. Hierdoor worden de poten van de vogel naar elkaar toebewogen, zodat het naar vorenschuivende stempel 2 op het uiteinde van de poten kan aangrijpen.

Door het stempel 2, dat uit twee delen bestaat, namelijk uit een plankvormig onderstempel 39, dat het eerst wordt uitgeschoven en vlak 20 boven de staart op de billen van de vogel aangrijpt en uit een in hoofdzaak cilindrisch bovenstempel 40, dat iets later wordt uitschoven, het onderstempel 39 inhaalt en op de pootstompen van de vogel aangerijpt, wordt de vogel tussen de voorstukken 6 van de trechter 4 door in de zak geduwd. Wanneer de vogel de bodem van de zak 10 bereikt wordt de zak iets 25 van de trechter afgestrokken, totdat de bodem van de zak op de aanslag 25 aangrijpt. Hierbij worden de poten door het bovenstempel 40 tegen het li chaam van de vogel aan in de zak samengevouwen, zodat de vogel uiteindelijk als het ware met geheel opgetrokken knieen in de zak komt te zitten.

Vervolgens wordt de trechter 4 naar de in fig. 1 weergegeven 30 stand teruggetrokken, terwijl het stempel 2 nog de uitgeschoven stand blijft innemen. Hierdoor wordt de zak 10 van de trechter af en over de vogel strak getrokken. Hierna wordt de vijzel 19 uitgezet waardoor het curvelichaam 15 door de bedieningsarm 17 langs de holle as 14 naar voren geschoven en de klem 27 gesloten wordt, omdat de volgrollen 30 langs het 35 curvelichaam 15 oplopen. De vogel wordt nu door de klem in de zak 10 vastgehouden, zodat de poten niet kunnen terugschieten bij het terug- 800 2 3 79 - r — 7 - trekken van het stempel 2. Nadat het stempel 2 is teruggetrokken wordt de tang 38 gesloten, waardoor het open uiteinde van de zak 10 wordt samengerimpeld en vastgeklerad.

Hierna wordt het huis 12 tezamen met de scharnierplaat 16 en 5 de arm 35 vanuit de in fig. 2 weergegeven stand naar de inf fig. 1 weergegeven stand gedraaid, waarbij de volgrol 32 wordt vrijgemaakt van de nok 33, zodat de sleufplaat 34 aan de zwenkarm 32, tussen de klem 27 en de tang 38 over het samengerimpelde uiteinde van de zak wordt geschoven.

De uitgangsas 14 van het drijfwerk 12 begint nu te draaien, waardoor de j 10 zak 10 met de vogel tezamen met de klem 27 en de sleufplaat 34 wordt verdraaid ten opzichte van de tang, zodat de zak wordt dichtgedraaid en strak getrokken. Gelijktijdig hiermee wordt de tangdrager 36 langs de arm 35 uitgeschoven terwijl ook de aanslag 25 wordt uitgeschoven. Door de aanslag wordt de vogel tegen de sleufplaat 34 gedrukt en door de tang 15 38 wordt de zak over de vogel strak getrokken terwijl deze door de sleuf plaat 34 wordt tegengehouden. Het aantal slagen waarover de scharnierplaat 16 wordt verdraaid wordt al naar gelang de maat van de zak 10 zo ingesteld, dat de zak zover mogelijk wordt dichtgedraaid zonder te scheuren.

20 Wanneer nu het huis 12 de in fig. 1 weergegeven stand heeft bereikt, is de zak helemaal strak om de vogel getrokken en is de zak 10 stijf dichtgedraaid, terwijl de vogel en de zak 10 nog steeds door de klem 27 en de tang 38 worden vastgehouden. Het ineengedraaide uiteinde, dat ook wel de twist van de zak wordt genoemd, wordt aan het einde van de 25 zwenkbeweging van het huis 12 in de bek van een sluimechanisme gebracht, zoals in fig. 1 is aangegeven^ Dit sluitmechanisme 41 omsluit de twist met een niet of met plakband en snijdt de twist op de gewenste lengte af. Inmiddels is reeds weer een volgende zak 10 opgeblazen en op de trechter geschoven zodat, wanneer de verpakte vogel tenslotte door het openen van 30 de klem 27 en de tang 38 wordt vrijgegeven, de inrichting startklaar is voor een volgende inpakcyclus.

De vrijgegeven verpakte vogel valt in een doos, die op een aan het gestel van de inrichting bevestigde rollenbaan 42 onder het sluitmechanisme 41 is neergezet. Zodra de doos vol is wordt hij langs de 35 rollenbaan weggeschoven en rolt tenslotte langs het hellend uitgevoerde onderste gedeelte van de rollenbaan op een dwarstransporteur die de doos % afvoert.

800 2 3 79 -8 -

In de praktijk zal de inrichting langs een reeks van opvang- j .hakken van een weeg en sorteerinstallatie voor gevogelte verrijdbaar j i ! !zijn uitgevoerd, waarbij degene die de inrichting bedient steeds een vogel uit een van de bakken neemt. Wanneer deze bak leeg is, wordt de 5 inrichting naar een volgende bak verreden, de zakken 10 in het magazijn l 9 voor zakken van een andere maat verwisselt en zonodig de instelling 'van de aanslag 25 en het aantal slagen van de as 14 veranderd, waarna de vogels in deze volgende bak worden ingepakt. De dwarstransporteur voor het afvoeren van de volle dozen loopt onder de opvangbakken door, 10 terwijl de tafel met het smalle eind waar het stempel is gemonteerd op de opvangbak aansluit.

Het zal duidelijk zijn dat in het voorgaande slechts een enkel uitvoeringsvoorbeeld van de uitvinding in detail werd beschreven en dat binnen het kader van de uitvinding ook andere uitvoeringen mogelijk zijn 15 waarmee dezelfde goede resultaten kunnen worden bereikt.

% 800 2 3 79

Claims

2. Inrichting volgens conclusie l,met het kemerk, dat bij het dichtdraaien van de zak de tang over enige afstand in de lengterichting van de zak, van de klem wordt verwijderd.
3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het ken-20 merk, dat bij het dichtdraaien van de zak een sleufplaat tussen de klem en de tang over het samengerimpelde uiteinde van de zak wordt geschoven, welke sleufplaat bij het straktrekken van de zak de vogel tegenhoudt. 4' Inrichting volgens conclusie 3,methet kenmerk, 25 dat de sleufplaat op zodanige wijze met de klem is gekoppeld, dat de sleufplaat bij het dichtdraaien van de zak met de klem meedraait.
5. Inrichting volgens conclusie 3 of 4, met het kenmerk, dat de op de bodem van de zak aansluitende aanslag verschuifbaar is uitgevoerd en bij het dichtdraaien van de zak, de vogel tegen 30 de sleufplaat drukt.
6. Inrichting volgens conclusie 5, met het kenmerk dat de uitgangspositie van de aanslag instelbaar is, tebeinde de afstand van de aanslag tot het geheel uitgeschoven stempel aan de maat van de zak te kunnen aanpassen. 800 23 79 -10-
7. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het aantal slagen waarover de klem bij het i dichtdraaien van de zak wordt verdraaid instelbaar is.
8. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met 5 het kenmerk, dat de klem en de tang bij het dichtdraaien van 'de zak tezamen zijdelings worden weggezwenkt naar een sluimechanisme, dat het ineengedraaide uiteinde van de zak met een niet of plakband fixeert. i | ✓ 800 2 3 79