NL8002340A - Container. - Google Patents

Description

ï- · * l ί VO 0336

Titel: Container.

De uitvinding heeft "betrekking op een container, zoals bijvoorbeeld in het bouwbedrijf gebruikt wordt voor tijdelijke opslag en later afvoer van puin e.d. Ook in de landbouw worden dergelijke containers , wel toegepast bijvoorbeeld voor het vervoer van aardappels en bieten.

5 Dergelijke containers hebben een oppervlak in de orde van 5x2 meter en een hoogte van +2.20 meter, dat wil zeggen meer dan manshoog.

Een bezwaar van de toepassing van dergelijke grote containers is dat het vullen lastig is omdat de rand tamelijk hoog is. Dit bezwaar kan weliswaar worden opgelost door een van deuren voorziene container 10 toe te passen, doch dat heeft weer het bezwaar dat via dergelijke deuren de container niet optimaal kan worden gevuld.

Voorts kan bijvoorbeeld bij relatief kleine verbouwingen dikwijls volstaan worden met een kleinere opslagcapaciteit, zodat een bouwbedrijf, dat met een aantal verbouwingen gelijktijdig bezig is, een aantal eon-15 tainers nodig heeft, die geen van alle optimaal worden gebruikt.

De uitvinding beoogt de geschetste bezwaren te ondervangen.

Hiertoe wordt volgens de uitvinding een container van de beschreven soort’ gekenmerkt door een aan de bovenzijde aangebracht frame waarlangs een wagen kan bewegen, waarbij het frame zich tenminste aan één kopeinde van 20 de container tot voorbij de corresponderende containerrand uitstrekt; door middelen voor het positioneren van de wagen in een ruststand nabij het zich tot voorbij de containerrand uitstrekkende uiteinde van het frame; en door middelen voor het ophijsen van een losse, relatief kleine laadbak tot deze tegen de zich in de ruststand bevindende wagen steunt 25 en voor het gezamenlijk verplaatsen van de wagen en de losse laadbak tot boven de container.

De uit vin din ding maakt het mo gelijk om samen met een centraal opgestelde container een groot aantal losse laadbakken te gebruiken, die relatief klein zijn en makkelijk zijn te vervoeren, bijvoorbeeld op 30 een achter een personenauto bevestigd aanhangwagentje, en die op elk gewenst moment in de container kunnen worden geleegd. Als de container vol is kan deze op gebruikelijke wijze naar een stortplaats worden getransporteerd en gelost.

In het volgende zal de uitvinding nader worden beschreven met 35 verwijzing naar de bij gevoegde tekening van een uitvoeringsvoorbeeld.

900 2 3 40 * » -2-

Fig. 1 toont in zij-aanzicht een voorbeeld van een container volgens de uitvinding; fig. 2 toont in bovenaanzicht de container van fig. 1; en fig. 3 toont een detail van een inrichting volgens de uitvinding.

5 Fig. 1 toont schematisch een gebruikelijke container 1, die, zoals reeds opgemerkt, bijvoorbeeld 5 meter lang, 2 meter breed en meer dan manshoog, bijvoorbeeld 2,20 meter hoog, is.

'·· ·,ν ······ Op de .bovenranden van de container is een frame 2 bevestigd, ·.·.··*.·;* dat in hoofdzaak bestaat uit twee langsliggers 3 en ^ (zie ook fig. 2) 10 en een geschikt aantal verticale stijlen 5· De stijlen zijn aan de bovenrand van de container door vastlassen of met bouten bevestigd en strekken zich vanaf de bovenrand naar boven uit. Op de boveneinden van de stijlen zijn de liggers door lassen of met bouten bevestigd.

De liggers reiken in het afgebeelde uitvoeringsvoorbeeld met de 15 uiteinden aan weerszijden tot voorbij de kopse wanden van de container.

Zonodig kan tussen de liggers een aantal niet afgebeelde dwarsliggers zijn voorzien.

Tussen de liggers bevindt zich een in de lengterichting .van de container beweegbare wagen 6. Hiertoe kunnen de liggers bijvoorbeeld 20 zijn voorzien van naar binnen gekeerde flenzen, waarover de wagen middels wielen 8 kan rijden.

De liggers 3, U zijn elk aan het ene uiteinde voorzien van kabel-geleidingsorganen 10, die in het afgebeelde uitvoeringsvoorbeeld telkens bestaan uit een horizontaal snaarwiel. Om elk snaarwiel is. een kabel 11 25 geslagen, die enerzijds vast is verbonden met het naar het snaarwiel gekeerde einde van de wagen en anderzijds via een aan het andere uiteinde van de corresponderende ligger bevestigde katrol 12 aan een contragewicht 13. Derhalve trekt-het contragewicht 13 de wagen naar de snaar-wielen. Teneinde te voorkomen dat de wagen tegen de snaarwielen wordt 30 getrokken zijn nabij de corresponderende uiteinden van de liggers stoot-organen 1U aangebracht.

Nabij de van de snaarwielen afgekeerde uiteinden van liggers is een kabeltrommel 15 gemonteerd, die eventueel via een tandwieloverbrenging wordt aangedreven door een bij voorkeur vast op de container beves-35 tigde elektromotor 16. Vanaf de kabeltrommel strekken zich langs de ____ 800 2 3 40 ** * -3- liggers twee kabels 17 uit, die over aan het van de motor af gekeerde uiteinde van de wagen gemonteerde kabelgeleidingsmiddelen 18, "bijvoorbeeld snaarwielen, verlopen en naar beneden af-hangen, teneinde te kunnen worden bevestigd aan een te lossen laadbak 19 (fig. 3). Soort-5 gelijke kabelgeleidingsmiddelen kunnen desgewenst aan het andere uiteinde van de wagen zijn aangebracht. Hier kan echter ook volstaan worden met een oog. De laadbakken zijn voorzien van zijdelings uitstekende ''' : handvatten 20, waaraan de uiteinden van dé kabels 17 kunnen worden bevestigd. Bij voorkeur zijn aan de uiteinden van de kabels lussen ge-10 vormd, die over de handvatten 20 kunnen worden geschoven.

De breedte van de laadbakken is zodanig gekozen dat een laadbak juist tussen de in de lengterichting verlopende framedelen 21, 22 van de wagen past. De handvatten 20 worden,nadat een laadbak door de motor 16 via de kabels IJ is opgehesen, opgenomen in daartoe aan de onderzijde 15 van de uiteinden van de framedelen 21, 22 aangebrachte bekken 23 (fig. 3)· De werking van de inrichting is als volgt. Een te lossen laadbak 19 wordt ongeveer onder de snaarwielen 10 geplaatst en de afhangende einden van de kabels 17 worden aan de handvatten 20 bevestigd. Vervolgens wordt, bij voorkeur middels afstandbediening de motor 16 ingeschakeld, 20 waardoor op de kabels 17 een trekkracht wordt uit geoefend. De laadbak 19 ’/ wordt hierdoor opgehesen, totdat de handvatten 20 in de bekken 23 van de wagen vallen. De laadbak wordt daardoor als het ware gekoppeld met de wagen, zodat bij voortgaande werking van de motor de wagen met de laadbak tot boven de container wordt getrokken. Vanzelfsprekend zijn de 25 hoogte van de stijlen 5 en de hoogte van de laadbakken zodanig gekozen, dat de bodem van de laadbakken vrijloopt van de rand van de container.

De laadbak wordt boven de container op nog te beschrijven wijze op een geschikte plaats gekanteld om de handvatten, zodat de inhoud in de container valt. De handvatten 20 zijn zodanig geplaatst, dat de laadbak 30 na te zijn geleegd automatisch weer de normale stand aanneemt.

De motor kan nu worden uitgeschakeld ofwel blijven werken tot de wagen een stopschakelaar passeert, die de motor uitschakelt.

Bij het boven de container trekken van een laadbak wordt tevens het contragewicht 13 via de kabels 11 omhoog getrokken. Na het uit-35 schakelen van de motor 16 trekt dit contragewicht de wagen weer naar de i 8002340 -u- beginstand. De handvatten van de laadbak blijven hierbij tegen de bekken 23 liggen, doordat de kabels 17 slechts met een zekere tegenkracht kunnen worden afgewikkeld. Deze tegenkracht kan worden opgewekt door op de kabeltrommel bij de desbetreffende draairichting werkzame remorganen of 5 door de motor zodanig in te schakelen dat deze als rem werkt, of door de in de motor en de eventuele tandwieloverbrenging optredende wrijvings-krachten.

- De remmende werking dient bij voorkeur van zodanige aard of zodanig bestuurbaar te zijn, dat een lege laadbak onder zijn eigen gewicht naar 10 beneden zakt als de wagen meer in de begintoestand is teruggekeerd.

Het lossen van een laadbak kan worden bewerkstelligd, door aan een hiertoe aangebrachte haak 2k voorafgaand aan het ophijsen van een laadbak een hulpkabel te bevestigen, die ofwel op het gewenste moment met de hand wordt bediend teneinde de laadbak, te doen'kantelen, ofwel 15 net het vrije uiteinde wordt bevestigd aan een vast op de container aangebracht uitsteeksel 25, zodat door de voortgaande beweging van de wagen de laadbak automatisch wordt gekanteld. De haak 2h is hierbij bij voorkeur zodanig uit gevoerd, dat de hulpkabel door het kantelen van de laadbak vanzelf losschiet. De hulpkabel kan worden voorzien van een 20 aantal merktekens, bijvoorbeeld knopen, die elk corresponderen met een bepaalde lospositie boven de container. Op deze wijze kan de container op doeltreffende wijze gelijkmatig worden geladen.

In de tekening is de katrol 12 schematisch als enkelvoudige katrol aangegeven. Daar echter in de praktijk meestal achter de container 25 niet voldoende ruimte (in verticale zin) aanwezig is om het gewicht 13 zover te laten zakken, dat de wagen 6 geheel naar het uiteinde van het frame 2 wordt getrokken, wordt bij voorkeur een zodanig katrolstelsel toegepast, dat een verplaatsing van het gewicht 13 over een hoogte X correspondeert met een verplaatsing ax van de wagen, waarbij de factor 30 a in de praktijk 2 a 3 kan zijn. Zulks kan bijvoorbeeld worden bewerkstelligd met twee vaste katrollen en een losse tussenkatrol waaraan het gewicht is bevestigd.

Het frame 2 heeft een zodanige hoogte, dat, indien de container, teneinde naar een stortplaats te worden vervoerd, op een vrachtwagen 35 wordt geplaatst, het uitstekende gedeelte van het frame boven de cabine 800 2 3 40 -5- van de vrachtwagen komt te liggen zonder dat echter de totale hoogte van vrachtwagen en container de door het wegenverkeersreglement toege-stane hoogte overschrijdt. Voor vervoer van de container kan het gewicht 13 worden verwijderd.

5 Opgemerkt wordt dat in het voorgaande slechts een mogelijke prak tische uitvoeringsvorm van de uitvindingsgedachte is "beschreven, waarop diverse varianten mogelijk zijn. Zo kunnen "bijvoorbeeld de kabels 11 op *" ; : tussenliggende plaatsen langs de liggers geleid worden-door extra kabel- geleidingsmiddelen, bijvoorbeeld snaarwielen of ogen. Ook zouden de 10 kabels 11 gedeeltelijk kunnen worden vervangen door lange trekveren, die zich bijvoorbeeld in fig. 1 ongeveer van de linker onderhoek van de container schuin rechts naar boven zouden kunnen uitstrekken en die de terugstelkracht voor de wagen verschaffen. De katrollen 12 en het gewicht 13 kunnen dan worden weggelaten.

15 De motor 16 kan, zoals reeds opgemerkt, een elektromotor zijn, die eventueel via een tandwielkast de kabeltrommels 15 aandrijft. Het is echter ook mogelijk een losse motor te gebruiken, die via een snaar-of kettingoverbrenging is gekoppeld met de kabeltrommels 15· Ook kan een losse lier worden gebruikt, die via snaarwielen is gekoppeld met de 20 kabels 17- In het geval van een losse motor zou ook een verbrandingsmotor kunnen worden toegepast, terwijl het voorts mogelijk is een hydraulische of pneumatische motor toe te passen.

Desgewenst kunnen de motor en/of het gewicht en/of de kabeltrommels in een afgescheiden gedeelte binnen de container zijn aangebracht onder 25 toepassing van de kabelgeleidingsmiddelen.

De losse laadbakken kunnen desgewenst zijn uitgerust met een onderlos- of zijlossysteem.

8002340

Claims (10)

1. Container gekenmerkt door een aan de "bovenzijde aangebracht frame waarlangs een wagen kan "bewegen, waarbij het frame ziek tenminste aan êên kopeinde van de container tot voorbij de corresponderende con-tainerrand uit strekt; door middelen voor ket positioneren van de wagen 5 in een ruststand nabij ket ziek tot voorbij de eontainerrand uitstrek-• " "' ' ·*' "'kénde" uiteinde van ket frame"; en door middelen voor het ophijsen van " een losse, relatief kleine laadbak tot deze tegen de ziek in de ruststand bevindende wagen steunt en voor het gezamenlijk verplaatsen van de wagen en de losse laadbak tot boven de container.

2. Container volgens conclusie 1, met ket kenmerk, dat de middelen voor ket positioneren van de wagen in de ruststand omvatten een gewiekt dat via een katrolstelsel, kabels en kabelgeleidingsorganen is gekoppeld met de wagen, waarbij ket gewicht bij verplaatsing van de wagen uit de ruststand wordt opgehesen. 15 3· Container volgens conclusie 1, met ket kenmerk, dat de middelen . voor ket positioneren van de wagen in de ruststand schroefveren omvatten, die door ket verplaatsen van de vagen uit de ruststand worden gespannen. 1*. Container volgens conclusie 1, 2 of 3, met het kenmerk, dat de middelen voor ket ophijsen van de laadbak en het verplaatsen van de wagen 20 een motor omvatten, die althans een kabeltrommel aandrijft, waarop een kabel is gewikkeld, welke via op de vagen aangebrachte kabelgeleidings-middelen verloopt en waarvan ket vrije uiteinde aan een losse laadbak kan worden bevestigd.

5· Container volgens een der voorgaande conclusies, met ket kenmerk, 25 dat ket in de ruststand van de container afgekeerde einde van de wagen is voorzien van opneemorganen voor aan de losse laadbakken aangebrachte uitsteeksels.

6. Container volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat ket frame twee in lengterichting van de container geplaatste langs-30 liggers omvat, welke zijn voorzien van loopvlakken voor wielen of rollen van de wagen.

7· Container volgens êên der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het frame aan beide kopeinden van de container tot voorbij de container reikt en dat zich aan ket ene uiteinde de rustpositie voor de 800 2 3 40 -7- vagen bevindt, terwijl de middelen voor het ophijsen van de losse laadbakken en het verplaatsen van de vagen aan het andere uiteinde van het frame zijn gemonteerd.

8. Container volgens êên der conclusies 1 t/m 6 gekenmerkt door een 5 afgescheiden gedeelte waarin de middelen voor het ophijsen van de losse laadbakken en het verplaatsen van de wagen kunnen worden gemonteerd.

9. Container volgens ien der conclusies 1, 2 of 4 t/m 8 gekenmerkt ' ··· dóór een'afgeschexden gedeelte vaarih het gewicht op een veer kan be- ' ' -·' wegen.

10. Container volgens êên der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de middelen voor het ophijsen van de losse laadbakken en het verplaatsen van de wagen een elektromotor omvatten, die middels een door de wagen bij het bereiken van een vooraf bepaalde positie bedienbare schakel-inrichting automatisch wordt uitgeschakeld of omgeschakeld.

11. Container volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de losse laadbakken zijn voorzien van een hulpkabel, waarmee de laadbakken in een positie boven de container kunnen worden gekanteld teneinde te worden gelost, waarbij de hulpkabel automatisch losschiet.

12. Container volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat de hulpkabel 20 is voorzien van merktekens, die elk corresponderen met een bepaalde wagenpositie boven de container. 8002340