NL8001690A - Inrichting voor behandeling van natte vaste stoffen, in het bijzonder pulpachtige of brijachtige materialen door verwarming of koeling. - Google Patents

Description

N.O, 28870 * -1-

Inrichting voor behandeling van natte vaste stoffen, in het bijzonder pulpachtige of brijaehtige materialen door verwarming of koeling.

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het behandelen van natte vaste stoffen, pulpachtige of brijachtige en soortgelijke materialen door verwarming of koeling. Tot de behandeling van dergelijke materialen behoren processen die betrekking 5 hebben op de reductie van het vochtgehalte, ontwateren (drogen), extractie van vaste stoffen uit oplossingen, bevriezen van brokkelige zachte materialen, kristallisatie, enz.

Yoor het drogen van brokkelige of klonterige vaste materialen bevochtigd met oplosmiddelen worden horizontaal of nagenoeg hori-10 zontaai geplaatste extern verwarmde cilindrische inrichtingen met dubbele wand gebruikt (zie J»H. Perry: Chemical Engineers* Handbook, biz. 1712). Het uit het vaste materiaal verwijderde oplosmiddel wordt door vacuümafzuiging gedurende het droogproces uit het bovenste gedeelte van de inrichting afgevoerd. De vacuüm-15 drooginrichting van het roterende trommeltype wordt intermitterend bedreven, het vullen en legen ervan wordt als lastig ondervonden.

De toepasbaarheid ervan is beperkt omdat de inrichting alleen kan worden gebruikt voor het drogen van ronde, niet-kleverige, brokkelige of klonterige materialen. Het is mogelijk dat het materiaal 20 vasthecht aan het binnenoppervlak van de cilinder hetgeen leidt tot een anti-warmtegeleidende laag, waardoor de warmte op relatief ongunstige wijze wordt benut. De rotatie van de trommel met het brokkelige of klonterige te drogen materiaal leidt tot een relatief hoge verwmogensopname.

25 Yoor de extractie van oplosmiddel dat achterblijft in het vaste materiaal na de extractie van dierlijke organen en grondplan-ten worden oplosmiddelextractie-inrichtingen van het verdampings-type gebruikt. Een dergelijke inrichting is bijvoorbeeld beschreven in het Russische tijdschrift "Paper of Pharm.", 1966, blz.

30 27-30. Het vaste, oplosmiddel bevattende materiaal wordt voortdu rend met behulp van heet water in een pulpmassa of brijmassa veranderd en de verkregen pulp wordt toegevoerd aan de bovenste cilinder van een dubbelwandige verwarmbare horizontaal boven elkaar geplaatste dubbele cilindercombinatie.

35 De van het oplosmiddel bevrijde vaste stoffen kunnen uit de 800 1 6 90 -2- onderste cilinder worden afgenomen. De geëxtraheerde oplosmiddelen worden aan de bovenzijde van elke cilinder afgevoerd. Binnenin de cilinders is een roterende wormtransporteur aangebracht om de warmteoverdracht te verbeteren en om simultaan met de longitudinale 5 toevoer een mengproces uit te voeren. De warmteoverdracht vindt plaats door de wand en/of met behulp van stoom die in het gesuspendeerde vaste materiaal wordt geleid. Het nadeel van deze oplossing is o.a. het hoge risico van breuk van de wormtransporteur omdat gegranuleerde planten bros, klonterig of brokkelig materiaal kunnen 10 bevatten (bijvoorbeeld stenen, metaaldelen), hetgeen kan leiden tot het stoppen van de wormtransporteur of tot breuk van de aandrijf-middelen doordat dit materiaal beklemd raakt tussen de worm en de wand. Yoor de rotatie van de worm is een aanzienlijk vermogen nodig. De waarde van de warmteoverdracht en daarmee het nuttig ge-15 bruik van de warmte is laag.

Een sorterende koelende kristallisatie-eenheid van het schroef-type is· beschreven in "Dr. Mucsai L.ï Kristdlyosit^s" (Kristallisatie), Mliszaki KSnyvkiadó, Boedapest, 1971 > blz. 151» welke inrichting kan worden aangeduid als een kristallisatie-inrichting. De 20 sorteereenheid van deze sorterende, koelende kristallisatie-eenheid van het schroeftype is voorzien van een hellend trogvormig bodemge-deelte op het laagste gedeelte waarvan de grotere kristallen worden gedeponeerd. Deze worden uit de trog verwijderd door middel van de worm. Het moederloog dat uit de sorteereenheid stroomt wordt te-25 ruggevoerd in het moederloogreservoir samen met de kleinere kristallen vanwaar het loog in het koelcirculatiestelsel terechtkomt. Een nadeel van deze oplossing is, dat de werkwijze voor het sorteren van twee fracties, d.w.z. het materiaal dat met behulp van de worm wordt verwijderd en het materiaal dat met het moederloog terugkeert, 30 problemen oplevert omdat het sorteereffekt enerzijds wordt bereikt door het regelen van de mate van doorstroming van het stromende medium terwijl tegelijkertijd het kristallisatieproces een functie is van de doorstroomsnelheid.

In de voedselindustrie is het vaak noodzakelijk om klonterige 35 of brokkelige materialen van zachte consistentie (bijvoorbeeld kleine orgaanmaterialen in de vleesindustrie, zacht fruit, enz.) te bevriezen. Op dit moment worden voor dat doel vriestunnels of fluïdisatie-vriesinrichtingen gebruikt. In de eerstgenoemde inrichtingen vindt de beweging van het materiaal vanaf de ingang naar 40 de uitgang plaats met een speciaal daarvoor bestemde bandeenheid en 800 1 6 90 -3- 4 4 de extractie van warmte voor het uitvoeren van het vriesproces vindt plaats met behulp van een koude luchtstroming hoven het materiaal, terwijl in de inrichtingen van het laatstgenoemde type koude lucht door de massa van vaste stoffen wordt gevoerd en het 5 materiaal gedurende het vriesproces wordt bewogen waardoor de mate van koeling toeneemt.

De uitvinding is nu gericht op het verschaffen van een inrichting met eenvoudige structuur, met behulp waarvan een warmtebehandeling of koelbehandeling kan worden uitgevoerd op natte vaste stof-10 fen, pulpachtige of brijachtige of soortgelijke materialen in continu bedrijf met aanpassingsmogelijkheden aan variërende operationele omstandigheden. De meest essentiële functies die door de inrichting moeten worden uitgevoerd zijn de volgende: - vacuÜm-drogen van vaste stoffen die bevochtigd zijn met op-15 losmiddelen en extractie van de oplosmiddelen als gevolg waarvan oplosmiddeln en/of vaste stoffen kunnen worden verkregen geschikt voor verdere verwerking of bestemd om te worden gebruikt als afval-materiaal; - vroegtijdige ontwatering van slachthuisafvalmateriaal met 20 als resultaat dat gesteriliseerde vaste materialen worden verkregen; ~ - herwinnen van opgeloste vaste materialen in kristallijne vorm door koeling of verwarming; - diepvriezen van zacht, klonterige of brokkelige materialen.

De uitvinding is gebaseerd op het inzicht dat bij een inrich- 25 ting met een horizontaal of nagenoeg horizontaal geplaatste roteerbare gesloten trommel deze trommel kan worden verdeeld in twee secties op dusdanige wijze dat de eerste sectie is uitgevoerd als een afgeknotte conus of afgeknotte pyramide, terwijl de tweede sectie is opgebouwd uit polygonale prismavormige gedeelten die excentrisch 30 volgens een zaagtandlijn met elkaar zijn verbonden, waarbij ervoor wordt gezorgd dat het mogelijk is om de inrichting simultaan te verwarmen en/of te koelen of onder vacuüm te brengen, waarmee wordt bereikt dat de verblijfsperiode van het materiaal in de be-handelingsruimte aanzienlijk wordt verlengd en het materiaal wordt 35 onderworpen aan een continue en zeer intensieve heen-en weergaande beweging tijdens de passage van de ingang naar de uitgang met als resultaat dat het warmteoverdrachtsoppervlak constant wordt gegenereerd en het te behandelen materiaal de warmte of kou intensief over een zo groot mogelijk oppervlak ontvangt. Op deze wijze kan een 40 effektief droogproces worden uitgevoerd waarbij het verwarmende 800 1 6 90 -4- ..

medium een relatief lage temperatuur bezit.

Op basis van dit inzicht wordt aan de doelstellingen van de uitvinding voldaan met behulp van een inrichting die voorzien is van een behandelingslichaam met middelen voor het invoeren van het 5 te behandelen materiaal in het behandelingslichaam en middelen voor het afvoeren van het te behandelen materiaal uit het behandelingslichaam en middelen voor het toevoeren van een verwarmings- of koelmedium aan de externe oppervlakken van het behandelingslichaam, welke inrichting wordt gekenmerkt doordat het behandelingslichaam 10 bestaat uit twee secties, waarvan de eerste wordt gevormd door een horizontaal of nagenoeg horizontaal gepositioneerde behandelings-trommel in de vorm van een afgeknotte conus of afgeknotte pyramide, welke roteerbaar is rond de longitudinale geometrische symmetrieas, en waarvan de zijwanden en eindplaten zijn vervaardigd uit ondoor-15 dringbaar materiaal, bij voorkeur metaalplaat, waarbij een pijp het materiaal toevoert in het inwendige via de kleinere eindplaat en de grotere eindplaat voorzien is van een excentrisch ten opzichte van de symmetrieas geplaatste opening op welke opening de tweede sectie van het behandelingslichaam stevig en derhalve roteerbaar met de 20 behandelingstrommel is bevestigd, welke tweede sectie voorzien is een of twee _en by voorkeur van tenminstemrie trommel vormige langwerpige in elkaar overgaande behandelingsgedeelten waarvan de zijwanden zijn vervaardigd uit ondoordringbaar materiaal, bij voorkeur metaalplaat, terwijl de longitudinale geometrieassen van deze behandelingsgedeelten hun 25 zigzaglijn of soortgelijke lijn vormen welke lijn de geometrische symmetrieas van de behandelingstrommel, welke verloopt volgens de gemeenschappelijke rotatieas van de behandelingstrommel en van het gedeelte van het behandelingslichaam bestaande uit deze behandelingsgedeelten die de tweede sectie van het behandelingslichaam 30 buiten de behandelingstrommel vormen doorsnijdt.

Yolgens een verder kenmerk van de uitvinding worden de middelen voor het toevoeren van het verwarmings- of koelmedium aan de externe oppervlakken van het behandelingslichaam gevormd door gesloten ruimten aangebracht over de externe oppervlakken van de behan-55 delingstrommel en de behandelingsgedeelten, op dusdanige wijze dat passage van een verwarmings- of koelmedium mogelijk is, welke gesloten ruimten bijvoorbeeld door middel van pijpleidingen met elkaar zijn gekoppeld en op tenminste één van de gesloten ruimten de invoerpijp voor het invoeren van het verwarmings- of koelmedium is 40 aangesloten en op tenminste één van de gesloten ruimten een afvoer- 8001690 r a -5- pijp voor het afvoeren van het verwarmings- of koelmedium respectievelijk condensaat is aangesloten.

Volgens een verder kenmerk van de uitvinding worden de middelen voor het toevoeren van het verwarmings- of koelmedium aan de externe 5 oppervlakken van het behandelingslichaam gevormd door een gesloten, hij voorkeur horizontaal gepositioneerd reservoir welk reservoir het verwarmings- of koelmedium hij voorkeur in de vorm van stoom of een koelvloeistof, hevat waarbij het behandelingslichaam roteerbaar gemonteerd is in dit reservoir op dusdanige wijze dat wordt voorko-10 men dat er koelmiddel of verwarmingsmiddel terechtkomt in het inwendige van het behandelingslichaam. Het verwarmingseffekt of koel-effekt kan worden versterkt door gebruik te maken van middelen in de inrichting waarmee het mogelijk is om gasvormig verwarmings- of koelmiddel door het inwendige van het behandelingslichaam te leiden 15 in een richting tegengesteld aan de stromingsrichting van het te behandelen materiaal.

Een verdere voorkeursuitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding wordt gekenmerkt door vacuüm creërende middelen, bijvoorbeeld gasdichte celtransporteurs ingebouwd in het inwendige van 20 het behandelingslichaam alsmede middelen voor het toevoeren en afvoeren van het te behandelen materiaal in respectievelijk uit het behandelingslichaam.

He doorsnede van de langwerpige trommelvormige behandelingsge-deelten kan veelhoekig, bijvoorbeeld zeshoekig zijn, maar er kunnen 25 ook gedeelten met cirkelvormige dwarsdoorsnede worden gebruikt.

Yolgens een een verder kenmerk van de uitvinding bezit de inrichting middelen voor het toevoeren van verwarmings- of koelmedium met verschillende temperaturen aan de gesloten ruimte rond de behandelings-trommel en/of de behandelingsgedeelten.

30 In het onderstaande worden een aantal toepassingsmogelijkheden en voordelen van de inrichting genoemd waarbij opgemerkt wordt dat deze opsomming zeker niet limitatief is.

He inrichting kan worden gebruikt voor het in een continu proces drogen van warmtegevoelige, brokkelige of klonterige granu-35 laire materialen met een laag vochtgehalte, bevochtigd met oplosmiddelen, welk proces als gevolg van het specifieke grote warmteoverdracht s oppervlak en als gevolg van de gunstige calorische werkingsgraad kan worden gerealiseerd bij lage temperatuur waarbij het oplosmiddel kan worden verwijderd en opnieuw kan worden gebruikt zon-40 der dat er sprake is van milieuverontreiniging. Omdat de droog- 80 0 1 6 90 -6- ruimte van het behandelingsXiohaam geheel gesloten is, is het risico van stofvorming geëlimineerd zodat er ook geen stoffilter nodig is.

De inrichting kan ook met voordeel worden toegepast voor ver-5 dampingsprocessen, in het bijzonder in gevallen waarbij gedurende de extractie van een samenstelling welke vaste en vloeibare fasen (oplosmiddel) bevat aanzienlijke hoeveelheden oplosmiddel achterblijven in het geëxtraheerde vaste of granulaire materiaal (bijvoorbeeld dierlijke organische materialen, medicinale kruiden), 10 welke uit economische overwegingen en/of milieubeschermende overwegingen van de vaste stoffen moeten worden gescheiden. Ben dergelijke oplosmiddelextractie kan met de inrichting volgens de uitvinding in een continu proces in vacuüm worden uitgevoerd. Deze operatie biedt de volgende belangrijke voordelen: 15 - er is geen sprake van waterconsumptie omdat er geen water- dampdistillatie plaatsvindt; - na extractie van het oplosmiddel is het vaste materiaal droog en,kan worden gebruikt zonder speciale verdere behandeling, terwijl het ook niet wordt toegevoerd aan het openbare rionerings- 20 stelsel of milieuverontreiniging veroorzaakt; - de hoeveelheid stoom die nodig is voor de externe verwarming bedraagt ongeveer de helft van de hoeveelheid die nodig is bij bekende verdampingsprocessen, omdat niet alleen het specifieke warmte-overdrachtsoppervlak en de warmteoverdrachtscoëfficiënt aanzienlijk 25 hoger zijn dan gebruikelijk, maar omdat het ook niet nodig is om water op te warmen; - ook de koelwaterconsumptie is lager, maximaal de helft van hetgeen nodig is voor bekende oplossingen voor soortgelijke doeleinden, omdat het onder andere niet nodig is om de met de oplosmid- 50 deldampen meegesleepte waterdamp te condenseren; - ook het benodigde elektrische vermogen is aanzienlijk lager, ongeveer eenderde van hetgeen er nodig is bij bekende oplossingen voor soortgelijke doeleinden, bij welke bekende oplossingen er een aanzienlijke hoeveelheid ingangsenergie nodig is voor transport van 35 de suspensie en de vaste stoffen in de verdampingseenheden; - het is niet nodig om de ingrediënten te reduceren tot pulp, en dit vervolgens te ontwateren en te drogen in een afzonderlijke inrichting.

Als resultaat van de bovengenoemde factoren zijn de benodigde 40 specifieke ruimte, en de investerings- en bedrijfskosten van de 800 1 6 90 -7- • 4 inrichting volgens de uitvinding aanzienlijk lager dan de thans geldende normen.

De inrichting volgens de uitvinding kan worden toegepast voor een inleidend ontwateringsproces door het koken van materiaal van 5 variërende consistentie, bijvoorbeeld produkten afkomstig van het slachthuis en andere bijproducten, en voor het, op zeer geschikte wijze gedeeltelijk ontwateren van vaste stoffen. Voor dit doel verdient het de voorkeur om het materiaal te reduceren tot een pulpachtige consistentie door een geschikte voorbehandeling.

10 De voordelen die worden bereikt bij toepassing van de inrich ting bij kookprocessen liggen hoofdzakelijk op het gebied van het reeds genoemde grote specifieke warmteoverdrachtsoppervlak en de zeer gunstige calorische werkingsgraad; de structuur van de inrichting is erg eenvoudig, ze vereist slechts een kleine ruimte en het 15 te behandelen materiaal hecht niet aan de wanden, de inrichting kan gemakkelijk worden gereinigd en de investerings- en bedrijfskosten zijn veel gunstiger dan die voor bekende oplossingen voor soortgelijke doeleinden.

De inrichting volgens de uitvinding kan worden toegepast in de 20 voedselindustrie bijvoorbeeld voor het economisch bevriezen van brokkelige of klonterige zachte materialen zoals zacht fruit of dierlijk orgaanmateriaal. De gunstige warmteoverdrachtscoëfficiënt, de eenvoudige reinigingsmogel-ijkheden en het feit dat als gevolg van de zachte behandeling zelfs gevoelig zacht fruit kan worden ingevro-25 ren zonder beschadiging als gevolg van de voorwaartse en terugwaart-se glijdende bewegingen, alsmede de afwezigheid van sedimentatie of aanhechting aan de wanden representeren aanzienlijke voordelen.

De inrichting volgens de uitvinding kan tevens worden gebruikt voor het economisch realiseren van kristallisatieprocessen zoals 30 bij de continu produktie van oververzadigde oplossingen door koeling of verwarming met partiële kristalgroei. Als gevolg van de zachte materiaalbehandeling worden de kristallen niet vermalen en kleven ze ook niet aan elkaar; er treedt geen sedimentatie op in de inrichting omdat de kristallen of de kristalslurrie zich in een 35 voorwaartse en terugwaartse glijdende beweging bevindt waardoor het oppervlak toegankelijk blijft; als gevolg van de constante beweging vindt er in de nabijheid van het koeloppervlak geen oververzadiging van de moederfase plaats, met als gevolg dat er niet gerekend behoeft te worden met kristallisatie aan het koeloppervlak; en ten 40 slotte wordt door menging van de moederfase de warmteoverdrachts- 8001690 -8- coëfficiënt op een zeer gunstige waarde gebracht.

Bij toepassing van de inrichting volgens de uitvinding voor bijvoorbeeld een van de in het bovenstaande genoemde functies vertegenwoordigen de gunstige specifieke warmteoverdrachtsfactor, het 5 geheel gesloten proces, de hoge bedrijfsveiligheid, de eliminatie van milieuproblemen, het feit dat voldaan wordt aan hygiënische criteria en tenslotte de lage investerings- en bedrijfskosten aanzienlijke voordelen.

De uitvinding zal in het volgende aan de hand van in de figuren 10 weergegeven uitvoeringsvoorbeelden waartoe de uitvinding overigens niet is beperkt meer in detail worden beschreven.

Fig. 1 toont een uitvoeringsvorm van de inrichting geschikt voor verwarming, koeling en bedrijf onder vacuüm, getoond in verticale doorsnede door de longitudinale geometrische symmetrieas.

15 Fig. 2 toont een dwarsdoorsnede volgens de lijn A-A in fig.1.

Fig. 3 toont een dwarsdoorsnede volgens de lijn B-B in fig.1.

Fig. 4 toont een dwarsdoorsnede volgens de lijn C-C in fig.1.

Fig. 5 toont een uitvoeringsvorm van de inrichting, waarin de secties van elkaar kunnen worden gescheiden en kunnen worden ver- 20 warmd tot verschillende temperaturen waarbij eveneens onder vacuüm kan worden gewerkt.

Fig. 6 toont een uitvoeringsvorm van de inrichting welke intern en/of extern kan worden gekoeld en intern kan worden verwarmd.

25 Fig. 7 toont een uitvoeringsvorm van de inrichting voorzien van een reservoir met een koelmiddel dat door een pulsator in beweging wordt gehouden.

Fig. 8 toont een uitvoeringsvorm van de inrichting voorzien van een gesloten stoomreservoir welke uitvoeringsvorm geschikt is 30 voor bedrijf onder vacuüm.

Zoals getoond is in de figuren 1-4 bevat de inrichting volgens de uitvinding een behandelingslichaam 1 bestaande uit twee opeenvolgende secties. De eerste sectie I wordt gevormd door een horizontaal geplaatste behandelingstrommel met een afgeknotte conus-35 vorm, en de tweede sectie II bestaat in dit uitvoeringsvoorbeeld uit vier behandelingssegmenten 3? 4> 5 en 6· De behandelingsseg-menten bestaan uit langwerpige holle lichamen met een regelmatige zeshoekige dwarsdoorsnede, waarvan de wanden bestaan uit ondoorlatend (niet-geperforeerd) metaalplaat. De behandelingstrommel 2 40 en de behandelingssegmenten 3> 4> 5 en 6 zijn stevig aan elkaar 8ao 1 6 90 # * -9- bevestigd en bezitten een gemeenschappelijke horizontale geometrische rotatieas x aangegeven met een streepstippellijn in fig. 1, welke lijn tegelijkertijd de centrale en rotatieas van de horizontaal geplaatste behandelingstrommel 2 aangeeft, d.w.z. de gemeen-5 schappelijke horizontale longitudinale rotatieas van het complete behandelingslichaam 1.

De wanden 9 en de eindplaten 7, 8 van de behandelingstrommel 2 zijn eveneens vervaardigd uit ondoordringbaar (niet-geperforeerd) metaalplaat; de cirkelvormige eindplaten 7> 8 zijn verticaal gepo-10 sitioneerd. In het centrale gebied van de kleinere eindplaat 7 is een cirkelvormige opening 12 aangebracht waardoor de wormtranspor-teur 11 van de materiaaltoevoereenheid 10 toegang verkrijgt tot het inwendige van de behandelingstrommel 2, welke wormtransporteur voorzien is van een holle as 13· Door de holle as 13 verloopt een ro-15 tatieas 14 tot in de behandelingstrommel 2. De armen 15 zijn bevestigd aan het binnen in de trommel gepositioneerde uiteinde van de as 14. Aan de buitenste uiteinden van de armen 15 zijn meng-bladen 16 bevestigd welke verlopen in de nabijheid van en parallel aan het binnenoppervlak van de wand 9. De mengbladen 16 roteren in 20 de richting van de pijlcog, waarbij de hoeksnelheid wordt aangeduid. De mengbladen roteren in tegengestelde richting van de pijl ^ waarmee de rotatie van het behandelingslichaam 1 wordt aangegeven en beide hoeksnelheden kunnen verschillend zijn. De aan-drijfeenheid 17 zorgt voor rotatie van de holle as 13 van de worm-25 transporteur 11, terwijl de aandrijfeenheid 18 zorgt voor rotatie van de as 14.

De wormtransporteur 11 is voorzien van een buisvormig kniestuk 61 waaraan het lager 19 stevig is bevestigd waarop extern het rotatielager 20 is geplaatst. Het lager 20 is stevig bevestigd 30 met de eindplaat 12 van de behandelingstrommel 2, zodat deze samen kunnen roteren.

Het reservoir 21 dat dienst doet voor het toevoeren van het te behandelen materiaal mondt uit in de wormtransporteurbagage 61 via de opening 25. De celtransporteur 22 is aangebracht boven de 35 opening 25 en de as 24 ervan is gekoppeld met de aandrijfeenheid 23.

Met behulp van de celtransporteur 22 en de wormtransporteur 11 kunnen natte vaste stoffen, pasta-achtige of brijachtige materialen, oplossingen of soortgelijke materialen in de behandelingstrommel 2 worden ingevoerd.

40 In de grotere cirkelvormige eindplaat 8 van de behandelings- 8001690 -10- trommel 2 met de afgeknotte conusvorm, d.w.z. de plaat tegenover de plaat met de inlaatopening 12, is een regelmatige zeshoekige opening 26 gevormd symmetrisch ten opzichte van de geometrische longitudinale as X op zodanige wijze dat één van de hoekpunten van de 5 regelmatige zeshoek samenvalt met de omtrek van de cirkel (zie fig. 2). Het doorsnedeoppervlak van de opening 9 is hij voorkeur niet groter dan maximaal de helft van het doorsnedeoppervlak van de eindplaat 8.

De wanden 27, 28, 29 en JO van de prismatische behandelings-10 segmenten 3, 4> 5 en 6 die behoren tot de tweede sectie II zijn vervaardigd uit ondoordringbare (niet-geperforeerde) vlakke platen die op luchtdichte wijze aan elkaar zijn bevestigd. Elk behandelings-segment 3> 4» 5 en 6 is afzonderlijk dubbelwandig uitgevoerd d.w.z. voorzien van de buitenwanden 31> 32, 33 en 34 die samen met de 15 wanden 27, 28, 29 en 30 de gesloten ruimten 35» 36, 37 en 38 bepalen. Ook de wand 9 van de behandelingstrommel 2 is dubbelwandig uitgevoerd, d.w.z. er is een externe wand 62 aangebracht die tezamen met de wand 9 de gesloten ruimte 63 bepaalt. De aangrenzende gesloten ruimten 63, 35, 36, 37 en 38 zijn onderling verbonden door middel 20 van gebogen pijpen 39 en kunnen worden gevuld met een verwarmings-of koelmedium of een condensaat via de toevoerpüp 42, waarbij het medium wordt af gevoerd via de afvoerpijpen 43 en 44· Op deze wijze wordt het materiaal dat wordt ingevoerd in de behandelingstrommel 2 en in de behandelingssegmenten 3> 4» 5 en 6 verwarmd of gekoeld 25 tot de gevraagde temperatuur is bereikt door middel van thermische geleiding door de dubbele wanden.

Het laatste behandelingssegment 6 van de tweede sectie II van het behandelingslichaam I eindigt in een ring 48 waarvan de opening 47 uitmondt in de afvoerruimte 45 van het afvoerreservoir 46. De 30 ring 48 wordt gevormd door het lager 40 dat samen met een behandelingslichaam 1 roteert. Het rotatielager 40 wordt gedragen door een verder stationair lager 41 dat stevig bevestigd is aan de zijwand 49 van het afvoerreservoir 46. Zoals duidelijk blijkt uit de figuren 3 en 4 gaat de doorsnedevorm bjj de opening 47 over van veelhoekig 35 naar cirkelvormig.

De toevoerpyp 42 is aangesloten op een kanaal 64 in het oirkel-vormige lager 41 en dit kanaal is gekoppeld met het kanaal 65 in het lager 40. Het kanaal 64 in het lager 41 kan bestaan uit een longitudinale groef terwijl het kanaal 65 in het lagei^ kan bestaan 40 uit een transversale groef. Wanneer gedurende de rotatie van het 800 1 6 90 - 11 - 4 « lager 40 deze twee groeven coïncideren dan komt er een weg vrij voor het verwarmings- of koelmedium naar de gebogen pijp 39 die uitmondt in de gesloten ruimte 38· Op soortgelijke wijze als de kanalen 64 en 65 zijn er ook in de lagers 20 en 19 aan de zijde van de wormtrans-5 porteur 11 kanalen aangebracht. Daardoor is het mogelijk om het verwarmings- of koelmedium aan de zijde van de behandelingstrommel 2 af te voeren.

Als het nodig is kunnen ook andere conventionele (niet geïllustreerde) oplossingen worden toegepast voor het toevoeren van ver-10 warmings- of koelmedium aan de gesloten ruimten 35» 36, 37, 38 waarbij bijvoorbeeld afzonderlijke toevoerpijpen roteren samen met het behandel ingslichaam 1 en aangesloten zijn op elk van de gesloten ruimten, waardoor verwarmings- of koelmedium van variërende temperatuur in de diverse gesloten ruimten kan worden ingebracht, zodat op deze 15 wijze de temperatuur van de behandelingstrommel 2 en van de behande-1ingssegmenten 3, 4, 5 en 6 kan worden ingesteld op een optimale waarde afhankelijk van de uit te voeren technologische taak»

Het afvoerreservoir 46 is voorzien van een verdere zijwand 50 die eveneens verticaal is gepositioneerd en parallel geplaatst is 20 aan de reeds genoemde zijwand 49· De afvoerruimte 45 tussen de zijwanden 40 en 50 is afgesloten met behulp van een deksel 51 vanwaar de pijpstomp 52 uitsteekt boven de longitudinale geometrische rota-tie-as X. In de pijpstomp 53 die aangesloten is op het afvoerreservoir 45 is de celtransporteur 54 ingebouwd. De as 55 van de cel-25 transporteur 54 wordt door middel van lagers ondersteund door de wand van de pijpstomp 53· De pijpstomp 52 wordt gebruikt voor het verwijderen van dampen (stoom) die vrijkomen tijdens een proces dat plaats vindt in de inrichting terwijl door de onderste pijpstomp 53 de vaste stoffen (bijvoorbeeld de kristal slurry) worden afge-30 voerd.

In de achterste eindwand 50 van het afvoerreservoir 46 is het lager 59 centraal gepositioneerd als ondersteuning voor de as 58.

Het binnenuiteinde van de op deze wijze ondersteunde as 58 die insteekt in de reservoirruimte 45 is stevig bevestigd aan het lager 35 40 door middel van koppelingselementen bestaande uit de met stip pellijnen aangegeven stangen 57, terwijl het buiteneinde ervan gekoppeld is met de andere aandrijfeenheid 60, zodat door rotatie van de as 58 het hele behandelingslichaam 1 kan worden geroteerd. De rotatierichting en de hoeksnelheid bJ van deze rotatie zijn met 40 pijlen aangegeven. De as verloopt volgens de longitudinale geo- 8001690 -12- metrische rotatie hartlijn X.

De eerste prismatische behandelingssegment 3 van de tweede sectie II van het behandelingslichaam 1 is aangesloten op de opening 26 van de behandd-ingstrommel 2 op zodanige wyze dat de longi-5 tudinale geometrische hartlijn X^ ervan een hoek α ^ maakt met de horizontaal, en verder de gemeenschappelyke geometrische horizontale rotatie hartlijn X snijdt buiten de behandelingstrommel 2. De geometrische longitudinale hartlijn X2 van het volgende prismatische behandelingssegment 4 maakt een hoek <z2 met de horizontaal, de geo-10 metrische longitudinale hartlijn X^ van het derde prismatische segment 5 maakt een hoek a7 met de horizontaal en tenslotte maakt de o longitudinale geometrische hartlijn van het laatste prismatische segment 6 een .hoek met de horizontaal zodanig dat de geometrische longitudinale assen X^ - Xn tezamen een zigzagvormige of soortge-15 lijke lijn vormen waarbij ook de hartlijnen X2, X^, X^ de longitudinale geometrische rotatie hartlijn X snijden buiten de behandelings trommel 2. De prismatische behandelingssegmenten 5» 4» 5 eu 6 zijn dus gerangschikt volgens een zaagtandconfiguratie en bezitten een gemeenschappelijke inwendige ruimte.

20 De inwendige oppervlakken van de afgeknot kegelvormige behan- delingstrommel 2 en van de behandelingssegmenten 3> 4> 5 en 6 die in direct contact komen met het te behandelen materiaal zijn vervaardigd van een dusdanig structureel materiaal dat wordt voorkomen dat het te behandelen materiaal aanhecht aan deze oppervlakken; 25 voor dit doel kan bijvoorbeeld een teflon bekleding worden gebruikt.

De cellen 22 en 54 zijn op zodanige wijze gevormd dat tijdens rotatie, toevoer en afvoer een vacuüm in de inrichting kan worden gehandhaafd. Omdat de eenheid voor het opwekken van’ dit vacuüm en zijn aansluiting op de inrichting conventioneel zijn, is deze eenheid 30 verder niet geïllustreerd.

De vast aan de behandelingstrommel 2 bevestigde behandelingssegmenten 3> 4» 5 en 6 kunnen verticaal worden verplaatst over een hoek in opwaartse of neerwaartse richting ten opzichte van de longitudinale geometrische rotatie hartlijn X door middel van een, 35 niet in de figuren weergegeven, ingebouwde eenheid.

De werking van de inrichting volgens de figuren 1-4 wordt in het onderstaande beschreven aan de hand van het voorbeeld van het continue drogen in vacuüm van brokkelige granulaire vaste stoffen met een laag vochtgehalte, bevochtigd met oplosmiddel.

40 Door het inschakelen van de aandryfeenheden 17, 18, 23, 55 en 8Q01690 - 15 - 60 worden de celtransporteurs en de warmtetransporteur in werking gebracht en wordt het behandelingslichaam 1 als geheel geroteerd en wordt een vacuüm opgewekt in het inwendige van de inrichting.

De oplossing, bijvoorbeeld een plantaardig materiaal opgelost in 5 benzeen wordt ingevoerd in de pylrichting a in het reservoir 21 en met behulp van de celtransporteur 22 en de wormtransporteur 11 toegevoerd aan de behandelingstrommel 2. Het verwarmingsmedium, bijvoorbeeld stoom, wordt via de toevoerleiding 42 ingevoerd in de gesloten ruimten 65, 35j 3&i 37» 58 en de temperaturen worden dusda-10 nig ingesteld dat het materiaal in de eerste sectie I wordt verwarmd door ongeveer 80°C. De tegengestelde rotatie van de behandelingstrommel 2 en de mengbladen 16 resulteert in een intensieve en voortdurende menging van het met warmte behandelde materiaal zodat al in de eerste sectie I een belangrijk gedeelte van de oplosmiddel 15 bevattende dampen worden gescheiden van de vaste stoffen, waarb¾ voortdurend materiaal wordt overgebracht van de roterende behandelingstrommel 2 naar het eerste prismatische behandelingssegment 5 van de tweede sectie II. Het afgevoerde materiaal wordt op een temperatuur van 80°C gehouden ook in de tweede sectie II. Als gevolg 20 van de rotatie met de hoeksnelheid ^1 beweegt het materiaal heen en weer in de tweede sectie II waarby het constant in intensief contact komt met het verwarmde oppervlak, welk oppervlak automatisch wordt gereinigd waardoor de effectieve warmte-overdracht op een optimaal niveau wordt gehandhaafd. In de tweede sectie II verblijft 25 het materiaal gedurende ongeveer 15 tot 20 minuten, in welke periode het oplosmiddel wordt afgescheiden.

De bewegingsweg van de vaste stoffen door een behandelingslichaam 1 is aangegeven met de pijlen a, de dampstrcping is aangegeven met de pijlen b: zoals aan de rechterzijde van figuur 1 is te 30 zien worden de vaste stoffen waaruit het oplosmiddel is geëxtraheerd in benedenwaartse richting afgevoerd via de pijpstomp 53 terwijl de stoom in opwaartse richting verloopt en de inrichting via de pijpstomp 51 verlaat. Ha condensatie daarvan kan deze stoom opnieuw worden gebruikt en ook het oplosmiddelvrije materiaal dat nu 35 voor practisch 10QP/o bestaat uit vast materiaal kan verder worden verwerkt.

De uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding die getoond is in figuur 5 verschilt van de inrichting die getoond is in de figuren 1-4 vanwege het feit dat de temperatuur van de be-40 handelingstrommel 2 die behoort tot de eerste sectie I kan worden 8001690 -14 - ingesteld op een waarde die verschilt van de temperatuur in de be-hande1ingssegmenten 4» 5 en 6 behoren tot de tweede sectie II.

Het verwarmings- of koelmedium waarvan de temperatuur verschillend kan zijn van die van het verwarmings- of koelmedium dat wordt toege-5 voerd aan de gesloten ruimtga35> 36, 37» 38 via de toevoerleiding 42, wordt in de gesloten ruimte rond de behandelingstrommel 2 ingevoerd op de reeds beschreven wijze via de leiding 69, de lagers 19 en 20, en de invoerleiding 70. In deze uitvoeringsvorm is er een verdere pijpleiding 66 aangebracht in de holle as 13, verlopend door 10 de gehele behandelingstrommel 2 waarbij het pijpuiteinde, dat voorzien is van openingen, en dat uitsteekt buiten de eindplaat 8 van de trommel, is ingebed in een lager 6j dat eveneens voorzien is van openingen en dat roteert rond de pijp 66 terwijl de aansluiting met de gesloten ruimte 63 rond de behandelingstrommel 2 tot stand 15 komt via de pijpleiding 68. Het verwarmings- of koelmedium (bijvoorbeeld condensaat) dat de gesloten ruimte 63 verlaat bereikt via de leiding 68 het roterende lager 67 en wordt via de openingen daarin en de openingen in de pijpleiding 66 af gevoerd. Op de gesloten ruimte 35 rond het behandelingssegment 3> dat direct is aangesloten op de 20 behandelingstrommel 2, behoort tot de tweede sectie II is een pijp-leiding aangebracht die verbonden is met het uitstekende uiteinde van de pijpleiding 60. In deze configuratie kan dus ook het verwarmings- of koelmedium (bijvoorbeeld condensaat) dat wordt gebruikt in de tweede sectie II via de pijp 66 worden af gevoerd. Yoor het 25 overige is de inrichting die geïllustreerd is in figuur 5 hetzelfde uitgevoerd als de inrichting die getoond is in figuur 1 en de identieke structurele onderdelen zijn derhalve met dezelfde referentie-cijfers aangeduid.

De uitvoeringsvorm die getoond is in figuur 6 verschilt van 30 de uitvoeringsvorm die getoond is in figuur 1 gedeeltelijk omdat de afvoer van het gebruikte koel- of verwarmingsmedium niet tot stand komt via de lagers en gedeeltelijk omdat de lagers eveneens kunnen worden verwarmd of gekoeld met behulp van de luchtstroming die tegengesteld aan de materiaalstroming door het behandelingslichaam 35 1 verloopt. In het gegeven geval wordt lucht geleverd door de ventilator 71 en de samengeperste lucht wordt via de boor 72 en de pijpleiding 73 naar de afvoerruimte 75 gevoerd. Hier wordt de koude lucht ingevoerd in de tweede sectie II en stroomt in de met de pijlen c aangeduide richting door de inrichting en via de opening"-74^n 40 de verzamelruimte 75 die aangebracht is op de wormtransporteur-

800 1 6 9G

-15- behuizing 61 en lan deze ruimte via de pijp stomp 76 verlaten. De ver-zamelruimte 75 is voorzien van een eindplaat 77 met een lager 78 rond de omtrek ervan. De trommel 2 roteert rond dit lager 78 met de hoeksnelheid . De opening 74 is aangebracht in het bovenste ge-5 deelte van de eindplaat 77» biet onderste gedeelte ervan onder de wormtransporteurbehuizing 61 is van ondoordringbaar materiaal vervaardigd. Het condensaat dat neergeslagen is in de verzamelruimte 75 tan worden afgevoerd via de leiding 79.

Verder bezit de uitvoeringsvorm volgens figuur 6 een püp 80 in 10 de holle as 13 welke door de behandeltrommel 2 verloopt waarbij op het uiteinde van deze pijp de leiding 81 is aangesloten. Deze laatste leiding staat in verbinding met de uitstroompijp 43 die geïllustreerd is in figuur 1. Ze doet dienst voor het afvoeren van het door de gesloten ruimten 63, 35> 36, 37» 38 lopende medium en wordt gebruikt 15 voor externe verwarming of koeling. Dit medium wordt dus afgevoerd via de pijpleiding 80 en de afvoerpijp 82. In deze uitvoeringsvorm wordt de holle as 13 door middel van de aandrijf eenheid 17 geroteerd ten einde de mengbladen 16 met de hoeksnelheid ui te laten roteren terwijl de pijp 80 vast bevestigd is aan de eindplaat 8 van 20 de behandelingstrommel 2 en samen daarmee roteert met de hoeksnelheid UI., Ί ·

De uitvoeringsvorm die geïllustreerd is in de figuur 7 verschilt van de andere uitvoeringsvormen voor wat betreft de manier van koelen. In deze uitvoeringsvorm is het behandelingsmichaam 1 25 niet dubbelwandig uitgevoerd maar is het gehele lichaam geplaatst in een op horizontaal gepositioneerd cylindrisch reservoir 83 waardoor het koelmiddel stroomt en het behandelingslichaam 1 is. in dit koelmiddel ondergedompeld. Het reservoir 83 is voorzien van een mantel en van verticaal aangebrachte vlakke eindplaten 85 en 86.

30 De cylindrische wormtransporteurbehuizing 61 is stevig bevestigd aan de voorste eindplaat 85 terwjjl een eenheid bestaande uit het lager 87 met een pakkingbus is aangebracht in de achterste eindplaat 86, in welke eenheid de ring 48 (zie ook figuur 1) roteerbaar is ingebed. De eindplaat 7 van de behandelingstrommel 2 is gekop-35 peld met de stationaire wormtransporteurbehuizing 61 via een soortgelijke lager-pakkingbuscombinatie 88. De lagers zorgen ervoor dat het behandelingslichaam 1 kan roteren en de pakking/bussen voorkomen dat het koelmiddel 89 ontsnapt uit het reservoir 84. Het koelmiddel 89 wordt in het reservoir ingevoerd in de met de pijlen 40 d aangegeven richting via de pijpstomp 90 die aansluiting geeft op 8001690 -16- het reservoir 83· De pijpstomp 91 doet dienst als overlooporgaan voor het afvoeren van het verwarmde koelmiddel.

Teneinde de werkingsgraad van het koelproces te vergroten is in de pijpstomp 93 in liet onderste centrale gedeelte van het reser-5 voir 93 ©en pulsator 94 aangebracht die wordt geactueerd door een (niet getoonde) aandrijfeenheid teneinde een afwisselende beweging uit te voeren en zodoende het koelmiddel in beweging te brengen.

De slag en de amplitude van de pulsator zijn regelbaar. In alle verdere opzichten is de inrichting identiek aan de inrichting die 10 getoond is in fig. 1; terwille van de eenvoud zijn echter bijvoorbeeld de celtransporteurs niet geïllustreerd.

De uitvoeringsvorm die geïllustreerd is in fig. 8 is soortgelijk aan die, geïllustreerd in fig. 7» met het verschil dat het be-handelingslichaam 1, ook in dit geval niet dubbelwandig uitgevoerd, 15 is aangebracht in een stoomruimte en niet in een koelmiddelbad.

Ook deze inrichting is voorzien van een gesloten cilindrisch reservoir 95 dat in de pijlrichting e schuin verloopt ten opzichte van de behandelingstrommel 2. De cilindrische wormtransporteurbehui-zing 61 is stevig bevestigd aan de eindplaat 96 van de cilinder 95» 20 waaraan de behandelingstrommel 2 via de lager/pakkingbuseenheid 97 roteerbaar en luchtdicht is gekoppeld. Ook in de buiteneindplaat .101 van het reservoir 95 bevindt zich een lager- en pakkingbuseen-heid’ 98 waarmee de ring 48 wordt ondersteund en waarmee het ontsnappen van stoom wordt voorkomen. De stoom wordt toegevoerd via de 25 pijpstomp 99 aan de bovenzijde van het reservoir 95 en het gas verloopt in de richting aangeduid met de pijlen f. De geleidingspla-ten 102 verlopen inwaarts vanaf de mantel 101 teneinde de stoom langs een optimale verwarmingsweg te laten verlopen. In het onderste gedeelte van het reservoir 95 is de pijpstomp 103 in beneden-30 waartse richting vanaf het reservoir aangebracht teneinde het condensaat af te voeren. Het reservoir 95 is voorzien van een druk-begrenzer 104 en een manometer 105. Voor de overige kenmerken van de uitvoeringsvorm uit fig. 8 kan in zijn algemeenheid worden verwezen naar de uitvoeringsvorm van fig. 1. De identieke structurele 35 elementen zijn met dezelfde referentietekens aangeduid.

De uitvinding is natuurlijk niet beperkt tot de in het bovenstaande in detail beschreven uitvoeringsvoorbeelden en het zal duidelijk zijn dat er binnen het kader van de uitvinding door een deskundige diverse wijzigingen en modificaties uitgevoerd kunnen 40 worden. De roterende mengbladen 16 bijvoorbeeld die in elke uit- 8001690 -17- voeringsvorm zijn geïllustreerd, kunnen bijvoorbeeld worden weggelaten en in plaats van een afgeknotte eonusvorm kan de behandelings-trommel 2 ook voorzien worden van een afgeknotte pyramidevorm of een andere afgeknotte veelhoekvorm.

8001690 .

Claims (9)

1. Inrichting voor het behandelen door middel van verwarming of koeling van natte vaste materialen, slurries, suspensies, pulp-en brijachtige of soortgelijke materialen, meer in het bijzonder bestemd voor het ontwateren in vacuüm van brokkelige of klonterige 5 granulaire materialen met een laag vochtgehalte bevochtigd met op-lopsmiddel, voor het inleidend ontwateren van pulpachtige materialen door middel van koken, voor het bevriezen van vaste materialen, bijvoorbeeld fruit, dierlijke orgaanmaterialen en voor de extractie van vaste substanties uit oplossingen door middel van kristallisa-10 tie, welke inrichting voorzien is van een behandelingslichaam, middelen om het te behandelen materiaal in het behandelingslichaam in te voeren, middelen voor het afvoeren van het behandelde materiaal uit het behandelingslichaam en middelen voor het introduceren van een verwarmings- of koelmedium bij de externe oppervlakken van het 15 behandelingslichaam, met het kenmerk, dat het behandelingslichaam (1) verdeeld is in twee secties (I, II), waarvan de eerste (i) voorzien is van een horizontaal geplaatste afgeknotte conusvormige of afgeknotte veelhoekige pyramidevormige behandelings-trommel welke kan roteren rond een horizontale of nagenoeg horizon-20 tale longitudinale geometrische hartlijn (x), waarbij de zijwanden (9) en eindplaten (7, 8) ervan zijn gevormd uit niet doordringbaar materiaal, bij voorkeur metaalplaat, en een materiaaltoevoerleiding is aangesloten op de kleine eindplaat (7), terwijl de grotere eind-plaat (8) voorzien is van een excentrisch ten opzichte van de symme-25 trieas (x) geplaatste opening (26), en de tweede sectie (il) van het behandelingslichaam (1) vast is aangesloten op deze opening (26) en dus kan roteren met de behandelingstrommel (2), welke tweede sectie (il) voorzien is van één of twee, maar bij voorkeur drie of meer op elkaar aangesloten langwerpige behandelingssegmenten (3, 4» 30 5j 6) waarvan de zijwanden zijn gevormd uit ondoordringbaar materiaal, bij voorkeur metaalplaat, en waarvan de longitudinale symme-trieassen xq) van deze genoemde behandelingssegmenten (3, 4» 5, 6) een zigzaglijn of een soortgelijke lijn vormen en welke longitudinale symmetrieassen (x^ ... xn) de geometrische syrametrieas (x) 35 van de behandelingstrommel (2) snijden buiten de behandelingstrommel (2), welke symmetrieas (X) de gemeenschappelijke rotatieas vormt van het behandelingslichaam bestaande uit de behandelingstrommel (2) en de behandelingssegmenten (3, 4> 5» 6) die de tweede sectie (il) van het behandelingslichaam (1) vormen. 8001690 -19-

2. Inrichting volgens conclusie 1, i e t het kenmerk, dat de middelen voor het toevoeren van het verwarmings-of koelmedium nabij het externe oppervlak van het behandelingsli-ehaam (1) bestaan uit gesloten ruimten (63, 35, 36» 37» 38) ge-5 plaatst rond de externe oppervlakken van de behandelingstrommel (2) en de behandelingssegmenten (3> 4> 5» 8), welke gesloten ruimten bijvoorbeeld door pijpleidingen (39) met elkaar zijn gekoppeld zodat de doorgang van het verwarmings- of koelmedium mogelijk is terwijl verder pijpleidingen (42, 69) aanwezig zijn voor het toe-10 voeren van het verwarmings- of koelmedium aan tenminste één van de gesloten ruimten en pijpleidingen (43> 68, 71» 81) aanwezig zijn voor het afvoeren van het medium, bijvoorbeeld het condensaat, dat gebruikt is voor het koelen of verwarmen van de tenminste ene gesloten ruimte (fig. 1, 5 en 6).

3. Inrichting volgens conclusie 1,met het ken merk, dat de middelen voor het toevoeren van het verwarmings-of koelmedium nabij de externe oppervlakken van het behandelings-liehaam (1) bestaan uit een bij voorkeur horizontaal geplaatst cilindrisch reservoir (83, 95)» welk reservoir het verwarmings- of 20 koelmedium bevat, bij voorkeur stoom of een koelmiddel (89)» waarbij het behandelingslichaam (1) roteerbaar in dit reservoir (83, 95. is bevestigd zodanig dat wordt voorkomen dat het verwarmings-of koelmedium in het behandelingslichaam (1) binnendringt (fig· 7» 8). 25 ____4· Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, g e— kenmerkt door middelen voor het geleiden van gasvormig verwarmings- of koelmedium door het inwendige van het behandelingslichaam (1) in een richting (a) tegengesteld aan de stromingsrich-ting van het te behandelen materiaal (fig. 6). 30 5· Inrichting volgens conclusie 4» m e t het ken merk, dat de middelen voor het toevoeren van het gasvormige koelmiddel bestaan uit een pijpleiding aangesloten op de inwendige ruimte van het behandelingslichaam (1) en een koelelement (72) opgenomen in de pijpleiding waarvan het andere uiteinde verbonden is 35 met een ventilator (71) (fig· 6).

6. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat in de nabijheid van het mantelopper-vlak van de behandelingstrommel (2) mengbladen (16) zijn geplaatst· 7· Inrichting volgens conclusie 6,met het ken-40 merk, dat een aandrijfeenheid (18) is aangebracht bestemd voor 8001690 -20- het roteren van de mengbladen (16) in de richting (u>2) tegengesteld aan de rotatierichting van de behandelingstrommel (2) met een verschillende hoeksnelheid.

8. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met 5 het kenmerk, dat op het inwendige van het behandelings-lichaam (1) een eenheid is aangesloten voor het genereren van een vacuüm in het behandelingslichaam en dat de middelen voor het toevoeren van het te behandelen materiaal in het behandelingslichaam (1) en het afvoeren van het daarin behandelde materiaal, zoals de 10 celtransporteurs (22, 54) luchtdicht afsluitend in de inrichting zijn ingebouwd.

9· Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, g e-kenmerkt door een wormtransporteur (11) voor het toevoeren van het te behandelen materiaal in de behandelingstrommel (2). 15 10. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de langwerpige behandelingssegmenten (3, 4? 5? 6) een veelhoekige, bij voorkeur zeshoekige dwarsdoorsnede bezitten.

11. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, m e t 20 het kenmerk, dat in de grotere eindplaat van de behandelingstrommel (2) een opening is aangebracht in de direkte nabijheid van de omtrek van deze eindplaat.

12. Inrichting volgens een der conclusies 2 of 4 t/m 11, gekenmerkt door een stationair lager (41) aan één uit- 25 einde, bij voorkeur het afvoeruiteinde van het behandelingslichaam (1), en verder een ander roterend lager (40) bevestigd aan het laatstgenoemde lager, welke lagers (40, 41) tijdens de rotatie van het lager (40) periodiek met elkaar samenwerken door middel van een of meer groeven of openingen welke dusdanig zijn aangebracht 50 dat het verwarmings- of koelmedium daardoor kan worden getransporteerd waarbij een pijpleiding (39) aanwezig is voor het transporteren van het verwarmings- of koelmedium tussen het roteerbare lager (40) en tenminste één der gesloten ruimten (38)·

13· Inrichting volgens een der conclusies 2 of 4 t/m 12, 35 met het kenmerk, dat diverse middelen aanwezig zijn voor het leveren van verwarmings- of koelmedium op verschillende temperatuur aan de gesloten ruimte (63) rond de behandelingstrommel (2) en/of de gesloten ruimten (35? 58) rond de behandelingseg-menten (3, 4? 5 en 6) (fig. 5)· 40 14· Inrichting volgens een der conclusies 6 t/m 13, me t 800 1 6 90 -21- het kenmerk, dat de mengbladen (16) zijn gemonteerd op armen (15), welke armen (15) ziÓn verbonden met de as (14) van een aandrijfeenheid (18), welke as (14) via de buisvormige as (13) van de materiaal toevoerende middelen, bijvoorbeeld een wormtranspor-5 teur (11) tot in het inwendige van de behandelingstrommel (2) verloopt. 800 1 6 90