NL8001299A - Houder, in het bijzonder menuschaal. - Google Patents

Description

N.O. 28.772 -1-

Houder, in het bijzonder menuschaal.

De uitvinding heeft betrekking op een houder, in het bijzonder menuschaal voor bereide spijzen, bestaande uit een de opening van de houder omgevende randflens met bij voorkeur een gerolde rand, uit een bij het afsluiten van de houder aan de randflens te bevestigen 5 deksel en uit ten minste een ribbe die de houder in vakken verdeelt, met de uiteinden van zijn bovenzijde in de randflens uitmondt en die in de richting van het midden daarvan boven het vlak van de randflens geleidelijk is verhoogd voor het afdichtend aanliggen van het deksel.

10 Houders van deze soort zijn bijvoorbeeld bekend uit het Duitse

Offenlegungsschrift 1.808.932 en het Amerikaanse octrooischrift V.026.457* deze bekende houders wordt dikwijls de randflens door inrollen van zijn omgrenzing verstijfd. Voor het afsluiten van de houder wordt het deksel om de gerolde rand gebogen en eventueel even-15 eens ingerold. De houderruimte kan door één of meer ribben in vakken of afdelingen worden onderverdeeld voor het opnemen van de afzonderlijke menu-onderdelen, waarbij de ribben met hun bovenzijde in de randflens uitmonden. Opdat thans de in de afzonderlijke vakken ingebrachte verschillende spijzen, in het bijzonder wanneer het hierbij 20 gaat om vloeibare spijzen, ingedikte sauzen of dergelijke, door tril-en schudbewegingen bijvoorbeeld bij het transport niet van een vak in een ander vak van de gevulde menuschalen kunnen komen, zijn derhalve de met hun bovenzijde in het vlak van de randflens uitmondende ribben in de richting van hun midden boven het vlak van de randflens 25 geleidelijk verhoogd. Daardoor moet een vloeistofdicht aanliggen van het aan de randflens bevestigde deksel aan de bovenzijden van de ribben worden bereikt en dus ook een vloeistofdichte afsluiting van de afzonderlijke vakken van de menuschalen.

Bij deze bekende houders vindt echter de met eenvoudige en dus 30 kosten besparende maatregelen uitvoerbare verhoging van de bovenzijden van de ribben van hun beide in de randflens uitmondende einden in de richting van hun midden volgens een rechte lijn plaats, zodat de bovenzijde van de betreffende ribbe een enigszins dakvormig verloop heeft. Dat heeft tengevolge, dat bij het sluiten van zulk een 35 houder het toegevoegde deksel slechts in het hoogste gebied van de ribben wordt gespannen en slechts in het topgebied enigszins druppel-dicht op de bovenzijden van de ribben wordt gedrukt. Bij het gewone rechtlijnige verloop van de bovenzijden van de ribben ligt echter 800 1 2 99 -2- het deksel met zijn onderzijde min of meer als voorheen ook slechts los op de bovenzijden van de ribben. Daardoor kan voorts door het bij het transport optredende trillen en schudden het gevulde artikel van het ene vak met dat van het andere vak worden gemengd of omge-5 keerd, zodat het genot van de afzonderlijke menu-onderdelen niet meer kan worden geëist.

Het is in elk geval ook bekend het deksel zowel op de randflens respectievelijk houderrand als op de bovenzijden van de ribben af te zegelen. Deze maatregel is echter relatief kostbaar. Het verzegelen 10 vindt namelijk plaats onder toepassing van druk en warmte, waarbij zowel de randflens van de houder als de afzonderlijke ribben van onder af moeten worden afgesteund. Dat heeft tengevolge, dat telkens bij een houder met een andere uitvoering van de ribben een wisseling van het gereedschap en ten minste van een onderdeel noodzakelijk is. 15 Aldus is bijvoorbeeld in het Duitse Gebrauchsmüster 75 05 97^ een houder beschreven, waarbij het deksel zowel op de randflens als op de bovenzijden van de ribben wordt gelijmd. Weliswaar wordt ook hierdoor een dichte afsluiting van de afzonderlijke vakken respectievelijk afdelingen van de betreffende menuschalen bereikt. De hoeveel-20 heid arbeid en materiaal is echter relatief hoog. In het bijzonder is het bij deze laatstgenoemde houders nog onguhstig, dat bij het afrukken van het deksel een deel van de vulling wordt gemorst, aangezien volgens ervaring de verbindingen slechts met rukken kunnen worden losgemaakt.

25 Om een dichte afsluiting van de vakken of afdelingen van een menuschaal toch nog te waarborgen door verhoging van de de menu-schaal onderverdelende ribben langs de gehele lengte van de betreffende bovenzijde, is ook reeds de bovenzijde van elke boven het vlak van de randflens geleidelijk verhoogde ribbe in de lengterichting 50 daarvan convex respectievelijk cirkelboogvormig uitgevoerd. Door deze uitvoering drukken de bovenzijden van de ribben over de gehele lengte tegen de onderzijde van het op de randflens bevestigde deksel, zodat daardoor een goede afdichting wordt gewaarborgd. Dit wordt bereikt, omdat bij het sluiten van een houder respectievelijk een be-55 treffende menuschaal het deksel gedwongen over de bovenzijden van de ribben wordt gespannen. Daarbij zijn de voor het afsluiten noodzakelijke inrichtingen dezelfde als bij de houders waarbij de ribben niet boven het vlak van de randflens worden verhoogd.

Bij de op deze wijze afgesloten houders respectievelijk menu-40 schalen is echter gebleken, dat zij niet stabiel kunnen worden ge- 800 1 2 99 -3- ι stapeld. Het deksel van zulk een houder neemt enigszins de vorm van een vlakke bolkap aan, waarvan de vlakke bodem van een daarop geplaatste houder gemakkelijk kan afglijden. In het bijzonder is naar voren gekomen, dat als gevolg van de bij het transport optredende 5 tril- en schudbewegingen deeltjes van de vulling tot aan het topge-bied van de in lengterichting cirkelboogvormig verlopende bovenzijden van de ribben omhoog worden getrild en de neiging hebben ondanks het aanliggende deksel in het aangrenzende vlak respectievelijk afdeling te glijden, vooral wanneer het gaat om vloeibare spijzen, in-10 gedikte sauzen en dergelijke.

De uitvinding heeft ten doel te voorzien in een houder respectievelijk menuschaal van de in de aanhef genoemde soort, waarbij na het afsluiten van de houder respectievelijk menuschaal bij goede sta-pelbaarheid het overglijden van deeltjes van de vulling in het be-15 treffende aangrenzende vak respectievelijk afdeling over de gehele lengte van de bovenzijden van de ribben met zekerheid wordt verhinderd.

Dit doel wordt volgens de uitvinding daardoor bereikt, dat voor het afdichten aanliggen van het deksel op de bovenzijde van elke rib-20 be de geleidelijk convex of.cirkelboogvormig verlopende verhoging daarvan in de richting naar het midden van de ribbe slechts in het gebied van zijn in de randflens uitmondende uiteinden is aangebracht en dat het verloop van de ribbe tussen deze geleidelijk verhoogde randgebieden rechtlijnig is uitgevoerd.

25 Door deze maatregelen wordt met uitzondering van het randgebied van het deksel een vlak en desondanks sterk gespannen dekselvlak gewaarborgd, waarvan de onderzijde vast tegen de bovenzijde van de ribben aanligt en daardoor de elkaar grenzende vakken respectievelijk afdelingen onderling afdicht. Het spannen van het deksel vindt weer 30 gedwongen plaats bij het afsluiten van de houder. De gevulde en afgesloten houders respectievelijk menuschalen kunnen thans stabiel worden gestapeld en op gebruikelijke wijze in kartonnen, warmhoudhouders en dergelijke worden verpakt.

Om thans ook bij deze uitvoeringsvorm uit voorzorg het overglij-35 den van deeltjes van het gevulde produkt als gevolg van trilbewegin-gen in het bijzonder bij langere transportwegen effektief te verhinderen, wordt volgens de uitvinding aan de uitvoering nog een zodanige gestalte gegeven, dat aan de bovenzijde van elke ribbe ten minste een met het verloop overeenkomstige gootvormige buiging is aange-kO bracht.

80 0 1 2 99 -k-

De gootvormige buiging vormt tussen een ribbe en het daarbij behorende deksel een soort labyrintafdichting. Glijden bijvoorbeeld deeltjes van het gevulde produkt door de bij het transport optredende trilbewegingen ondanks het opgespannen deksel tot aan een gootvor-5 mige buiging, dan glijden zij bij hun verdere beweging in de gootvormige buiging. Bij een bepaalde ophoping van zulke deeltjes van het gevulde produkt sluiten zij tezamen met het nauw op de bovenzijde van de betreffende ribbe aanliggende deksel de mogelijke overgang van andere deeltjes van het gevulde produkt als een barriëre, zodat daar-10 door met zekerheid een overglijden van het gevulde produkt van een afdeling in de betreffende aangrenzende afdeling van een gesloten menuschaal ook bij lange en ruwe transportwegen betrouwbaar wordt verhinderd.

Deze maatregel is echter niet slechts beperkt tot de bovenzij-15 den van de ribben, waardoor een menuschaal in vakken respectievelijk afdelingen wordt onderverdeeld. Deze kan veeleer bij alle voor het verpakken van levensmiddelen dienende houders worden toegepast, waarbij het er op aankomt tussen deksel en houder een nagenoeg vloeistofdichte afsluiting te bereiken. Dit kan bijvoorbeeld ook tussen 20 dekselrand en randflens het geval zijn. Ten aanzien van het algemene belang van het aanbrengen van ten minste één gootvormige buiging tussen deksel en houder voor bij voorkeur vloeibare respectievelijk halfvloeibare spijzen wordt voor deze maatregel een zelfstandige bescherming gevraagd.

25 De uitvinding zal hierna nader worden toegelicht aan de hand van de tekening, waarin: fig. 1 een aanzicht in perspectief van een menuschaal illustreert; fig. 2 een zijaanzicht van de menuschaal in de richting van de 50 pijl II van fig. 1 voorstelt; en fig. 5 een doorsnede volgens de lijn III-III van fig. 1 toont.

Als menuschaal voor bereide spijzen dienende houders 1 hebben hoofdzakelijk een rechthoekvorraige basisomtreksvorm en worden bij voorkeur door dieptrekken uit aluminiumfolie vervaardigd. Elke hou- 55 der van deze soort bestaat uit een houderbodem 2, zijwanden 5 en ^ 5 en een randflens die naar buiten is afgebogen, de houderopemng omgeeft alsmede evenwijdig aan de houderbodem verloopt, en die aan de buitenrand aan de onderzijde kan worden voorzien van een gerolde rand 6. Bij de uitvoeringsvorm is de houderruimte van de menuschaal kO door twee ribben 7 en 8 in drie vakken respectievelijk afdelingen 800 1 2 99 -5- onderverdeeld. De ribben 7 en 8 monden met de uiteinden van hun bovenzijde uit in één vlak in de randflens 5 en hebben hoofdzakelijk afgeronde bovenkanten. Zij worden geleidelijk hoger van hun uitmon-dingsplaats in de randflens af in convexe respectievelijk cirkelboog-5 vorm tot boven het vlak van de randflens in de richting van hun midden, De geleidelijk verhoogde ribben 7 en 8 verlopen echter met hun bovenzijde slechts in het gebied van hun in de randflens uitmondende uiteinden convex respectievelijk cirkelboogvormig, De lengte van deze geleidelijke verhoging kan bijvoorbeeld 2 - 3 cm bedragen, Aan-10 sluitend op deze beide eindgebieden verloopt de verdere bovenzijde van elke ribbe 7 en 8 volgens een rechte lijn respectievelijk evenwijdig aan de houderbodem 2, Deze uitvoering verzekert een afdichtend aanliggen van het deksel op de bovenzijde van de ribben, aangezien het deksel bij het sluiten van de houder respectievelijk de me-15 nuschaal om de gerolde rand 6 wordt gebogen en eventueel eveneens wordt ingerold. Bovendien wordt in de gesloten toestand van de houder 1 respectievelijk van de menuschaal de randflens 5 met de gerolde rand 6 schuin naar onder afgeknikt en daardoor wordt het deksel nogmaals gespannen. Het deksel ligt thans vast op de randflens 5 en op 20 de bovenzijden van de ribben 7 en 8, zodat de dri.e houdervakken naar buiten en van elkaar zijn afgedicht. Om in alle ongunstige gevallen een voldoende afdichting van het deksel van bij voorkeur met vloeibare of halfvloeibare levensmiddelen gevulde houders respectievelijk menuschalen ook bij lange en ruwe transportwegen te waarborgen, is 25 de houder zodanig uitgevoerd, dat aan de bovenzijde van elke ribbe 7 respectievelijk 8 ten minste een met het verlocFp'SoV«freenkomstige gootvormige buiging 10 is ingedrukt. Bij voorkeur heeft zulk een gootvormige buiging 10 een halfcirkelvormige omtreksvorm. Deze werkt als een enigszins labyrintvormige afdichting en neemt deeltjes van 30 het gevulde produkt op, die als gevolg van langdurige trilbewegingen, zoals bij ruwe transportwegen voorkomen, omhoog,rgiaêrild en onder het gespannen deksel door in de gootvormige buiging 10 worden ingetrild. Hier vormen zij in elk geval een barrière en blokkerende weg van andere deeltjes van het gevulde produkt, zodat het aanbrengen van ten 35 minste één gootvormige buiging 10 in de bovenzijde van de ribben 7 en 8 praktisch een vloeistofdichte onderlinge afdichting van de vakken respectievelijk afdelingen van een menuschaal wordt bereikt.

Vanzelfsprekend is het aanbrengen van ten minste één gootvormige buiging niet beperkt tot de bovenzijde van de, de houderruimte kO van een menuschaal.onderverdelende ribben. Deze maatregel heeft meer 800 1 2 99 /' ** -6- in het bijzonder algemeen belang en kan overal worden toegepast, waar tussen een houder van aluminiumfolie en bijvoorbeeld een uit hetzelfde materiaal bestaande deksel een afdichting moet worden gecre-eerd.

800 1 2 99

Claims (2)

1. Houder, in het bijzonder menuschaal voor bereide spijzen, bestaande uit een de opening van de houder omgevende randflens met bij voorkeur een gerolde rand, een bij het afsluiten aan de randflens te 5 bevestigen deksel en uit ten minste een ribbe die de houder in vakken onderverdeelt, met de uiteinden van zijn bovenzijde in de randflens uitmondt en die in de richting van zijn midden boven de randflens geleidelijk is verhoogd voor het afdichtend aanliggen van het deksel, met het kenmerk, dat voor het afdichtend aan-10 liggen van het deksel (9) op de bovenzijde van elke ribbe (7 respectievelijk 8) de geleidelijk convex of cirkelboogvormig verlopende verhoging daarvan in lengterichting tot aan het midden slechts in het gebied van zijn in de randflens (5) uitmondende uiteinden is aangebracht en dat het verloop van de ribbe tussen deze geleidelijk 15 verhoogde eindgebieden volgens een rechte lijn is uitgevoerd, *

2. Houder, in het bijzonder menuschaal voor bereide spijzen volgens conclusie 1, bestaande uit een de opening van de houder omgevende randflens met bij voorkeur een gerolde rand, uit een bij het afsluiten aan de randflens te bevestigen deksel en uit ten minste één 20 ribbe die de houder in vakken onverdeelt, met de uiteinden van zijn bovenzijde in de randflens uitmondt en die in de richting van zijn midden boven het vlak van de randflens geleidelijk is verhoogd voor het afdichtend aanliggen van het deksel, met het kenmerk, dat in de bovenzijde van elke ribbe (7, 8) ten minste een 25 met het verloop daarvan overeenkomende gootvormige buiging (10) is ingedrukt, ****** i 800 1 2 99