NL7908721A - Werkwijze en inrichting voor het ontginnen van mangaan- knollen op de bodem van de oceaan. - Google Patents

Werkwijze en inrichting voor het ontginnen van mangaan- knollen op de bodem van de oceaan. Download PDF

Info

Publication number
NL7908721A
NL7908721A NL7908721A NL7908721A NL7908721A NL 7908721 A NL7908721 A NL 7908721A NL 7908721 A NL7908721 A NL 7908721A NL 7908721 A NL7908721 A NL 7908721A NL 7908721 A NL7908721 A NL 7908721A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
vehicle
tubers
buffer
tuber
mining
Prior art date
Application number
NL7908721A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Lockheed Missiles Space
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Lockheed Missiles Space filed Critical Lockheed Missiles Space
Publication of NL7908721A publication Critical patent/NL7908721A/nl

Links

Classifications

    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E21EARTH OR ROCK DRILLING; MINING
    • E21BEARTH OR ROCK DRILLING; OBTAINING OIL, GAS, WATER, SOLUBLE OR MELTABLE MATERIALS OR A SLURRY OF MINERALS FROM WELLS
    • E21B15/00Supports for the drilling machine, e.g. derricks or masts
    • E21B15/04Supports for the drilling machine, e.g. derricks or masts specially adapted for directional drilling, e.g. slant hole rigs
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E21EARTH OR ROCK DRILLING; MINING
    • E21CMINING OR QUARRYING
    • E21C50/00Obtaining minerals from underwater, not otherwise provided for
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E02HYDRAULIC ENGINEERING; FOUNDATIONS; SOIL SHIFTING
    • E02FDREDGING; SOIL-SHIFTING
    • E02F3/00Dredgers; Soil-shifting machines
    • E02F3/04Dredgers; Soil-shifting machines mechanically-driven
    • E02F3/88Dredgers; Soil-shifting machines mechanically-driven with arrangements acting by a sucking or forcing effect, e.g. suction dredgers
    • E02F3/8858Submerged units
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E02HYDRAULIC ENGINEERING; FOUNDATIONS; SOIL SHIFTING
    • E02FDREDGING; SOIL-SHIFTING
    • E02F3/00Dredgers; Soil-shifting machines
    • E02F3/04Dredgers; Soil-shifting machines mechanically-driven
    • E02F3/88Dredgers; Soil-shifting machines mechanically-driven with arrangements acting by a sucking or forcing effect, e.g. suction dredgers
    • E02F3/90Component parts, e.g. arrangement or adaptation of pumps
    • E02F3/907Measuring or control devices, e.g. control units, detection means or sensors

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Mining & Mineral Resources (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • General Engineering & Computer Science (AREA)
  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Structural Engineering (AREA)
  • Geology (AREA)
  • Civil Engineering (AREA)
  • Geochemistry & Mineralogy (AREA)
  • General Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Physics & Mathematics (AREA)
  • Environmental & Geological Engineering (AREA)
  • Fluid Mechanics (AREA)
  • Drilling And Exploitation, And Mining Machines And Methods (AREA)
  • Disintegrating Or Milling (AREA)
  • Earth Drilling (AREA)
  • Excavating Of Shafts Or Tunnels (AREA)

Description

Λ * fërkwijze en inrichting voor het ontginnen van mangaanknollen op de hodem van de oceaan.
De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze en inrichting voor het ontginnen van mangaanknollen op de bodem van de oceaan.
Mangaanknollen zijn in overvloed aanwezig en bedekken grote gedeelten van de oceaanbodem. Een gemiddelde knol heeft een 5 diameter van ongeveer 5 cm, een onregelmatig oppervlak, en bevat concentraties mangaan (ongeveer 25$), koper (1,2$), nikkel (1,5$) en kobalt (0,2$). De knollen kunnen worden aangetroffen in water, dat niet dieper is dan 30 meter, en op diepten van meer dan 6000 meter. Rijke en geconcentreerde knollenvelden worden aangetroffen 10 in de stille oceaan ten zuid-oosten van Hawaï in water met een diepte van U2Q0 tot 5^00 meter. De knollen rusten op het oppervlak van de oceaanbodem, hoewel zij gedurende een tijdsperiode kunnen zijn gevormd, die wordt gemeten in honderden en wellicht duizenden jaren.
15 De knollen zijn ontdekt door onderzoekers aan boord van H.M.S. Challenger gedurende een oceaografische expeditie in 1873-1876, ongeveer 100 jaar geleden. Er bestaan vroege voorstellen voor onder water-ontginningsinrichtingen en -werkwijze, die eveneens ongeveer 100 jaar oud zijn, welke vroege voorstellen echter in het 20 algemeen waren gericht op baggerwerkwijzen. Het oppakken van kleine knollen op de oceaanbodem in diep water (waar de geconcentreerste velden knollen optreden) door baggeren en het dan omhoog brengen van de knollen over meer dan 3000 meter naar het oppervlak, is moeilijk doeltreffend met baggerwerkwijzen tot stand te brengen.
7908721 * \ 2
Enkele recentelijker voorstellen voor het in een diepe oceaan ontginnen van de knollen, omvatten op afstand geregelde, zelfvoortstuwende voertuigen, die vooraf zijn geprogrammeerd voor het werken op de oceaanbodem. Ten einde echter doeltreffend en 5 doelmatig te zijn, moet een op de oceaanbodem werkend voertuig, vele mogelijkheden hebben. Het voertuig moet bijvoorbeeld in staat zijn hindernissen waar te nemen en te vermijden, zoals grote rotsblokken en greppels of kloven. Het moet ook in staat zijn de snel- ... heid en de richting van de beweging te veranderen voor de beste 10 aanpassing aan de plaatselijke omstandigheden. Bovendien moet de werking van het mechanisme voor het oppakken van knollen en het hanteren daarvan, naar behoefte veranderlijk en regelbaar zijn, enz.
Het is een primair doel van de uitvinding aktief alle - aspecten van het oppakken van knollen van de oceaanbodem en het 15 hanteren daarvan te regelen vanaf een oppervlakteschip.
Het onderhavige stelsel voor het ontginnen van de oceaanbodem omvat een ontginningsvoertuig, dat werkzaam is op de oceaanbodem.
Het ontginningsvoertuig dient als een transportvoertuig 20 voor mechanismen voor het oppakken en hanteren van knollen, welke mechanismen de knollen van de oceaanbodem oppakken en deze dan wassen en breken tot een knollenbrij.
Elk onderdeel van het ontginningsvoertuig en het mechanisme voor het oppakken en hanteren van knollen, is geconstrueerd 25 en wordt bediend voor het verschaffen van een grote doelmatigheid gedurende het totale ontginnen van knollen. _
Het voertuig is uitgevoerd met een voortstuwinrichting voor het sturen over een grote verscheidenheid aan terreinen voor aanpassing aan de veranderlijke topografie van de oceaanbodem.
30 Het voertuig heeft een hoge mate van manouevreerbaarheid ten einde een doeltreffend ontginnen mogelijk te maken van een knol-lenveld.
Het mechanisme voor het oppakken en hanteren van de knollen is geconstrueerd voor het tot stand brengen van een maximum 35 oppakken van knollen binnen een gekozen afmetingsbereik, en het 7908721 t \ 3 > vervolgens tot een minimum beperken van deeltjesverlies vanaf de knollen gedurende het daaropvolgend behandelen daarvan.
Het onderhavige stelsel voor het ontginnen van de oceaanbodem omvat tasters en regelingen voor het 5 onafgebroken waarnemen en voor het aktief regelen van alle aspecten van het ontginnen.
Bij een bepaalde uitvoeringsvorm bevatten de tasters een zijdelings aftastende sonar (voor het bekijken van de topografie in de onmiddellijke nabijheid van het ontginningsvoertuig), een 10 plaats bepalende sonar (voor het waarnemen en aangeven van de nauwkeurige plaats van het ontginningsvoertuig binnen een geregelde werkingsorahulling)'en TV-eamera’s voor het waarnemen van het terrein rond het ontginningsvoertuig, de algemene werking van het ontginningsvoertuig op de oceaanbodem, de werking van de voortstuwinrichting 15 van het ontginningsvoertuig, de werking van de inrichting voor het oppakken van knollen, de werking van de inrichting voor het wassen van de knollen, de werking van de inrichting voor het transporteren van de knollen en de werking van de inrichting voor het breken van de knollen.
20 He regelingen omvatten elektrische, elektronische en hydraulische regelingen. De werkingen, die aktief worden geregeld, omvatten het in eerste instantie plaatsen van het ontginningsvoertuig in het ontginningsgebied, de snelheid en richting van de beweging van het ontginningsvoertuig, de diepte tot waar de hark voor 25 het oppakken doordringt in de oceaanbodem, de hellingshoek van het oppakken ten opzichte van de oceaanbodem, de hoeveelheid grond of modder die met de knollen wordt opgepakt, de scheiding van de knollen en de grond of modder, het transport van de knollen naar de breker, het breken van de knollen, het terugwinnen van fijne 30 deeltjes, het vermijden van hindernissen, het afstoten van knollen of andere voorwerpen boven een bepaalde afmeting, en het plaatsen van het schip voor het naar behoefte volgen van de beweging van het ontginningsvoertuig.
Regelconsoles, die zich op het oppervlakteschip bevinden, 35 maken deel uit van het regeldeelstelsel, en verschaffen de aktieve 790 87 21 ί Ν * k regeling voor alle aspecten van het ontginnen vanaf het oppervlakte-schip.
Het onderhavige stelsel voor het ontginnen van de oceaanbodem, omvat een oppervlaktedeelstelsel en een oceaanbodemdeel-5 stelsel.
Bij een bepaalde uitvoeringsvorm omvat het oceaanbodem-deelstelsel een ontginningsvoertuig, een buffer en een buigzaam verbindingsstelsel tussen het ontginningsvoertuig en de buffer.
Het oppervlaktedeelstelsel bevat een oppervlakteschip, 10 dat werkzaam is voor het verschaffen van de gehele werkingsrege-ling en onderhoudssteun voor het oceaanbodemdeelstelsel.
Vanaf het oppervlakteschip strekt zich een pijpkolom naar beneden uit totdat het onderste einde daarvan zich op een betrekkelijk korte afstand boven de oceaanbodem bevindt, waarbij het oceaan-15 bodemdeelstelsel met het onderste einde van de pijpkolom samenhangt .
---- - De buffer is direkt verbonden met het onderste.einde van • de pijpkolom, waarbij bij een bepaalde uitvoeringsvorm, de verbinding tussen het onderste einde van de pijpkolomen en de buffer, 20 een beperkte mate van beweeglijkheid verschaft.
De buffer is met .het ontginningsvoeruig verbonden door het buigzame verbindingsstelsel, dat voldoende lang is om het, het voertuig mogelijk te maken werkzaam te zijn onder het einde van de pijpkolome, binnen een gebied, dat een begrenzingsomhulling 25 heeft, bepaald door het buigzame verbindingsstelsel. ________________
Bij een bepaalde uitvoeringsvorm, bevat het ontginningsvoertuig voortstuwmiddelen in de vorm van schroeven van archimedes, die een eenvoudige constructie verschaffen, goede legermogelijkheden, een goed sporen en een hoge voortstuwdoeltreffendheid over 30 een wijd bereik van grondeigenschappen en topografische omstandigheden van de bodem, die in een bepaald ontginningsgebied kunnen worden aangetroffen.
Voor het tot een minimum beperken van de eisen aan de legering en de voortstuwing van het ontginningsvoertuig, bevindt 35 elke uitrusting, die niet nodig is aan het ontginningsvoertuig zelf, 7908721
V
5 zich aan de buffer.
De buffer bevat een voorraadtrechter voor het tijdelijk opslaan van de knollenbrij, die vanaf het ontginningsvoertuig naar de buffer is gepompt. Een toevoermechanisme aan de buffer voert de 5 knollenbrij met een geregelde snelheid vanuit de bufferopslag naar een hefstelsel. Hoofduitrustingsstukken bevinden zich in een uit-rustingsgedeelte van de buffer. Bij een bepaalde uitvoeringsvorm, bevat deze uitrusting een met zout water gedreven hydraulische eenheid, een elektrisch hydraulische krachteenheid, twee elektri-10 sche transformatoren, een hydraulische kleppenkast en een drukcilin-der, die elektrqiche onderdelen bevat.De buffer bevat ook een over-gangsgedeelte, waaraan het buigzame verbindingsstelsel is bevestigd.
Het buigzame verbindingsstelsel scheidt het ontginningsvoertuig van de dynamica van de buffer en de pijpkolom. Bij een 15 bepaalde uitvoeringsvorm, omvat het buigzame verbindingsstelsel twee lastdragende nylonkabels, gescheiden door spreidstaven, een drijfkrachtblok voor het naar boven houden van het buigzame verbindingsstelsel uit de weg van het ontginningsvoertuig, een elektrische kabel, hydraulische leidingen en een slang voor de knollenbrij.
20 De inrichting voor het oppakken en hanteren van de knollen bevat een hark, voorzien van zijdelings op onderlinge afstand liggende tanden,.die kunnen worden geplaatst voor het onder een geregelde hoek en tot een geregelde diepte aangrijpen van de grond van de oceaanbodem voor het dempen van het oppakken van.de knollen.
25 De hark pakt een geregelde hoeveelheid oceaanbodemgrond of -modder op met de knollen voor het tot een minimum beperken van het van de knollen afbreken van deeltjes gedurende het oppakken.
Een transporteur transporteert de opgepakte knollen vanaf de hark naar een breker. De transporteur is uitgevoerd voor het 30 stabiliseren van de knollen op het oppervlak daarvan, zodat de knollen krachtig kunnen worden gewassen door waterstralen voordat deze worden toegevoerd aan de inlaat van de breker.
Een afstrijkmechanisme hangt samen met de transporteur bij de inlaat naar de breker voor het aktief van de transporteur 35 afstrijken van het knollenmateriaal en het zodoende voorkomen van 7908721
r N
6 knollenmateriaal verlies op dit punt van het hanteren van de knollen.
De breker is regelbaar voor het breken van het knollen-materiaal tot een gekozen afmeting, welk knollenmateriaal dan als een knollenbrij door een slang voor de knollenbrij van het buig-5 zame verbindingsstelsel naar de tijdelijke opslag in de buffer wordt gepompt.
Bij een bepaalde uitvoeringsvorm, is het toevoermechanis-me van de buffer, welk mechanisme de knollenbrij vanuit de buffer-opslag voert naar een hefstelsel, uitgevoerd met spiraalvormige 10 schoepen, die een mogelijk verstopt raken van het toevoermechanis-me tot een minimum beperken.
De knollenbrij wordt door de pijpkolom naar het opper-vlakteschip geheven. Volgens de uitvinding wordt gebruik gemaakt van een van drie hefstelsel, te weten een luchtlift, een elektrisch 15 gedreven pompstelsel en een hefstelsel met onder druk geplaatst water, in afhankelijkheid van de omstandigheden van de bepaalde ontginning.
De uitvinding wordt nader toegelicht aan de hand van de tekening, waarin: 20 fig. 1 een zijaanzicht is van een uitvoeringsvorm van het onderhavige stelsel voor het ontginnen van de oceaanbodem, fig. 2 een ruimtelijk aanzicht is van het ontginnings-voertuig, dat deel uitmaakt van het onderwaterdeelstelsel van het in fig. 1 weergegeven stelsel, 25 fig. 3 een aanzicht is volgens de lijn III-III in fig. 2, fig. U een aanzicht is volgens de lijn IV-IV in fig. 2, 'fig. 5'een aanzicht is volgens de lijn V-V in fig. 2, fig. 6 een doorsnede is volgens de lijn VI-VI in fig. 5, fig. 7 een doorsnede is volgens de lijn VII-VII in fig.5» 30 fig. 8 een ruimtelijk aanzicht is in de richting van de pijl VIII in fig. 6, van het afstrijkmechanisme voor het van de transporteur verwijderen van knollen, fig. 9 een ruimtelijk aanzicht is van de pijl IX in fig. 7 van de glijsloffen en tanden van de hark, 35 fig* 10 een doorsnede is volgens de lijn X-X in fig. 8, 790 8 7 21 ► τ fig. 11 een ruimtelijk aanzicht is in de richting van de pijl XI in fig. 13, van een andere uitvoeringsvorm van het mechanisme voor het oppakken en breken van knollen, fig. 12 een doorsnede is volgens de lijn XII-XII in fig.
5 11> fig. 13 een ruimtelijk aanzicht is van de montering van het aantal gegroepeerde mechanismen voor het oppakken en breken aan het ontginningsvoertuig, fig. 1¾ een ruimtelijk aanzicht is van het voortstuwings -10 stelsel van het ontginiingsvoertuig, fig. 15 een zijaanzicht is, gedeeltelijk in doorsnede van de inwendige kunststofschuimconstructie van een van de voort-stuwschroeven van het stelsel volgens fig. 1k, fig. 16 en 1ÓA aan fig. 15 gelijke zijaanzichten zijn 15 van een andere uitvoeringsvorm van de voortstuwschroef, ' fig. 17 een ruimtelijk aanzicht is van het buigzame verbindingsstelsel tussen het ontginningsvoertuig en de buffer, fig. 18 een doorsnede is volgens de lijn XVIII-XVIII in fig. 17, 20 fig. 19 een ruimtelijk aanzicht is van de buffer van het onderwaterdeelstelsel van het in fig. 1 weergegeven stelsel, fig. 20 een ruimtelijk aanzicht is, gedeeltelijk openge-' • broken,van het onderste gedeelte van dein fig. 19 weergegeven buffer, fig. 21 een aanzicht is, gedeeltelijk in doorsnede, van 25 het sterwieltoevoerorgaan in het onderste gedeelte van de in fig.
20 weergegeven buffer, fig. 21A een doorsnede is volgens de lijn XXIA-XXIA in fig. 21, fig. 22 een ruimtelijk aanzicht is van een andere uit-30 voeringsvorm van de pomp voor het vanuit de bufferopslag naar het schip pompen van erts, welke pomp bestaat uit een getrapte, elektrisch aangedreven centrifugaalpomp, die wordt gebruikt in plaats van het luchtliftstelsel, gebruikt bij de uitvoeringsvorm volgens de fig. 23-25, 35 . .... . .
fig. 23 een zijaanzicht is, waarin is weergegeven op welke 790 87 21 ♦ 8 T y pijpgedeelten van de pijpkolom op het schip worden toegevoegd wanneer het ontginningsvoertuig vanaf het schip wordt neergelaten naar de oceaanbodem, waarbij tevens is weergegeven op welke wijze de luchtleiding van het luchtliftstelsel samenhangt met de pijpkolom, 5 en ook op welke wijze de elektrische regel- en krachtleidingen samenhangen met de toegevoegde pijpgedeelten, fig. 2k een detail toont van fig. 23, fig. 25 een doorsnede is volgens de lijn XXV-XXV in fig. 2kt 10 fig. 25A het in fig. 25 omcirkelde gedeelte XXVA toont, fig. 26 een ruimtelijk aanzicht is van de wijze waarop de onderdelen van het onderwaterdeelstelsel van het ontginningsm stelsel.in het schip zijn geplaatst ter voorbereiding voor het vieren door een treklier, 15 fig. 27 een zijaanzicht is van het voldoende met water , gevuld zijn van de schacht voor het voldoende hoog doen drijven van het drijblok voor het boven het ontginningsvoertuig ophangen van het buigzame verbindingsstelsel, fig. 28 een aan fig. 27 gelijk aanzicht is, waarbij de 20 bodemdeuren van het schip zijn geopend, en het ontginningsvoertuig door de, door de geopende deuren verschafte opening, is neergelaten, fig. 29 een aan de fig. 27 en 28 gelijk aanzicht is, waarbij het ontginningsvoertuig is neergelaten tot onder de buffer over de gehele lengte van het buigzame verbindingsstelsel, 25 fig. 30 een zijaanzicht is van het onderwaterdeelstelsel, waarbij het ontginningsvoertuig de oceaanbodem nadert, ....... " fig. 31 een zijaanzicht is van de onderdelen van het onderwaterdeelstelsel in de gebruikelijke werkstand daarvan, fig. 32 een aan de fig. 30 en 31 gelijk zijaanzicht is, 30 waarbij het ontginningsvoertuig zich in een toestand van slepen bevindt, fig. 33 een ruimtelijk aanzicht is van de werkwijze en inrichting voor het regelen van het ontginningsvoertuig op de oceaanbodem, 35 fig. 3b een in het algemeen niervormige omhulling toont 790 87 21 * * « 9 de wordt weergegeven op een van de drie regelconsoles aan boord van het schip, fig. 35 het werkverband toont tussen de onderdelen van de uitvoeringsvorm, die de in de fig. 2-10 weergegeven bandtrans-^ porteur omvat, en fig. 36 een aan fig. 35 gelijk aanzicht is van het schema van het werkverband tussen de onderdelen van de uitvoeringsvorm van het ontginningsstelsel, dat het in de fig. 11-13 weergegeven mechanisme voor het oppakken van knollen omvat.
ΙΟ Een uitvoeringsvorm van het onderhavige stelsel voor het ontginnen van de oceaanbodem is in zijn algemeenheid aangeduid door het verwijzingscijfer 51 in de fig. 1, 35 en 36.
Het onderhavige stelsel voor het ontginnen van de oceaanbodem omvat een manoeuvreerbaar ontginningsvoertuig, dat ferroman-15 gaanknollen oppakt van de oceaanbodem, en deze knollen wast en breekt. De gebroken knollen worden dan in de vorm van een brij naar het oppervlakteschip geheven.
Het ontginningsstelsel 51 omvat een oppervlaktedeelstel-sel 53 en een oceaanbodem- of onderwaterdeelstelsel 55.
20 Het onderwaterdeelstelsel 55 is werkzaam voor het ver schaffen van een beweegbare, manoeuvreerbare inrichting, die met grote doelmatigheid werkzaam is voor het oppakken, hanteren, wassen en‘breken van de knollen met behoud van fijne deeltjes daarvan.
Het oppervlaktedeelstelsel 53 is werkzaam voor het ver-25 schaffen van de gehele werkingsregeling en onderhoudssteun voor het onderwaterdeelstelsel 55·
Zoals weergegeven in de fig. 1 en 35, omvat het ontginningsstelsel 51 de volgende hoofdwerkingsonderdelen.
Het onderwaterdeelstelsel 55 bevat een ontginningsvoer-30 tuig 57, een buffer 59 en een buigzaam verbindingsstelsel 61 tussen het ontginningsvoertuig 57 en de buffer 59·
Het oppervlaktedeelstelsel 53 bevat een schip 63, en bij de in fig. 1 weergegeven uitvoeringsvorm, een luchtlift 65 voor het naar het schip heffen van de knollenbrij.
35 Het ontginningsvoertuig 57 is een manoeuvreerbaar voertuig, 790 3 7 21 * .
10 dat gewoonlijk werkzaam is op ongeveer 3600 tot 5U0O meter onder het oppervlak. Het pakt mangaanknollen op van de oceaanbodem, wast de modder van de knollen, breekt de gewassen knollen tot een brij, en pompt de brij in een tijdelijke opslag in de buffer 59· 5 Het ontginningsvoertuig 57 bevat voortstuwmiddelen in de vorm van schroeven van Archimedes (hierna gedetailleerd beschreven onder verwijzing naar de fig. 11+-16), welke middelen het, het ontginningsvoertuig mogelijk maken zeer beweegbaar· te zijn en te sturen over oceaanbodemterrein met een veranderlijke topo-10 grafie. De voortstuwmiddelen verschaffen ook een grote mate van manoeuvreerbaarheid en een daaruit voortvloeiende ontginnings-doelmatigheid door het, het ontginningsvoertuig mogelijk te maken het mechanisme voor het oppakken van knollen (hierna gedetailleerd beschreven onder verwijzing naar de fig. 6-10 en 11-13) nauwkeurig 15 te plaatsen met betrekking tot een vooraf ontgonnen strook. Deze manoeuvreerbaarheid maakt het samen met de tasters en het regel-deelstelsel, het ontginningsvoertuig mogelijk hindernissen te vermijden, welke hindernissen de mogelijkheid hebben van het veroorzaken van beschadiging van het mechanisme voor het oppakken 20 van knollen en van het ontginningsvoertuig.
De voortstuwmiddelen in de vorm van schroeven van Archimedes verschaffen een eenvoudige constructie, goede draag-mogelijkheden, een goed sporen· en een grote voortstuwdoelmatig-heid over een wijd bereik van grondeigenschappen en topografische 25___bodemomstandigheden, die kunnen worden aangetroffen in een bepaald .
ontginningsgebied.
Voor het tot een minimu beperken van de eisen voor het leveren en voortstuwen van het ontginningsvoertuig, bevindt alle uitrusting, die niet nodig·is aan het ontginningsvoertuig zelf, 30 zich aan de buffer 59.
De buffer 59 is een constructie, die is bevestigd aan het onderste einde van de pijpkolom 67, en gewoonlijk ongeveer 22,5 meter boven de oceaanbodem 68 geplaatst. De buffer bevat een opslagtrechter voor het opslaan van knollenbrij, die vanaf 35 het ontginningsvoertuig naar de buffer is gepompt. De buffer 790 8 7 21
V
11 omvat ook een sterwieltoevoermeehanisme (dat hierna gedetailleerder wordt beschreven onder verwijzing naar de fig. 20 en 21) voor het met een geregelde snelheid toevoeren van de knollenbrij aan een hef-stelsel.
5 Bij de in fig. 1 weergegeven uitvoeringsvorm, bestaat het hefstelsel uit een luchtlift 65» die de knollenbrij vanuit de buffer 59 opheft door de hef pijp, verschaft door de pijpkolom 6j.
Nasst het verschaffen van opslagmogelijkheid, bevat de buffer 59 uitrusting, die niet aan de wagen behoeft te zitten, zoals 10 hydraulische kracht, elektrische kracht en een drukvat voor elektro-nika.
Zoals hierna onder verwijzing naar de fig. 19, 20, 26, 33 en 35 gedetailleerd wordt beschreven, bevat de bufferconstructie een trekijzerblok, een konpasbeugel, een vakwerk, een bufferopslagge-15 deelte, een uitrustingsgedeelte en een overgangsgedeelte.
De kompasbeugel en het trekijzerblok verschaffen een beweeglijke verbinding met de pijpkolom 67, welke verbinding stam-__ en rolhoeken mogelijk maakt van plus of min 20°.
Het opslaggedeelte van de buffer bevat een kegelvormig toe-20 voergedeelte en een in snelheid regelbaar sterschoep-toevoerorgaan, dat is bevestigd aan de bodem van het kegelvormige toevoergedeelte voor het toevoeren van een gedoseerde ingang van de opgeslagen knol-lenbrij in het hefstelsel.
Alle hoofduitrustingsstukken bevinden zich in het uitrus-25 tingsgedeelte van de buffer, zoals een met zout water gedreven hydraulische krachteenheid, een elektrisch gedreven hydraulische krachteen-heid, twee elektrische transformatoren, een hydraulische kleppenkast en een drukcilinder, die alle elektronische onderdelen bevat,
Een overgangsgedeelte bevindt zich beneden het uitrustings-30 gedeelte van de buffer, waarbij verbindingssterktedelen voor het buigzame verbindingsstelsel 61 zijn bevestigd aan het overgangsgedeelte .
Het buigzame verbindingsstelsel 61 scheidt de ontginnings-wagen 57 van de dynamica van de buffer 59. Zoals hierna gedetailleerd 35 wordt beschreven onder verwijzing naar de fig, 17 en 18, omvat het 7908721 J β 12 ί buigzame verbindingsstelsel twee lastdragende nylonkabels, gescheiden door spreidstaven, een drijfconstructie- of blok 69 en zes slangen. Ife slangen bevatten een zout water drukslang, een brijterugvoerslang, een hydraulische drukslang, een hydraulische terugvoerslang, een 5 hydraulische afvoerslang en een elektrische navelstrengslang, die is uitgevoerd voor het inwendig door-druk vereffenen daarvan door oliedrukvereffenaars van het onderwaterdeelstelsel 55.
Het opppervlaktedeelstelsel omvat bij de in fig. 1 weergegeven uitvoeringsvorm het schip 63 en de luchtlift 65.
10 De luchtlift 65 wordt hierna gedetailleerder beschreven onder verwijzing naar de fig. 23-25. Het luchtliftstelsel is een van drie hefstelseluitvoeringsvormen voor het naar het schip 63 · heffen van de knollenbrij uit de buffer 59.
Bij een tweede uitvoeringsvorm van het hefstelsel wordt 15 gebruik gemaakt van water onder hoge druk, dat naar de buffer wordt gepompt vanaf het schip door pompen, die zich in het schip bevinden. Bij de in de fig. 1 en 35 weergegeven uitvoeringsvorm van het stelsel 51 voor het ontginnen van de oceaanbodem, wordt dit hefstelsel met water onder een hoge druk gebruikt als een reservestel-20 sel voor het ontginnen.
Een derde, uitvoeringsvorm van het hefstelsel is weergegeven in de fig. 22 en 36, en omvat getrapte, elektrisch gedreven hefpompen,.die zich aan de buffer bevinden (zoals hierna gedetailleerder wordt beschreven onder verwijzing naar de fig, 22 en 36), _ 25 Het schip 33 omvat een aantal onderdelen (die hierna gedetailleerder worden beschreven onder verwijzing naar de fig. 23, 26-29 en 35) voor het vieren en bedienen van het onderwater- of oceaanbodemdeelstelsel. Deze onderdelen omvatten een toren, een deiningvereffenaar, een kompasbeugel, een pijphantering, een pijp-30 opslag, pijpen, een navelstrengkabelhantering, een navelstrengkabel-opslag, navelstrengkabels, voorste, achterste en zijdelingse stuw-organen, een treklier en regelconsoles.
De regelconsoles maken deel uit van een regeldeelstelsel voor het aktief regelen van alle aspecten van het ontginnen (zoals 35 hierna gedetailleerd wordt beschreven onder verwijzing naa de fig, 790 8 7 21 * * 13 30 en 33-35).
De werkingen, die aktief worden geregeld, omvatten het eerste plaatsen van het ontginningsvoertuig in het ontginningsge-bied, de snelheid en richting van de beweging van het ontginningsl 5 voertuig, de diepte tot waar de hark van het oppakken in de oceaanbodem dringt, de hellingshoek van het oppakken ten opzichte van de oceaanbodem, de hoeveelheid grond of modder, die met de knollen wordt opgepakt, de scheiding van de knollen en de grond of modder, het transport van de knollen naar de breker, het breken van de knollen, 10 het terugwinnen van fijne deeltjes, het vermijden van hindernissen,,» ht uitstoten van knollen of andere voorwerpen boven een bepaalde afmeting en het plaatsen van het schip voor het naar behoefte volgen van de beweging van het ontginningsvoertuig.
De uitvinding omvat twee uitvoeringsvormen van mechanismen 15 voor het oppakken, transporteren, wassen en breken van knollen.
Bij één uitvoeringsvorm wordt gebruik gemaakt van een bandtransporteur, welke uitvoeringsvorm hierna gedetailleerd wordt beschreven onder verwijzing naar de fig. 6-10 en 35·
Bij de andere uitvoeringsvorm wordt gebruik gemaakt van 20 een trommeltransporteur, welke uitvoeringsvorm hierna gedetailleerd wordt beschreven onder verwijzing naar de fig. 11-13 en 36.
Het in de fig. 2-5 weergegeven ontginningsvoertuig 57 omvat het in de fig. 6-10 weergegeven mechanisme vóór het oppakken van knollen, waarbij de constructie en werking van deze uitvoeringsvorm 25 van het ontginningsvoertuig 57 thans worden beschreven onder verwijzing naar de fig. 2-10, ^6 en 35.
Het ontginningsvoertuig 57 omvat een voertuiggedeelte (een hoofdgestel en een voortstuwmechanisme) en een gedeelte voor het oppakken van knollen en het hanteren daarvan, dat wordt gedragen 30 door het voertuiggedeelte.
Zoals is weergegeven in de fig. 2-5, heeft het voertuig 57 een hoofdgestel, dat twee buisvormige, in lengterichting zich uitstrekkende delen 71 en drie dwarsdelen 73 bevat.
Een hefgestel 75 is met het hoofdgestel verbonden door 35 draaibare verbindingen 77 aan het onderste einde van het hefgestel 790 87 21
1U
s (zie fig. it). Het hefgestel 75 is draaibaar rond de draai verbindingen 77 naar de verschillende in de fig. 30-33 weergegeven standen (zoals hierna gedetailleerder wordt beschreven onder verwijzing naar deze figuren).
5 De hoekstand van het hefgestel 75 met betrekking tot het hoofdgestel wordt geregeld door een paar hydraulische cilinders 79 (zie fig. it).
Deze hefgestelcilinders 79 worden op hun beurt geregeld door een voertuigregelconsole, die zich aan boord van het schip 53 10 bevindt (zoals hierna gedetailleerder wordt beschreven onder verwijzing naar fig. 35).
Het hefgestel 75 heeft twee oren' 81 (zie fig. 3) aan de bovenkant daarvan waarbij nylonlijnen van 7»5 cm vanaf het buigzame verbindingsstelsel 61 zijn verbonden met deze oren 81 (zie fig. 17).
15 Een paar hefogen 83 is eveneens bevestigd aan de bovenkant van het hefgestel 75· Een vierheflijn is verbonden met elk dezer hefogen 83 (zie de fig. 26-29) voor het heffen van het ontginnings-voertuig 57 door een treklier gedurende het vieren van het onderwater-of bodemdeelstelsel 55 vanaf het schip 63 (zoals hierna gedetailleerder 20 wordt beschreven onder verwijzing naar de fig. 26-29).
Zoals weergegeven in fig. is een lamp 85 bevestigd nabij de bovenkant van het hefgestel 75, waarbij een TV-camera 87, gemonteerd aan eenschaal-en kantelmechanisme, is eveneens bevestigd aan de bovenkant van het hefgestel 75. De lamp 85 en de TV-camera 87 25 kijken naar beneden en naar achter en maken het een bedienaar aan een van de regelconsoles op het schip (weergegeven in fig. 35) mogelijk het oppakken van knollen, het transport daarvan, het wassen en het breken te bekijken en te regeleb, en tevens, de werking van het voort-stuwmechanisme op de oceaanbodem.
30 Elke bedienaar bij elk der drie regelconsoles (weergegeven in fig. 35) kan de camera 87 inschakelen op een van de schermen aan zijn bepaalde console om te helpen bij de regeling door die bedienaar van het ontginnen (zoals hierna gedetailleerder wordt beschreven onder verwijzing naar de fig. 35 en 33).
35 De naar voren kijkende TV-camera's 89 en 91 zijn gemonteerd 790 87 21 * 15 aan schotel- en kantelmechanismen aan het einde van een naar voren zich uitstrekkende boom 93, die draaibaar is gemonteerd bij 95 (zie fig. U) aan het voertuighoofdgestel bij het voorste einde van het voertuig 57.
5 Lampen 97 zijn eveneens gemonteerd aan deze naar voren zich uitstrekkende boom 93.
Een paar schoren 99 is bij 101 draaibaar verbonden met de boom 93, en bij 103 draaibaar met uithouders 105 (zie fig, 5) die deel uitmaken van het voertuighoofdgestel, 10 Een uitrustingsschaal 107 is gemonteerd aan het hoofdgestel van het voertuig nabij het voorste dwarsdeel 73 (zie de fig, 3 en 5).
Een kast 109, die elektrisch bedienbare hydraulische regel-kleppen en een bijbehorende inrichting bevat voor de hydraulische cilinders en draaibaar aangedreven motoren van het ontginningsvoertuig, 15 is gemonteerd aan de uitrustingsschaal 107.
Een aantal met olie gevulde, drukvereffenende cilinders 111 is eveneens gemonteerd aan de uitrustingsschaal voor het onder druk plaatsen van het invendige van bepaalde voertuigonderdelen, zoals de kast 109, in aanspreking op de verhoogde druk van het omringende 20 water 113 op de bepaalde diepte, waarop het ontginningsvoertuig 57 werkzaam is. De cilinders 111 bevatten met olie gevulde zakken, die zijn blootgesteld aan de omgevingswaterdruk, zodat de olie in de zakken tot dezelfde druk onder druk wordt geplaatst als die van het omgevingswater, welke druk in de met olie gevulde zakken dan wordt 25 overgedragen naar het inwendige van de andere voertuigonderdelen, zoals de kast 109, voor het vereffenen van de inwendige druk van dergelijke onderdelen tegen de uitwendige druk, uitgeoefend door het omringende water 1lh.
Zoals hiervoor opgemerkt bevatten de voortstuwmiddelen 30 een paar schroeven van Archimedes, Deze voortstuwmiddelen zijn het duidelijkst weergegeven in de fig, 1k-l6, waarin elke schroef van Archimedes is aangeduid door het verwijzingscijfer 113.
Elke schroef 113 bevat een cilindrisch trommelgedeelte 115.
35 Elke trommel 115 is draaibaar gemonteerd in een legerhuis 790 8 7 21 16 117 aan het onderste einde van elke uithouder 105.
Een direkte aandrijving of van tandwielen voorziene hydraulische motoren kunnen aan de voorkant en achterkant aan elke trommel 115 worden gebruikt. Bij de bepaalde, in fig. 1U weergegeven 5 uitvoeringsvorm, is één enkele van tandwielen voorziene hydraulische motor 119 verbonden met het voorste einde van elke trommel 115, waarbij een direkt aangedreven hydraulische motor 121 is verbonden met het achtereinde van elke trommel 115. De motoren draaien de schroef 113 in een gekozen richting en met een gekozen draaisnel-10 heid onder de regeling van een bedienaar of van bedienaars aan boord van het schip 63 bij een of meer van de drie regelconsoles, weergegeven in fig. 35.
Zoals is weergegeven in fig. , hebben de legerhuizen 117 en de trommels 115 toegangspanelen 123, die kunnen worden verwijderd 15 voor toegang tot de motoren en de legers.
Elke.trommel 115 is gevuld met een kunstmatig schuim (een kunststofschuim 125, dat kleine, holle, glazen bollen bevat). Dit kunstmatige schuim is een lichtwegend materiaal, dat een positieve drijfkracht verschaft, en tevens veel sterkte bijdraagt, tegen 20 samendrukken.
Elke trommel 115 verschaft dus een positieve drijfkracht aan het ontginningsvoertuig 57.
Elke trommel 115 verdeelt tevens het onderwater^richt van het ontginningsvoertuig over een aanzienlijk draaggebied op de 25 oceaanbodem als gevolg van de diameter en de lengte van de trommel, die het drijven op de oceaanbodem verschaffen.
Voortstuwing voor een voorwaartse, achterwaartse en draaibeweging van het ontginningsvoertuig wordt verschaft door een spiraalvormige meenemer 127 aan elke schroef 113.
30 Bij de in de fig. 1^ en 15 weergegeven uitvoeringsvorm, is de meenemer 127 een rechte schoep, gebruikt met een· trommel 115 met een betrekkelijk grote diameter.
Bij de in fig. 16 weergegeven uitvoeringsvorm, is de meenemer 127 in dwarsdoorsnede driehoekvormig, zodat de meenemer zelf 35 een geprojecteerd gebied verschaft voor aangrijping van de oceaan- 7 9 0 8 7 21 17 bodem, waarbij de trommel 115 een kleinere diameter heeft dan de trommel 115 van de uitvoeringsvorm volgens fig, 15, en derhalve minder oppervlak verschaft voor een wrijvende schuifaangrijping op de oceaanbodem.
5 Het inwendige van de driehoekige meenemer 127 van de uit voeringsvorm volgens fig. 16, is tevens gevuld met een kunstmatig schuim 129.
De bepaalde schroefgedaante 113, gebruikt bij de bepaalde toepassing, is afhankelijk van de grondeigenschappen van de oceaan-10 bodem op die plaats.
Zoals is weergegeven in de fig. 1¾ en 35, zijn de meenemers 127 tegengesteld spiraalvormig aan de schroeven 113, die in tegengestelde draairichtingen worden aangedreven, zodat het voertuig een zuivere rechte lijnrichting aanhoudt wanneer beide schroeven met 15 dezelfde draaisnelheid worden aangedreven zonder neiging tot het naar de ene of andere zijde draaien, zoals het geval zou zijn indien de twee schroeven draaibaar waren uitgevoerd en in dezelfde richting werden gedraaid voor het produceren van het voorwaarts of achterwaarts drijven van het ontginningsvoertuig.
20 Zoals is. weergegeven in fig. 1U, zijn aanvullende drijf- krachtblokken 131 bevestigd aan gekozen plaatsen aan het hoofdgestel voor het verschaffen van een geregelde drijfkracht en het in evenwicht houden van het ontginningsvoertuig 57.
Het mechanisme voor het oppakken en hanteren van knollen 25 van het ontginningsvoertuig 57, bevat de volgende onderdelen: een harkoppakorgaan 132,(zie fig. '9) voor het van de oceaanbodem opheffen van de knollen (en een gekozen hoeveelheid dempende modder), een transporteur 13¾ (zie fig. 6) voor het overbre^ngen van de opgepakte knollen vanaf de hark naar een transporteuroppervlak en voor 30 het daarop in een gestabiliseerde toestand houden van de knollen bij het vervolgens transporteren daarvan naar eerste een wasser en dan een breker, een wasser 136 (zie fig. 7) voor het van de opgepakte modder scheiden van de knollen en voor het vanaf het transporteuroppervlak verwijderen van de modder, een afstrijkorgaan 138 (zie de 35 fig. 8 en 10) voor het vanaf het transporteuroppervlak bij de inlaat 790 87 21 9 - "* 18 naar de breker verwijderen van de knollen, een breker 1U0 (zie fig.
6) voor het tot een knollenbrij breken van de knollen, en een pomp-mechanisme 1^2 (een straalpomp'bij de uitvoeringsvorm volgens fig.
35) voor het pompen van de knollenbrij vanuit het ontginningsvoer-5 tuig 57 naar de opslag van de buffer 59·
Bij de in de fig. 2-10 weergegeven uitvoeringsvorm, worden êên enkel, harkvormig oppakorgaan 132 voor de knollen en een bijbehorend hanteringsmechisme daarvoor, gebruikt, welk oppakorgaan met bijbehorend mechanisme zich bevindt in het inwendige van het ont-10 ginningsvoertuig tussen de voortstuwschroeven 113.
Bij de in fig. 11-13 weergegeven uitvoeringsvorm, wordt een aantal gegroepeerde oppakorganen voor de knollen gebruikt voor een verhoogde produktiviteit.
Voor wat betreft de in de fig. 2-10 weergegeven uitvoerings-15 vorm, bevat het mechanisme voor het oppakken en hanteren van de knollen, een paar draagarmen 133 voor het dragen van een transporteur-gestel 135 rond een bovenste draaiverbinding 137.
De drager voor de breker 1^0 bevat een paar draaitappen 139» bevestigd aan het hoofdgestel 71 voor het dragen van een draai-20 bare aandrijfas 1^1 van het breekmechanisme.
De hoek, waaronder het transporteurgestel 1.35 is geplaatst met betrekking tot het hoofdgestel van het ontginningsvoertuig, wordt bepaald door een paar hydraulische cilinders 1^3 (zie fig. 6). Het onderste einde van elke cilinder 1^3 is bij 1^5 draaibaar verbonden 25 met een flens 1^7, bevestigd aan het dwarsdeel 73 in het midden. Het buiteneinde van de zuigerstand van elke cilinder 1^3 is bij “\k9 draaibaar verbonden met het transporteurgestel 135.
Een aanslagdeel 151 aan het transporteurgestel 135 grijpt een bijbehorend aanslagdeel 153 aan, dat zich bevindt aan het hoofd-30 gestel van het voertuig voor het begrenzen van de mate waarin het transporteurgestel kan bewegen naar de vertikaal met betrekking tot het gestel.
Twee in lengte verstelbare schoren 155 (zie fig. k) zijn met de bovenste einden daarvan verbonden met het gestel 135 van de 35 transporteur, waarbij de buiteneinden van de schoren 155 zijn ver- 790 8 7 21 19 bonden met glijsloffen 157 (zie de fig. 2 en h)t
De in lengte verstelbare schoren 155 dienen dus voor het regelen van een maximum diepte, tot waar de hark 132 van het mechanisme voor het oppakken van knollen, in de grond of modder van de 5 oceaanbodem dringt.
De inwendige druk in elke cilinder 1^3 kan worden geregeld door een bedienaar bij een van de regelconsoles aan het boord van het schip 63 teneinde het, het onderste einde van het transporteur-gestel en de bijbehorende hark 132 voor het oppakken van knollen, 10 mogelijk te maken, naar boven en over voorwerpen boven een bepaalde gekozen afmeting, te lopen.
De constructie en werking van de hark 132 voor het oppakken van knollen zijn het duidelijkst weergegeven in de fig. 9 en 7.
De hark 132 bevat een omsloten gestelgedeelte 161, en een 15 aantal naar beneden en naar voren gebogen tanden 163 en 165.
Bij de weergegeven uitvoeringsvorm, is elke zesde tand een langere tand 1Ó5, waarbij de buiteneinden van de tanden 165 zich uitstrekken tot voor en enigszins boven de onderste einden van de tanden 163.
20 Een buisvormige staaf 167 is bevestigd aan de buiteneinden van de tanden 165, waarbij, zoals is weergegeven in fig. 7, de einden van deze staaf 167 zijn verbonden met het transporteurgestel 135 door de platen 169.
Deze platen 169 omsluiten ten dele de zijden van de hark 25 132 (zie fig. 9).
Het gevolg van deze constructie verschaft samen met de achterwaartse hoek, waaronder de cilinders 1k3 het transporteurgestel 135 en de hark 132 plaatsen, een voorzichtig oppakken van de knollen 171 binnen een gekozen bereik van maximum en minimum afme-30 tingen.
Bij het beschouwen van fig. J is het duidelijk, dat het verschil tussen de vertikale standen van de horizontale staaf 167 en de onderste einden van de tanden 163 dient voor het in de hark 132 toelaten van gilleen knollen binnen een bepaalde maximum diameter. 35 De zijdelingse afstand tussen de tanden 163 en 165 oefent 7908721 20 enige regeling uit over de minimum afmeting van knollen, die worden opgepakt.
De hoek waaronder de tanden 163 en 165 de grond of modder 173 aangrijpen van de oceaanbodem, bepaalt hoeveel modder wordt op-5 genomen door de hark, en hoeveel modder door de ruimte kan gaan tussen de tanden van de hark. Zoals is weergegeven in fig, 7, doet de hark 132 de modder 173 feitelijk een bepaalde mate opzwellen tot in het inwendige van de hark, welke werking de transporteur 13^ helpt bij het van de oceaanbodem heffen van knollen 171· 10 De transporteur 131* bevat (bij de in de fig. 2-8 weergege ven uitvoeringsvorm) een band 175, gevormd door kleine metalen schalmen, die door penverbindingen met elkaar zijn verbonden en zijn geslagen over een onderste kettingwiel 177 (zie fig, M en een bovenste kettingwiel 179 (zie fig. 6).
15 Het bovenste kettingwiel 179 wordt aangedreven door een aandrijfriem 181 en een hydraulische motor 183 (zie de fig. 5 en 6). .
De band 175 bevat dwarslatten 18^, voorzien van_naar buiten uitstekende vingers 185 (zie de fig. 8 en 7) die de knollen 171 en 20 meegenomen modder'in het inwendige van de oppakhark aangrijpen en het mengsel naar boven transporteren naar de wasser 136,
De draaisnelheid (aangeduid door de pijl 158 in fig. 7) van de band 175 is gekorreleerd met de voorwaartse bewegingssnelheid (aangeduid door de pijl 160 in fig. 6) van de hark 132, zodat er een 25 minimale onderlinge lengtebeweging wordt geproduceerd op het mengsel van knollen‘en modder. Deze snelheidskorrelatie beperkt samen met de achterwaartse stand van het transporteurgestel 135 en de oppakhark 132, het verspreiden van de modder gedurende het oppakken van knollen tot een minimum. Dit is van belang bij het onderhavige ont-30 ginningsstelsel, omdat het oppakken met het oog wordt bewaakt door een bedienaar aan boord van het oppervlakteschip, zodat de juiste regelingen kunnen worden uitgeoefend op het ontginningsvoertuig voor het tot een maximum opvoeren van de doelmatigheid van het oppakken van knollen, waarbij elke verstoring van de grond of modder op 35 de oceaanbodem het waarnemen en derhalve de gewenste regeling, naar rato 790 8 7 21 21 moeilijker maakt.
De vingers 185 zijn werkzaam voor het stabiliseren van de stand van de knollen 171 op het buitenoppervlak van de transporteur-band 175, zodat de wasser 136 derhalve de knollen en meegenomen mod-5 der kan raken met een harde waterstraal voor het van de modder scheiden van de knollen, en het doen stromen van de meegenomen modder door de open ruimten in de schalmenband 175* De wassende watest raai wordt geproduceerd (inde richting van de pijl 18Ο in fig. 7) door een verdeelstuk 187 en openingen 189 (zie fig. 7).
10 Zoals is weergegeven in fig. 35, wordt het water voor het verdeelstuk 187 vanuit de buffer 59 gepompt door een zoutwaterpomp 189, aangedreven door een hydraulische of elektromotor 191»
Het door de zoutwaterpomp 189 verpompte water, wordt toegelaten door een slang 193 (zie de fig. 35 en 18), waarbij water 15 uit deze slang ook wordt gebruikt voor het bedienen van de straal-pomp 1^2, die hiervoor is beschreven voor het pompen van de knollenbrij vanuit het ontginningsvoertuig 57 naar de buffer 59*
De lengte van de transporteur tussen de wasser 136 en de afstrijker 138 bij de inlaat naar de breker 1H0, is bedekt door een 20 scherm 195 (zie de fig. 5 en 7) dat verlies van knollen 171 tus-sen deze twee punten tot een minimum beperkt. Aan het bovenste einde van de transporteur 13^, gaan de knollen 171 het inlaateinde binnen van een goot 197, verbonden met de breker 1U0. Er is een kleine ruimte aanwezig tussen de transporteur en het inlaateinde van de 25 goot 197 op dit punt, waarbij een positieve binnenstroming vanmter (in de door de pijl 199 aangegeven richting) wordt gehandhaafd door de werking van de straalpomp 1^2. De straalpomp lk2 pompt de brij gebroken knollen en water uit de onderkant van een huis 201, dat de breker 1^0 omsluit, en dat is verbonden met de goot 197 (zie fig, 6), 30 Dit naar binnen stromen van water bij 199 is een ander kenmerk van de uitvinding, dat wordt gebruikt voor het handhaven van een grote doelmatigheid van het winnen 'van de knollen en fijne deeltjes. In dit geval voorkomt de positief opgewekte stroming naar binnen van het water 199* een aanzienlijk verlies van kleine deeltjes, omdat het 35 naar binnen stromen van water gesuspendeerde fijne deeltjes of kleine 790 87 21 22 knollen dwingt naar binnen te stromen in de goot 197 en uiteindelijk naar de bufferopslag.
De afstrijker 138 voert een aktief, positief verwijderen uit van de knollen 171 vanaf de transporteurband 175, waarbij de 5 constructie en werking van de afstrijker 138 het best kunnen worden begrepen onder verwijzing naar de fig. 8, 10 en 6.
De afstrijker 138 omvat een buigzaam deel 203, dat met een onderste rand bij 205 is bevestigd aan het inwendige van de goot 197, en waarvan de bovenste rand is gevormd voor het zich uitstrekken 10 in stroken 207 tussen de zijdelings op onderlinge afstanden liggende vingers 185 van de transporteurband 175·
Zoals het duidelijkst weergegeven in fig. 10, grijpen deze buigzame stroken 207 fysisch de zijden aan van de vingers 185 voor het aktief van deze vingers 185 vegen van kleine knoldeeltjes 15 171, en het zodoende naar beneden doen overbrengen van deze deeltjes in de goot 197. Dit voorkomt, dat deze deeltjes weer naar buiten gaan aan de onderzijde van de transporteur 13^.
Zoals is weergegeven in de fig. 8, 10 en 6, wordt elke strook 207 gedragen door buigzame steunwassers 209 en 211, waarbij .20 elke strook is bevestigd aan een metalen draagdeel 213 door een vast-houdorgaan 215 en een kopschroef 217.0e metalen draagdelen 213 zijn op hun beurt gemonteerd aan een afstandsstaaf 219, die zich uitstrekt over de breedte van de transporteurband, en door steunen 221 is gemonteerd aan het transporteurgestel 135. De kromming van de buiten-25 rand 223 van elke drager 213 staat in verband met de gedaante van de voorste rand 23^ van elke vinger 185 op een wijze, die een knipwer-king tussen deze randen voorkomt wanneer de vingers 185 worden gedraaid door de tussengevoegde dragers 213. Dit voorkomt het vastklemmen of voortijdig breken van de knollen gedurende het afstrijken.
30 Dit wordt gedetailleerder hierna beschreven onder verwijzing naar de uitvoeringsvorm van fig. 12, waarbij het geometrische verband van deze bijbehorende randen duidelijker is te zien.
De breker 1^0 bij de in fig. 6 weergegeven uitvoeringsvorm, is een hamermolen, die alle knollen breekt tot een gekozen maximum 35 afmeting of kleiner.
790 87 21 23 .
De hamermolehbreker 1^0 wordt aangedreven door een hydraulische motor 1hU (zie fig. 35).
De gebroken knollen vallen door openingen in een plaat 225 (zie fig. 6) en hopen zich op op de bodem van de omsluiting 201, 5 waar zij worden verwijderd door een leiding 230, zoals aangeduid door de pijl 227, in de vorm van een brij gebroken knollen en water door de zuigkracht, geproduceerd door de straalpomp 1^2.
De brij stroomt naar boven door de leiding 232 en door een koppeling, verschaft door een van de fysische verbindingsorganen 10 231 naar een slang 233 van het buigzame verbindingstelsel 61 (zie de fig. 17 en 18) en naar de bufferopslag.
De in de fig. 11-13 in zijn algemeenheid door het verwij-zingscijfer 237 weergegeven uitvoeringsvorm van het mechanisme voor het oppakken en hanteren van de knollen, bevat vele van de 15 hiervoor beschreven kenmerken onder verwijzing naar de in de fig. 2-10 weergegeven uitvoeringsvorm van het mechanisme voor het oppakken en hanteren van knollen, waarbij overeenkomstige onderdelen zijn aangeduid door gelijke vervijzingscijfers.
Het in de fig. 11-13 weergegeven mechanisme 237 voor het 20 oppakken en hanteren van knollen omvat dus een oppakhark 132, een transporteur 131*, een wasser 136, een af strijker 138 en een breker 1U0.
Zoals het duidelijkst weergegeven in fig. 13, is een aantal mechanismen 237 voor het oppakken en hanteren van knollen, ge-25 monteerd op verschillende plaatsen aan het ontginningsvoertuig 57.
Twee mechanismen 237 zijn dus aan de voorkant van het ontginningsvoertuig 57 gemonteerd door middel van een deelgestel, dat naar voren zich uitstrekkende schoren 239 omvat en een dwarsstaaf 2kl. De twee voorste mechanismen 237 voor het oppakken van knollen zijn verbonden 30 om achter de dwarsstaaf 2kl te liggen onder in hoofdzaak dezelfde hoek, te weten ongeveer 6o°, als de transporteur 13U van de uitvoeringsvorm volgens fig.
Een derde mechanisme 237 voor het oppakken van knollen bevindt zich in het inwendige van het ontginningsvoertuig achter 35 het voorste dwarsdeel 73 van het hoofdgestel van het ontginningsvoertuig.
790 87 21 2k
Twee andere mechanismen 237 voor het oppakken van knollen zijn achter het achterste dwarsdeel 73 gemonteerd van het hoofdgestel van het ontginningsvoertuig.
De wijze waarop elk mechanisme 237 voor het oppakken 5 achterwaarts is gemonteerd met betrekking tot het hoofdgestel van het ontginningsvoertuig, is het duidelijkst weergegeven in fig. 11. Elk oppakmechanisme 267 omvat een buitenhuis 2k3, waarbij alle onderdelen van het mechanisme voor het oppakken van knollen, welke onderdelen feitelijk de knollen oppakken en hanteren, zijn omsloten 10 en worden gedragen in het huis 2^3.
Het huis 2^3 is voor een geregeld rollen rond de draai-verbindingen 2^5 (zie fig. 11) aan een gestelsamenstel 2t7 gemonteerd. De mate van rollen wordt geregeld door een cilinder 29k, die draaibaar is verbonden met het gestelsamenstel 2^7 aan een einde, 15 en met het huis 2^3 aan het andere einde.
Het gestelsamenstel 2^7 is op zijn beurt verbonden met de dwarsstaaf 2kl door een paar schoren 2k9. De schoren 2k9 zijn verbonden met het gestelsamenstel 2kj door onderste draaiverbindingen 251. Het bovenste einde van elke schoor 2^9 is draaibaar verbonden met 20 (ie dwarsstaaf 2^1. De hellingshoek van de schoren 2^9 en het naar achteren staan van het gehele mechanisme 237 voor het oppakken van knollen, wordt derhalve geregeld door de cilinderd 1^3 op in hoofdzaak dezelfde wijze als waarop de overeenkomstige cilinders 1U3 van de uitvoeringsvorm volgens fig. 6 de hoek van het naar achter ' . ^5 staan regelen van het transporteurgestel 135 en de bijbehorende oppakhark 132.
De cilinders 1^3 verschaffen een druk vereffende werking, die het op de opneemhark 132 mogelijk maakt tegen knollen of andere voorwerpen boven een bepaalde gekozen afmeting op te lopen en daar-30 overheen (zoals bepaald door de druk in de cilinders 1U3) op vrijwel dezelfde wijze als de geregelde drukken in de cilinders 1U3 van de uitvoeringsvorm volgens fig. k een soortgelijke drukvereffe-ning mogelijk maken voor de oppakhark van die uitvoeringsvorm.
Het gestelsamenstel 2k7 is eveneens draaibaar' rond een 35 hartlijn, die zich uitstrekt door de onderste draaipunten 251. De 790 8 7 21 25 regeling van deze beweging van het gestelsamenstel 2^7 (en het huis 2^3) wordt verschaft door een cilinder 251, die aan het bovenste einde daarvan draaibaar is verbonden met het gesteldeel 2h1, en met het onderste einde van de zuigerstang daarvan draaibaar is 5 verbonden bij 253 met het gestelsamenstel 2U7.
De drukcilinder 252 bij de uitvoeringsvorm volgens fig.
11, verschaft ook een verdere mate van regeling van de hellings-hoek van de hark 132 met betrekking tot de oceaanbodem. Deze cilinder maakt het ook mogelijk het gehele mechanisme 237 naar boven IQ te kantelen voor het beter bekijken van de hark en de wasser door de TV-camera.
De achterzijde van het huis 2k3 bevat een deur 253, die draaibaar is verbonden met de bovenkant van het huis 2^3 bij 255.
Een hydraulische cilinder 257 is met éên einde draaibaar ^ bij 259 verbonden met het gestelsamenstel 2k7, waarbij het einde van de zuigerstang bij 261 draaibaar is verbonden met de deur 253.
In de gesloten stand van de deur 253, grijpt het onderste einde daarvan de omsluiting 201 aan,(zie fig. 12) voor het doen gaan van de gebroken knollen door de opening onder de breker naar de 2o leiding 230 in de richting van de door de pijlen in fig. 12 aangegeven stroming. Deze stroming wordtgeproduceerd door een centrifu-gaalpomp 1^2, voorzien van een inlaatverdeelstuk, verbonden met de leidingen 230 bij de uitlaat van elke breker van elk oppakmechanis-me 237 (zie fig. 13).
-- 25 Onder verwijzing naar fig. 12, wordt wanneer de zuigerstang van de cilinder 257 wordt ingetrokken, de deur 2.53 naar de open stand gezwaaid (aangegeven met streep-stippellijnen in fig. 12). Het op deze wijze openen van de deur 253 helptbij het opheffen van een verstopping, die kan zijn opgetreden in de breker 1U0.
2Q De in de fig. 11-13 weergegeven uitvoeringsvorm van het mechanisme 237 voor het oppakken van knollen, omvat een draaibare transporteur 13^ in plaats van een transporteurband, en verschaft dus een gedrongener constructie. De in de fig. 11-13 weergegeven uitvoeringsvorm van het mechanisme 237 voor het oppakken en hanteren 35 van knollen, omvat echter wel de kenmerken van de in de fig. 2-10 790 8 7 21 26 weergegeven uitvoeringsvorm, welke kenmerken in aanzienlijke mate bijdragen aan de grote doelmatigheid van het oppakken en winnen van knollen. De in de fig. 11-13 weergegeven uitvoeringsvorm kiest bijvoorbeeld knollen binnen een bepaald aflnetingsbereik 5 als gevolg van de constructie en opstelling van de tanden 163 en 165. Het dempt het eerste oppakken van de knollen 171 door het verstellen van de helling waaronder de tanden de oceaanbodem aangrijpen, zodat de hark een beperkt hoeveelheid modder oppakt met de knollen, waarbij het grootste gedeelte van de modder door de tanden 10 van de hark kan stromen. Het verschaft middelen waarmee het gehele samenstel onder een hoek kan worden gesleept, waardoor dus de mogelijkheid daarvan tot het bewegen over een onregelmatige topografie alsmede de mogelijkheid tot het over hindernissen lopen, wordt vergemakkelijkt. Het maakt het mogelijk de draaisnelheidsbeveging van 15 de vingers 185 nauwkeurig af te stemmen op de voorwaartse bewegings-snelheid van de hark voor het produceren van een minimum aan onderlinge beweging tussen de vingers 185 en de knollen en modder, die worden opgepakt. Dit beperkt de eerste stoot tegen de knollen tot een minimum, en beperkt dus het breken van de knollen 1Tl bij het 2o oppakken tot een minimum. Het beperkt ook de hoeveelheid modder, die in het water wordt opgewerveld, tot een minimuip. Het mechanisme 237 stabiliseert· snel de stand van de opgepakte knollen 171 op de transporteur 13^, zodat dus de wasser 136 de knollen hard kan raken met een wasstraal voor het verwijderen van in hoofdzaak alle modder 25 vanaf de knollen in het wasstation. De afstrijker 138 verschaft een aktieve, positieve afstrijkwerking voor het doeltreffend verwijderen van zelfs betrekkelijk kleine knoldeeltjes vanaf het oppervlak van de transporteur en vanaf de vingers 185, waarbij de hellingshoek van het bovenste oppervlak 233 van elke afstrijkvinger 213 is afge-30 stemd op de hellingshoek van de voorste rand 23^ van elke vinger 185, zodat de vingers 185 op het afstrijkstation altijd tegen de knollen drukken en deze nimmer breken.
Een positief naar binnen stromen van water wordt geproduceerd op alle punten, die voeren naar het inwendige van het mecha-35 nisme 237, zodat alle kleine knoldeeltjes in inplaats vanuit de 790 87 21 Λ 27 "breker 1^0 strenen.
Zoals is weergegeven in fig. 12, is ook een verdeelstuk U23 gemonteerd in het huis van de breker voor het daarin drukken van de knoldeeltjes voor het verzekeren van een positief naar binnen inde breker stromen van deeltjes.
5 De in fig. 13 en fig. 36 weergegeven pomp 1U2 is een centrifugaalpomp, gedreven door een hydraulische of een electromotor 263.
De uitlaat van de centrifugaalpomp 1^2 is verbonden met de slang 233 van het buigzame verbindingsstelsel 61 voor het over-10 brengen van de gebroken knollenbrij naar de bufferopslag.
De constructie en de werking van de buffer 59 in het onder-waterdeelstelsel 55 worden thans beschreven onder verwijzing naar de fig. 1, 17-22, 26-33 en 35.
De buffer 59 verschaft twee belangrijke werkingen inhet 15 ontginningsstelsel.
De buffer verschaft een plaats voor alle uitrusting, die niet nodig is aan het ontginningsvoertuig zelf. Dit beperkt de eisen voor het dragen en voortstuwen van het ontginningsvoertuig tot een minimum,en maakt een maximum beweegnaarheid en manoeuvreebaarheid 20 mogelijk van het ontginningsvoertuig voor een vergrote ontginnings-doelmatigheid.
De buffer 59 verschaft ook een tijdelijke opslag voor het opslaan van knollenbrij, die naar de buffer wordt gepompt vanaf het ontginningsvoertuig. Deze opgeslagn knollenbrij wordt dan 25 vanuit de buffer overgebracht naar een hef stelsel, dat de knollenbrij naar het schip heft met een in hoofdzaak regelmatige snelheid voor een vergrote hefdoelmatigheid en op een wijze, die het mogelijk tot stilstand komen of verstoppen van het stelsel voorkomt.
Zoals is weergegeven in fig.,19 is de buffer 59 opgehangen 30 aan de pijpkolom 67 door een beweeglijke verbinding 265, die een beperkte mate van kantelbeweging van de buffer mogelijk maakt met betrekking tot de pijpkolom onder de in fig. 32 weergegeven sleep-toestand (en hierna gedetailleerder besproken).
De beweeglijke verbinding 265 omvat een gedeeld trekijzer-35 790 87 21 « 28 blok 267 en een kompasbeugel 269.
De kompasbeugel 269 is verbonden met een vakwerk 271, waarmee een bufferopslaggedeelte 273 is verbonden.
Een uitrustingsgedeelte 265 bevindt zich beneden het 5 opslaggedeelte 273, waarbij een overgangsgedeelte 277 zich beneden het uitrustingsgedeelte van de buffer 59 bevindt.
Het opslaggedeelte 273 van de buffer bevat een kegelvormig toevoergedeelte 279, waarbij een in snelheid regelbaar, ster-schoeptoevoerorgaan 281 (zie de fig. 19» 20 en 35) de knollen-brij 10 vanuit de door het kegelvormige toevoergedeelte 279 gevormde vul-trechter toevoert aan het hefstelsel.
Zoals is weergegeven in fig. 35, wordt het sterschoep-toevoerorgaan 281 aangedreven door een hydraulische motor 283.
Bij een uitvoeringsvorm van het hefstelsel, wordt een 15 luchtlift 65 ( zoals is weergegeven in de fig. 1, 23-25 en 35, en hierna onder verwijzing naar déze figuren gedetailleerder beschreven) gebruikt als het hefstelsel.
Bij een andere uitvoeringsvorm (zoals weergegeven in de fig. 22 en 36, en hierna onder verwijzing naar deze figuren gede-20 taïlleerder beschreven) wordt een elektrisch gedreven, getrapte, centrifugaalpomp gebruikt als het hefstelsel.
Bij een derde uitvoeringsvorm van een tweevoudige pijp voorzien en met onder druk geplaatst zeewater werkzaam hefstelsel gebruikt. Dit hefstelsel is een onderbroken stelsel, waarbij de ^ knollenbrij in ladingen vanuit de buffer naar boven wordt gepompt.
De luchtlift en het elektrisch gedreven hefstelsel verschaffen een ononderbroken heffen van knollenbrij vanuit de buffer naar het schip zonder enige onderbreking.
Zoals is weergegeven in fig. 19» brengt de leiding 233 de knollenbrij over vanuit het buigzame verbindingsstelsel6l naar boven naar de bovenkant van het opslaggedeelte 273, waarbij een draadzeef 285 de knollenbrij deeltjes in het opslaggedeelte 273 houdt, en zeewater naar buiten laat.
Het sterschoep-toevoerorgaan 281 voert de knollenbrij 35 vanuit de vultrechter 279 toe aan een leiding 287. Het onderste 790 8 7 21 29 einde van de leiding 28? heeft een schamierklep 289 (zie fig.
20), die onder veerspanning staat om te dienen als een stortklep voor het afvoeren van overmaat druk in de leiding 287 in het geval van een blokkeren.
5 Het sterschoep-toevoerorgaan 28l omvat spiraalvormige schoepen 291 in het inwendige van het toevoerorgaan (zie fig. 21A).
De spiraalvormige gedaante van de schoepen 291 beperkt de neiging daarvan tot het vastklemmen aan de rand 292 van de inlaat 293 tot een minimum (zie fig. 22). Dit is het gevolg van het feit, dat 10 slechts een gedeelte van de rand van een schoep op elk willekeurig moment aankomt bij de rand 292 van de opening. Er is minder mogelijkheid tot vastklemmen dan in het geval, dat de gehele rand van de schoep aankomt bij de rand van de opening (en gevoelig is voor het vastklemmen door de knollenbrij), zoals het geval is bij een ge-15 bruikelijk sterschoep-toevoerorgaan met rechte randen.
De spiraalvormige gedaante van de schoepen produceert ook een snijwerking, die helpt bij het breken van knoldeeltjes, die zouden kunnen zijn komen vast te zitten tussen de schoep en de rand 292.
2o Het elektrisch gedreven hefstêlsel omvat een of meer getrapte centrifugaalpompen 295, waarvan een inlaat is verbonden met de leiding 287, en waarvan een uitlaat 297 is verbonden met de pijpkolom 67. (zie de fig. 22 en 36).
De getrapte centrifugaalpompen 295 worden aangedreven 25 door een elektromotor 292. Wanneer twee of meer getrapte cen-trifugaal'' pompen worden gebruikt, kunnen zij via kleppen parallel of in serie zijn geschakeld.
In het luchtliftstelsel, is de uitlaat 287 van het sterschoep-toevoerorgaan ook verbonden met de pijpkolom 67.
30 Zoals is weergegeven in de fig. 23-25, omvat het lucht- liftstelsel 65 een luchtleiding 301, waarvan het onderste einde is verbonden met de pijpkolom 67 in een verbindingsorgaan 303 (gedetailleerd weergegeven in de fig. 2h en 25).
Het verbindingsorgaan 303 bevindt zich ongeveer 1500 meter 35 beneden het schip 63, waarbij de luchtleiding 301 op onderlinge 790 87 21 30 afstanden (door verbindingslijnen 305) wordt verbonden met pijp-gedeelten van de pijpkolom 67> wanneer deze pijpgedeelten worden toegeveegd gedurende het uiteindelijk neerlaten van het ontginnings-voertuig 57 naar de oceaanbodem.
5 Zoals het duidelijkst weergegevén in de fig. 2k en 25A, omvat het verbindingsorgaan 303 een pijpkolm-verloopgedeelte 307, dat perslucht ontvangt uit de luchtleiding 301. Dit gedeelte 307 is voorzien van drie naar binnen zich uitstrekkende doorgangen 309. Deze constructie verschaft een sterkte gestabiliseerde verbinding 10 tussen de luchtleiding 301 en de hefpijp 67. Deze verbinding maakt het ook mogelijk openingen 309 met een betrekkelijk kleine diameter te vormen in het gedeelte 307, omdat drie kleine openingen in plaats van êén grote openingen worden gebruikt voor het overbrengen van het luchtvolume, nodig voor het heffen van de knollen-15 brij. Dit verschaft een sterkere verbinding bij de hefpijp.
- De lucht uit de leiding 301 wordt verdeeld naar de doorgangen 309 door een opklemsamenstel, dat het duidelijkst is weergegeven in de fig. 25 en 25A. Het opklemsamenstel bevat luchtbuizen 310. Elke buis 310 heeft een naar binnen zich uitstrekkende punt 20 312, die wordt gedragen door een blok 31^, welke punt 312 past in het buiteneinde van een doorgang 309. Een afdichting 316 dicht de verbinding van de punt 312 in de doorgang 309 af. Schroeven • 318 zijn draaibaar in een gestel 320 voor het naar binnen bewegen van de blokken 31^ en het samendrukken van de afdichtingen 316. Een 25 grendelhandgreep 322 grendelt de schroef 318 op zijn plaats. Een gedeelte 32 ^ van het gestel kan worden losgemaakt van de rest. van het gestel gedurende het monteren en verwijderen van het verbindingsorgaan 303 met de pijpkolom.
Het uitrustingsgedeelte 275 van de buffer 59 (zie fig.
30 19 en fig. 35) bevat uitrusting, gebruikt voor het bedienen van het ontginningsvoertuig 57.
Deze uitrusting bevat een zware elektromotor 311 (een 750 kW elektromotor bij een bepaalde uitvoeringsvorm) verder een hydraulische pomp 313» gedreven door de elektromotor 311, een met 35 zout water werkzame hydraulische pompeenheid 315» een met olie ge- \ 790 87 21 31 vulde drukvereffenaar 317 (gelijk aan de met olie gevulde drukver-effenende cilinders 111,hiervoor beschreven onder verwijzing naar het in fig. U weergegeven ontginningsvoertuig), filters 319, een cilinder 321, die een rek bevat voor de elektrische regelingen, een ^ drukbol 323, die elektronische onderdelen bevat, en een getrapte Peerless-pomp 326. Fig. 35 toont schematisch deze uitrustingsstukken, gedragen door het uitrustingsgedeelte van de buffer 59, en tevens de turbines 328, die kunnen worden aangedreven met onder druk geplaatst water, dat door de pijpkolom 67 naar beneden wordt IQ gepompt (als een reserve voor de elektromotoraandrijving door overschakelen van de klep ^25) een hydraulische kleppenkast 250, een tweede elektromotor 252 en een hydraulische pomp 25^ (hetgeen het reservezoutvaterstelsel is} een EM-uitschakelkast 33^, een laag-spanningstransfonnator 336, een hoogspanningstransformator 338, 15 elektrische kracht- en regel- en gegevenskabels 256, een gegevens-en bevellijn 258, een enkelfasige 110 volt lijn 3^6, een driefasige i*k0 volt lijn 3^8 (alle aan de buffer), een elektrische verdeelkast _ 350 en een bijbehorende gegevensbevelregelkast 352 (aan het ont ginningsvoertuig) en (aan het oppervlakteschip) een draaisleepring 20 35^, een driefasige 2000 volt lijn 356, een transformator 358, een uitschakeltoestel 360, de hoofdkrachtleiding 3β2 van het schip, een stelsel 1*29 voor het hanteren en plaatsen van pijpen en het vereffenen van deining, een regelcentrum 36k voor het ontginningsvoertuig, een luchtcompressor 366 en een luchtregelverdeelstuk 368 25 voor het luchtliftstelsel, zeewaterpompen 370 en een verloopstuk 372 voor de met water onder een hoge druk werkzame reserveaandrij-ving voor de turbine 328, een luchtscheider 37^, een zeewaterscheider 376 en een opneemhouder 378 voor knollen.
Zoals het duidelijkst weergegeven in fig. 17» is het 30 buigzame verbindingsstelsel 61 verbonden met het overgangsgedeelte 277 van de buffer. Dit overgangsgedeelte bevat een paar naar beneden zich uitstrekkende schoren 325 en een verbindingsplaat 327.
Twee nylonlijnen 329 met een diameter van 12,5 cm van het buigzame verbindingsstelsel 61 zijn verbonden met ogen aan de 35 onderste einden van de schoren 325, waarbij de andere lijnen, leidingen 730 8 7 21 32 en slangen van het buigzame verbindingsstelsel 61 zijn verbonden met de verbindingsplaat 327.
Het buigzame verbindingsstelsel 61 bevat het drijfblok 69 (hiervoor beschreven voor het naar boven en uit de weg van het ontginningsvoertuig 57 houden van het buigzame verbindingsstelsel 5 61 gedurende het ontginnen) en drie spreidstaven 331. De spreid- staven 331 houden de verschillende lijnen, leidingen en slangen van het buigzame verbindingsstelsel 61 op de juiste onderlinge afstand en ontwart gedurende de werking.
Zoals is weergegeven in fig.,18, bevat het buigzame 10 verbindingsstelsel 61 de nylonkabels 329, de leiding 233 voor het overbrengen van knollenbrij vanuit het ontginningsvoertuig naar de buffer, de leiding 193 voor het leiden van water onder een hoge druk naar het ontginningsvoertuig, een elektrische navel-strenèleiding 333 en vier hydraulische leidingen 335, 337, 339 en 3U1. Twee van de hydraulische lijnen zijn hoge druk lijnen, waarbij twee andere hydraulische lijnen terugvoerlijnen zijn.
De elektrische leiding 333 bevat een buitenmantel, die een aantal regelkabels en krachtkabels omsluit. Het inwendige van deze mantel is onder druk geplaatst door de met olie gevulde vereffe-20 naars 111 van het ontginningsvoertuig, en 317 van de buffer, voor het voorkomen van het tegen elkaar worden geperst van de afzonderlijke lijnen en kabels in de mantel door de druk van het omgevings-zeewater, welke druk werkzaam is op het uitwendige van de mantel, tot een punt, waarop de isolatie van de kabel zou kunnen worden 25 gerafeld of verbroken.
Een aantal verbindingslijnen 330 wordt eveneens gebruikt in het buigzame verbindingsstelsel, zoals is weergegeven in fig. 17, waarbij tevens een aantal plaatselijke ringen 332 van kunstmatig schuim worden gebruikt onder de onderstre spreidstaaf 331 om te 20 helpen bij het drijvend en weg van het ontginningsvoertuig houden van de afzonderlijke leidingen.
De wijze waarop het ontginningsvoertuig 57, de buffer 59, het buigzame verbindingsstelsel 61 en het drijfblok 69 worden ge-35 vierd vanaf het schip 63 (in het lucht-watertussenvlak tussen het oppervlaktedeelstelsel en het onderwaterdeelstelsel bij het begin \ 790 87 21 * 33 van het ontginnen) is een belangrijk en soms kritisch deel van de gehele werking, en wordt thans beschreven onder verwijzing naar de fig. 26-30.
Fig. 26 toont de onderdelen van het onderwaterdeelstelsel 5 55, wanneer deze worden gevierd in de schacht van hetschip 63, klaar voor het uitvieren.
Zoals weergegeven in fig. 26, heeft de buffer 59 vertikaal zich uitstrekkende wrijfhouten 3^-0, die passen in dokringen 31)2, bevestigd in het ruim van het schip voor hetuit het ruim en 10 terug in het ruim leiden van de buffer 59 bij het begin van het vieren en het einde van het ontginnen. Deze wrijfhouten 31)0 zijn bij het merendeel van de figuren, die de buffer 59 weer- geven, eenvoudigheidshalve weggelaten.
3!wee treklieren 3^3 en 3bb worden verbruikt voor het 15 vieren van het drijfblok 69 en het ontginningsvoertuig 57·
Bij het begin rust de buffer 59 op de dragers 3^5, waarbij het ontginningsvoertuig 57 rust op de dragers 3^7 aan de schuifdeuren 31)9 en 35.1· Het drijfblok 69 is opgehangen aan de treklier 3^3 door kabels 3^3A totdat de schacht 63 tot de in fig. 27 weer-20 gegeven hoogte is volgelopen met water.
Op dat punt worden de kabels 3*)3A losgemaakt van het drijfblok 69, dat op het water kan drijven.
*
De kabels 353 van de treklier 31)1) worden verbonden met de ogen 83 van het hefgestel 75.
25 De treklier 3*)3 heft het ontginningsvoertuig 57 voldoende ver op voor het verwijderen van de dragers 3^7, waarbij de toren 355 (zie fig. 23) de buffer 59 voldoende ver opheft voor het verwijderen van de dragers 3^5· De schuifdeuren 3^9 en 351 worden dan geopend, waarbij het ontginningsvoertuig 57 en de buffer 59 worden 30 neergelaten door de opening, zoals is weergegeven in de fig. 28 en 29-
Wanneer het buigzame verbindingsstelsel 61 volledig gestrekt raakt tot het punt, waarop het stelsel het gehele gewicht draagt van het ontginningsvoertuig 57 direkt vanaf de buffer 59, 35 worden de kabels 353 losgemaakt van de treklier 31)3, en vastgebonden 790 87 21 * 3k aan het drijfblok 69 en aan de buffer 59» zoals isweergegeven in fig. 29.
Fig. 23 toont de wijze waarop pijpgedeelten worden toegevoegd aan de pijpkolom 67 op het schip, wanneer het ontginnings-5 voertuig wordt neergelaten naar de oceaanbodem.
Fig. 23 toont ook de wijze waarop de luchtlijn van het luchtliftstelsel samenhangt met de pijpkolom, en eveneens de wijze waarop de elektrische regel- en krachtlijnen samenhangen met de toegevoegde pijpgedeelten.
10 Onder het nog steeds verwijzen naar fig. 23, bevat het schip 63 schroeven 357, die stuwkracht naar voren en naar achter verschaffen, en schroeven 359, die zijdelingse stuwkracht verschaffen om het, het schip 63 mogelijk te maken het ontginnings-voertuig 57 te volgen.
15 Fig. 23 toont ook de drie regelconsoles 361, 363 en 365 (van het regelcentrum 36k van het ontginningsvoertuig) die worden gebruikt voor het regelen van alle werkingen van het ontginnings-voertuig.
Bij een bepaalde uitvoeringsvorm wordt de ontginnings-20 consoles 361 gebruikt voor het regelen van de ontginning. Deze console regelt de plaatsing van het oppakken en het toevoeren van de knollen, die in de leiding worden gepompt naar de hefpijp door het sterschoep-toevoerorgaan.
De console 363 is een voertuigregelconsole. De bedienaar van deze console regelt de snelheid en de richting van het ontginnings voertuig, en verschaft instruktie aan het schip voor het veranderen van de snelheid of het veranderen van de richting voor het coördineren van de beweging van het schip met die van het ont-ginningsvoertuig. De omhulling van de mogelijke ontginning (weerge-30 geven in fig. 3*0 wordt weergegeven op het scherm 367 van deze console 363 .
De console 365 is voor het regelen van het vermijden van hindernissen, waarbij de bedienaar van deze console de tasters bewaakt, die een vroegtijdige waarschuwing en taxering verschaffen 35 van het omringende terrein, dat door het ontginvoertuig moet worden \ 790 87 21 35 ontgonnen. De bedienaar van deze console bekijkt de weergeving, verschaft door de zijdelings aftastende sonar, TV-camera's en plaatsings- en richtsonars teneinde informatie onder de aandacht van de bedienaar van de voertuigregelconsole te brengen met betreken king tot moeilijkheden, die kunnen worden ondervonden bij latere doorgangen van het ontginningsvoertuig over het bepaalde gebied, dat wordt ontgonnen.
Elke bedienaar bij elke console kan een van de TV-camera's kiezen voor het bekijken op de schermen van een bepaalde console, 10 waarbij elke bedienaar echter in de praktijk in hoofdzaak vertrouwd op bepadde TV-camera's voor informatie over zijn verantwoordelijkheids gebieden.
De laatste stap bij het vieren is weergegeven in fig. 31, waarbij het ontginningsvoertuig de oceaanbodem 69 tot binnen ongeveer 15 30 meter is genaderd.
Op dit punt meet een hoogtesonar aan het ontginningsvoertuig 57 (door middel van de bundel 369,. die in fig. 30 met een onderbroken omtrek is weergegeven) de vertikale afstand tot de oceaanbodem, welke gemeten afstand wordt gezonden naar de regel-20 ‘ comles 361, 363 en 3β5 op het schip 63. De lampen en TV-camera's aan het einde van de instrumentenboom 93 verschaffen ook een beeld van het oppervlak van de oceaanbodem onder het ontginningsvoertuig. Het schip 63 kan naar behoefte worden gemanoeuvreerd om het ontginningsvoertuig 57 te laten landen op een passende plaats op de oceaan-25 bodem, zoals weergegeven door het TV-beeld.
Fig. 31 toont de plaatsing van de samenstellende onderdelen van het onderwaterdeelstelsel 55 bij de gebruikelijke werkings-plaatsing van deze samenstellende onderdelen. In deze toestand van de gebruikelijke werking, kan het ontginningsvoertuig 57 werkzaam zijn onder de buffer 59 binnen een werkingsomhulling 371, (zie fig.
3U), die in het algemeen niervormig is.Het totale gebied, bevat binnen deze niervormige omhulling, is afhankelijk van de hoogte van de buffer 59 boven de oceaanbodem. De hoogte van de buffer 59 vanaf de oceaanbodem 69 wordt bepaald door een hoogtesonarsignaal 35 371 (zie fig. 33). De plaats van het ontginningsvoertuig 57 binnen 790 87 21 36 de begrenzingsomhulling wordt bepaald door een bereik- en richt-sonarstelsel (aangeduid door de pijl 373 in fig. 33).
Fig. 34 toont de wijze waarop de plaats van het ontgin-ningsvoertuig 57 binnen de begrenzingsomhulling 371 wordt weerge-tj geven op het scherm 367 in aanspreking op de hoogte-, bereik- en richtsignalen, geproduceerd door de regelonderdelen aan de buffer 59 en het ontginningsvoertuig 57» zoals is weergegeven in fig. 33. Wanneer het ontginningsvoertuig vooruit bew®gt (in de door de pijl 421 in fig. 33 aangegeven richting) naar de bodemrand van de omhul 1q ling 371» gezien in fig. 34, beweegt het schip vooruit voor het met dezelfde snelheid bewegen van de buffer 59 teneinde het ontginningsvoertuig 57 binnen de werkingsomhulling te houden, toegelaten door het verbindingsstelsel 61.
Fig. 32 toont het ontginningsvoertuig 57 in een sleep-15 toestand. Deze sleeptoestand is een tijdelijke toestand, die slechts optreedt wanneer de beweging van het schip 63 de beweging van het ontginningsvoertuig 57 inhaalt-Het ontginningsvoertuig 57 wordt dan als een anker gesleept, waarbij het slepen van het ontginningsvoertuig mogelijk wordt gemaakt door de beweeglijke verbinding 265 20 tussen de pijpkolom 67 en de buffer 59» en door de draaiverbinding tussen het ontginningsvoertuig 57 en het hefgestel 75· Deze verbindingen maken het de cilinder 79 mogelijk, het hefgestel 75 te laten omvallen naar de in fig. 32 weergegeven sleephoek. Wanneer het tijdelijk inhalen van het schip met betrekking tot het ontginnings-25 voertuig is gecorrigeerd, wordt het onderwaterdeelstelsel 55 teruggebracht naar de plaatsing van de onderdelen, zoals is weergegeven in fig. 31, en wordt het ontginnen van de knollen hervat.
Fig. 33 toont ook grafisch het bereik van de met het oog werkzame en andere waarneemstelsels, die worden gebruikt voor 30 het leveren van informatie aan de regelbedienaars met betrekking tot de werking van het ontginningsvoertuig en de omgeving. De hoogteen bereik- en richtsonarsignaJLen worden gebruikt voor het binnen bepaalde grenzen houden van de betrokken afmetingen, zodat het ontginningsvoertuig in de gewenste omhulling werkzaam kan zijn.Deze .35 signalen maken het de bedienaars aan boord van het schip mogelijk \ 790 8 7 21 37 instructies te geven aan het schip voor het vaart verminderen van het schip of het vaart vermeerderen daarvan of het veranderen van de richting van het schip, voor zover nodig om het, het ontginnings-voertuig mogelijk te maken bij de gewenste omhulling te blijven.
5 Deze omhulling wordt automatisch berekend uit informatie, verkregen uit de hoogte van de buffer vanaf de oceaanbodem, en de geometrie van het buigzame verbindingsstelsel tussen de buffer en het ont-ginningsvoertuig. Een TV-scherm, dat zich aan de console van de voertuigbedienaar bevindt, toont de omhulling met betrekking tot ΙΟ de buffer, en het ontginningsvoertuig met betrekking tot de buffer. Door deze middelen kan de bedienaar het ontginningsvoertuig binnen het veilige werkingsbereik houden.
Een aan de' buffer 59 gemonteerd TV-came ra kan door middel van schotel-en kantelmontering in elk der door de pijlen 375 aan-15 gegeven richtingen zwaaien.
TV-camera's aan de naar voren zich uitstrekkende regei-boom 93 zijn beweegbaar voor het aftasten van verschillende gebieden, zoals is aangegeven door de pijlen 377·
Een TV-camera aan het achterste gedeelte van het ontgin- 20 ningsvoertuig 57 is beweegbaar voor het aftasten van verschillende gebieden, zoals is aangegeven door. de pijlen 379.
Een zijdelingsaftastende sonar aan de buffer 59 is beweegbaar voor het aftasten van verschillende gebieden, zoals is aangegeven door de pijlen 381.
25 Fig. 3¼ toont de wijze waarop de plaats van het ontgin ningsvoertuig 357 met de begrenzingsomhulling 371 wordt weergegeven op het scherm 367 in aanspreking op de hoogte-, bereik- en richt-signalen, geproduceerd door de regelonderdelen aan de buffer 59 en het ontginningsvoertuig 57, zoals is weergegeven in fig. 33.
30
Het in samenhang tot stand brengen van al deze waarneem-stelsels bestaat uit het verschaffen van een sterk ontwikkeld beeld van de topografie, mogelijke hindernissen en alle aspecten van de aan de gang zijnde werking van het ontginnen, plaatsvindende in het ontginningsvoertuig zelf, en nodig voor het tot stand brengen van 35 het doeltreffend oppakken en hanteren van knollen door een regeling 790 87 21 38 op afstand van de bedienaars aan boord van het schip.
Het is duidelijk, dat veranderingen en verbeteringen kunnen worden aangebracht zonder buiten het kader van de uitvinding te treden 790 87 21

Claims (80)

1. Werkwijze voor het ontginnen van mangaanknollen vanaf de oceaanbodem en het naar een oppervlakteschip heffen daarvan, gekenmerkt door het naar beneden vanaf het oppervlakteschip verlengen 5 van een betrekkelijk stijve pijpkolom totdat het onderste einde daarvan op een betrekkelijk korte afstand boven de oceaanbodem is geplaatst, door het op de oceaanbodem plaatsen van een zelf-voortstuwend, te manoeuvreren ontginningsvoertuig, voorzien van een mechanisme voor het oppakken van knollen, door het verbinden van het 10 ontginnings voertuig met het onderste einde van de pijpkolom door een buigzaam verbindingsstelsel, dat voldoende lang is om het, het voertuig mogelijk te maken werkzaam te zijn onder het einde van de pijpkolom binnen een gebied, voorzien van eeh begrenzingsomhulling, bepaald door het buigzame verbindingsstelsel, door het waarnemen 15 van de plaats van het ontginningsvoertuig binnen het toegelaten werkingsgebied, door het bekijken van de topografie van de oceaanbodem grenzende aan het voertuig, door het aangeven van de plaats van het ontginningsvoertuig binnen het toegelaten werkingsgebied en het weergeven van de topografie van de oceaanbodem op aanwijs-20 middelen, die zich in het schip bevinden, door het aktief regelen van de snelheid en de richting van het ontginningsvoertuig vanaf een regelcentrum in het schip in aanspreking op de door de aanwijs-middelen aangegeven informatie, en door het coördineren van de beweging van het schip met die van het voertuig voor het door het 25 schip en de pijpkolom doen volgen van de beweging van het ontginningsvoertuig, en het bewegen van het gebied van de toegelaten werking samen met en in de richting van de beweging van het ontginningsvoertuig.
2. Werkwijze volgens conclusie 1, gekenmerkt door het 30 bekijken van de topografie door zowel een zijdelings aftastende sonar als TV-camera's.
3. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het ontginningsvoertuig een brekermechanisme bevat voor het breken van de knollen tot een knollenbrij, waarbij de werking van het mechanisme 35 voor het oppakken van knollen en het brekermechanisme voor de knollen 790 87 21 Uo worden bekeken door TV-camera's, de werking van deze mechanismen wordt aangegeven op de aanwijsmiddelen, die zich in het schip bevinden j en de werking van deze mechanismen wordt geregeld vanaf het schip in aanspreking op de informatie, aangegeven op de aan-5 wijsmiddelen. h. Werkwijze volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de verbinding met het onderste einde van de pijpkolom, een buffer bevat voorzien van een opslaggedeelte, waarbij de knollenbrij vanuit het voertuig naar het opslaggedeelte van de buffer wordt gepompt voor 10 hettijdelijk opslaan daarvan.
5. Werkwijze volgens conclusie U, gekenmrkt door het toevoeren van de knollenbrij vanuit de bufferopslag met een geregelde snelheidnaar een hefstelsel, dat de knollenbrij naar het oppervlakte-schip heft. ^ 6. Werkwijze volgens conclusie 5, gekenmerkt door het door een luchtlift heffen van knollenbrij.
7. Werkwijze volgens conclusie 5, gekenmerkt door het door een elektrisch gedreven, getrapte centrifugaalpomp gemonteerd aan de buffer, heffen van de knollenbrij.
8. Werkwijze volgens conclusie U, gekenmerkt door het ver delen van het gewicht tussen het ontginningsvoertuig en de buffer voor het zodoende tot een maximum opvoeren van de beweegbaarheid en manoeuvreerbaarheid van het ontginningsvoertuig door het aan de buffer plaatsen van de uitrusting, die niet aan het ontginningsvoertuig ^ behoeft te worden geplaatst.
9. Werkwijze volgens conclusie U, gekenmerkt door het boven het ontginningsvoertuig ophangen van het buigzame verbindingsstelsel.
10. Stelsel voor het ontginnen van de oceaanbodem, waarbij mangaanknollen van de oceaanbodem worden opgepakt en naar een opper- 30 vlakteschip geheven, gekenmerkt door oceaanbodem-deelstelselmiddelen, die een zelfvoortstuwend, te manoeuvreren ontginningsvoertuig bevatten voor het van de oceaanbodem oppakken van knollen, door oceaan-oppervlakte-deelstelselmiddelen, die een schip bevatten voor het ontvangen van het door het ontginningsvoertuig opgepakte knollenma-35 teriaal, door hefmiddelen voor het vanuit het bodemdeelstelsel naar 790 8 7 21 fci het schip heffen van het knollenmateriaal, welke heilmiddelen een btrekkelijk stijve pijpkolom bevatten, die zich naar beneden uitstrekt vanaf het schip en met het onderste einde op een betrekkelijk korte afstand boven de oceaanbodem is geplaatst, welke bodem-5 deelstelselmiddelen, buigzame verbindingsmiddelen bevatten, die zich uitstrekken tussen het ontginningsvoertuig en een verbinding met het onderste einde van de pijpkolom, welke buigzame verbindingsmiddelen voldoende lang zijn om het, het voertuig mogelijk te maken, werkzaam te zijn onder het einde van de pijpkolom binnen een gebied met een TO ..begrenzingsomhulling, bepaald door de buigzame verbindingsmiddelen, en tastermiddelen voor het waarnemen van de plaats van het ontginningsvoertuig binnen het' toegelaten werkingsgebied,.en het bekijken van de topografie van de oceaanbodem nabij het voertuig, door aan-wijsmiddelen, die zich in het schip bevinden, en werkzaam samenhangen 15 met de tastermiddelen voor het aangeven van de plaats van het ontginningsvoertuig binnen het toegelaten werkingsgebied, en voor het weer- geven van het door de tastermiddelen geziene topografie, en door regelmiddelen, die zich in het schip bevinden voor het aktief regelen van de snelheid en richting van de beweging van het ontgin-20 ningsvoertuig in aanspreking op de informatie, aangegeven door de ‘ aanwijsmiddelen, en voor het coördineren van de beweging van het schip met die van het voertuig voor het door het schip en de pijpkolom doen volgen van de beweging van het ontginningsvoertuig en het bewegen van het gebied van de toegelaten werking samen met en in de 25 richting, van de beweging van het ontginningsvoertuig.
11. Stelsel volgens conclusie 10, met het kenmerk,' dat de tastermiddelen, een zijdelings aftastende sonar en TV-camera's bevatten voor het bekijken van de topografie.
12. Stelsel volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat het 30 voertuig.aanvullende tastermiddelen bevat, die een kompas omvatten, verder een waterpas en hoogtemeetsonar, waarbij de aanwijsmiddelen werkzaam samenhangen met de tastermiddelen voor het aangeven van deze kenmerken van de werking van het ontginningsvoertuig.
13· Stelsel volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat het 35 ontginningsvoertuig middelen bevat voor het van de oceaanbodem opnemen 790 87 21 1+2 van knollen en het hanteren daarvan, en brekermiddelen voor het breken van de opgepakte knollen tot een knollenbrij, waarbij de tastermiddelen, TV-camera's bevatten voor het bekijken van de werking van de middelen voor het oppakken en hanteren van de knollen en de brekermiddelen, de 5 aanwijsmiddelen TV-schermen bevatten voor het aangeven van de werking van de middelen voor het oppakken en hanteren van de knollen en de brekermiddelen, en de regelmiddelen werkzaam zijn voor het regelen van de werking van de middelen voor het oppakken en hanteren van de knollen en de brekermiddelen vanaf het schip. 10 ll+. Stelsel volgens conclusie 13, met het kenmerk, dat de verbinding met het onderste einde van de pijpkolom een buffer bevat', voorzien van een opslaggedeelte voor het opslaan van de knollenbrij, waarbij middelen aanwezig zijn voor het overbrengen van de knollenbrij vanuit de brekermiddelen naar het opslaggedeelte van de buffer. 15. stelsel volgens conclusie 1U, gekenmerkt door toevoer- middelen aan de buffer voor het met een geregelde snelheid toevoeren van de knollenbrij vanuit het opslaggedeelte naar de hefmiddelen.
16. Stelsel volgens conclusie 1U, met het kenmerk, dat de buffer een uitrustingsgedeelte bevat, waarbij uitrusting, die niet 20 nodig is aan het ontginningsvoertuig, zich bevindt aan het uitrustings-gedeelte van de buffer voor het verdelen van het gewicht tussen het voertuig en de buffer voor het tot een maximum opvoeren van de beweeg** baarheid en manoeuvreerbaarheid van het voertuig.
17. Stelsel volgens conclusie 10, gekenmerkt door ophang-25 middelen, die werkzaam samenhangen met de buigzame verbindingsmiddelen voor het boven het ontginningsvoertuig opgehangen houden daarvan tijdens de werking.
18. Stelsel volgens conclusie 1o, met het kenmerk, dat de heftaiddelen een luchtlift bevatten. 30 19* Stelsel volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat de hefmiddelen een elektrisch gedreven, getrapte centrifugaalpomp bevatten, die deel uitmaakt van de oceaanbodem-deelstelselmiddelen en zich bij de verbinding bevindt met het onderste einde van de pijpkolom.
20. Stelsel op de oceaanbodem voor het ontginnen van man-35 gaanknollen daarvan, gekenmerkt door een zelf-voortstuwend, te t 790 8 7 21 ^3 manoeuvreren ontginningsvoertuig, dat is uitgevoerd voor het werken op de oceaanbodem, en is voorzien van oppakmiddelen voor het van de oceaanbodem oppakken van knollen, door buffemiddelen, uitgevoerd voor ophanging boven de oceaanbodem door een verbinding met de pijp-5 kolom, die zich naar beneden uitstrekt vanaf een oppervlaktes chip, en voorzien van een opslaggedeelte voor het tijdelijk opslaan van het door het voertuig ontgonnen knollenmateriaal, en door buigzame verbindingsmiddelen, die de buffermiddelen verbinden met het voertuig, en krachtlijnen, evenals regellijnen omvattem, die werkzaam zijn 10 voor het leiden van de gehele krachtoverbrenging en van alle regel-werkingen naar het voertuig door de buigzame verbindingsmiddelen, evenals een slang voor het knollenmateriaal voor het overbrengen daarvan vanuit het voertuig naar het opslaggedeelte van de buffer via de buigzame verbindingsmiddelen.
21. Stelsel volgens conclusie 20, met het kenmerk, dat de buffermiddelen een uitrustingsgedeelte hebben, waarbij de uitrusting, die niet nodig is aan het ontginningsvoertuig, zich bevindt in het uitrustingsgedeelte van de buffer voor het tot een minimum beperken van het gewicht van het ontginningsvoertuig, en het tot 20 een maximum opvoeren van de beweegbaarheid en manoeuvreerbaarheid daarvan op de oceaanbodem.
22. Stelsel volgens conclusie 21, met het kenmerk, dat het uitrustingsgedeelte een elektronisch drukvat bevat, evenals een hydraulisch regelrek.
23. Stelsel volgens conclusie 22, met het kenmerk, dat het uitrustingsgedeelte drukvereffenende middelen bevat voor het in evenwicht houden van de druk in de elektrische regellijnen met betrekking tot de omgevingsoceaandruk. 2k. Stelsel volgens conclusie 20, gekenmerkt door knollen-30 brekermiddelen, gemonteerd aan het ontginningsvoertuig voor het breken van de knollen tot een brij, en door pompmiddelen voor het pompen van de gebroken brij vanuit het voertuig naar de buffermiddelen door de slang voor het knollenmateriaal van de buigzame verbindingsmiddelen.
25· Stelsel volgens conclusie 2h, met het kenmerk, dat de 35 buffermiddelen, toevoermiddelen bevatten voor het toevoeren van de 790 87 21 • - ··« kk knollenbrij met een geregelde snelheid vanuit het opslaggedeelte van de buffermiddelen naar een hefstelsel, dat de brij door de pijp-kolom naar het oppervlakteschip heft.
26. Stelsel volgens conclusie 20, met het kenmerk, dat de 5 buffermiddelen een overgangsgedeelte bevatten, dat zich beneden het opslaggedeelte bevindt, waarbij de buigzame verbindingsmiddelen zijn verbonden met het overgangsgedeelte.
27. Stelsel volgens conclusie 20, met het kenmerk, dat de buffermiddelen beweeglijke verbindingsmiddelen bevatten voor het 10 verbinden van de buffermiddelen met de pijpkolom, waarbij het ont-ginningsvoertuig een hefgestel bevat, dat draaibaar is verbonden daarmee, en de beweeglijke verbinding, het draaibare hefgestel en de buigzame verbindingsmiddelen het, het ontginningsvoertuig mogelijk maken, door de pijpkolom te worden gesleept indien het schip 15 tijdelijk het ontginningsvoertuig inhaalt.
28. Stelsel volgens conclusie 20, met het kenmerk, dat het ontginningsvoertuig voortstuwmiddelen bevat voor het met een geregelde snelheid en in een geregelde bewegingsrichting over de oceaanbodem voortstuwen van het voertuig.
29. Stelsel volgens conclusie 28, met het kenmerk, dat de voortstuwmiddelen schroeven van Archimedes omvatten, waarbij elke schroef is voorzien van een drijftrommel, die steun verschaft op de oceaanbodem en een positieve drijfkracht in de oceaanomgeving, en meenemers aan de trommel, die stuwkracht verschaffen in de grond 25 op de oceaanbodem.
30. Stelsel volgens conclusie 20, met het ikenmerk, dat de oppakmiddelen een hark omvatten, voorzien van zijdelings op onderlinge afstanden liggende en naar voren en naar beneden onder een hoek staande tanden.
31. Stelsel volgens conclusie 30, gekenmerkt door plaat- singsmiddelen voor het regelen van de diepte van het in de grond van de oceaanbodem dringen van de tanden.
31. Stelsel volgens conclusie 20, met het kenmerk, dat de buigzame verbindingsmiddelen spanningmiddelen bevatten voor het dragen 35 van alle trekkrachten, overgedragen door de buigzame verbindings- 790 87 21 middelen, zoals de trekkrachten, geproduceerd gedurende het vieren en oppakken van het ontginningsvoertuig naar en vanaf de oceaanbodem.
33. Stelsel volgens conclusie 20, met het kenmerk, dat de buigzame verbindingsmiddelen spreidstaven bevatten, die werkzaam zijn 5 voor het zijdelings op onderlinge afstand houden van alle lijnen en slangen van de buigzame verbindingsmiddelen gedurende de werking van het ontginningsvoertuig. 3^. Stelsel volgens conclusie 20, met het kenmerk, dat de buigzame verbindingsmiddelen, ophangmiddelen bevatten, die werk- 10 zaam zijn voor het boven het ontginningsvoertuig hangend houden van de buigzame verbindingsmiddelen gedurende de werking.
35. Stelsel volgens conclusie 3k, gekenmerkt door drijf-ringen aan afzonderlijke lijnen van de buigzame verbindingsmiddelen voor het handhaven van het plaatselijk drijven van dergelijke af- 15 zonderlijke lijnen.
36. Buffer voor een stelsel voor het ontginnen van de oceaanbodem, waarbij mangaanknollen worden opgepakt van de oceaanbodem, met het kenmerk, dat het oppakken geschiedt door een zelf-voortstuwen, te manoeuvreren ontginningsvoertuig, waarbij de knol- 20 len dan worden overgebracht naar een tijdelijke opslag in de buffer, en later naar een oppervlakteschip worden geheven via een pijpkolom, welke buffer een opslaggedeelte omvat voor het tijdelijk opslaan van het knollenmateriaal, verder verbindingsmiddelenvoor het ophangen van de buffer boven de oceaanbodem aan het onderste einde van de —- 25 pijpkolom, die zich naar beneden uitstrekt vanaf het oppervlakte- schip, toevoermiddelen voor het toevoeren van het knollenmateriaal vanuit het opslaggedeelte naar een hefstelsel, dat het knollenmateriaal naar het oppervlakteschip heft, en een uitrustingsgedeelte, dat krachteenheden bevat, evenals elektrische regelingen voor het 30 drijven en regelen van de werking van het ontginningsvoertuig.
37· Buffer volgens conclusie 36, met het kenmerk, dat de verbindingsmiddelen een trekijzerblok bevatten, evenals een kompas-beugel, werkzaam voor het mogelijk maken van het onder een beperkte hoek ten opzichte van de pijpkolom kantelen van de buffer.
38. Buffer volgens conclusie 36, met het kenmerk, dat de 790 87 21 k6 toevoermiddelen een sterschoep-toevoerorgaan bevatten, dat zich bevindt bij de bodem van het opslaggedeelte, en aandrijfmiddelen voor het aandrijven van het toevoerorgaan voor het met een geregelde snelheid toevoeren van de knollenbrij uit de bufferopslag naar het 5 hefstelsel.
39· Buffer volgens conclusie 38, met het kenmerk, dat het sterschoep-toevoerorgaan schoepen bevat, die een spiraalvormige gedaante hebben voor het tot een minimum beperken van het vastlopen van de knollenbrij, toegevoerd vanuit de bufferopslag naar de inlaat 10 van het sterschoep-toevoerorgaan. 1*0. Buffer volgens conclusie 38, met het kenmerk, dat de toevoermiddelen, drukaflaatklepmiddelen bevatten voor het afvoeren van de knollenbrij in het geval van een bovenmatig opbouwen van druk tussen de uitlaat van het sterschoep-toevoerorgaan en de inlaat van 15 het hefstelsel.
1. Buffer volgens conclusie 36, gekenmerkt door pompmid-deleh, die werkzaam samenhangen met de toevoermiddelen voor het door de pijpkolom naar het oppervlakteschip pompen van de knollenbrij. k2. Buffer volgens conclusie 36, gekenmerkt door een vak-20 werkgedeelte tussen het opslaggedeelte en de verbindingsmiddelen. U3. Buffer volgens conclusie 36, gekenmerkt door een overgangsgedeelte onder, het uitrustingsgedeelte, welk overgangsge-deelte is uitgevoerd voor verbinding met een buigzaam verbindings-stelsel, dat samenhangt met het ontginningsvoertuig.
25 UU. Buigzaam verbindingsstelsel voor een stelsel voor het ontginnen van de oceaanbodem, waarbij mangaanknollen van de oceaanbodem worden opgepakt, met het kenmerk, dat het oppakken geschiedt door een zelf-voortstuwend, te manoeuvreren ontginningsvoertuig, waarbij de knollen vervolgens worden overgebracht naar een tijdelijke 30 opslag in een buffer en later naar een oppervlakteschip worden geheven door een pijpkolom, welk buigzame verbindingsstelsel is uitge-voerd voor het verbinden van het voertuig en de buffer, en wordt gevormd door krachtlijnen, die werkzaam zijn voor het leiden van alle krachtoverbrenging naar het voertuig door het buigzame verbin-35 dingsstelsel, verder door regellijnen, die werkzaam zijn "voor het 790 8 7 21 1*7 geleiden van alle regelverkingen naar het voertuig door het buigzame verbindingsstelsel, een slang voor knollenmateriaal en het overbrengen daarvan vanuit het voertuig naar de bufferopslag door het buigzame verbindingsstelsel, en ophangmiddelen, die werkzaam samenhangen 5 met de krachtlijnen, de regellijnen en de slang voor het knollenmateriaal voor het boven het ontginningsvoertuig gedurende de werking daarvan op de oceaanbodem hangend houden van de lijnen en de slang. 1*5« Verbindingsstelsel volgens conclusie 1*1*, gekenmerkt 10 door spreidstaafmiddelen voor het zijdelings op onderlinge afstand houden van alle lijnen en slangen gedurende de werking. 1*6. Ontginningsvoertuig voor een stelsel voor het ontginnen van de oceaanbodem, waarbij mangaanknollen van de oceaanbodem worden opgepakt en naar een oppervlakteschip geheven, gekenmerkt 15 door een hoofdgestel, door brekermiddelen, gemonteerd aan het hoofdgestel voor het breken van de opgepakte knollen voor het produceren „ van een knollenbrij, door een mechanisme voor het oppakken en hanteren van de knollen, welk mechanisme is gemonteerd aan het hoofdgestel, waarbij het mechanisme voor het oppakken en hanteren van de knollen 20 een oppakhark bevat, voorzien van zijdelings op onderlinge afstanden liggende tanden voor het oppakken van de knollen, door transpor-teurmiddelen voor het transporteren van de knollen vanaf de oppakhark naar de brekermiddelen, door wasmiddelen voor het wassen van de knollen op de transporteurmiddelen voor het verwijderen van grond, 25 opgepakt door de hark voorafgaande aan het breken van de knollen, door afstrijkmiddelen voor het verwijderen van de knollen vanaf de transporteurmiddelen hij de inlaat naar de brekermiddelen, en door voortstuwmiddelen voor het voortstuwen en manoeuvreren van het voertuig op de oceaanbodem. 30 1*7- Voertuig volgens conclusie h6, gekenmerkt door hark- plaatsingsmiddelen voor het regelen van de diepte van het in de grond van de oceaanbodem dringen van de tanden van de oppakhark. 1*8. Voertuig volgens conclusie 1*7, met het kenmerk, dat de tanden onder een hoek naar voren en naar beneden schuin staan 35 voor het oppakken van een geregelde hoeveelheid van de grond met de 790 8721 1+8 knollen, waarbij de rest van de grond tussen de harktanden door kan gaan. 1+9· Voertuig volgens conclusie 1+7».met het kenmerk, dat de plaatsingsmiddelen een hydraulische cilinder bevatten, en regelmid-5 delen, bedient op het oppervlakteschip voor het veranderen van de druk in de hydraulische cilinder teneinde het de hark mogelijk te maken tegen hindernissen boven een bepaalde afmeting op te lopen en daaroverheen.
50. Voertuig volgens conclusie 1+7, met het kenmerk, dat IQ elke zesde tand langer is dan de andere.
51. Voertuig volgens conclusie 1+7, gekenmerkt door een aantal mechanismen voor het oppakken en hanteren, gemonteerd aan het hoofdgestel.
52. Voertuig volgens conclusie 1+7, gekenmerkt door een 15 beweeglijke verbinding tussen het hoofdgestel en het mechanisme voor het oppakken en hanteren van knollen.
53. Voertuig volgens conclusie 52, met het kenmerk, dat het mechanisme voor het oppakken en hanteren van knollen onder een sleephoek is gemonteerd met betrekking tot de voorwaartse bewe-20 gingsrichting van het voertuig. 5I+. Voertuig volgens conclusie 1+7, met het kenmerk, dat de voortstuwmiddelen schroeven van Archimedes bevatten, waarbij elke schroef is voorzien van een trommelgedeelte, dat draagsteun verschaft op de oceaanbodem, en positieve drijfkracht in de oceaanom-25 geving, en van een spiraalvormige meenemer voor het aangrijpen van de oceaanbodem voor het verschaffen van stuwkracht.
55. Voertuig volgens conclusie 5*+, met het kenmerk, dat de voortstuwmiddelen twee schroeven van Archimedes omvatten, waarbij elke schroef is voorzien van een aandrijfmotor aan elk einde daarvan. 30 56. Voertuig volgens 'conclusie 55, gekenmerkt door aan dri jfmotor-regelmiddelen voor het regelen van de aandrijving van elke motor onafhankelijk van de andere motoren voor de schroeven.
57· Voertuig volgens conclusie 55, met het kenmerk, dat de schroeven zijdelings voldoende ver uit elkaar liggen voor het 35 verschaffen van een goede zijdelingse heuvelstabiliteit voor het 790 87 21 b9 ontginnen volgens een hoogtelijn.
58. Voertuig volgens conclusie 55, met het kenmerk, dat de meenemers aan de twee schroeven in tegengestelde richtingen spiraalvormig zijn, zodat de schroeven tegen elkaar indraaien voor 5 het verschaffen van een gestabiliseerde voorwaartse beweging zonder enige neiging tot afbuigen naar êên zijde.
59· Voertuig volgens conclusie 5^, met het kenmerk, dat de trommelgedeelten van de schroeven zijn gevuld met kunstmatig schuim.
60. Voertuig volgens conclusie ^7, met het kenmerk,dat de transporteurmiddelen een transporteurband omvatten.
61. Voertuig volgens conclusie Vf, met het kenmerk, dat de transporteurmiddelen een transporteurtrommel omvatten.
62. Voertuig volgens conclusie ^7, met het kenmerk, dat de 15 transporteurmiddelen, vingermiddelen omvatten voor het aangrijpen van de knollen en het vanaf de hark oppakken daarvan en in een gestabiliseerde stand vasthouden op het oppervlak van de transporteurmiddelen.
63. Voertuig volgens conclusie 62, met het kenmerk, dat de 20 transporteurmiddelen een transporteuroppervlak bevatten voor het dragen van de knollen, waarbij de vingermiddelen een aantal vingers bevatten, welke vingers naar buiten uitsteken vanaf het oppervlak voor het aangrijpen van de achterzijde van de knollen, die op het transporteuroppervlak worden gedragen+ 25 6h. Voertuig volgens conclusie 63, gekenmerkt door aan- drijfïniddelen voor het bewegen van de vingers in de hark met een ..... snelheid, die iets hoger ligt dan die van de voorwaartse beweging van de hark voor het tot een minimu beperken van het stoten van de vingers tegen de knollen in de hark.
65. Voertuig volgens conclusie U7, met het kenmerk, dat de wasmiddelen een verdeelstuk bevatten, en mondstukken, gemonteerd dicht bij de uitlaat van het oppakmechanisme, en werkzaam voor het richten van waterstralen onder een betrekkelijk hoge druk tegen de knollen voor het verzekeren van het doeltreffend schoonmaken van 35 de knollen voorafgaande aan het breken. 790 8 7 21 5° •w *
66. Voertuig volgens conclusie 65, gekenmerkt door zeeflmid-delen, die werkzaam samenhangen met de transporteurmiddelen en de wasmiddelen voor het tegenhouden van kleine knoldeeltjes in de transportbaan van de knollen vanaf de wasmiddelen naar de breker- 5 middelen.
67. Voertuig volgens conclusie U7, gekenmerkt door zuig-middelen, die werkzaam samenhagen met de brekemiddelen voor het produceren van een gelijkblijvend naar binnen stromen van water door de brekermiddelen voor het tot een minimu beperken van verlies 10 aan fijn knollenmateriaal.
68. Voertuig volgens conclusie UJ, gekenmerkt door pomp-middelen voor het vanuit de brekermiddelen pompen van de gebroken knollenbrij naar detijdelijke opslag in een buffer.
69. Voertuig volgens conclusie k7, met het kenmerk, dat 15 de afstrijkmiddelen een aantal staven bevatten voor het aangrijpen van de onderzijde van de knollen voor het positief vanaf de transporteurmiddelen heffen daarvan bij de inlaat naar de brekermiddelen.
70. Voertuig volgens conclusie 69, met het kenmerk, dat de transporteurmiddelen een transporteuroppertlak bevatten, waarbij 20 de afstrijkmiddelen buigzame stroken bevatten voor'het aangrijpen van het oppervlak van de transporteurmiddelen voor het van dit oppervlak vegen van het kleine knollendeeltjes bij de inlaat naar de brekermiddelen.
71. Voertuig volgens conclusie 70, met het kenmerk, dat de ^5 transporteurmiddelen opstaande vingers bevatten voor het aangrijpen van de achterzijde van de knollen, waarbij de staven van de afstrijkmiddelen een hellend buitenoppervlak hebben, dat is uitgevoerd voor het voorkomen van het samenknijpen van de knollen tussen de transpor-teurvingers en de afstrijkstaven.
72. Voertuig volgens conclusie , gekenmerkt door een hefgestel,' draaibaar verbonden met het hoofdgestel.
73. Voertuig volgens conclusie 72, gekenmerkt door een navelstrengkabel, samenhangende met hethefgestel, en daarmee beweegbaar wanneer .dit rond de draaiverbinding met het hoofdgestel 35 wordt gezwaaid. 790 8 7 21 71*. Voertuig volgens conclusie 72, gekenmerkt door motor-middelen voor het veranderen van de hoek van het hefgestel met betrekking tot het hoofdgestel, en door regelmiddelen voor de hoek van het hefgestel voor het bedienen van de motormiddelen via een 5 afstandsregeling vanaf het oppervlakteschip.
75· Voertuig volgens conclusie 72, gekenmerkt door druk-verffenende middelen voor het in evenwicht brengen van de inwendige drukken van de navelstrengkabel met de omgevingsoceaandruk.
76· Voertuig volgens conclusie *t7s gekenmerkt door buig-10 zame verbindingsmiddelen voor het werkzaam verbinden van het voertuig voor het tpevoeren van de knollenbrij aan een hefstelsel, samenhangende met de pijpkolom, waarbij het voertuig wordt geïsoleerd van mechanisch tegenhouden van de pijpkolom.
77· Voertuig volgens conclusie hT9 gekenmerkt door 'taster-15 middelen aan het voertuig voor het waarnemen van de plaats van het voertuig en het bekijken van de topografie van de oceaanbodem nabij het voertuig.
78. Voertuig volgens conclusie 77, met het kenmerk, dat de tastermiddelen een kompas bevatten, verder een waterpas, lampen, 20 een sonar voor het meten van de hoogte van het voertuig met betrekking tot de oceaanbodem, TV-camera's en een impulssonaruitrusting voor het aangeven van de afstand en de richting van het voertuig met betrekking tot het onderste einde van de pijpkolom.
79. Mechanisme voor het oppakken en hanteren van knollen 25 bij het ontginnen van mangaanknollen vanaf dë~ oceaanbodem, gekenmerkt _ door harkmiddelen voor het van de oceaanbodem oppakken van de knol len, welke harkmiddelen zijn voorzien van zijdelings op onderlinge afstanden liggende tanden, die onder een hoek staan voor het plaatsen van de onderste einden van de tanden naar voren ten opzichte van 30 de bovenste einden daarvan in de richting van de oppakbeweging van het mechanisme, door plaatsingsmiddelen voor het veranderen van de diepte van het in de grond van de oceaanbodem dringen van de tanden, door transporteurmiddelen voor het transporteren van de opgepakte knollen weg vanaf de harkmiddelen, door knollenwasmiddelen voor het 35 wassen van de knollen op de transporteurmiddelen, welke wasmiddelen 790 87 21 een aantal mondstukken bevatten, geplaatst voor het richten van perswaterstralen tegen de knollen op de transporteurmiddelen voor het verwijderen van de door de harkmiddelen opgepakte grond, waarbij de transporteurmiddelen een buitenoppervlak bevatten, waarop de 5 knollen worden gedragen en dat is voorzien van naar buiten uitstekende vingers, die werkzaam zijn voor het op hun plaats stabiliseren van de knollen op de transporteurmiddelen voorafgaande aan en gedurende het wassen, zodat betrekkelijk hoge wasdrukken kunnen worden gebruikt in„de mondstukken voor het tot stand brengen van een doeltreffend 10 verwijderen van grond vanaf de knollen zonder deze van de transporteurmiddelen los te maken.
80. Mechanisme volgens conclusie 79» gekenmerkt door hark-plaatsingsmiddelen voor het plaatsen van de hoek en het in de oceaanbodem doordringen van de tanden voor het regelen van de hoeveelheid 15 grond, opgepakt met de knollen, en de hoeveelheid grond, die tussen de hark door kan gaan.
81. Mechanisme volgens conclusie 80, met het kenmerk, dat de hark-plaatsingsmiddelen een gestel bevatten, verder een draaibare verbinding van de harkmiddelen met het gestel, een in lengte ver- 20 anderlijke hydraulische motor voor het bewegen van de harkmiddelen met betrekking tot het gestel rond de draaiverbinding, en regelmid- ' delen voor het regelen van de druk in de hydraulische motor teneinde het de harkmiddelen mogelijk te maken tegen voorwerpen boven een bepaalde afmeting op te lopen en daaroverheen.
82. Mechanisme volgens conclusie 79, met het kenmerk, dat de tanden een vaste zijdelingse onderlinge afstand hebben, die werkzaam is voor het regelen van de minimum afïneting van opgepakte knollen.
83. Mechanisme volgens conclusie 79» gekenmerkt door aandrijfmiddelen voor de transporteurmiddelen, en door aandrijf-regelmiddelen voor het verstellen' van de omtrekssnelheid van de vingers tot in hoofdzaak dezelfde snelheid als de voorwaartse snelheid van de tanden, zodat de snelheid van de vingers met betrekking tot de knollen betrekkelijk langzaam is. 35 8U. Mechanisme volgens, conclusie 79» gekenmerkt door 790 87 21 brekermiddelen voor het breken van de knollen tot een knollenbrij nadat de grond van de knollen is verwijderd door de wasmiddelen.
85. Mechanisme volgens conclusie 8U, gekenmerkt door afstrijkmiddelen voor het van de transporteurmiddelen afstrijken ^ van de knollen bij de inlaat naar de brekermiddelen.
86. Mechanisme volgens conclusie 81f, gekenmerkt door zuigmiddelen voor het opwekken van een positief naar binnen stromen van water bij de inlaat naar de brekermiddelen voor het voorkomen van verlies aan knollendeeltjes. ^ 87· Mechanisme volgens conclusie 8k, gekenmerkt door pompmiddelen voor het vanuit de brekermiddelen naar een bufferop-slag pompen van de gebroken knollenbrij.
88. Mechanisme volgens conclusie 8U, met het kenmerk, 15 dat de brekermiddelen een schamierbare zijwand bevatten, evenals motormiddelen voor het bewegen van de zijwand naar een open stand om te helpen bij het opheffen van een klemming in de brekermiddelen.
89. Mechanisme volgens conclusie 79» gekenmerkt door een hulpgestel, waaraan het mechanisme voor het oppakken en hanteren 2o van de knollen is gemonteerd en door voortstuwmiddelen voor het transporteren vanhet hoofdgestel en het mechanisme voor het oppakken en hanteren van knollen over de Oceaanbodem.
90. Werkwijze voor het ontginnen van mangaanknollen vanaf de oceaanbodem, gekenmerkt door het van de oceaanbodem oppakken van 25 de knollen door een harkmechanisme, voorzien van zijdelings op onderlinge afstanden liggende tanden, het van het harkmechanisme ~ wegtransporteren van de opgepakte knollen door een bewegende transporteur, het op de transporteur wassen van de knollen door perswaterstralen voor het verwijderen van de door het harkmechanisme opgepakte grond, en het op hun plaats op de transporteur stabiliseren van de knollen voorafgaande aan en gedurende het wassen, zodat betrekkelijk hoge drukken kunnen worden gebruikt voor het tot stand brengen van een doeltreffend verwijderen van grond zonder de knollen van de transporteur los te mkane.
91. Werkwijze volgens conclusie 90, gekenmerkt door het dempen van de eerste stoot van de tanden tegen de knollen door het 790 87 21 5¾ ' onder een hoek plaatsen van de hark, waardoor een geregelde hoeveelheid van de oceaanbodemgrond met de knollen wordt opgepakt voor het tot een minimum beperken van verlies aan knollenmateriaal door mogelijk breken als gevolg van het eerste stoten.
92. Werkwijze volgens conclusie 90, gekenmerkt door het transporteren van de hark over de oceaanbodem door middel van een zelf-voortstuwend voortuig.
93. Werkwijze volgens conclusie 92, gekenmerkt door het slepen van de hark onder een hoek met betrekking tot het voertuig, 10 en het verbinden van de hark voor een draaibeweging met betrekking tot het voertuig, zodat de hark tegen hondernissen met een bepaalde afmeting of groter kan oplopen en daaroverheen. 9^. Werkwijze volgens conclusie 90, gekenmerkt door het breken van de knollen tot een brij in een brekermechanisme nadat 15 de oceaanbodemgrond van de knollen is afgewassen.
95· Werkwijze volgens conclusie 90, gekenmerkt door het van de bewegende transporteur afstrijken van de knollen bij de inlaat naar het brekermechanisme.
96. Werkwijze volgens conclusie 95, gekenmerkt door het 2q produceren van het naar binnen stromen van water in de inlaat van het brekermechanisme wanneer de knollen van de transporteur worden afgestreken voor het behouden van al het fijne materiaal en kleine knollen voor het tot een maximum opvoeren van de doelmatigheid van het oppakken en breken. 25 97· Werkwijze volgens conclusie 9^» gekenmerkt door het naar een tijdelijke opslag in een buffer pompen van de brij.
98. Werkwijze volgens conclusie 97> gekenmerkt door het opslaan van de brij in de tijdelijke opslag in de buffer. 99* Werkwijze volgens conclusie 98, gekenmerkt door het 30 met een geregelde snelheid vanuit de bufferopslag toevoeren van de brij aan een hefstelsel, dat de brij naar een oppervlakteschip heft.
100. Werkwijze in hoofdzaak zoals in de beschrijving beschreven en in de tekening weergegeven.
101. Stelsel in hoofdzaak zoals in de beschrijving 35 beschreven en in de tekening weergegeven. 790 87 21
102. Buffer in hoofdzaak zoals in de "beschrijving beschreven en in de tekening weergegeven.
103. Buigzaam verbindingsstelsel in hoofdzaak zoals in de beschrijving beschreven en in de tekening weergegeven. 5 10U. Ontginningsvoertuig in hoofdzaak zoals in de beschrijving beschreven en in de tekening weergegeven.
105· Mechanisme voor het oppakken en hanteren van knollen in hoofdzaak zoals in de beschrijving beschreven en in de tekening weergegeven. 790 8 7 21
NL7908721A 1978-12-28 1979-12-03 Werkwijze en inrichting voor het ontginnen van mangaan- knollen op de bodem van de oceaan. NL7908721A (nl)

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
US05/973,854 US4232903A (en) 1978-12-28 1978-12-28 Ocean mining system and process
US97385478 1978-12-28

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL7908721A true NL7908721A (nl) 1980-07-01

Family

ID=25521295

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL7908721A NL7908721A (nl) 1978-12-28 1979-12-03 Werkwijze en inrichting voor het ontginnen van mangaan- knollen op de bodem van de oceaan.

Country Status (17)

Country Link
US (1) US4232903A (nl)
JP (1) JPS55114795A (nl)
KR (1) KR830001489A (nl)
BE (1) BE880900A (nl)
CA (6) CA1120503A (nl)
DD (1) DD148805A5 (nl)
DE (1) DE2950922A1 (nl)
ES (1) ES8102196A1 (nl)
FI (1) FI793990A (nl)
FR (1) FR2467283A1 (nl)
GB (4) GB2045314B (nl)
HK (1) HK6284A (nl)
IT (1) IT1164081B (nl)
NL (1) NL7908721A (nl)
NO (1) NO794097L (nl)
SE (1) SE7910675L (nl)
SG (1) SG57783G (nl)

Families Citing this family (108)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
FR2455162A1 (fr) * 1979-04-27 1980-11-21 Commissariat Energie Atomique Vehicule sous-marin de dragage et de remontee de mineraux a grande profondeur
US4319782A (en) * 1980-06-06 1982-03-16 Deepsea Ventures, Inc. Means for controlling feed of particulate material into airlift pipe
DE3129228A1 (de) * 1981-07-24 1983-02-10 Heribert Dipl.-Ing. 7517 Waldbronn Ballhaus Unterwasser-saugschuerfraupe
DE3135287A1 (de) * 1981-09-05 1983-03-24 Herms GmbH & Co KG, 2820 Bremen Schiff-nassbagger
US4503629A (en) * 1984-01-23 1985-03-12 Masaaki Uchida System for collecting and conveying undersea mineral resources
FR2560281B1 (fr) * 1984-02-24 1986-09-19 Nord Mediterranee Chantiers Installation pour l'extraction de minerais des fonds marins
GB2163791B (en) * 1984-04-03 1988-06-22 Abdul Karim Al Rabia A Jawad S Electro-mechanical excavators
DE3429202C1 (de) * 1984-08-08 1986-01-09 Preussag Ag, 3000 Hannover Und 1000 Berlin Vorrichtung zum Aufnehmen von Manganknollen oder dergleichen vom Meeresboden
US4776112A (en) * 1986-05-29 1988-10-11 Industrial Innovations Sludge pond vehicle
FR2605248B1 (fr) * 1986-10-15 1991-04-26 Commissariat Energie Atomique Concasseur immerge a recirculation
GB2252575A (en) * 1991-02-05 1992-08-12 Denis Kelly Separating device for fishing dredge
JPH0542623U (ja) * 1991-11-13 1993-06-11 株式会社三五 内燃機関用サブマフラ
US5651200A (en) * 1995-12-06 1997-07-29 The United States Corps Of Engineers As Represented By The Secretary Of The Army Debris exclusion devices for an augerhead type hydraulic dredge system
GB9600242D0 (en) * 1996-01-06 1996-03-06 Susman Hector F A Improvements in or relating to underwater mining apparatus
US5642576A (en) * 1996-02-02 1997-07-01 Chrisman; Joe Suction dredge pump apparatus
DE19605218C1 (de) * 1996-02-13 1997-04-17 Dornier Gmbh Hinderniswarnsystem für tieffliegende Fluggeräte
NL1004218C2 (nl) * 1996-10-07 1998-04-10 Paragon Int Bv Inrichting en werkwijze voor het van de zeebodem verwijderen van materiaal.
ID23879A (id) * 1997-03-25 2000-05-25 Beers Marine Proprietary Ltd D Mesin penambang bawah air
GB2348448A (en) * 1999-04-01 2000-10-04 Sonsub Int Ltd Forming an underwater trench using separate rov and trenching apparatus
NL1013439C2 (nl) * 1999-11-01 2001-05-08 Bos & Kalis Baggermaatsch Werkwijze en inrichting voor het verwijderen van sediment-materiaal van een waterbodem.
GB2371067B (en) * 1999-11-01 2004-01-21 Boskalis Bv Baggermaatschappij Device for removing sediment material from a water floor
CA2342489C (en) 2000-04-07 2004-03-23 Marc Riverin Device for sea urchins picking
US6561112B1 (en) 2002-04-22 2003-05-13 Dan T. Benson System and method for a motion compensated moon pool submerged platform
US6860042B2 (en) * 2002-07-19 2005-03-01 Walker-Dawson Interests, Inc. Excavation system employing a jet pump
US6907933B2 (en) 2003-02-13 2005-06-21 Conocophillips Company Sub-sea blow case compressor
GB0323698D0 (en) 2003-10-09 2003-11-12 Saipem Uk Ltd Apparatus and method for reducing motion of a floating vessel
US7134267B1 (en) 2003-12-16 2006-11-14 Samson Rope Technologies Wrapped yarns for use in ropes having predetermined surface characteristics
WO2006108086A2 (en) * 2005-04-06 2006-10-12 William Randall Crawford, Iii Method and apparatus for cleaning percolation basins
US8341930B1 (en) 2005-09-15 2013-01-01 Samson Rope Technologies Rope structure with improved bending fatigue and abrasion resistance characteristics
US8403112B2 (en) 2005-11-04 2013-03-26 Sky Climber Llc Hoist system with high system power factor
US8944217B2 (en) 2005-11-04 2015-02-03 Sky Climber, Llc Suspension work platform hoist system with communication system
DE602006011373D1 (de) * 2006-06-16 2010-02-04 Itrec Bv Ausgleich für hebebewegung
JP5198021B2 (ja) * 2006-09-28 2013-05-15 株式会社アーステクニカ 海底堆積物からのダイヤモンド回収方法及びその装置
FR2919015B1 (fr) * 2007-07-18 2009-09-25 Technip France Sa Dispositif d'extraction d'un materiau situe au fond d'une etendue d'eau et procede associe
US7690135B2 (en) * 2007-09-23 2010-04-06 Technip France Deep sea mining riser and lift system
US7784201B2 (en) * 2007-09-23 2010-08-31 Technip France System and method of utilizing monitoring data to enhance seafloor sulfide production for deepwater mining system
DE102007047553A1 (de) * 2007-09-28 2009-04-09 GSan - Ökologische Gewässersanierung GmbH Unterwassergeräteträger und Vorrichtung zum Bearbeiten oder Untersuchen einer Sohle
FR2929638B1 (fr) * 2008-04-08 2010-05-14 Technip France Dispositif d'extraction d'un materiau situe au fond d'une etendue d'eau, installation d'extraction, et procede associe
US8109072B2 (en) 2008-06-04 2012-02-07 Samson Rope Technologies Synthetic rope formed of blend fibers
DE102008032394A1 (de) * 2008-07-09 2010-01-21 Mtu Friedrichshafen Gmbh Verfahren zur Regelung der Schiffsgeschwindigkeit
US20100012556A1 (en) * 2008-07-21 2010-01-21 Pohle Daniel L Rotating screen material separation system and method
KR101048040B1 (ko) * 2009-01-21 2011-07-13 한국지질자원연구원 심해저 광물자원 채취용 딤플형상의 양광관
KR101183443B1 (ko) * 2010-03-02 2012-09-17 한국지질자원연구원 유속 및 농도 조절이 가능한 양광관과 집광기간의 연결관 장치
EP2375530A1 (en) 2010-04-09 2011-10-12 Siemens Aktiengesellschaft Onboard floating drilling installation and method for operating an onboard floating drilling installation
EP2569844B1 (en) * 2010-04-09 2017-05-31 Siemens Aktiengesellschaft Power supply system for marine drilling vessel
SG186178A1 (en) 2010-06-18 2013-01-30 Nautilus Minerals Pacific Pty A system for seafloor mining
JP5594729B2 (ja) * 2010-09-08 2014-09-24 独立行政法人海上技術安全研究所 海底鉱物処理システム
US20180305894A1 (en) * 2011-03-18 2018-10-25 Susanne F. Vaughan Methane Clathrate Harvesting Systems and Methods
US9951496B2 (en) * 2011-03-18 2018-04-24 Susanne F. Vaughan Systems and methods for harvesting natural gas from underwater clathrate hydrate deposits
NL2006667C2 (en) * 2011-04-26 2012-10-29 Ihc Holland Ie Bv Vessel comprising a moon pool and a hoisting arrangement and method of lowering items into the sea.
FR2974585B1 (fr) * 2011-04-27 2013-06-07 Technip France Dispositif d'extraction de materiau solide sur le fond d'une etendue d'eau et procede associe
CN103797215A (zh) * 2011-06-17 2014-05-14 诺蒂勒斯矿物太平洋有限公司 用于海底储存的***和方法
GB2497505B (en) * 2011-10-03 2015-07-29 Marine Resources Exploration Internat Bv Suction mouth for a subsea mining tool
GB2495286B (en) * 2011-10-03 2015-11-04 Marine Resources Exploration Internat Bv A method of recovering a deposit from the sea bed
US20130086824A1 (en) * 2011-10-06 2013-04-11 Samson Rope Technologies Dump Rope for a Dragline Excavator
WO2013090976A1 (en) * 2011-12-23 2013-06-27 Nautilus Minerals Pacific Pty Ltd A disconnectable method and system for seafloor mining
US8997678B2 (en) 2012-02-10 2015-04-07 Lockheed Martin Corporation Underwater load-carrier
KR101328504B1 (ko) * 2012-02-20 2013-11-13 한국지질자원연구원 양광 시스템의 해저 배열 및 채광 방법
ITRN20120017A1 (it) * 2012-03-23 2012-06-22 Paolo Giglioli Dragabot - sistema modulare di dragaggio dei fondali che aspira inerti a ciclo continuo e li trasporta a terra, composto da un robot immerso, moduli di superficie e moduli di collegamento
KR101263804B1 (ko) * 2012-03-28 2013-05-13 한국해양과학기술원 심해저 망간단괴 집광로봇
ES2694415T3 (es) * 2012-07-27 2018-12-20 Nautilus Minerals Pacific Pty Ltd Aparato y procedimiento de recogida autolimpiadores
CA2784850C (en) * 2012-07-30 2015-11-24 Jeremy Leonard Method of automated variable speed control of movement of a cutter head of a dredging cutter
DE102012016052A1 (de) 2012-08-14 2014-02-20 Atlas Elektronik Gmbh Einrichtung und Verfahren zum Abbau von Feststoffen am Meeresgrund
US9003757B2 (en) 2012-09-12 2015-04-14 Samson Rope Technologies Rope systems and methods for use as a round sling
KR101426020B1 (ko) * 2012-10-30 2014-08-05 한국해양과학기술원 양방향 망간단괴 집광장비
CN103085900B (zh) * 2013-01-23 2015-09-30 长沙矿冶研究院有限责任公司 一种深海稀软底质集矿机行走底盘
CN105121748B (zh) * 2013-02-12 2018-11-13 诺蒂勒斯矿物新加坡有限公司 海底结核集中***和方法
US8689534B1 (en) 2013-03-06 2014-04-08 Samson Rope Technologies Segmented synthetic rope structures, systems, and methods
EP3021951A4 (en) * 2013-07-18 2017-03-01 S.G.B.D. Technologies Ltd. Mineral production, sorting, extraction and rinsing
IL227551A (en) 2013-07-18 2015-09-24 S G B D Technologies Ltd Methods and systems for underwater sorting of minerals
IL227550A0 (en) 2013-07-18 2013-12-31 S G B D Technologies Ltd Systems and methods for underwater processing of minerals
KR101349661B1 (ko) * 2013-10-16 2014-01-10 한국해양과학기술원 심해저 광물자원 채광을 위한 버퍼시스템
USD734368S1 (en) * 2013-10-29 2015-07-14 Jerome M. Davis Dredging nozzle
NL2012579C2 (en) * 2013-12-02 2015-06-03 Oceanflore B V Subsurface mining vehicle and method for collecting mineral deposits from a sea bed at great depths and transporting said deposits to a floating vessel.
CN103628881B (zh) * 2013-12-04 2016-02-03 湖南大学 一种海洋矿产资源开采装置及开采方法
CN104564081B (zh) * 2014-02-18 2017-06-09 广东安元矿业勘察设计有限公司 海洋砂矿无贫损开采的一种隔离方法
RU2598010C2 (ru) * 2014-02-20 2016-09-20 Российская Федерация, От Имени Которой Выступает Министерство Промышленности И Торговли Российской Федерации Система добычи железомарганцевых конкреций
CN107109936B (zh) * 2014-05-19 2020-09-11 诺蒂勒斯矿物新加坡有限公司 分开式海底开采***
EP3146153B1 (en) * 2014-05-19 2021-11-10 Nautilus Minerals Singapore Pte Ltd Seafloor haulage system and a method of hauling seafloor materials
EP3237691B1 (en) * 2014-12-22 2022-09-07 Helix Energy Solutions Group, Inc. Vehicle system and method
GB2535494B (en) * 2015-02-18 2018-04-11 Acergy France SAS Lowering buoyant structures in water
NL2014436B1 (en) * 2015-03-11 2016-10-14 Van Oord Dredging And Marine Contractors B V Subsea grab system and marine vessel having such subbsea grab system.
EP3294957A4 (en) * 2015-05-08 2019-02-13 Akabotics, LLC MICROBAGGER SYSTEM AND METHOD OF USE THEREOF
US9573661B1 (en) 2015-07-16 2017-02-21 Samson Rope Technologies Systems and methods for controlling recoil of rope under failure conditions
US10377607B2 (en) 2016-04-30 2019-08-13 Samson Rope Technologies Rope systems and methods for use as a round sling
AU2017322740A1 (en) 2016-09-12 2019-03-14 Vermeer Manufacturing Company Flat-wire belt conveyors
DE102016221114A1 (de) * 2016-10-26 2018-04-26 Siemens Aktiengesellschaft Elektrisches Gerät mit dynamischer Wicklungspressung
NL2018070B1 (nl) * 2016-12-23 2018-07-02 Carpdredging Ip B V Baggerwerktuig
CN107328601B (zh) * 2017-07-21 2023-12-05 长沙矿山研究院有限责任公司 一种海底表面固体矿物取样装置及取样方法
CN107687343B (zh) * 2017-09-30 2024-03-22 长沙矿冶研究院有限责任公司 一种用于深海采矿车的料仓及深海采矿车
CN107842367B (zh) * 2017-11-29 2024-03-22 长沙矿冶研究院有限责任公司 用于水力采集机构离地高度的控制***、控制方法及多金属结核采矿车
NL2020312B1 (nl) * 2018-01-24 2018-11-09 Carpdredging Ip B V Graafinstallatie
CN108412497B (zh) * 2018-05-03 2024-03-22 长沙矿冶研究院有限责任公司 一种海底硫化物采矿试验***及其布放回收方法
JP7107793B2 (ja) * 2018-09-14 2022-07-27 古河機械金属株式会社 水中用礫管理装置およびこれを備える水中用整粒移送装置並びに水中での礫供給状態の管理方法
CN109488258B (zh) * 2018-12-06 2019-08-06 青岛海洋地质研究所 海底浅表层水合物开采装置及其开采方法
EP3927941A4 (en) 2019-02-20 2022-04-20 Deep Reach Technology Inc. METHODS FOR SEDIMENT PLUME ABATEMENT IN DEEPWATER NODULAR MINING OPERATIONS
SG10201902911YA (en) * 2019-04-01 2020-11-27 Keppel Marine & Deepwater Tech Pte Ltd Apparatus and method for seabed resources collection
BE1027388B9 (de) * 2019-06-13 2021-04-26 Changsha Inst Mining Res Co Ltd Abbaukopf zum abbau von kobaltreicher tiefseekruste
CN110295910B (zh) * 2019-07-10 2023-11-21 台州长天能源技术有限公司 泥质粉砂型矿藏开采方法及装置
RU2715108C1 (ru) * 2019-09-25 2020-02-25 Общество с ограниченной ответственностью "Научно-технологический Центр"Геомеханика" (ООО"НТЦ "Геомеханика") Способ добычи железомарганцевых конкреций со дна океана с глубин до 5 км и более и устройство для его осуществления
CN111287705A (zh) * 2020-02-05 2020-06-16 史先德 一种海下液体平衡式工作***
BE1028073B1 (nl) * 2020-02-20 2021-09-20 Deeptech Nv Diepzeemijnbouwvoertuig
BE1028074B1 (nl) * 2020-02-20 2021-09-20 Deeptech Nv Diepzeemijnbouwvoertuig
US11673638B2 (en) 2020-12-08 2023-06-13 Applied Impact Robotics, Inc Robotic solution to penetrate and maneuver through sludge and sediment
CN113719288B (zh) * 2021-11-03 2022-03-15 滨州学院 一种海底采矿机器人
CN114135291B (zh) * 2021-11-22 2022-12-27 大连理工大学 一种深海采矿试验***的布放回收***及使用方法
US11760453B1 (en) 2022-03-03 2023-09-19 Roger P. McNamara Deep-ocean polymetallic nodule collector
CN117684985B (zh) * 2024-02-02 2024-05-07 长沙矿冶研究院有限责任公司 一种深海采矿车矿石料仓及计量方法

Family Cites Families (12)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US3314174A (en) * 1963-12-31 1967-04-18 Samuel E Haggard Underwater mining apparatus and method
US3522670A (en) * 1967-07-11 1970-08-04 Newport News S & D Co Apparatus for underwater mining
US3672725A (en) * 1970-06-15 1972-06-27 Earl & Wright Ltd Deep sea mining method and apparatus
US3697134A (en) * 1971-03-25 1972-10-10 Bethlehem Steel Corp Nodule collector
DE2123211C3 (de) * 1971-05-11 1975-06-26 Demag-Lauchhammer Maschinenbau Und Stahlbau Gmbh, 4000 Duesseldorf Einrichtung zum Fördern von submarin abgelagerten Feststoffen
US3811730A (en) * 1971-06-01 1974-05-21 E Dane Deep sea mining system
FR2189587B1 (nl) * 1972-06-20 1974-10-25 Sogreah
FR2238035B1 (nl) * 1973-07-18 1981-04-17 Commissariat Energie Atomique
US4040667A (en) * 1974-08-16 1977-08-09 Hans Tax Apparatus for recovering particulate material from the sea bottom
DE2504694C3 (de) * 1975-02-05 1978-08-03 O & K Orenstein & Koppel Ag Werk Luebeck, 2400 Luebeck Selbstfahrendes Aufnahmegerät zum Aufnehmen von auf dem Meeresboden liegenden Mineralen
US4070061A (en) * 1976-07-09 1978-01-24 Union Miniere Method and apparatus for collecting mineral aggregates from sea beds
FR2377522A1 (fr) * 1977-01-18 1978-08-11 Commissariat Energie Atomique Vehicule de nodules sur un fond marin

Also Published As

Publication number Publication date
GB2045314B (en) 1983-05-25
ES487273A0 (es) 1980-12-16
GB2112834A (en) 1983-07-27
US4232903A (en) 1980-11-11
ES8102196A1 (es) 1980-12-16
DE2950922A1 (de) 1980-07-17
SG57783G (en) 1985-01-11
GB2113274A (en) 1983-08-03
JPS55114795A (en) 1980-09-04
FR2467283B1 (nl) 1984-03-23
GB2109840A (en) 1983-06-08
CA1120503A (en) 1982-03-23
IT7951018A0 (it) 1979-12-07
SE7910675L (sv) 1980-06-29
CA1134399A (en) 1982-10-26
IT1164081B (it) 1987-04-08
DD148805A5 (de) 1981-06-10
HK6284A (en) 1984-01-27
GB2112834B (en) 1983-11-30
CA1132617A (en) 1982-09-28
KR830001489A (ko) 1983-05-17
CA1132616A (en) 1982-09-28
NO794097L (no) 1980-07-01
GB2113274B (en) 1983-11-30
CA1133955A (en) 1982-10-19
FI793990A (fi) 1980-06-29
FR2467283A1 (fr) 1981-04-17
GB2045314A (en) 1980-10-29
BE880900A (fr) 1980-06-27
CA1141785A (en) 1983-02-22
GB2109840B (en) 1983-11-02

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL7908721A (nl) Werkwijze en inrichting voor het ontginnen van mangaan- knollen op de bodem van de oceaan.
JP5890403B2 (ja) 補助海底採掘のための方法および装置
US20130306524A1 (en) Underwater gold processing machine
JP2021500082A (ja) 貝のための採取システムおよび貝を採取する方法
EP0155869A1 (fr) Installation pour l'extraction de minerais des fonds marins
FR2491992A1 (fr) Machine d'abattage et de chargement continus pour l'exploitation d'une mine souterraine de minerai metallique en roche dure
US4052800A (en) System for gathering solids from the ocean floor and bringing them to the surface
US5639185A (en) Underwater trenching system
US4631844A (en) Hydraulic shovel dredge system
EP2855781B1 (en) Dredging head of a trailing hopper dredger and method for dredging by means of said dredging head
DE19715284A1 (de) Unterwasser-Mineralgewinnungsgerät
EP0965697B1 (fr) Procédé et dispositif de remblayage d'une tranchée
US4464851A (en) Underwater harvester for marine life
US6832465B2 (en) Aquatic weeding device
US4413433A (en) Apparatus for extracting muddy materials and feeding them to a treatment station
CA2097673A1 (en) Aquatic plant de-rooting apparatus
EP3436641B1 (en) Removing concrete structures from the seabed
PL130973B1 (en) Method of getting manganium chunks from ocean bed and apparatus therefor
Collier Underwater harvester for marine life

Legal Events

Date Code Title Description
A85 Still pending on 85-01-01
BV The patent application has lapsed