NL7906302A - Werkwijze voor het bedrijven van een behandelings- inrichting alsmede een hiervoor bestemde inrichting. - Google Patents

Description

79 5089/M/Edra/asm _ _ .

V

4*.

Aanvraagster: STOEK FBIESLAND B.V. te Gorredijk.

Titel : Werkwijze voor het bedrijven van een behandelings- inrichting alsmede een hiervoor bestemde inrichting.

De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het bedrijven van een met hete lucht werkende behandelingsinrichting, voorzien van een verwarmingsinrichting en aanjager voor deze lucht, in het bijzonder een verstuivingsdrager met Iuchtvoedingsbaan als eerste 5 component en met warme damp afleverende inrichtingen, zoals êên of meer indampers als tweede component, waarbij de verwarmingsinrichting voor de lucht in de eerste component is voorzien van een voorver-warmer en een eindverwarmer en de voorverwarmer wordt gevoed met uit de tweede component vrijkomende warme damp van lage temperatuur 10 en de eindverwarmer in de eerste component wordt gevoed met speciaal daarvoor diende damp, bij voorkeur stoom, van hoge temperatuur.

De uitvinding heeft eveneens betrekking op een inrichting geschikt voor het toepassen van deze werkwijze welke inrichting bestaat uit ean eerste component met een verstuivingsdroger met lucht-15 voedingsbaan, voorzien van een voorverwarmer, een aanjager voor de lucht en een eindverwarmer, alsmede uit een tweede component met êên of meer indampers en voorts uit êên of meer leidingen voor damp of stoom van hoge temperatuur naar de eerste component en bovendien êên of meer leidingen voor damp uit de tweede component naar de 20 eerste component zoals bekend is uit de Nederlandse octrooiaanvrage 78 039^9.

Deze bekende inrichtingen worden vooral toegepast om uit vloeibare stoffen poedervormige produkten te vervaardigen.

Hierbij wordt gebruik gemaakt van een verstuivingsdroger waaraan 25 ingedampte vloeistof wordt toegevoerd, die wordt verstoven in hete lucht die wordt verhit met verse stoom van hoge temperatuur en druk in een voedingsbaan voor de lucht.

Bij het indampen van de vloeistof in êên of meer indampers heeft 7906302 79 5089/M/Edm/asm __ 2 _ **, ,·* de gevormde damp of stoom een lage temperatuur en druk. Bij deze bekende inrichting wordt nu de van de indaropers komende damp gebruikt voor het voorverwarmen van uit de buitenlucht aangezogen lucht door middel van één of meer wanmte-uitwisselaars in de voedings· 5 baan* Hiermede kan de tceegevoerde lucht enigszins worden voorverwarmd en de met verse stoom van hogere temperatuur en hoge druk gevoede warmtewisselaar of eindverwarmer in de voedingsbaan kan dan van geringere capaciteit zijn. Wanneer echter de buitenlucht temperatuur hoog en praktisch gelijk is aan de van de indamper komende stoom 10 wordt geen effec.t bereikt en kan de latente warmte hiervan niet meer worden aangewend om een deel van de lucht in de voedingsbaan voor te verwarmen. Wanneer de behandelingsinstallatie in een gebouw is geplaatst en de aangezogen lucht vanuit het gebouw wordt betrokken kan de latente warmte van de uit de indamper komende damp voor het 15 voorverwarmen eveneens geen effect sorteren, omdat de lucht in het gebouw warmer is dan de buitenlucht als gevolg van de warmte uitstraling van de delen van de behandelingsinstallatie.

De uitvinding heeft tot doel om bij de hierboven gedoemde omstandigheden een inrichting van de hierboven beschreven soort 20 zodanig te bedrijven dat toch van de latente warmte van de in de indamper gevormde stoom gebruik gemaakt kan worden, bijvoorbeeld wanneer de aangezogen lucht betrokken wordt uit een gebouw waar reeds een betrekkelijk hoge temperatuur heerst.

Dit is volgens de uitvinding mogelijk met een nieuwe werkwijze 25 die daarin bestaat, dat tezamen met damp van hoge temperatuur voor de eindverwarmer ook damp van hoge temperatuur in samenhang met danp uit de tweede component wordt gebruikt voor het gedeeltelijk verzorgen van de lucht in de voedingsbaan van de eerste component.

Het voordeel hiervan is dat een besparing aan de voor het ver-30 stuivingsdrogen benodigde energiekosten wordt vesrkregen, vooral wanneer benodigde lucht steeds uit het gebouw wordt betrokken waarin een inrichting of een deel hiervan is opgesteld.

Het nagestreefde effect aan besparing van de energiekosten kan nog belangrijk worden verhoogd door de werkwijze voor het bedrijven 35 van de inrichting aan te vullen, welke aanvullen daarin bestaat, dat 7906302 i 79 5089/M/Edm/asm — 3 — damp van hoge temperatuur voor het verwarmen van de lucht ook dient voor het bekrachtigen van een aandrijfturbine van de aanjager voor de lucht in de voedingsbaan en de afgewerkte damp van de turbine wordt gebruikt voor een verwarmer in de voedingsbaan, dan wel te 5 mengen met de uit de tweede component vrijkomende damp.

De aan het begin beschreven inrichting kan op een eenvoudige wijze geschikt gemaakt worden voor het toepassen van de nieuwe werkwijze en deze inrichting is volgens de uitvinding daardoor gekenmerkt dat in de leiding tussen de eerste en de tweede component een 10 menginrichting is opgenomen die is aangesloten op een leiding voor dang) van hoge tenroeratuur en voorts doordat een leiding voor damp van hoge temperatuur is aangesloten op een aandrijfturbine voor de luchtaanjager in de luchtvoedingsbaan en dat tussen de turbine en een verwarmer in de lachtvoedingsbaan een leiding aanwezig is voor de 15 afgewerkte damp uit de turbine. Bij deze inrichting is het volgens * de uitvinding ook mogelijk dat de leiding voor de afgewerkte stoom uit de turbine is aangesloten op de mentinrichting van de leiding tussen de eerste en de tweede component.

De werkwijze volgens de uitvinding zal worden toegelicht met 20 betrekking tot een inrichting die geschikt is voor het toepassen van deze werkwijze, zoals is afgebeeld in de bijgaande tekening waarin:

Fig. 1 een schematische afbeelding van een behandelingsinstallatie toont en 25 Fig. 2 een zelfde afbeelding töont als van fig. 1 maar voorzien van aanvullende energiebesparende middelen.

In de tekening zijn met de verwijzingscijfers 1 en 2 de hoofddelen van een eerste component van een behandelingsinstallatie aangegeven.

30 Met het verwijzingscijfer 3 en 6 is een tweede component van deze installatie aangeduid.

Het hoofddeel 1 is een verstuivingsdroger waaraan via een leidin; 4- een concentraat wordt toegevoegd dat van de tweede component 3 en 6 komt. In deze verstuivingsdroger wordt het concentraat 35 .verstoven met behulp van hete lucht gedroogd om uiteindelijk bij 5 in 7906302 * 7° 5089/M/R dm/asm —3 A— in de vorm van poeder hieruit verwijderd te worden.

De tweede component bestaat in het getekend uitvoeringsvoorbeeli uit een laatste trap van een indamper 6 met druppel afscheider 3» waarin bijvoorbeeld een vloeistofoplossing wordt ingedikt.

5 De eerste component bevat een tweede hoofddeel 2 in de vorm van een luchtvoedingsbaan, die een van een filter voorziene aan-zuigmond 7 met hierachter een kanaal 8 van relatief grote dwarsdoorsnede bezit. Het kanaal 8 mondt uit aan de zuigzijde van een aanjager 9 die motorisch wordt aangedreven, bijvoorbeeld in de vorm volgens 10 fig. 1 door middel van een electromotor 10 en in de uitvoering volgens fig. 2 door middel van een turbine 11. De drukzijde van de aanjager sluit aan op een kanaal 12 eveneens van relatief grote dwarsdoorsnede en dit kanaal mondt uit in de luchtkast 13 van de verstuivingsdroger om van daaruit het hieraan toegevoerde concentraat 15 Se drogen. De werking van de verstuivingsdroger 1 en van de indamper 6 zal niet worden beschreven omdat deze algemeen bekend is en voor •j goed begrip van de uitvinding niet noodzakelijk is.

Teneinde de werklucht voor de verstuivingsdroger te verhitten is in het kanaal 12 een als eindverwarmer dienende warmtewisselaar 20 14 aangebracht, die via de leiding 15 wordt gevoed met verse stoom van hoge tang» er at uur.

In het aanzuigkanaal 8 is een warmtewisselaar 16 aangebracht, die als voorverwarmer dient. Via de leiding 17 en 22 is deze warmtewisselaar 16 aangeslöten op de druppelvanger 3 van de indampinstalla-l;ie. 25 De voorverwarmer of warmtewisselaar 16 wordt dus gevoed door damp of stoom van de tweede component, wanneer de leiding 17 niet ©$ een condensor 20 maar op de warmtewisselaar 16 is aangesloten.

Het stroomcondensaat uit de afvoeren 18 respectievelijk 19 van de warmte-uitwisselaars 1*f en 16 wordt teruggevoer$ naar 30 de stoomketel en gebrukt als ketel-voedingswater. Tot zover is de behandelingsinrichting, bestaande uit een eerste component 1, 2 en een tweede component 3» 6 bekend.

Volgens de uitvinding wordt nu een deel van de damp of verse stoom van hoge temperatuur die door de leiding 15 naar de eindver- dlf 35 “warmer stroomt door de leiding 21 gevoerd en tezamen met damp uit de 7906302 79 5089/M/EcLia/asm — k —

V

* de tweede component 3*6 die door de leiding 17 stroomt, voor het voorverwarmen van de lucht gebruikt en wel via de leiding 22 naar de . voorverwarmer 16 in de voedingsbaan 2 van de eerste component, zoals in de figuren 1 en 2 is aangeduid.

5 Damp van hoge temeratuur voor het verzorgen van de lucht dient volgens fig. 2 ook voor het bekrachtigen van een aandrijfturbine 11 van de aanjager 9 in. de voedingsbaan 2, welke dan, door een leiding 23 naar de turbine wordt gevoerd. De afgewerkte damp of stoom van de turbine 11 wordt gebruikt voor een verwarmer 2k in de voedings-10 baan 2 en wel via de leiding 25·

In fig. 2 is met het cijfer 26 een leiding aangeduid die aansluit op de leiding 21» waardoor een deel van de afgewerkte turbine-stroom kan worden gebruikt om te worden gemengd met de uit de tweede component 35 6 komende damp.

15 Zowel voorde uitvoering van fig. 1 dan wel voor de uitvoering van fig. 2 is op de leiding tussen de eerste component en de tweede component een menginrichting 27 opgenomen die is aangesloten op de leiding 21 voor damp of stoom van hoge tenqaeratuur. De menginrichting is bij voorkeur een thermocompressor waarin dcor injecteurwerking van' 20 de stoom uit de leiding 21 damp uit de laatste trap 3 van de indamper wordt aangezogen en daarna met de injecteur damp of stoom wordt gemengd, tot stoom van gewenste temperatuur, sn druk. Via de leiding 22 wordt dit mengsel naar de voorverwarmer 16 gevoerd, zodat de voorverwarmer nu met een hogere temperatuur kan werken waardoor nu lucht 25 uit een gebouw kaa worden betrokken. Hierbij wordt opgemerkt dat in plaats van een thermocompressor ook een mechanisch aange.dreven conqpressorkan worden toegepast, die ook weer met danqa van hoge druk aandrijfbaar is. Het is dus niet meer noodzakelijk al de lucht uit een koele omgeving zoals buitenlucht aan te zuigen. Dit geeft een 30 goede besparing aan energiekosten.

Deze besparing kan nog worden vergroot door toepassing van de leiding 23 waarbij damp van hoge temperatuur voor de aandrijfturbine 11 wordt gebruikt, terwijl de afgewerkte stoom hiervan via de leiding 25 voor de verwarmer 2k in de luchtvoedingsbaan 2 wordt gebruikt.

’O ? -'· ' 9 / ¢- v·. * Δ 79 5089/M/Edm/asm _ 5 — i

Hetzelfde effect van besparing aan energiekosten wordt bereikt wanneer de afgewerkte damp of stoom uit de turbine 11 via de leiding 26 en een gedeelte van de leiding 21 op de menginrichting 27 van de leiding 17 tussen de eerste en de tweede component is aangesloten.

V

7906302

Claims (5)

1. Werkwijze voor het "bedrijven van een met hete lucht werkende behandelingsinrichting, voorzien van een verwarmingsinrichting en aanjager voor deze lucht, in het bijzonèr een verstuivingsdreger met luchtvoedingsbaan als eerste component en met warme damp af-5 leverende inrichtingen, zoals êên of meer indampers als tweede component, waarbij de verwarmingsinrichting voor de lucht in de eerste component is voorzien van een voorverwarmer en een eindver-warmer en de voorverwarmer wordt gevoed met uit de tweede component vrijkomende warme damp van lage temperatuur en de eindverwarmer ^ in de eerste component wordt gevoed met speciaal daarvoor dienende damp, bij voorkeur stoom, van hoge temeratuur, met het kenmerk, dat tezamen met de damp van hoge temperatuur voor de eind-verwarmer ook damp van hoge temperatuur in êamenhang met damp uit de tweede component wordt gebruikt voor het gedeeltelijk verzorgen van 15 de lucht in de voedingsbaan van de eerste component.

2. Werkwijze volgens conclusie 1,met het kenmerk, dat damp van .hoge temperatuur voor het verzorgen van de lucht met uit de tweede component vrijkomende dan® wordt gemengd en aan een voorverwarmer in de voedingsbaan voor de lucht wordt toegeveerd.'

5. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat damp van hoge temperatuur voor het verzorgen van de lucht ook dient voor het bekrachtigen van ean aandrijfturbine van de aanjager voor de lucht in de voedingsbaan en de afgewerkte damp van de turbine wordt gebruikt voor een verwarmer in de voedingsbaan, dan wel deze 25 gedeeltelijk te mengen met de uit de tweede conqponent vrijkomeade damp. k. Inrichting geschikt voor het toepassen van de werkwijze vol gens een of meer van de conclusies 1-3, omvattende een eerste component 73??7?2 79 5089/M/Rdm/asm — 7 — i / ** met een verstuivingsdroger met luchtvoedingsbaan voorzien van een voorverwarmer, een aanjager ▼oor de lucht en een eindverwarmer, alsmede een tweede component met êên of meer indampers en voorts êên of meer leidingen voor damp van hoge temperatuur naar de eerste 5 component en bovendien êên of meer leidingen voor damp uit de tweede component naar de eerste component, met het kenmerk, dat in de leiding tussen de eerste en de tweede component een mengin-richting is opgenomen die is aangesloten op een leiding voor hoge temperatuur. 10 5· Inrichting volgens conclusie if, met het kenmerk, dat de menginrichting een thermo- of mechanische compressor is.

6. Inrichting volgens conclusie if, met het kenmerk, dat een leiding voor damp van hoge temperatuur is aangesloten op een aandrijfturbine voor de luchtaanjager in de luchtvoedingsbaan 15 en tussen de turbine en een verwarmer in de luchvoedingsbaan een leiding aanwezig is voor de afgewerkte damp uit de turbine.

7. Inrichting volgens conclusie 6,met het kenmerk, dat de leiding voor de afgewerkte stoom uit de turbine is aangesloten op de menginrichting van de leiding tussen de eerste en de tweede 2q component. / ^ ^ 1* · r jy r