NL7905041A - Verbindingsorgaan. - Google Patents

Description

f

Smiths Industries Limited, te Londen, Groot Brittannië Verbindingsorgaan.

De uitvinding heeft betrekking op een verbindingsorgaan, dat een lichaam bevat met een Luer toelopend gedeelte, dat kan aangrijpen op een koppelingsdeel, voorzien van een samenwerkend Luer toelopend gedeelte, en een grendeldeel, dat is gemonteerd aan het lichaam en het koppelings-5 deel kan aangrijpen voor het zodoende in een fluïdumdichte afdichting met het koppelingsdeel vasthouden van de verbindingsinrichting.

Luer-verbindingsinrichtingen worden gewoonlijk gebruikt op medisch en chirurgisch gebied voor het aan elkaar koppelen van fluïdum-leidingen of voor het maken van een verbinding tussen bijvoorbeeld de punt 10 van een spuit en een fluïdumleiding. Dergelijke verbindingsinrichtingen bestaan in het algemeen uit kunststof, en worden in het bijzonder gebruikt voor het maken van een verbinding net medisch-chirurgische buizen, zoals catheters, voorzien van inwendige boringen met een betrekkelijk kleine diameter in de orde van 1,2 tot 3 mm.

15 Luer-verbindingsinrichtingen bestaan uit een insteekdeel, voorzien van een buitenoppervlak, dat geleidelijk toeloopt naar de punt daarvan, en een opneemdeel, voorzien van een soortgelijk toelopende boring met een iets kleinere afmeting. Wanneer het insteekdeel in het opneemdeel wordt gestoken, komen de twee delen in wrijvingsaangrijping op elkaar voor 20 het tot stand brengen van een Luer-slippassing. Hoewel deze slippassing in het algemeen betrouwbaar is, is het veelal gewenst een of andere soort grendeling te hebben voor het voorkomen van het ongewild gescheiden raken van de insteek- en opneemdelen. Bij bekende uitvoeringen, is een Luer-grendeling verschaft door middel van een inwendig van schroefdraad voor-25 ziene ring, draaibaar gemonteerd aan één deel, welke ring passend gevormde 790 50 41 i τ* 2 uitsteeksel kan aangrijpen aan het andere deel.

Het is een doel van de uitvinding een verbeterde verbin-dingsinrichting te verschaffen.

Overeenkomstig de uitvinding is een verbindingsinrichting 5 van de voorgaande soort verschaft, gekenmerkt doordat het lichaam en het grendeldeel zodanig zijn uitgevoerd, dat zij een onderling draaien daartussen beperken.

Door het beperken voor het onderling draaien tussen het grendeldeel en het lichaam,vindt een onderling draaien plaats tussen het IQ Luer toelopende gedeelte van het lichaam van de verbindingsinrichting en het koppelingsdeel wanneer het grendeldeel wordt gedraaid voor het aangrijpen of loskoppelen van het koppelingsdeel. Op deze wijze wordt de afdichting tussen de twee delen verbeterd en het loskoppelen vergemakkelijkt.

Een nadeel bij bekende uitvoeringen is, dat de verbindings-15 inrichting alleen veilig kan worden gebruikt met een koppelingsdeel, voor zien van de op juiste wijze gevormde uitsteeksels, omdat anders het grendeldeel kan voorkomen, dat de verbindingsinrichting en het koppelingsdeel volledig in elkaar grijpen. Bij bepaalde toepassingen is het nodig een verbinding in eerste instantie te maken met een koppelingsdeel, dat is voor-2Q zien van passende grendeluitsteeksels, en dan dit deel los te maken en een verbinding te maken met een ander koppelingsdeel, dat niet is voorzien van dergelijke uitsteeksels of dat te groot is om in het grendeldeel te passen.

Volgens de uitvinding kan het grendeldeel zijn gemonteerd voor een beperkte axiale verplaatsing langs het lichaam van de verbindings-25 inrichting.

Door het op deze wijze monteren van het grendeldeel aan hetb lichaam van de verbindingsinrichting, is het gevaar, dat het grendel-cfeel een volledig aangrijpen op het koppelingsdeel voorkomt, in aanzienlijke mate verminderd.

3° Het lichaam van de verbindingsinrichting kan een gedeelte bevatten met een prismatische gedaante, waarbij het grendeldeel een ring kan omvatten, voorzien van een opening daardoorheen, die nauwsluitend het prismatische gedeelte zodanig omvat, dat de ring langs het prismatische gedeelte kan worden verplaatst, maar tegen draaien ten opzichte daarvan 35 wordt vastgehouden. Het prismatische gedeelte kan een vierkante dwarsdoor- 790 50 41 * 3 Μ· snede hebben.

De uitvinding wordt nader toegelicht aan de hand van de tekening, waarin: fig. 1 een doorsnede is volgens de hartlijn van de ver-5 bindingsinrichting, fig. 2 een rechter eindaanzicht is volgens de pijl II in fig. 1, fig. 3 een doorsnede toont volgens de hartlijn van het koppelingsdeel van de verbindingsinrichting, 10 fig. U een linker eindaanzicht is in de richting van de pijl IV in fig. 3, en fig. 5 het koppelingsdeel volgens de fig. 3 en k op zijn plaats toont in de verbindingsinrichting.

Onder verwijzing naar de fig. 1 en'2, bestaat de verbin-15 dingsinrichting uit twee delen, te weten een lichaamsgedeelte of schacht 1, en een grendelring 2, die is gemonteerd aan de schacht en axiaal in beperkte mate daarlangs kan worden bewogen.

De schacht 1 omvat een achterste afgeknot kegelvormig gedeelte 3, verder een middengedeelte 1», voorzien van een vierkante dwars-20 doorsnede, en een voorste gedeelte 5» voorzien van een buitenoppervlak met een Luer-toeloping. De gehele schacht 1 bestaat uit een eendelig vorm-stuk uit kunststof, zoals bijvoorbeeld nylon, en heeft een axiale daardoorheen zich uitstrekkende boring 6. De boring 6 heeft een achterste gedeelte 7 met een grote diameter,welk gedeelte zich uitstrekt door het afgeknot 25 kegelvoimige gedeelte 3 en over ongeveer 2/3 van het middengedeelte t, en een verbindingsleiding 8 opneemt. De leiding 8, die bestaat uit kunststof, kan in het gedeelte 7 net de grote diameter van de boring 6 worden vast gezet door middel van een plakmiddel, een oplosmiddel of door het smelten of week maken van het materiaal van de leiding 8 of van de schacht 1. Het 30 voorste gedeelte van de boring 6 heeft: een kleinere diameter, die gelijk is aan de inwendige diameter van de leiding 8, en loopt door het midden-gedeel-te h naar het einde van het voorste gedeelte 5.

Zoals is te zien in fig. 2, is de diameter van het voorste, Luer-toelopende gedeelte 5 aan zijn achterrand 10 iets groter dan de dikte 35 van het middengedeelte U voor het zodoende vormen van een uitsteeksel bo ven elk der vier eindvlakken van het middengedeelte.

790 50 41 ά k

De grendelring 1 bestaat ook uit een eendelig vormstuk uit bijvoorbeeld nylon of een ander betrekkelijk harde kunststof, en omvat een cilindrische huls 11 met een geribd buitenoppervlak, en een naar binnen gerichte flens 12 aan zijn achtereinde. De flens 12 is voorzien van ’ 5 een vierkante middenopening 13 met in hoofdzaak dezelfde afmetingen als het buitenoppervlak van het in dwarsdoorsnede vierkante middengedeelte b van de schacht 1. De flens 12 helt naar voren voor het zodoende vormen van een ondiepe uitsparing 1 ίΐ bij het achtereinde van de ring 2. Het cilindrische binnenoppervlak van de huls 11 heeft twee schroefdraden 15 en 16, die be-10 ginnen op onderling 180° uit elkaar liggende plaatsen, en die kunnen aangrijpen op een genormaliseerd Luer-opneemkoppelingsdeel, dat hierna wordt beschreven.

De grendelring 2 is op de in fig. 1 weergegeven wijze gemonteerd aan de schacht 1, waarbij de opening 13 in de flens 12 van de 15 ring nauwsluitend het in dwarsdoorsnede vierkante middengedeelte k van de schacht omringd. De afmeting van de opening 13 is zodanig, dat de ring 2 vrij langs de lengte van het middengedeelte U van de schacht 1 kan worden bewogen, maar niet van het voorste einde van de schacht kan worden verwijderd als gevolg van de uitstekende rand 10 van het voorste toelopende ge-20 deelte 5· De flens 12 heeft tevens een voldoende nauwe passing op het mid dengedeelte 1+ voor het. voorkomen van het draaien van de grendelring 2 met betrekking tot de schacht 1. Het middengedeelte ^ behoeft in dwarsdoorsnede niet vierkant te zijn, maar kan bijvoorbeeld driehoekig, vijfhoekig of zeshoekig in dwarsdoorsnede zijn. In het algemeen kan het middengedeelte 25 ^ een willekeurige prismatische gedaante hebben, vooropgesteld dat de opening 13 in de grendelring 2 op soortgelijke wijze is uitgevoerd. Het middengedeelte k kan ook een ovale of elliptische dwarsdoorsnede hebben.

Bij een verdere mogelijke uitvoering, kunnen het middengedeelte ^ en de opening 12 van de ring 2 zijn uitgevoerd met een samenwerkende spie en 30 spiespaan voor het voorkomen van een onderling draaien daartussen.

Het aanbrengen van de grendelring 2 op de schacht 1 wordt eenvoudig uitgevoerd door het naar achter drukken daarvan over het voorste gedeelte 5S waarbij de flens 12 en de schacht voldoende veerkrachtig zijn voor het laten bewegen van de ring over de achterrand 10 van het voorste 35 gedeelte, en op het middengedeelte k laten springen daarvan. De naar voren 790 50 41 5 τ r hellende gedaante van de flens 12 maakt het mogelijk deze naar buiten enigszins gemakkelijker te vervormen dan anders het geval zou zijn, waarbij de achterrand 17 van de opening 13 is afgerond voor het verder vergemakkelijken van het samenvoegen van de twee delen.

5 De verbindingsinrichting volgens de fig. 1 en 2 wordt gebruikt voor het maken van een verbinding met een genormaliseerd Luer-op-neemkoppelingsdeel van de in de fig. 3 en H weergegeven soort. Het opneem-koppelingsdeel 18, dat bestaat uit een eendelig vormstuk uit kunststof, heeft een cilindrisch lichaamsgedeelte 19» dat een open achtereinde heeft, 10 dat is uitgevoerd met eën afgeknot kegelvormige, Luer-toelopende boring 20.

Twee nokken 21 en 22 steken radiaal naar buiten vanaf het koppelingsdeel 18 bij het achtereinde daarvan en bevinden zich diametraal tegenover elkaar.

Het koppelingsdeel 18 is aan zijn voorste einde door een willekeurig passend middel afgedicht aan een verbindingsleiding 23.

15 Het opneemdeel 18 wordt op de in fig. 5 weergegeven wijze gekoppeld met de verbindingsinrichting. Het open achtereinde van het lichaamsgedeelte 19 van het deel 18 wordt naar achter gedrukt over het voorste toelopende gedeelte 5 van de verbindingsinrichting tot het deel 18 niet verder gaat. De toeloping en de diameter van de twee samenpassende 20 delen zijn zodanig uitgevoerd» dat het opneemkoppelingsdeel 18 ongeveer over 2/3 langs de lengte van het voorste gedeelte 5 kan worden gedrukt.

De eigen veerkracht van het materiaal van het opneemkoppelingsdeel 18 en van de verbindingsinrichting is zodanig, dat de toelopende oppervlakken van de twee delen in wrijvingsaangrijping op elkaar voor het verschaffen 25 van een fluïdumdichte verbinding met een Luer-slippassing.

De verbindingsinrichting wordt gegrendeld aan het koppelingsdeel 18, waarbij de afdichting tussen deze twee delen wordt verbeterd door middel van de grendelring 2. De grendelring 2 wordt naar voren geschoven op het middengedeelte U van de schacht 1 tot dat het voorste, open 30 einde van de ring aanligt tegen de nokken 21 en 22 aan het koppelingsdeel 18. De ring 2 wordt dan gedraaid voor het doen aangrijpen van de nokken 20 en 21 in de schroefdraden 15 en 16, en tegelijkertijd de ring 2 naar voren te schroeven totdat de voorste rand van de flens 12 aangrijpt op de uitstekende rand 10. Het verder draaien van de ring trekt het opneem-35 koppelingsdeel 18 naar achter op het voorste gedeelte 5 van de verbindings- 790 5 0 41 4 Γ 6 inrichting. Omdat de grendelring 2 niet vrij kan draaien op de schacht 1, veroorzaakt het draaien van de ring ook het draaien van de schacht. Op deze wijze wordt wanneer de grendelring 2 tot in aangrijping op het opneemkop-pelingsdeel 18 wordt geschroefd, het voorste gedeelte 5 gelijktijdig in 5 de boring 20 gedraaid van het koppelingsdeel voor het zodoende verzekeren van een goede afdichting tussen de twee delen.

Voor het loskoppelen van de verbindingsinrichting vanaf het opneemkoppelingsdeel 18, wordt de grendelring 2 in de tegengestelde richting gedraaid voor het zodoende in de boring 20 van het opneemkoppe-1Q lingsdeel 18 draaien van het toelopende voorste gedeelte 5 van de verbin dingsinrichting. Dit draaien verbreekt doeltreffend *de aangrijping tussen het toelopende insteekgedeelte 5 en de toelopende boring 20, en maakt het mogelijk het koppelingsdeel 18 gemakkelijk te scheiden van de verbindingsinrichting wanneer de grendelring 2 is losgekoppeld van de nokken 21 en 15 22‘

Een van de voordelen van de hiervoor beschreven verbindingsinrichting is, dat deze kan worden gebruikt voor het maken van een verbinding met zeer verschillende uitvoeringen van het opneemkoppelingsdeel, vooropgesteld dat deze de genormaliseerde Luer-toelopende boring 20 hebben. De grendelring 2 kan terug worden geschoven vanaf het voorste gedeelte 5 voor het zodoende mogelijk maken van vrije toegang door koppelings-delen met grotere buitenafmetingen. Verbinding met het opneemkoppelingsdeel wordt op deze wijze uitsluitend gemaakt door middel van de Luer-slip-passing en zonder de ring te gebruiken voor het op zijn plaats grendelen 25 van het koppelingsdeel. Zonder het mogelijk maken van het terug schuiven van de·grendelring 2, bestaat er het gevaar, dat zou kunnen worden voorkomen, dat het koppelingsdeel volledig aangrijpt op de verbindingsinrichting, en derhalve het vormen van een fluïdumdichte afdichting met het koppelingsdeel.

30 Een ander voordeel van de hiervoor beschreven verbindings inrichting is, dat de twee delen, te weten de schacht 1 en de grendelring 2, elk gemakkelijk kunnen worden gevormd als eendelige vormstukken, en dat zij gemakkelijk kunnen worden samengevoegd voor het voltooien van de verbindingsinrichting door het eenvoudig over de schacht drukken van de grem-35 delring.

790 5 0 41

Claims (9)

1. Verbindingsinrichting, die een lichaam bevat met een Luer-toelopend gedeelte, dat kan aangrijpen op een koppelingsdeel, voorzien van een samenwerkend Luer-toelopend gedeelte, en een grendeldeel, dat is gemonteerd aan het lichaam en het koppelingsdeel kan aangrijpen voor 10 het zodoende in fluïdumdichte afdichting op het koppelingsdeel houden van de verbindingsinrichting, met het kenmerk, dat het lichaam (1) en het grendeldeel (2) zodanig zijn uitgevoerd, dat zij het onderling draaien beperken.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat 15 het grendeldeel (2) beperkt axiaal verplaatsbaar langs het lichaam (1) van de inrichting is gemonteerd.

3. Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat het grendeldeel (2) axiaal kan worden verplaatst vanaf het Luer-toelopende gedeelte (5) van de inrichting voor het zodoende mogelijk maken van vrije 20 toegang tot althans het grootste deel van het Luer-toelopende gedeelte (5). U. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het grendeldeel bestaat uit een ring (2), voorzien van een opening (13) daardoorheen, die het lichaam (1) van de inrichting omringt . 25 5· Inrichting volgens conclusie met het kenmerk, dat de ring (2) schroefdraden (15,16) heeft op het binnenoppervlak, welke schroefdraden aangrijpen op samenwerkende uitsteeksels (21,22) aan het koppelingsdeel (18).

6. Inrichting volgens conclusie h 'of 5» met het kenmerk, 30 dat het lichaam (1) van de inrichting een gedeelte (U) bevat met een prismatische gedaante, waarbij de opening (13) in de ring (2) nauwsluitend het prismatische gedeelte omringt.

7. Inrichting volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat het prismatische gedeelte (k) een vierkante dwarsdoorsnede heeft.

8. Inrichting volgens êên der conclusie U-7, met het kenmerk, 790 50 41 t t dat de grendelring (2) een gedeelte (H) omringt van het lichaam (1) van de inrichting achter het Luer-toelopende gedeelte (5), waarbij de achterkant (10) van het Luer-toelopende gedeelte uitsteekt boven het oppervlak van althans éên deel van het gedeelte (4), omringt door de ring (2) voor 5 het zodoende beperken van de axiale verplaatsing van de ring naar voren.

9. Inrichting volgens een der conclusies 4-8, met het kenmerk, dat de opening (13) is gevormd in een flens (12) van de ring (2), welke flens axiaal ten opzichte van de inrichting is voorzien van een uitsparing .

10. Medisch-chirurgische buis, voorzien van de verbindings- inrichting volgens een der voorgaande conclusies.

11. Inrichting in hoofdzaak zoals in de beschrijving beschreven en in de tekening weergegeven. 790 5 0 41