NL7807648A

NL7807648A - Toiletspoelinrichting.

Info

Publication number: NL7807648A
Application number: NL7807648A
Authority: NL
Original assignee: Cole Resdevel Corp
Priority date: 1976-11-24
Filing date: 1978-07-17
Publication date: 1980-01-21
Also published as: FR2431577B1; CA1067251A; US4115876A; AU3820678A; IT1097929B; FR2431577A1; IT7826439A0; GB2027090B; DE2833933A1; GB2027090A

Description

- . mis j >4 t * VO 5689

Cole Resdevel Corp.

Trenton, New Jersey, Verenigde Staten van Amerika.

ZeIf-werkzaam afvalstelsel met hercirculatie.

De uitvinding heeft in het algemeen betrekking op nieuwe en nuttige verbeteringen in toiletten, en meer in het bijzonder op een hercirculatietoilet.

In rekreatievoertuigen van de kampeer- en water-5 soort, geeft het van de hand doen van afval een ernstige moeilijkheid. Hoewel opneemhouders zijn ontwikkeld, zijn hun afmetingen als gevolg van de ruimte- en gewichtsbeper-. kingen, noodzakelijkerwijze begrensd. Als gevolg kunnen de rekreatievoertuigen slechts gedurende een beperkt tijdvak 10 werkzaam zijn voordat de opneemhouders moeten worden ge leegd.

Overeenkomstig de uitvinding is een t.oiletstelsel verschaft, waarbij hetzelfde water, dat wordt gebruikt voor het doorspoelen van het toilet, steeds opnieuw kan 15 worden gebruikt, waarbij de ruwe afval wordt behandeld voor het zodoende tot een minimum terugbrengen van de vaste stoffen, die in het stelsel moeten worden gehouden. In beginsel worden de vaste stoffen bij behandeling omgezet in gassen, zoals zuurstof, chloor, koolstofioxyde en water-20 stof. Verder blijft voldoende restchloor over voor het geurvrij en hygiënisch veilig houden van het gehele stelsel.

Het van de vaste stoffen gescheiden water wordt gehercir-culeerd.

Overeenkomstig de uitvinding is een standaard toi-25 letpot voor gebruik op water verschaft, welke pot een inge bouwde spoelpomp heeft en een pomp voor het desintegreren van de afvalafvoer, zodat het toilet elektrisch kan worden bediend en het afval daarvan grondig wordt gedesintegreerd, voordat het wordt afgevoerd. De gedesintegreerde ruwe afval 780 7 6 48 ‘ , 2 % gaat in een opneemhoudereenheid, en wordt dan door een cel-eenheid gepompt, waarin het elektro-chemisch wordt behandeld \toor het tot stand brengen van het steriliseren van de af-valvloeistof en vaste stoffen, en het uitvlokken en schei-5 den van de vaste stoffen. De behandelde afval wordt dan teruggevoerd in de opneemhoudereenheid, waarin de vaste stoffen worden gescheiden van het water, dat in een spoel-watervak wordt gevoerd voor het opnieuw gebruiken daarvan.

De opbouw van vaste stoffen is betrekkelijk langzaam met als gevolg, dat het stelsel een zeer groot aantal malen steeds opnieuw kan worden gebruikt, voordat het schoonmaken daarvan nodig is.

De uitvinding wordt nader toegelicht aan de hand 15 van de tekening, waarin : fig. 1 een schematisch aanzicht is, dat het algemene stelsel weergeeft, en in het bijzonder de details toont van de opneemhoudereenheid, die in bovenaanzicht is weergegeven; 20 fig. 2 een doorsnede is volgens de lijn II-II in fig. 1; fig. 3 een doorsnede is volgens de lijn III-III in fig. 2; en fig. h een doorsnede is volgens de lijn IV-IV in 25 fig. 2.

Onder gedetailleerde verwijzing naar de tekening is te zien, dat het algemene stelsel . schematisch is weergegeven in fig. 1, waarbij het toiletstelsel in zijn algemeenheid wordt aangeduid door het verwijzingscijfer 5· 30 Het toiletstelsel 5 bevat een toilet, dat in zijn alge meenheid wordt aangeduid met verwijzingscijfer 6 en in de vorm is van een gebruikelijke toiletpot 7 voor gebruik op water, voorzien van een gebruikelijke spoelpomp 8 en een desintegreringspomp 9· 35 Het toiletstelsel 5 bevat ook een opneemhouder- 780 76 48 3 eenheid, in zijn algemeenheid aangeduid door het verwij-zingscijfer 10. De opneemhoudereenheid 10 is bij voorkeur in de vorm van een ééndelige constructie, die is verdeeld in een aantal vakken, hoewel elk der vakken in de vorm 5 kan zijn van een afzonderlijke houder. De opneemhouder eenheid 10 bevat een vak 11 voor ruwe afval, welk vak zich aan één einde van de eenheid 10 bevindt, en een spoelwater-vak 12, dat zich aan het tegenoverliggende einde daarvan bevindt. Tussen het vak 11 voor de ruwe afval en het spoel-10 watervak 12 bevindt zich een flotatiescheidingsvlak, dat in zijn algemeenheid wordt aangeduid door het verwijzings-cijfer 13. Het vak 13 strekt zich uit over de volledige breedte van de opneemhoudereenheid 10 tussen de vakken 11 en 12, en bevat een hoofdvak 14, dat zich in het midden 15 bevindt, en een paar hulpvakken 15, aan weerszijden daar van geplaatst.

In het bijzonder onder verwijzing naar fig. 3 is te zien, dat het hoofdvak 14 in het algemeen trapezoïdaal in omtrek is, en taps naar boven toe loopt vanaf een brede x 20 bodem naar een smalle bovenkant. De hulpvakken 15 lopen taps toe naar beneden en hebben elk een brede bovenkant en een smalle bodem. De gezamenlijke breedten van de hoofden hulpvakken aan de bovenkant en bodem daarvan zijn in hoofdzaak gelijk, zodat het algemene vak 13 rechthoekig is 25 en dezelfde algemene dwarsdoorsnede bezit als de vakken 11 en 12.

Wanneer de opneemhoudereenheid 10 in de vorm is van één enkele houder, worden de verschillende vakken 11 - 15 bepaald door een bodem van 17, de eindwanden 18 en 19, de 30 zijwanden 20 en 21 en de bovenwand 22.. Tussen de zijwanden 20 en 21 strekken zich dwars tussen wanden 23 en 24 uit, die de vakken 11, 12 en 13 bepalen. Zoals het duidelijkst is weergegeven in fig. 1, strekken zich tussen de dwars-tussenwanden 23 en 24 ook lengtetussenwanden 25 en 26 uit, 35 die het vak 13 verdelen in het hoofdvak 14 en de hulpvak- 780 7 6 48 4 ken 15·

Het is duidelijk, dat de bovenwand 22 verwijderbaar is en in afdichtend verband op de wanden 18, 19, 20 en 21 op een willekeurige gewenste wijze is vastgezet 5 voor het vergemakkelijken van het schoonmaken van de op- neemhoudereenheid 10.

Ook is op te merken, dat het hoofdvak 14 is voorzien van een ingangsbak, die in zijn algemeenheid wordt aangeduid door het verwijzingscijfer 27. De ingangsbak 27 strekt 10 zich over de bovenkant van het hoofdvak uit, waarbij een wand daarvan wordt gevormd door een bovenste gedeelte van de dwarsttissenwand 24. Evenwijdig aan de wand 24 is een wand 28 aanwezig. Een bodemwand 29 verbindt de wanden 24 en 28 met elkaar en strekt zich ook uit tussen de wanden 15 25 en 26. De wanden 25 en 26 vormen tegenover elkaar lig gende einden van de bak 27. Tenslotte heeft de bak 27 zijn eigen bovenwand 30. De bovenwand 30 is voorzien van een inwendig van schroefdraad voorziene inlaat 31» die in lijn ligt met een opening 32 in de bovenwand 22. Op te 20 merken is, dat de wand 28 eindigt boven de wand 29 voor het zodoende bepalen van de afvoersleuf 33* die uitmondt van de bak 27·

Het is duidelijk, dat de toiletpot 7 een gebruikelijke afvoer bevat, in zijn algemeenheid aangediiid met 25 het verwi jzingsci jf er 3^·· De afvoer 3^ ontvangt afvalop- brengst van de desintegreringspomp 9» en leidt dit in de pijpleiding 35» die op zijn beurt is gekoppeld met een passtuk 36, dat wordt gedragen door de zijwand 20 en uitmondt in het vak 11 voor ruwe afval nabij de bodem daar-30 van.

De eindwand 18 heeft een passtxik 37» dat op afstand is geplaatst van het passtuk 36, en waaraan een pijpleiding 38 is gekoppeld. In de pijpleiding J8 is een pomp 39 opgenomen. De pijpleiding 38 leidt naar een sterilisatie-, 35 uitvlokkings- en scheidingsceleenheid, die in zijn alge- 780 76 48 5 meenheid wordt aangeduid door het verwijzingscijfer 40,

De celeenheid is gedetailleerder geopenbaard in het Amerikaanse octrooischrift 3*728.245 op naam van aanvrager. Dienovereenkomstig worden de details van de celeenheid l4 5 en de werking van de afzonderlijke cellen 4l en 42 daarvan hier niet gedetailleerd beschreven. Op te merken is echter, dat de cellen 4l en 42 door middel van de pijpleiding 43 in serie zijn gekoppeld.

Behandeld afvalmateriaal wordt uit de cel 42, bij-10 voorbeeld bij 44, afgevoerd in de pijpleiding 45, die.is . gekoppeld met de van schroefdraad voorziene boring 31 en leidt in de bak 27*

Door de bak 27 ontvangen vloeistof stroomt door de afvoersleuf 33 in het hoofdvak 14 en gaat dan vanuit het 15 hoofdvak 14 in dwarsrichting in de hulpvakken 15 door ondergedompelde, betrekkelijk kleine openingen 46. De vloeistof (in hoofdzaak water) gaat dan vanuit de hulpvakken 15 in het spoelwatervak 12 door kleine, ondergedompelde opendngen. 47 in de dwarstussenwand 24.

20 In het bijzonder onder verwijzing naar de fig. 2 en 4 is te zien, dat het bovenste deel van het gedeelte van de dwarstussenwand 23» welk gedeelte een wand vormt van het hoofdvak 14, is verwijderd voor het zodoende bepalen van een inkeping 48. De inkeping 48 bepaalt op zijn beurt een 25 overloop 49, waarover vloeistof uit het vat 13 kan stromen in het vat 11 voor ruwe afval, wanneer het vat 14 is gevuld tot het in fig. 2 weergegeven peil. De vakken 15 worden later in de behandelingskringloop gevuld als gevolg van het langzame afvoeren door de opening 46. Het spoelwatervat 12 30 wordt nog later in de behandelingskringloop tot zijn volle vermogen gevuld door het langzame afvoeren door de openingen 47*

Zoals het duidelijkst is weergegeven in fig. 3 ©b 4 zijn aangepaste ontluchtingsopeningen 15 gevormd in de bo-35 venste gedeelten van de dwars tussenwanden 23 en 24 voor 780 7 6 48 /, 6 het zodoende in verbinding plaatsen van de hulpvakken 15 met het vak 11 voor de ruwe afval en het spoelwatervak 12.

Onder het opnieuw verwijzen naar fig. 1 is te zien, dat het toiletstelsel 5 een elektrisch stelsel bevat, dat 5 in zijn algemeenheid wordt aangeduid door het verwijzings- cijfer 51· Het elektrische stelsel 51 bevat een elektrische krachtbron 52, gewoonlijk in de vorm van een batterij. Het elektrische stelsel 51 wordt geregeld door middel van een schakelaar 53> die bij het momenteel sluiten daarvan dient 10 voor het bekrachtigen van programmaschakelaars 5^» 55 en 56·

De programmaschakelaar 5k regelt het bekrachtigen van de cellen 4l en k2 en van de pomp 39» waarbij de programmaschakelaar 55 het bekrachtigen regelt van de spoelpomp 8. De prograynmaschakelaar 56 regelt de werking van de desinte-15 greringspomp 9· Hoewel afzonderlijke programmaschakelaars 55 en 56 zijn weergegeven voor het afzonderlijk regelen van de werking van de spoelpomp 8 en de desintegrerings-pomp 9 is het duidelijk, dat één enkele programmaschakelaar kan worden gebruikt voor het regelen van beide pompen.

20 Bij het aanzetten wordt een klein volume water, onge veer 25 liter, in de opneemhoudereenheid 10 gebracht door het doen stromen daarvan in het hoofdvak Ik, waarbij het tevens in de hulpvakken 15 en het spoelwatervak 12 stroomt. Een kleine hoeveelheid van het water kan in het vak 11 voor 25 ruwe afval stromen.

Indien het gebruikte water geen zoutwater is, wordt een hoeveelheid zout, dat kan bestaan uit gewoon tafelzout, toegevoegd teneinde het zoutgehalte van de oplossing te brengen op ongeveer 10$ verzadigd of gelijk aan het zout-30 gehalte van gewoon zeewater. Het doel van het natriumchlo- ride (zout) in dit stelsel is het verschaffen van een chloorbron dankzij elektrolyse. De 10$ verzadiging van het zout is voor het verschaffen van het juiste geleidbaar-heidsniveau in de oplossing voor het binnen de krachtver-35 mogens van een klein vaartuig of caravan houden van de 780 76 48 r 7 * werking van de celeenheid 4θ. Gebleken is, dat een gelijk-stroomkrachtbron van 12 volt voldoende is voor het bedienen van niet alleen de celeenheid 1^, maar ook het gehele elektrische stelsel 51« In het algemeen gesproken kan de kracht-5 bron 52 een standaard accumulatorenbatterij zijn van 12 V.

en 100 ampère-uur. De pompen 8,9 en 39 worden bij voorkeur gedreven door de geiljkstroomkrachtbron van 12 volt.

De regeling echter van de celeenheid 40 kan gescheiden zijn van die van de pompen, zodat de pompen dus gebruik kunnen 10 maken van een volkomen andere krachtbron.

Nadat het toilet 6 is gebruikt, wordt het binnen seconden doorgespoeld, hetgeen wordt geregeld door de programmes chake laar 55· Het spoelwater komt uit het spoelwater-vak 12. Op hetzelfde moment, dat het doorspoelen begint, 15 begint de circulatiepomp 39 afval te pompen uit het vak voor ruwe afval door de celeenheid Uo, die ook wordt bekrachtigd bij het begin van het doorspoelen. Wanneer de ruwe afval zich in de celeenheden bevindt, wordt het op de in het genoemde Amerikaanse octrooischrift 3.728.245 beschre-20 ven wijze behandeld, waarbij gassen, zoals zuurstof, chloor en waterstof, worden geproduceerd als gevolg van de elektro-lytische werking op het zout en het water.

De hercirculatie van het afval uit het vak 11 voor ruwe afval door de celeenheid 4o gaat door gedurende een 25 tijdvak in de orde van 2,5 minuten.

De behandelde ruwe afval uit de celeenheid 40 gaat het scheidingsvak 13 binnen. Gedurende deze tijd, waarin de behandelde oplossing de scheidingseenheid binnengaat, hechten kleine gasbellen zich aan de veelheid gesuspen-30 deerde vaste stofdeeltjes, die zijn gediffundeerd door de behandelde oplossing, waardoor'de vaste stofdeeltjes dus worden gedwongen te stijgen wanneer zij worden geleegd in het scheidingsvak. Wanneer de vaste stofdeeltjes het op-pervlakteniveau bereiken, dat tot stand is gebracht in 35 het hoofdvak 14, stromen zij over de overloop 49 terug in 780 76 48 8 het vak 11 voor ruwe afval * Tegelijkertijd zakt een klein gedeelte van de gechloreerde en geklaarde vloeistof uit, waarbij het naar beneden gaat en door de opening b6 in de hulpvakken 15i die werken als stabiliseringskamers. Vanuit 5 de hulpvakken 15 gaat het geklaarde water langzaam door de onder-wateropeningen h'J in het spoelwatervak 12, waardoor dus dit spoelwatervak 12 geleidelijk weer wordt gevuld tot zijn maximum vermogen om klaar te zijn voor de volgende spoelkringloop.

10 Gebleken is, dat nadat de 2,5 minutenbehandeling is voltooid, het behandelde afvalwater voldoende is gechloreerd om alle bacteria daarin te doden en dus de coliform-telling in het gehele stelsel tot nul te verminderen. Voldoende restchloor is aanwezig voor het geurvrij en hygië-15 nisch veilig houden van het gehele stelsel.

• Gebleken is, dat dit stelsel kan worden bediend gedurende een aantal maanden zonder enig schoonmaken of herladen. Wanneer het herladen nodig wordt, kunnen de steriele vaste stoffen, die zijn verzameld, gemakkelijk van de hand 20 worden gedaan zonder enig gevaar voor de gezondheid, nadat het deksel of de bovenwand 22 is verwijderd. Gedurende het gebruik is veel van het afvalvolume verstrooid in de vorm van reukloos gas.

Het is duidelijk, dat behalve door schoonmaken geen 25 maatregelen zijn getroffen voor de afvoer van de afval uit het stelsel. Er wordt dus geen afval zodanig afgevoerd, . dat de omgeving wordt benadeeld.

Het is duidelijk, dat gezien de verandering van volumes in het stelsel het bedienen van het toilet 6, en 30 verder gezien de vorming van gassen in de opneemhoudereen-heid 10, een aangepaste ontluchting (niet weergegeven) moet zijn gevormd in de bovenwand 22.

Hoewel slechts een voorkeursuitvoeringsvorm van het onderhavige toiletstelsel in bijzonderheden is weergege-35 ven en beschreven, is het duidelijk, dat onden^-geschikt e 780 7 6 48 9 -veranderingen daarin kunnen worden gemaakt, zonder af te wijken van de geest en strekking van de uitvinding, zoals neergelegd in de volgende conclusies.

780 7 6 48

Claims

2. Stelsel volgens conclusie 1 met het kenmerk, dat de 15 steriliseringsceleenheid het scheiden en uitvlokken tot stand brengt van vaste stoffen in de behandelde ruwe afval.
3. Stelsel volgens conclusie 1 met het kenmerk, dat het flotatie-scheidingsvak fysisch tussen het vak voor de ruwe afval en het spoelwatervak is geplaatst.
4. Stelsel volgens conclusie 1 met het kenmerk, dat het flotatie-scheidingsvak fysisch tussen het vak voor de ruwe afval en het spoelwatervak is geplaatst en met het spoelwatervak is verbonden voor gewoonlijk ondergedompelde doorgangen, en met het vak voor de ruwe afval door een overloop-25 doorgang, welk flotatie-scheidingsvak een hoofdvak bevat en althans een hulpvak, dat naast het hoofdvak is geplaatst, waarbij de betreffende ondergedompelde doorgangen het hoofdvak verbinden met elk hulpvak, en elk hulpvak met het spoelwatervak. 30 5· Stelsel volgens conclusie k neb het kenmerk, dat het hoofdvak naar boven taps toeloopt, waarbij het hulpvak naar beneden taps toeloopt.
6. Stelsel volgens conclusie 5 met het kenmerk, dat 780 7 6 48 A twee hulpvakken aanwezig zijn, waarbij de gezamenlijke breedte van de hoofd- en hulpvakken aan de bovenkant en de bodem in hoofdzaak gelijk zijn.
7. Stelsel volgens conclusie k met het kenmerk, dat het 5 hulpvak bovenste ontluchtingsopeningen heeft in verbinding met het vak voor de ruwe afval en met het spoelwatervak.
8. Stelsel volgens conclusie 1 met het kenmerk, dat de opneemhoudereenheid in de vorm is van een ééndelige constructie.
9. Stelsel volgens conclusie 1 met het kenmerk, dat de eenheid voor het van de lj.and doen van dit afval een toilet is, waarbij het afvoerstelsel een desintegrator bevat.
10. Opneemhoudereenheid voor toepassing in een zelfwerkend stelsel voor het van de hand doen van afval met 15 hercirculatie, gekenmerkt door een steriliseringsceleen-heid, waarbij de houdereenheid wordt gevormd door een ruw afvalwatervak, voorzien van een inlaat voor het ontvangen van ruw afvalwater, en van een uitlaat voor het leveren van ruw afvalwater daaruit, door een spoelwatervak, voor-20 zien van een uitlaat voor het leveren van gehercirculeerd spoelwater, en door een flotatie-scheidingsvak voor hét ontvangen van behandeld ruw afvalwater, welk flotatie-scheidingsvak is voorzien van een overloopafvoer, die uitmondt in het ruw afvalwatervak voor het scheiden en afvoeren 25 van drijvend afval, en van een onderwateruitlaat, die uit mondt in het spoelwatervak voor het leiden van gehercirculeerd water naar het spoelwatervak. 780 76 48