NL2029360B1 - Kleminrichting en werkwijze voor het klemmen; werkwijze voor het herstellen van een meerpaal - Google Patents

Kleminrichting en werkwijze voor het klemmen; werkwijze voor het herstellen van een meerpaal Download PDF

Info

Publication number
NL2029360B1
NL2029360B1 NL2029360A NL2029360A NL2029360B1 NL 2029360 B1 NL2029360 B1 NL 2029360B1 NL 2029360 A NL2029360 A NL 2029360A NL 2029360 A NL2029360 A NL 2029360A NL 2029360 B1 NL2029360 B1 NL 2029360B1
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
clamping
elongate body
wedge
clamping arms
operating
Prior art date
Application number
NL2029360A
Other languages
English (en)
Inventor
De Koker Stefan
Johannes Antonius De Jeu Raijnerius
Griekspoor Frank
Marinus Harry David
Original Assignee
F & R Nieuw Vennep Holding B V
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by F & R Nieuw Vennep Holding B V filed Critical F & R Nieuw Vennep Holding B V
Priority to NL2029360A priority Critical patent/NL2029360B1/nl
Application granted granted Critical
Publication of NL2029360B1 publication Critical patent/NL2029360B1/nl

Links

Classifications

    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E02HYDRAULIC ENGINEERING; FOUNDATIONS; SOIL SHIFTING
    • E02DFOUNDATIONS; EXCAVATIONS; EMBANKMENTS; UNDERGROUND OR UNDERWATER STRUCTURES
    • E02D5/00Bulkheads, piles, or other structural elements specially adapted to foundation engineering
    • E02D5/22Piles
    • E02D5/52Piles composed of separable parts, e.g. telescopic tubes ; Piles composed of segments
    • E02D5/523Piles composed of separable parts, e.g. telescopic tubes ; Piles composed of segments composed of segments
    • E02D5/526Connection means between pile segments

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Structural Engineering (AREA)
  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • General Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Mining & Mineral Resources (AREA)
  • Paleontology (AREA)
  • Civil Engineering (AREA)
  • General Engineering & Computer Science (AREA)
  • Pipe Accessories (AREA)

Abstract

Inrichting voor het onder water axiaal verbinden van een eerste langwerpig lichaam met een tweede langwerpig lichaam, waarbij de inrichting een basisdeel omvat dat aan een bovenzijde is ingericht voor verbinding met het tweede langwerpig lichaam, waarbij de inrichting voorts ten minste twee klemarmen omvat die zich vanaf het basisdeel neerwaarts uitstrekken voor het omklemmen van het eerste langwerpig lichaam.

Description

P130725NL00
Titel: Kleminrichting en werkwijze voor het klemmen; werkwijze voor het herstellen van een meerpaal
De uitvinding heeft betrekking op een kleminrichting en een werkwijze voor het onder water verbinden van twee langwerpige elementen.
Een dergelijke kleminrichting en werkwijze kan gebruikt worden voor het herstellen van een deels in water geplaatst langwerpig lichaam, zoals bijvoorbeeld een meerpaal. Meerpalen worden gewoonlijk in hout utgevoerd, en steken deels boven de waterlijn uit, zodat een vaartuig eraan kan afmeren. Meerpalen, of andere houten palen, kunnen ook gebruikt worden voor bijvoorbeeld steigers en/of bruggen en/of remmingswerken. Het deel van een dergelijke houten paal dat zich rond de waterlijn bevindt, is vatbaar voor aantasting door bijvoorbeeld houtrot. Dergelijke aantasting is nadelig voor de sterkte van de paal, en, wanneer de paal te zwak geworden 1s, dient deze vervangen te worden. Het volledig vervangen van de paal is een duur en arbeidsintensief, en daarom wordt vaak geopteerd voor het vervangen van het aangetaste bovenste deel van de meerpaal met een nieuw deel.
Voor het verbinden van het nieuwe deel met het deel van de meerpaal onder water, zijn diverse verbindingsinrichtingen bekend. Een verbindingsinrichting is bijvoorbeeld beschreven in NL2009803. Echter, deze inrichting voorziet voornamelijk werkzaamheden, zoals bijvoorbeeld het aandraaien van bouten, die onder water moeten worden uitgevoerd. Ook leidt het voorzien van een huls ertoe dat voor diverse afmetingen van meerpalen, diverse hulzen verschaft dienen te worden. Bovendien is het koppelorgaan met het tweede lichaamsdeel dermate complex, dat de kosten van de inrichting niet opwegen tegen de baten van het slechts deels vervangen van de meerpaal.
Er is derhalve nood aan een verbeterde inrichting. In het bijzonder is er nood aan een verbindingsinrichting die de werkzaamheden onder water zoveel mogelijk vermindert. In het bijzonder is er nood aan een verbindingsinrichting die makkelijk te installeren 1s.
Een doel van de uitvinding is te voorzien in een verbindingsinrichting die ten minste één van voornoemde nadelen opheft.
Daartoe voorziet de uitvinding in een verbindingsinrichting volgens conclusie 1.
Door te voorzien in een basisdeel dat aan een zijde verbindbaar 18 met het tweede langwerpig lichaam, en dat voorzien is van klemarmen die zich uitstrekken vanaf het basisdeel voor het omklemmen van het eerste langwerpig lichaam, kan op eenvoudige wijze een betrouwbare verbinding worden verkregen van het tweede langwerpig lichaam met het eerste langwerpig lichaam.
Een meerpaal is gewoonlijk een houten langwerpig lichaam dat zich staand vanaf de bodem van een waterlichaam, zoals bijvoorbeeld een rivier, meer, kanaal etc., wtstrekt tot boven het wateroppervlak. Schepen en andere watergebruikers kunnen bijvoorbeeld aanmeren aan het boven water utstekende deel van de meerpaal. Ter plaatse van de waterlijn treedt gewoonlijk na verloop van tijd houtrot op. Ter vervanging van het verzwakte bovenste deel, wordt het bovenste deel van het langwerpige lichaam, zijnde de meerpaal, onder de waterlijn afgezaagd. Een eerste langwerpig lichaam, namelijk het deel van de meerpaal onder water, blijft staan. Het afgezaagde deel van de meerpaal wordt dan vervangen door een tweede langwerpig lichaam, bij voorkeur een houten paaldeel. Wanneer het tweede langwerpig lichaam verbonden is met het eerste langwerpig lichaam, 1s de meerpaal gerepareerd en kan deze weer gebruikt worden. Ter verbinding van het tweede langwerpig lichaam met het eerste langwerpig lichaam wordt voorzien in een verbindingsinrichting omvattende een basisdeel met twee zich daarvandaan uitstrekkende klemarmen. De twee klemarmen omklemmen het onderstaande eerste langwerpig lichaam en zorgen zo voor een vaste klemmende verbinding van het tweede langwerpig lichaam met het eerste langwerpig lichaam om weer een meerpaal te vormen. Op die manier kunnen eventuele verschillen in afmetingen, onregelmatigheden in de vorm etc. worden opgevangen.
Het basisdeel van de verbindingsinrichting zorgt enerzijds voor een vaste verbinding met het tweede langwerpig lichaam en anderzijds heeft het de zich daarvandaan uitstrekkende klemarmen. De verbinding van het basisdeel met het tweede langwerpig lichaam kan een mechanische verbinding zijn, bijvoorbeeld een schroefverbinding, of een vormgesloten opsluiting van het basisdeel in het tweede langwerpig lichaam. De verbinding van het basisdeel met het tweede langwerpig lichaam kan alternatief een chemische verbinding zijn, bijvoorbeeld chemische ankers, of een ljmverbinding, etc.
De klemarmen strekken zich vanaf het basisdeel neerwaarts uit, In een richting weg van het tweede langwerpig lichaam wanneer dat met het basisdeel verbonden is. Zo kunnen de klemarmen het eerste langwerpig lichaam omgeven en inklemmen wanneer het basisdeel met het tweede langwerpig lichaam op het onderstaande eerste langwerpig lichaam wordt geplaatst. De klemarmen kunnen bijvoorbeeld onder voorspanning met het basisdeel verbonden zijn, en bij het omheen het eerste langwerpig lichaam plaatsen van de verbindingsinrichting, kunnen de klemarmen geopend worden, tegen de voorspankracht in, om het eerste langwerpig lichaam te kunnen opnemen. Wanneer de klemarmen dan losgelaten worden, bewegen ze onder invloed van de voorspanning naar het eerste langwerpig lichaam toe om het aldus in te klemmen. De voorspanning kan bijvoorbeeld worden voorzien door een veer, bijvoorbeeld een veer tussen de eerste klemarm en het basisdeel, en een veer tussen de tweede klemarm en het basisdeel. De klemarmen kunnen vast verbonden zijn met het basisdeel of kunnen beweegbaar, bijvoorbeeld scharnierend, verbonden zijn met het basisdeel.
Het basisdeel kan worden uitgevoerd als een plaatvormig element dat aan de bovenkant verbindbaar is met het tweede langwerpig lichaam, en waarbij de klemarmen zich vanaf zijkanten van de plaat neerwaarts uitstrekken. Alternatief kan het basisdeel ook zijn uitgevoerd als een profieldeel dat aan een bovenzijde bijvoorbeeld vormgesloten verbonden kan worden met het tweede langwerpig lichaam.
Op voordelige wijze is het basisdeel ingericht om aan een onderzijde aan te liggen tegen een boveneinde van het eerste langwerpig lichaam en is het basisdeel aan de bovenzijde voorzien van ten minste een koppelelement voor het vast verbinden met het tweede langwerpig lichaam.
Het boveneinde van het eerste langwerpig lichaam is gewoonlijk gevormd door een zaagsnede bij het afzagen van het bovenste aangetaste deel van het langwerpige meerpaallichaam. Door de onderzijde van het basisdeel uit te voeren om aan te liggen tegen het boveneinde van het eerste langwerpig lichaam, bij voorkeur vlak aan te liggen tegen het boveneinde, kan het basisdeel op eenvoudige wijze op het eerste langwerpig lichaam worden gepositioneerd. Dit vergemakkelijkt de installatie. Het basisdeel hoeft dan slechts eenvoudigweg neergelaten te worden tot het steunt op het eerste langwerpig lichaam. Op voordelige wijze is de onderzijde van het basisdeel een vlakke zijde, zodat het goed kan aanliggen tegen het vlakke afgezaagde boveneinde van het eerste langwerpig lichaam.
Op voordelige wijze is de bovenzijde van het basisdeel voorzien van een koppelelement voor het vast verbinden met het tweede langwerpig lichaam. Door te voorzien 1n een koppelelement kan het tweede langwerpig lichaam, bijvoorbeeld het bovenste nieuwe stuk meerpaal, vooraf aan het basisdeel worden bevestigd. Bij voorkeur kan het tweede langwerpig lichaam in een gecontroleerde omgeving, bijvoorbeeld een bedrijfshal of een fabriek, met het basisdeel worden verbonden. Zo kan een stevige, betrouwbare verbinding worden bereikt tussen basisdeel en het tweede langwerpig lichaam. Het koppelelement kan bijvoorbeeld een of meer bouten zijn die in het tweede langwerpig lichaam wordt of worden gedraaid, of kan een profiel zijn dat opneembaar is in een overeenkomstige opneemholte in het tweede langwerpig lichaam. Op voordelige wijze kan zo het tweede langwerpige lichaam op voorhand met het basisdeel worden bevestigd, en kan het basisdeel met het tweede langwerpige lichaam als één geheel ter plaatse op het onderste eerste langwerpige lichaam worden geplaatst. Dit 5 vermindert de installatietijd, en de installatiekosten omdat het basisdeel en het tweede langwerpige lichaam als één geheel naar de installatielocatie kunnen worden gebracht. Ook is het goedkoper, en 15 er minder kans op fouten, wanneer het tweede langwerpige lichaam in een gecontroleerde omgeving met het basisdeel wordt bevestigd.
Op voordelige wijze zijn de ten minste twee klemarmen tegenover elkaar bevestigd aan het basisdeel. Aldus kunnen de klemarmen het eerste langwerpig lichaam vanaf twee kanten inklemmen, één klemarm die vanaf een kant het eerste langwerpig lichaam inklemt, en één klemarm die vanaf de tegenoverliggende kant het eerste langwerpig lichaam inklemt. Zodoende wordt het eerste langwerpig lichaam vanaf twee kanten omgeven en ingeklemd en kan een stevige en betrouwbare inklemming worden bereikt.
Eventueel kunnen ook vier klemarmen worden voorzien, die het eerste langwerpig lichaam vanaf vier kanten inklemmen, waarbij een meerpaal gewoonlijk een vierhoekige doorsnede heeft, en derhalve vanaf vier kanten benaderbaar is.
De klemarmen zijn bij voorkeur uitgevoerd als een U-vormig profiel. In het bijzonder kan het U-vormige profiel voorzien zijn van een rug en twee benen, die samen de U vormen, die zo een opneemruimte vormen waarin het eerste langwerpige lichaam deels kan worden opgenomen.
Anders gezegd, kan de U-vormige klemarm het eerste langwerpige lichaam deels omgeven. Bijvoorbeeld kan de rug van het U-vormige profiel geassocieerd zijn met één kant van het langwerpige lichaam en strekken de twee benen van het U-vormige profiel zich vanaf de rug langs de zijkanten van het langwerpige lichaam uit. Zo kan het eerste langwerpige lichaam stevig omklemd worden. Wanneer twee overstaande klemarmen voorzien worden, kunnen de overstaande klemarmen het eerste langwerpig lichaam vanaf twee kanten inklemmen en strekken de respectievelijke benen van de
U-vormige profielen zich langs de zijkanten uit.
Op voordelige wijze 1s de klemarm voorzien van een contactelement dat contact maakt met het eerste langwerpig lichaam tijdens het klemmen.
Bijvoorbeeld kan een deel van de rug van het U-vormige profiel ingericht zijn om aan te liggen tegen het eerste langwerpige lichaam, en aldus zijn ingericht als contactelement. Het contactelement kan bijvoorbeeld eenvoudigweg een plaatelement zijn, dat weliswaar voldoende stevig moet zijn wtgevoerd om de klemkrachten te kunnen overbrengen tussen klemarm en paal. Het contactelement is bij voorkeur voorzien aan het uiteinde van de klemarm, d.w.z. de onderzijde van de klemarm. Door het contactelement te voorzien aan het utemde van de klemarm, bevindt het contactelement zich daar waar de krachten het grootst zijn, om zo op optimale wijze de krachtoverdracht tussen klemarm en langwerpig element te bewerkstelligen en dus een grote klemkracht te voorzien.
De klemarmen kunnen vast verbonden zijn met het basisdeel, bijvoorbeeld uit één stuk gemaakt met het basisdeel, of kunnen beweegbaar verbonden zijn met het basisdeel. Bijvoorbeeld kan een klemarm verschuifbaar verbonden zijn met het basisdeel, waarbij de klemarm verschuifbaar is in een richting naar de overstaande klemarm toe. De andere klemarm kan bijvoorbeeld vast verbonden zijn met het basisdeel.
Hierdoor kunnen verschillen in afmetingen en/of onregelmatigheden in de vorm en/of onnauwkeurigheden van het eerste langwerpig lichaam worden opgevangen. Ook kan, door het verschuifbaar opnemen van een klemarm aan het basisdeel, het volstaan om één verbindingsinrichting te voorzien voor diverse afmetingen van meerpalen. Dit vergemakkelijkt fabricage, montage en logistiek van de verbindingsinrichtingen. De klemarm kan verschuifbaar verbindbaar zijn met het basisdeel bijvoorbeeld kan in het basisdeel een gleuf voorzien zijn waarin de klemarm kan worden opgehangen. De klemarm kan dan verschuifbaar in de gleuf zijn opgenomen.
Alternatief kan er een rail voorzien worden op het basisdeel waaroverheen de klemarm kan bewegen. Eventueel kan de klemarm niet alleen verschuifbaar, maar ook scharnierend worden verbonden met het basisdeel.
Bijvoorbeeld kan de klemarm roterend omheen een pen zijn aangebracht, waarbij de pen op haar beurt verschuifbaar in een gleuf of over een rail kan zijn voorzien. Zo kan optimaal verschillende afmetingen en/of onregelmatigheden in vorm van het eerste langwerpig lichaam worden opgevangen. Tevens kan, door te voorzien in klemarmen die zich neerwaarts uitstrekken, en in geklemde positie langs het eerste langwerpig lichaam, de dimensies van de verbindingsinrichting compact gehouden worden. Immers voor het aanmeren van vaartuigen aan de meerpaal is het belangrijk dat er geen of minimaal uitstekende delen aan de meerpaal zijn onder water, zodat vaartuigen niet tegen eventueel uitstekende delen aan kunnen botsen of zich eraan kunnen beschadigen.
Op voordelige wijze kan tussen de klemarmen een klemmechanisme worden voorzien voor het naar elkaar toe bewegen van overstaande klemarmen. Een klemarm kan bijvoorbeeld onder voorspanning worden verbonden met het basisdeel. Alternatief en/of aanvullend kan een klemmechanisme worden voorzien. Het klemmechanisme bevindt zich bij voorkeur tussen twee overstaande klemarmen om deze klemarmen naar elkaar toe te bewegen tot ze het eerste langwerpig lichaam stevig omklemmen. Het klemmechanisme kan bijvoorbeeld een onder voorspanning staande veer zijn die de twee klemarmen met elkaar verbindt.
Bij het plaatsen van het tweede langwerpig lichaam op het eerste langwerpig lichaam, kunnen de klemarmen dan worden opengehouden tegen de voorspanning 1n, waarbij, eenmaal het basisdeel op het eerste langwerpig lichaam rust, de klemarmen weer kunnen sluiten onder invloed van de voorspanning om aldus het eerste langwerpig lichaam stevig te omklemmen. Alternatief en/of aanvullend kan het klemmechanisme bijvoorbeeld een heugel of een tandheugel of een zaagtandheugel zijn waaroverheen de beide klemarmen naar elkaar toe beweegbaar zijn opgenomen. Door de beide klemarmen over de heugel naar elkaar toe te bewegen, bijvoorbeeld middels een bedieningsorgaan, kunnen de klemarmen het eerste langwerpig lichaam omklemmen. Op voordelige wijze is een dergelijke heugel utgevoerd met tanden die beweging in een richting toelaten en beweging in de andere richting blokkeren, zoals bijvoorbeeld zaagtanden. Op die manier, wanneer de klemarmen in een klemmende stand zijn gekomen, blijven ze in die stand doordat beweging terug geblokkeerd wordt door de vorm van de tanden. Een dergelijke heugel kan dan een eerste deel met tanden in de ene richting hebben en een tweede deel met tanden in de andere richting, aangezien de beide klemarmen in tegenovergestelde richting over de heugel heen bewegen.
Eventueel kunnen twee klemmechanismen zijn voorzien tussen twee overstaande klemarmen, waarbij één klemmechanisme de klemarmen aan een zijde verbindt en één klemmechanisme de klemarmen aan een overstaande zijde verbindt. Aldus vormen de twee overstaande klemarmen en de twee overstaande klemmechanismen een rechthoekige kooi waarin het eerste langwerpige element kan worden ingeklemd. In het bijzonder wanneer ook de klemarmen voorzien zijn van contactelementen, kan een stevige omklemmen en krachtoverdracht worden verkregen tussen het eerste langwerpig lichaam, de verbindingsinrichting en het daarmee verbonden tweede langwerpig lichaam.
Op voordelige wijze kan het klemmechanisme, tijdens gebruik, van boven de waterlijn bediend worden. Bijvoorbeeld kan het klemmechanisme voorzien zijn van een bedieningselement dat koppelbaar is met een bedieningsorgaan, waarbij, tijdens gebruik, het bedieningsorgaan tot boven de waterlijn uitsteekt om boven water bedienbaar te zijn. Bijvoorbeeld wanneer het klemmechanisme de hierboven beschreven heugel omvat, kan het bedieningselement bijvoorbeeld een uitsteeksel op de klemarmen zijn waarmee een stang koppelbaar is. Door de stangen van beide klemarmen, die bij voorkeur boven water uitsteken, naar elkaar toe te bewegen, bewegen de klemarmen over de heugel naar elkaar toe totdat een stevige mklemming van het eerste langwerpig lichaam is bereikt. De stangen kunnen dan ontkoppeld worden van het eerder genoemde uitsteeksel, en door de vorm van de tanden die beweging terug verhinderen, blijven de klemarmen in hun klemmende positie. Hier is het bedieningselement, een uitsteeksel, voorzien op de klemarm, maar aangezien deze gebruikt wordt om de klemming tot stand te brengen, hoort het bedieningselement bij de bedienmg van het klemmechanisme. Bijvoorbeeld kan het bedieningselement een veelhoekige pen zijn, waaromheen een stang met een corresponderende veelhoekige uitsparing past. De stang is dan bij voorkeur lang genoeg om boven de waterlijn te kunnen uitsteken tijdens gebruik. De stang als bedieningsorgaan 1s op deze manier ook herbruikbaar voor het bedienen van diverse verbindingsinrichtingen.
Op voordelige wijze omvat het klemmechanisme een wigvormig element dat de eerste klemarm en de tweede klemarm met elkaar koppelt.
Door te voorzien in een wigvormig element dat enerzijds met de eerste klemarm en anderzijds met de tweede klemarm gekoppeld is, zodat de wigvorm tussen de twee klemarmen is, kunnen de klemarmen naar elkaar toe worden bewogen en kan gelijktijdig een relatief grote klemkracht worden overgebracht. Eventueel kan het klemmechanisme twee boven elkaar aangebrachte wigvormige elementen omvatten, die beide enerzijds met de eerste klemarm en anderzijds met de tweede klemarm koppelen.
Door te voorzien in twee boven elkaar op afstand van elkaar geplaatste wigvormige elementen, kunnen grotere krachten worden overgebracht, en kunnen de krachten tevens beter verdeeld worden over het eerste langwerpig lichaam en de klemarmen. Zo kunnen grotere klemkrachten worden bereikt.
Op voordelige wijze is het wigvormige element met een eerste kant in aangrijping met de eerste klemarm en met een tweede kant in aangrijping met de tweede klemarm. De eerste kant en de tweede kant van het wigvormige element vormen bij voorkeur een wigvorm, om zodoende, bij het naar elkaar toe bewegen van de overstaande klemarmen de klemkracht te kunnen vergroten. Bijvoorbeeld zijn de klemarmen voorzien van opneemelementen zoals een groef of een haak waarin de eerste respectievelijk tweede kant van het wigvormige element opneembaar 1s. Het wigvormige element is dan verschufbaar opneembaar in de opneemelementen, hetgeen toelaat dat de afstand tussen de eerste klemarm en de tweede klemarm kleiner kan worden bij het naar elkaar toe bewegen van de klemarmen, en tegelijk de klemkracht groter kan worden. De boven elkaar geplaatste wigvormige elementen zijn bijvoorbeeld op dezelfde wijze georiënteerd, i.e. de wigvorm wijst in dezelfde richting, of kunnen tegenovergesteld aan elkaar georiënteerd zijn, de wigvorm wijst van elkaar weg.
De klemarmen en/of de wigvormige elementen kunnen zijn voorzien van een bedieningselement om de klemarmen naar elkaar toe te bewegen. Bijvoorbeeld bij een enkel wigvormig element of bij wigvormige elementen in dezelfde oriëntatie, kunnen de bedieningselementen zich op de klemarmen bevinden, zoals een heugel of een tandheugel, of een spindel die zich uitstrekt tussen de twee klemarmen. Door de klemarmen naar elkaar toe te bewegen over de spindel of heugel, kan, met behulp van de wigvormige elementen, een relatief grote klemkracht bereikt worden.
Bijvoorbeeld wanneer de wigvormige elementen tegenovergesteld georiënteerd zijn, per klemmechanisme, kan het bedieningselement voorzien zijn aan de twee wigvormige elementen, bijvoorbeeld als een spindel. Elk wigvormig element kan dan voorzien zijn van een ring met inwendige draad waardoorheen de spindel kan worden opgenomen. Door aan de spindel te draaien, worden de wigvormige elementen van elkaar af bewogen en daarmee worden de klemarmen waarmee ze verbonden zijn naar elkaar toe bewogen. Een dergelijke spindel heeft een eerste deel voor opneming in de ring van het eerste wigvormig element met een draad in de eerste richting, en heeft een tweede deel voor opneming in de ring van het tweede wigvormig element met een draad in een tweede tegenovergestelde richting. Zo kan door aan de spindel te draaien, de beide wigvormige elementen van elkaar af worden bewogen. Door de wigvormige elementen van elkaar af te bewegen worden ze ingeklemd tussen de twee klemarmen en wordt er klemkracht uitgeoefend door de klemarmen op het eerste langwerpig lichaam. Alternatief kan, in geval van twee wigvormige elementen per klemmechanisme, ook een spinel als bedienmgselement per wigvormig element voorzien zijn. Ook dan kan het klemmechanisme worden ingeklemd tussen de twee klemarmen door eerst de eerste spindel aan te draaien en daarmee het eerste wigvormige element op te sluiten tussen de twee klemarmen, en vervolgens de tweede spindel aan te draaien en daarmee het tweede wigvormige element op te sluiten tussen de twee klemarmen. Door het bedienen van het klemmechanisme, in dit geval het opsluiten van de wigvormige elementen tussen de klemarmen, en daarmee het naar elkaar toe bewegen van de klemarmen tot ze het eerste langwerpig lichaam inklemmen. Door het bedienen van het klemmechanisme wordt klemkracht overgebracht van de klemarmen op het in te klemmen langwerpig lichaam.
Het bedieningsorgaan dat losneembaar koppelbaar is met de spindel als bedieningselement, kan dan bijvoorbeeld een draadsleutel zijn of een vergelijkbaar gereedschap. In een alternatieve uitvoeringsvorm van het klemmechanisme, kunnen de wigvormige elementen dusdanig zijn georiënteerd dat het naar elkaar toe bewegen van de wigvormige elementen resulteert in het naar elkaar toe bewegen van de geassocieerde klemarmen.
Bijvoorbeeld zijn schuine vlakken van de wigvormige elementen andersom georiënteerd dan de schuine vlakken van de wigvormige elementen waarbij het van elkaar af bewegen van de wigvormige elementen resulteert in het naar elkaar toe bewegen van de klemarmen. De vakman begrijpt dat dergelijke alternatieve uitvoeringsvorm, van omgekeerde wigvormige elementen, equivalent 1s aan de hierboven beschreven, en verderop in de figuren getoonde wtvoeringsvorm.
Bijvoorbeeld wanneer beide zich boven elkaar bevindende wigvormige elementen in dezelfde richting zijn georiënteerd, of er is slechts een enkel wigvormig element per klemmechanisme, kan het bedieningselement zijn uitgevoerd als een enkele spindel met een enkele draadrichting. Het wigvormige element kan dan, door het aandraaien van de spindel, verder worden verplaatst waardoor de daarmee verbonden eerste en tweede klemarmen naar elkaar toe kunnen worden bewogen. Door het klemmechanisme te bedienen, worden de klemarmen naar elkaar toe bewogen en wordt er klemkracht opgewekt van de klemarmen op de het omklemde eerste langwerpig lichaam. Bijvoorbeeld kan door het aandraaien van de spindel het wigvormige element worden bewogen en worden opgesloten tussen de klemarmen, en bij verder aandraaien worden de klemarmen naar elkaar toe bewogen, als het ware naar elkaar toe getrokken, om krachtoverdracht te bewerkstelligen tussen wigvormig element en klemarmen en klemkracht over te brengen tussen klemarmen en eerste langwerpig lichaam.
Vele uitvoeringsvormen voor het klemmechanisme zijn mogelijk.
Alternatief kan het klemmechanisme bijvoorbeeld zijn uitgevoerd als een schaarconstructie die de eerste klemarm en de tweede klemarm met elkaar verbindt. De schaarconstructie kan bijvoorbeeld twee benen hebben, waarbij elk been aan een einde verbonden is met een respectievelijke klemarm en een ander einde verbonden is met een scharnier waar beide schaarbenen samenkomen. Bijvoorbeeld kan het scharnier zijn uitgevoerd als een ratelscharnier, dat beide benen in positie houdt zodra de klemstand van de klemarmen is bereikt. Het scharnier kan zijn uitgevoerd met een bedieningselement, bijvoorbeeld een al dan niet veelhoekige pen waaromheen een gereedschap als bedieningsorgaan kan aangrijpen om het ratelscharnier te draaien zodat de benen naar elkaar toe bewegen, en derhalve ook de daarmee verbonden klemarmen. Het gereedschap als bedieningsorgaan is bij voorkeur voldoende lang zodat het boven water kan gehanteerd worden om onder water te koppelen met het bedieningselement.
De uitvinding heeft voorts betrekking op een werkwijze voor het onder water axiaal verbinden van een eerste langwerpig lichaam met een tweede langwerpig lichaam door middel van een verbindingsinrichting, waarbij de verbindingsinrichting verbonden is met het tweede langwerpig lichaam en klemarmen heeft voor het omklemmen van het eerste langwerpig lichaam. Aldus kan een aangetast deel van een meerpaal vervangen worden door een nieuw meerpaaldeel, zonder dat de hele meerpaal vervangen hoeft te worden. Ook kan op die manier de onder water uit te voeren werkzaamheden sterk verminderd worden en hoeft geen beroep meer te worden gedaan op gespecialiseerde arbeidskrachten, zoals duikers om onder water een verbinding tot stand te brengen.
Een voordelige werkwijze voor het herstellen van een meerpaal omvat het onder water afzagen van het aangetaste deel van de meerpaal zodat het eerste langwerpige lichaam wordt verkregen. Bij voorkeur in een gecontroleerde omgeving, zoals een bedrijfsterrein of fabriekshal, wordt een nieuw stuk meerpaal, het tweede langwerpig lichaam, verbonden met de verbindingsinrichting. De verbindingsinrichting met het tweede langwerpige lichaam wordt vervolgens naar de locatie vervoerd om ter plaatse op de afgezaagde meerpaal te worden gemonteerd. De verbindingsinrichting met het tweede langwerpig lichaam wordt op het eerste langwerpig lichaam geplaatst. Dit kan bijvoorbeeld met behulp van een relatief lichte kraan, vanaf de wal of vanaf een ponton. De klemarmen strekken zich dan neerwaarts langs het eerste langwerpig lichaam uit. Het bedienmmgsorgaan, bijvoorbeeld een gereedschap, wordt dan gekoppeld met het bedieningselement, dat in een voorbeeld een spindel kan zijn. Door het bedieningsorgaan te bedienen, bewegen de overstaande klemarmen naar elkaar toe, en oefenen zo klemkracht uit op het eerste langwerpig lichaam, en omklemmen ze aldus het eerste langwerpig lichaam. Door de klemkracht wordt een sterke, betrouwbare verbinding onder water verkregen van het nieuwe meerpaalstuk met het bestaande meerpaalstuk. Er hoeven geen of minimale werkzaamheden onder water te worden uitgevoerd. Een groot voordeel is dat het bedienen van het klemmechanisme boven water kan worden gedaan, waardoor geen gespecialiseerde duikers meer nodig zijn.
De uitvinding zal nader worden toegelicht aan de hand van een uitvoeringsvoorbeeld dat in een tekening is weergegeven. De tekening toont in de figuren:
Fig. 1 een schematisch perspectief aanzicht van een uitvoeringsvorm van de verbindingsinrichting;
Fig. 2 een schematisch uiteengenomen aanzicht van de verbindingsinrichting;
Fig. 3 een schematisch aanzicht van een meerpaal;
Fig. 4 een schematisch perspectivisch aanzicht van een eerste stap van het verbinden van een tweede langwerpig lichaam met een eerste langwerpig lichaam;
Fig. 5 een schematisch perspectivisch aanzicht van een volgende stap van het verbinden van de langwerpige lichamen;
Fig. 6 een schematisch perspectivisch aanzicht van een verdere volgende stap van het verbinden van de langwerpige lichamen;
Fig. 7 een schematisch perspectivisch aanzicht van een alternatief van een uitvoeringsvorm van de verbindingsinrichting;
Fig. 8 een schematisch perspectivisch aanzicht van een variant van de verbindingsinrichting van Fig. 7.
Opgemerkt wordt dat de figuren slechts schematische weergaven zijn van uitvoeringsvoorbeelden van de uitvinding. Gelijke onderdelen worden met gelijke verwijzingscijfers aangeduid.
Fig. 1 toont een schematisch perspectivisch aanzicht van een verbindingsinrichting 1. De verbindingsinrichting 1 omvat een basisdeel 2 en ten minste twee klemarmen 3, 4. Het basisdeel 2 is aan een zijde, zijnde de bovenzijde 2a ingericht voor bevestiging met een langwerpig lichaam, typisch een houten meerpaaldeel. Het basisdeel 2 kan daartoe voorzien zijn van een koppelelement 5. Het koppelelement 5 kan bijvoorbeeld een of meerdere openingen zijn waardoorheen een bout, een schroef of een ander bevestigingsmiddel kan worden aangebracht om te verbinden met het tweede langwerpig lichaam. Alternatief kan het koppelelement 5 ook een uitstekend deel zijn dat past in een overeenkomstige opneemruimte van het langwerpig lichaam, een dergelijke koppeling kan bijvoorbeeld klemmend of vormgesloten zijn. Eventueel kan zelfs een chemische verbinding, bijvoorbeeld een lijmverbinding als koppelelement voorzien zijn.
De klemarmen 3, 4 strekken zich vanaf het basisdeel 2 neerwaarts uit, en bevinden zich hier tegenover elkaar. De klemarmen 3, 4 strekken zich elk aan een zijde van het basisdeel 2 neerwaarts uit. In dit utvoeringsvoorbeeld, strekt klemarm 3 zich vanaf een zijkant 2b neerwaarts uit. De klemarm 3 kan bijvoorbeeld zijn vastgelast aan de zijkant 2b van het basisdeel 2. In een andere uitvoering kunnen de klemarmen 3, 4 verbonden zijn met een onderzijde van het basisdeel 2.
De klemarm 4 is hier verschuifbaar verbonden met het basisdeel 2.
Het basisdeel 2 1s daartoe voorzien van twee overstaande gleuven 6, in fig. 1 is slechts een gleuf zichtbaar. De gleuven 6 zijn georiënteerd in een richting naar de overstaande klemarm 3 toe, hetgeen toestaat dat de klemarm 4 beweegbaar is naar de overstaande klemarm 3 toe. Zo kunnen diverse afmetingen van het eerste langwerpig lichaam worden geaccommodeerd en kan de tweede klemarm 4 naar de eerste klemarm 3 toebewegen om het eerste langwerpig lichaam stevig in te klemmen. De klemarm 4 is voorzien van armdelen 7 die doorheen de gleuven 6 uitstrekken. Een boveneinde 7a van de armdelen 7 is voorzien van ten minste een pen 8 waarmee het armdeel 7 in de gleuf 6 verschuifbaar is. De pen 8 kan vast verbonden zijn met het armdeel 7, maar kan ook roteerbaar verbonden zijn met het armdeel 7, hetgeen het verschuiven in de gleuf kan vergemakkelijken.
Eventueel kunnen twee pennen 8, al dan niet roteerbaar, voorzien zijn aan het boveneinde 7a van het armdeel 7, zoals getoond in fig. 1. Een pen 8 bevindt zich aan de bovenzijde 2a van het basisdeel 2, en een pen 8 bevindt zich aan een onderzijde 2c van het basisdeel 2. Op die manier is het armdeel 7 ingesloten tussen het basisdeel 2 en kan het op een stabiele wijze geleid worden in de gleuf 6.
De klemarmen 3, 4 hebben een in hoofdzaak U-vormig profiel, althans gezien in een richting A dwars op het basisdeel 2, en, in gebruik, overeenkomend met een langsrichting van de meerpaal. Het U-vormige profiel van de klemarmen 3, 4 laat toe dat de klemarmen 3, 4, het eerste langwerpige lichaam grotendeels kunnen omgeven. Het U-vormige profiel van de respectievelijke klemarmen omvat een rugdeel 31, 41 en twee benen 32a, 32b, 42a, 42b. Het rugdeel 31, 41 kan zijn voorzien van een contactelement 91, 92 respectievelijk dat is ingericht om contact te maken met het eerste langwerpig lichaam bij het inklemmen, om zo tot een betere krachtoverdracht te kunnen bijdragen. Het contactdeel 91, 92 kan bijvoorbeeld een metalen strip zijn voorzien aan, bij voorkeur, een onderzijde van de respectievelijke klemarmen 3, 4. Op die manier, wanneer de klemarmen 3, 4 het eerste langwerpig lichaam omklemmen kan er zoveel mogelijk contact gemaakt worden met het lichaam om een goede krachtoverdracht te bereiken.
Tussen de twee klemarmen 3, 4 is in deze uitvoering ten minste één klemmechanisme 10 voorzien. Hier zijn twee klemmechanismen 10 voorzien, die zich bevinden aan overstaande zijden van het langwerpig lichaam, en die telkens de benen 324, 424 en 32b, 42b van de klemarmen 3, 4 verbinden. Beide klemmechanismen 10 zijn hetzelfde uitgevoerd, en hebben derhalve hetzelfde verwijzingscijfer. Het klemmechanisme 10 verbindt de beide klemarmen 3, 4 en door het klemmechanisme 10 te bedienen worden de beide klemarmen 3, 4 naar elkaar toe bewogen tot ze de paal inklemmen. Het klemmechanisme 10 omvat hier ten minste één wigvormig element 12. Meer bepaald omvat in dit voorbeeld, zoals getoond in fig. 1 het klemmechanisme 10 twee wigvormige elementen 12, 13 die zich op afstand boven elkaar bevinden. De wigvormige elementen 12, 13 bevinden zich tussen de eerste en tweede klemarmen 3, 4. Beide wigvormige elementen 12, 13 zijn hier verbonden middels een bedieningselement 14.
Het bedieningselement 14 omvat in dit geval een spindel 15 met ogen 16, waarbij elk wigvormig element 12, 13 is voorzien van een oog 16 waardoorheen de spindel 15 reikt. Het oog 16 1s voorzien van inwendige draad, en de spindel 15 met corresponderende uitwendige draad. In dit geval zal de spindel 15 voorzien zijn van draad in een eerste richting voor verbinding met het oog 16 van het eerste wigvormige element 12, en met draad in een tweede, tegenovergestelde richting voor verbinding met het oog 16 van het tweede wigvormige element 13. Zodoende kan, door de spindel 15 aan te draaien in één richting, de beide wigvormige elementen 12, 13 van elkaar af worden bewogen langs de spindel 15. Bij het van elkaar af bewegen van de wigvormige elementen 12, 13 worden de klemarmen 3, 4 waartussen de wigvormige elementen 12, 13 zich bevinden, naar elkaar toe bewogen voor het inklemmen van het eerste langwerpige element.
Alternatief, wanneer de wigvormige elementen anders zijn georiënteerd, kan een naar elkaar toe bewegen van de wigvormige elementen tevens ervoor zorgen dat de geassocieerde klemarmen naar elkaar toe bewegen.
Alternatief kan ook een spindel per wigvormig element worden voorzien.
Alternatief kan ook een ander bedieningselement worden voorzien, bijvoorbeeld een ratel, of kan er bijvoorbeeld voorzien worden in een hydraulisch aandrijflichaam om de klemarmen naar elkaar toe te trekken en klemkracht uit te oefenen. Onafhankelijk van de specifieke uitvoeringsvorm van het klemmechanisme, wordt door het bedienen van het klemmechanisme de klemarmen naar elkaar toe bewogen, bijvoorbeeld naar elkaar getrokken, zodat klemkracht wordt opgewekt en de klemkracht wordt overgebracht van de klemarmen op het eerste langwerpig element.
Het bedieningselement 14, hier omvattende de spindel 15, kan worden gekoppeld met een bedieningsorgaan, bijvoorbeeld een gereedschapssleutel, waarmee een einde van de spindel 15 kan worden aangegrepen, en waarmee de spindel 15 in draaiende beweging kan worden gebracht. Een dergelijke gereedschapssleutel kan de spindel 15 onder water aangrijpen, maar kan zich boven water uitstrekken, zodat bediening van de spindel 15 boven water kan gebeuren. Zodoende kan het aantal handelingen onder water verder worden verminderd.
Figuur 2 toont een uiteengenomen aanzicht van de verbindingsinrichting 1, omvattende de klemarmen 3, 4, het basisdeel 2 en de wigvormige elementen 12, 13 voorzien van de verbindingsogen 16 voor het opnemen van de spindel 15 als bedieningselement 14. Het basisdeel 2 1s hier een vierhoekige, in het bijzonder een rechthoekige plaat, maar kan ook ander zijn uitgevoerd, bijvoorbeeld als een schijfvormig element. Hier het basisdeel 2 omvat het koppelelement 5 als een doorgaande gat 5 waardoorheen bijvoorbeeld een lange bout 51 of een lange schroef 51 kan worden gestoken. Alternatief kunnen meerdere gaten 5 voorzien worden waardoorheen telkens een verbindingselement 5a kan worden gestoken om het tweede langwerpig lichaam te verbinden met het basisdeel 2.
De klemarmen 3, 4 zijn hier gevormd door twee U-vormige beugels 33, 34 voor klemarm 3, 43, 44 voor klemarm 4, die op afstand van elkaar verbonden zijn met, in dit voorbeeld, twee of meer stangen 35, 45 voor de respectievelijke klemarmen 3, 4. De stangen 35 van klemarm 3 zijn aan een bovenzijde vast verbonden met het basisdeel 2, bijvoorbeeld via een lasverbinding. Klemarm 4 heeft vier stangen 45 die de beugels 43, 44 met elkaar verbinden. Twee van de vier stangen 45, de stangen 45a, 45b, zijn hier voorzien van de schuifbare verbinding met het basisdeel 2 en zijn ingericht om doorheen de gleuven 6 te steken. In het bijzonder, aan een bovenzijde van de stangen 45a, 45b zijn gaten 46 voorzien waardoorheen pennen 8 of rollers 8 kunnen worden gestoken, waarbij het basisdeel 2 zich tussen de twee pennen of rollers 8 van een stang 45a, 45b bevindt. Hierdoor kan de stang 45a, 45b in de gleuf 6 bewegen en is aldus verschuifbaar verbonden met het basisdeel 2.
Elke U-vormige beugel 33, 34, 43, 44 18 in dit voorbeeld ook voorzien van samenwerkingselementen 38, 48, uitgevoerd als opneemelementen 38, 48, in het bijzonder haken, waarin een kant van de wigvormige elementen 12, 13 opneembaar is. De wigvormige elementen 12, 13 kunnen zich als het ware tussen de haken 38, 48 uitstrekken. Door de wigvormige elementen 12, 13 dan van elkaar af te bewegen, in een richting overeenkomstig de lengterichting van de inrichting 1, zijnde richting A, welke richting A in gebruik een ongeveer verticale richting zal zijn, kunnen de armen 3, 4 naar elkaar toe bewogen worden in een richting dwars op de richting A om zo het eerste lichaam in te klemmen.
De wigvormig elementen 12, 13, werken met een schuine kant 121, 131 samen met de samenwerkingselementen 48. De wigvormig elementen 12, 13, werken met een rechte kant 122, 132 samen met de samenwerkingselementen 38. De respectievelijke kanten 121, 131, 122, 132 zijn opneembaar in de haken 38, 48.
Figuur 3 toont een meerpaal 50 die deels onder water, aangegeven met de waterlijn WL, staat. Een deel van de meerpaal 50 steekt boven water uit, en het grootste deel van de meerpaal 50 bevindt zich onder water en zit verankerd, gewoonlijk in de bodem. De verankering van de meerpaal 50 met de bodem is hier niet getoond. Ter hoogte van de waterlijn WL kan na verloop van tijd houtrot optreden, hetgeen tot verzwakking van de paal 50 kan leiden. Wanneer de meerpaal 50 te zeer verzwakt is, of om te voorkomen dat de meerpaal 50 te zeer verzwakt geraakt, wordt deze gerepareerd of vervangen. Bij reparatie van de meerpaal 50 kan gebruik worden gemaakt van de verbindingsinrichting 1 overeenkomstig de uitvinding. Daartoe wordt het aangetaste stuk van de meerpaal 50, een bovenste deel 51 onder water afgezaagd. De zaagsnede 52 wordt onder water aangebracht met een bekende onderwaterzaag. De zaagsnede 52 is in hoofdzaak horizontaal. Het onderste deel van de meerpaal 50 blijft staan, en resulteert in het eerste langwerpig lichaam 53. Een bovenvlak van het eerste langwerpig lichaam 53 ontstaat ten gevolge van het afzagen van het aangetaste deel 51.
Ter vervanging van het afgezaagde aangetaste stuk meerpaal, wordt een tweede langwerpig lichaam 54 voorzien. Dit tweede langwerpig lichaam 53 kan verbonden worden met de verbindingsinrichting 1, in het bijzonder met het basisdeel 2 van de verbindingsinrichting 1. Bijvoorbeeld door de eerdergenoemde schroef of bout 5a doorheen het gat 5 van het basisdeel 2 te steken en aan te draaien in het tweede langwerpig lichaam 54. Dit gebeurt bij voorkeur in een gecontroleerde omgeving, zoals een fabriekshal, waarbij op voordelige wijze kan worden vastgesteld dat het tweede langwerpig lichaam stevig en betrouwbaar verbonden is met de verbindingsinrichting 1. Het aldus samengestelde sub-samenstel 55 van tweede langwerpig lichaam 54 met de verbindingsinrichting 1 kan dan naar de installatieplaats worden getransporteerd om aldus op de daar nog aanwezige onderste deel van de meerpaal 53, het eerste langwerpig lichaam 53, te worden geplaatst. Fig. 4 toont het sub-samenstel van het, nieuwe, tweede langwerpige lichaam 54 met de verbindingsinrichting 1 dat zich boven het eerste langwerpig lichaam 43 bevindt. Het tweede langwerpig lichaam 53 is voorzien van een oog 56 waarmee het sub-samenstel 55 bijvoorbeeld in een kraan kan worden gehesen en daarmee overheen het eerste langwerpige lichaam 53 kan worden gehesen. Een dergelijke kraan kan bijvoorbeeld op de wal staan, of op een boot of ponton. In deze positie staan de klemarmen 3, 4 van de verbindingsinrichting 1 open. De verschuifbare klemarm 4 is naar achteren geschoven in de gleuven 6 om zo ruimte te geven waarin het eerste langwerpig lichaam 53 opneembaar is. In
Fig. 5 is getoond dat het sub-samenstel 55 op het eerste langwerpig lichaam 53 rust. Een onderzijde van het basisdeel 2 rust op de bovenzijde van het eerste langwerpig lichaam 53 dat door de zaagsnede is ontstaan. De klemarmen 3, 4 omgeven het eerste langwerpig Lichaam 53, zijnde het onderste stuk meerpaal, van weerszijden. De wigvormige elementen 12, 13 bevinden zich in een ruststand, waarin nog niet alle samenwerkingskanten 121, 131, 122, 132 in aangrijping zijn met de corresponderende samenwerkingselementen 38, 48 van de respectievelijke klemarmen 3, 4, en met name het onderste wigvormige element 13 tussen de geassocieerde samenwerkingselementen 38, 48.
Het bedieningselement 14, hier een spindel 15 doorheen bedieningsogen 16 van de betreffende wigvormige elementen 12, 13, kan via een bedieningsorgaan 25 bediend worden om de wigvormige elementen 12, 13 van elkaar af te bewegen, en aldus de klemarmen 3, 4 naar elkaar toe te bewegen. Het bedieningsorgaan 25 kan een bedieningsgereedschap zijn dat past op een uiteinde van de spindel 15, en dat door rotatie de spindel 15 doet draaien in de bedieningsogen 16. Het bedieningsorgaan 25 is bij voorkeur voldoende lang zodat het uitsteekt boven de waterlijn WL en vanaf daar bediend kan worden. Bijvoorbeeld kan het bedieningsorgaan 25 bediend worden vanaf de wal of vanaf een ponton. Op die manier kan het aantal handelingen onder water verminderd worden en kan een betrouwbaardere bediening en dus klemming verkregen worden. Doordat de spindel 15 is voorzien van twee tegengestelde draadeinden, één in een richting voor koppeling met het eerste wigvormige element 12, en één in de tegenovergestelde richting voor koppeling met het tweede wigvormige element 13, kan door rotatie van de spindel 15 beide wigvormige elementen
12, 13 tegelijk bediend worden in een richting van elkaar af. Hierdoor zal ook het eerste wigvormige element 12 in aangrijping komen met de haken 38, 48 van respectievelijk de klemarmen 3, 4 en worden aldus de klemarmen 3, 4 naar elkaar toe getrokken, in een richting dwars op de paal, zijnde in een richting dwars op de lengterichting A. De klemarm 4 kan tevens verschuiven in de gleuf 6 tijdens het inklemmen om zo aan te passen aan de afmetingen van de paal 53, en deze stevig te kunnen inklemmen. Wanneer de verbindingsinrichting 1 stevig het eerste langwerpig lichaam 53 mklemt, maken de contactelementen 91, 92, hier op de onderste U-vormige beugels 33, 43, contact met de paal 53 om een zo goed mogelijke krachtoverdracht te kunnen bewerkstelligen.
Doordat de klemarmen 3, 4 vanaf het basisdeel 2 neerwaarts uitstrekken, in dit voorbeeld strekt klemarm 3 zich vanaf een kant van het basisdeel 2 neerwaarts uit, en klemarm 4 eveneens, is de verbindingsinrichting 1 een compacte constructie wanneer deze om de paal is geklemd. Zo steekt de verbindingsinrichting 1 nauwelijks uit, en vormt deze amper hinder voor vaartuigen die willen aanmeren aan de paal.
Bovenstaand uitvoeringsvoorbeeld is toegelicht met een klemmechanisme 10 omvattende twee wigvormige klemelementen 12, 13.
Echter, het kan in sommige voorbeelden volstaan om slechts één klemelement te voorzien per klemmechanisme 10. Een dergelijk enkel wigvormig klemelement zou eveneens bediend kunnen worden via een spindel en een gereedschapselement als bedieningsorgaan, en kan ook in samenwerkende aangrijping zijn met opneemhaken op de klemarmen om de inklemming te bereiken. Ook is het voorzien van een verschuifbare verbinding van klemarm 4 met het basisdeel 2 optioneel. Alternatief kan de klemarm 4 eveneens vast verbonden zijn, bijvoorbeeld gelast, met het basisdeel 2 of kan bijvoorbeeld louter een scharnierverbinding voorzien zijn.
Figuren 7 en 8 tonen een alternatieve uitvoeringsvorm, waarbij de klemarmen 3, 4 zich neerwaarts vanaf het basisdeel 2 uitstrekken middels een gezamenlijke verbinding, bijvoorbeeld een spindel 15. Aan een ondereinde van de spindel 15 zijn de klemarmen 3, 4 via een scharnier met elkaar verbonden. Het scharnier 1s middels de spindel 15 bedienbaar. Door aan de spindel 15 te draaien, verstelt het scharnier en de daarmee verbonden benen van de klemarmen 3, 4. Aldus worden de klemarmen 3, 4 naar elkaar toe bewogen en klemmen ze het eerste langwerpig lichaam 53 steeds verder in. Figuur 8 toont een variant van het schaar- klemmechanisme 10 getoond in figuur 7. De verbindingsinrichting 1 met het klemmechanisme 10 heeft hier twee boven elkaar voorzien klemarmen 3, 4, waarbij elk paar klemarmen 3, 4 op dezelfde manier als in figuur 7 is verbonden via een scharnier met een spindel, waarbij door aan de spindel de draaien de daarmee gekoppelde klemarmen 3, 4 naar elkaar toe worden bewogen om zo de paal 53 in te klemmen. De paren van klemarmen 3, 4 zijn in fig. 8 ten opzichte van elkaar een kwartslag gedraaid, zodat uiteindelijk alle vier de zijkanten van de paal 53 worden ingeklemd.
Hoewel de verbindingsinrichting 1s toegelicht aan de hand van een voorbeeld van een meerpaal, moge het duidelijk zijn dat deze kan toegepast worden op eender welke houten paalconstructie in water, waarvan een deel vervangen dient te worden, bijvoorbeeld een brugpijler of een pier of een staketsel etc.
Voor de duidelijkheid en beknoptheid is de beschrijving ervan niet herhaald voor een verstelinrichting voor een fluidumbeinvloedingselement.
Voor de duidelijkheid en een beknopte beschrijving zijn hierin kenmerken beschreven als deel van dezelfde of verschillende uitvoeringsvormen, echter zal het duidelijk zijn dat de beschermingsomvang van de uitvinding uitvoeringsvormen kan omvatten met combinaties van alle of sommige van de beschreven kenmerken. Het zal worden begrepen dat de getoonde uitvoeringsvormen dezelfde of soortgelijke componenten hebben, afgezien van waar ze als anders beschreven zijn.
In de conclusies zullen tussen haakjes geplaatste verwijzingstekens niet als beperkt opgevat mogen worden voor de conclusie.
Het woord ‘omvattende’ sluit de aanwezigheid van andere kenmerken of stappen dan die die in een conclusie zijn vermeld niet uit.
Verder mogen de woorden ‘een’ en ‘ene’ niet worden opgevat als beperkend tot ‘slechts één’, maar worden in plaats daarvan gebruikt om ‘ten minste één’ aan te duiden, en sluiten een meervoud niet uit.
Het enkele feit dat bepaalde maatregelen in onderling verschillende conclusies worden geciteerd, betekent niet dat een combinatie van deze maatregelen niet ter voordeel kan worden gebruikt.
Vele varianten zullen duidelijk zijn voor de vakman.
Alle varianten worden geacht te zijn omvat binnen de beschermingsomvang van de uitvinding als gedefinieerd in de volgende conclusies.

Claims (22)

CONCLUSIES
1. Inrichting voor het onder water axiaal verbinden van een eerste langwerpig lichaam met een tweede langwerpig lichaam, waarbij de inrichting een basisdeel omvat dat aan een bovenzijde is ingericht voor verbinding met het tweede langwerpig lichaam, waarbij de inrichting voorts ten minste twee klemarmen omvat die zich vanaf het basisdeel neerwaarts uitstrekken voor het omklemmen van het eerste langwerpig lichaam.
2. Inrichting volgens conclusie 1, waarbij het basisdeel aan een onderzijde is ingericht om aan te liggen tegen een boveneinde van het eerste langwerpig lichaam en aan de bovenzijde voorzien is van ten minste een koppelelement voor het vast verbinden met het tweede langwerpig lichaam.
3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, waarbij de ten minste twee klemarmen zich tegenover elkaar bevinden aan het basisdeel.
4. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de klemarmen een U-vormig profiel hebben dat het eerste langwerpig lichaam aan kan omgeven.
5. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de klemarmen zijn voorzien van ten minste een contactelement dat contact maakt met het eerste langwerpig lichaam bij het klemmen.
6. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij ten minste een klemarm verschuifbaar verbonden is met het basisdeel, in een richting naar de overstaande klemarm toe.
7. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij tussen de klemarmen ten minste één klemmechanisme voorzien is voor het naar elkaar toe bewegen van de klemarmen om het eerste langwerpig lichaam te klemmen.
8. Inrichting volgens conclusie 7, waarbij twee klemmechanismen zijn voorzien tussen de eerste klemarm en de tweede klemarm, waarbij een eerste klemmechanisme zich aan een zijde bevindt tussen de eerste en de tweede klemarm, en het tweede klemmechanisme zich aan een overstaande zijde bevindt tussen de eerste en de tweede klemarm.
9. Inrichting volgens een der conclusies 7 — 8, waarbij het klemmechanisme een bedienmgselement omvat dat, bij voorkeur, in gebruik, boven water bedienbaar is.
10. Inrichting volgens conclusie 9, waarbij het bedieningselement koppelbaar is met een bedieningsorgaan, voor het, in gebruik, boven water bedienen van het klemmechanisme.
11. Inrichting volgens een der conclusies 7 — 10, waarbij het ten minste ene klemmechanisme ten minste één wigvormig element omvat dat de eerste klemarm en de tweede klemarm met elkaar koppelt.
12. Inrichting volgens conclusie 11, waarbij het klemmechanisme twee wigvormige elementen omvat die zich boven elkaar bevinden.
13. Inrichting volgens een der conclusies 7 — 12, waarbij het ten minste ene wigvormige element een eerste kant heeft om in aangrijping te zijn met de eerste klemarm en een tweede kant heeft om in aangrijping te zijn met de tweede klemarm.
14. Inrichting volgens een der conclusies 11 — 13, waarbij het ten minste ene wigvormige element voorzien is van een spindel als bedieningselement.
15. Inrichting volgens conclusie 14 en 13, waarbij de twee wigvormige elementen verbonden zijn via een spindel als bedieningselement.
16. Inrichting volgens conclusie 15, waarbij de spindel een eerste deel met een eerste draadrichting heeft bij het eerste wigvormige element en een tweede deel met een tweede, tegenovergestelde, draadrichting heeft bij het tweede wigvormige element.
17. Inrichting volgens een der conclusies 14 — 16, waarbij de spindel koppelbaar is met een bedieningsorgaan voor het bedienen van het klemmechanisme.
18. Inrichting volgens een der conclusies 1 — 10, waarbij het klemmechanisme een schaarconstructie omvat die de eerste klemarm en de tweede klemarm met elkaar koppelt.
19. Inrichting volgens conclusie 18, waarbij de schaarconstructie een bedieningselement omvat dat, bij voorkeur, boven water bedienbaar is, eventueel via een bedieningsorgaan, voor het bedienen van de schaarconstructie en het klemmen van de klemarmen.
20. Werkwijze voor het onder water axiaal verbinden van een eerste langwerpig lichaam met een tweede langwerpig lichaam, de werkwijze omvattend: het verschaffen van een inrichting volgens een der conclusies 1 — 19, het verbinden van het tweede langwerpig lichaam met het basisdeel van de inrichting, het over het eerste langwerpig lichaam aanbrengen van de inrichting met het daarmee verbonden tweede langwerpig lichaam tot het basisdeel tegen een boveneinde van het eerste langwerpig lichaam aanligt en de klemarmen het eerste langwerpig lichaam omgeven, het bedienen van de klemarmen tot ze het eerste langwerpig lichaam inklemmen.
21. Werkwijze volgens conclusie 20, waarbij de klemarmen boven water bediend worden via een bedieningsorgaan dat koppelt met het bedieningselement van het klemmechanisme, bij voorkeur waarbij het bedieningsorgaan losgekoppeld wordt van het bedieningselement na het klemmen.
22. Werkwijze voor het herstellen van een meerpaal, omvattende: - het onder water afzagen van de meerpaal in een richting dwars op de lengterichting van de meerpaal ter vorming van een eerste langwerpig element; - het verschaffen van een kleminrichting volgens een der conclusies 1 — 19; - het verbinden van een tweede langwerpig element, ter vervanging van het afgezaagde deel van de meerpaal, met het koppelelement van het basisdeel van de kleminrichting;
- het over het eerste langwerpige element heen plaatsen van de kleminrichting met het daarmee verbonden tweede langwerpig element; - het bedienen van de kleminrichting tot de klemarmen ervan het eerste langwerpig element klemmend aangrijpen.
NL2029360A 2021-10-08 2021-10-08 Kleminrichting en werkwijze voor het klemmen; werkwijze voor het herstellen van een meerpaal NL2029360B1 (nl)

Priority Applications (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2029360A NL2029360B1 (nl) 2021-10-08 2021-10-08 Kleminrichting en werkwijze voor het klemmen; werkwijze voor het herstellen van een meerpaal

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2029360A NL2029360B1 (nl) 2021-10-08 2021-10-08 Kleminrichting en werkwijze voor het klemmen; werkwijze voor het herstellen van een meerpaal

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL2029360B1 true NL2029360B1 (nl) 2023-04-20

Family

ID=78536533

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL2029360A NL2029360B1 (nl) 2021-10-08 2021-10-08 Kleminrichting en werkwijze voor het klemmen; werkwijze voor het herstellen van een meerpaal

Country Status (1)

Country Link
NL (1) NL2029360B1 (nl)

Citations (6)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US2410297A (en) * 1943-08-17 1946-10-29 Du Pont Coupling combination
US4120519A (en) * 1977-10-03 1978-10-17 The Bendix Corporation Collet type cylinder separation device
GB2199102A (en) * 1986-12-18 1988-06-29 Hunting Oilfield Services Ltd Connector for pipes or rods
NL2009803A (nl) 2012-11-13 2014-02-06 Aannemersbedrijf B Van Hees En Zonen Werkwijze en inrichting voor het herstellen van een in water geplaatst houten lichaam.
US20180238030A1 (en) * 2017-02-17 2018-08-23 Mueller International, Llc Pit extension
SE541235C2 (en) * 2016-07-11 2019-05-07 Tekniska Verken I Linkoeping Ab Method of providing a liquid proof joint between parts and structure comprising such joint

Patent Citations (6)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US2410297A (en) * 1943-08-17 1946-10-29 Du Pont Coupling combination
US4120519A (en) * 1977-10-03 1978-10-17 The Bendix Corporation Collet type cylinder separation device
GB2199102A (en) * 1986-12-18 1988-06-29 Hunting Oilfield Services Ltd Connector for pipes or rods
NL2009803A (nl) 2012-11-13 2014-02-06 Aannemersbedrijf B Van Hees En Zonen Werkwijze en inrichting voor het herstellen van een in water geplaatst houten lichaam.
SE541235C2 (en) * 2016-07-11 2019-05-07 Tekniska Verken I Linkoeping Ab Method of providing a liquid proof joint between parts and structure comprising such joint
US20180238030A1 (en) * 2017-02-17 2018-08-23 Mueller International, Llc Pit extension

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US9677585B2 (en) Beam clamp
US20080277549A1 (en) Beam Flange Clamp
US3984079A (en) Clamping lock for tie rod ends
NL2029360B1 (nl) Kleminrichting en werkwijze voor het klemmen; werkwijze voor het herstellen van een meerpaal
EP2450501A1 (fr) Dispositif pour déplacer une plateforme de coffrage de dalle et/ou de balcon
US6601838B1 (en) Clamp for use in wood framing
CA2142495A1 (en) Bracket for supporting fence posts
EP0408645A1 (en) Clamp for building structures
US7152835B1 (en) Bracket assembly lock
FR2589182A1 (fr) Garde-corps de chantier
US6832746B2 (en) Attachment device for concrete shoring apparatus
US7228937B2 (en) Scaffold safety railing device
GB2466768A (en) A clamp having a pivotal hook and locking element
CA2341477A1 (en) Clamp for interconnecting components of shoring apparatus
KR20080000848U (ko) 스틸반목 단차조절용 지그
DE4307340A1 (de) Transport- und Lagervorrichtung
EP0625230B1 (en) A beam anchoring device
GB2437291A (en) Clamp with releasable handle
US20030234480A1 (en) Plank cramp and clamp assembly
DE9303415U1 (de) Transport- und Lagervorrichtung
US5560160A (en) Flying form table truss and screw jack leg therefor
GB2563232A (en) Board clamp
CN210621497U (zh) 桥梁悬伸支架组件和紧固件组件
AU2017213549B2 (en) Modular scaffold securing system
AU775960B2 (en) Plank cramp and clamp assembly