NL2023046B1 - Bewerkingsstation voor het bewerken van een substraatbaan - Google Patents

Abstract

Een bewerkingsstation voor het bewerken van een met in hoofdzaak continue snelheid toegevoerde en afgevoerde substraatbaan (S), omvattend een tegendrukwals (12; 12, 22) en twee gereedschapswalsen (14, 16). Binnen een omwenteling van de gereedschapswals (14, 16) kan de transportsnelheid van de substraatbaan (S) ter plaatse van een contactgebied tussen gereedschapswals (14, 16) en tegendrukwals (12; 12, 22) periodiek variëren ten opzichte van de rotatiesnelheid van de gereedschapswals (14, 16). Van de beide gereedschapswalsen (14, 16) bevindt er zich telkens slechts één in een werkzame toestand doordat deze in aangrijping is met een tegendrukwals (12; 12, 22). De andere gereedschapswals bevindt zich in een niet werkzame toestand waarin deze toegankelijk kan worden gemaakt voor het daarop wisselen van een gereedschapsplaat (18).

Description

P112330NL00 Titel: Bewerkingsstation voor het bewerken van een substraatbaan

VELD De uitvinding heeft betrekking op een bewerkingsstation voor het bewerken van een substraatbaan die met in hoofdzaak continue snelheid wordt toegevoerd aan het bewerkingsstation en afgevoerd van het bewerkingsstation.

ACHTERGROND Een dergelijk bewerkingsstation 1s bijvoorbeeld beschreven in US 2005/0098052 die wordt beschouwd als de dichtstbij komende stand van de techniek. Het bekende bewerkingsstation voor het bewerken van een met in hoofdzaak continue snelheid toegevoerde en afgevoerde substraatbaan omvat een tegendrukwals en een roteerbaar opgestelde gereedschapswals waarop een eerste gereedschapsplaat bevestigbaar is. In gebruik grijpt de gereedschapswals, ter plaatse van een contactgebied onder tussenvoeging van de substraatbaan aan op de tegendrukwals voor het uitvoeren van een bewerking op de substraatbaan. Binnen een omwenteling van de gereedschapswals kan een transportsnelheid van de substraatbaan ter plaatse van het contactgebied periodiek variëren ten opzichte van de rotatiesnelheid van de gereedschapswals. Zo kan op de gereedschapswals een gereedschapsplaat worden bevestigd waarvan de wikkellengte rond de gereedschapswals aanzienlijk kleiner is dan de o (py) keer de diameter van de gereedschapswals. Hierdoor is slechts over een deel van de omtrek van de gereedschapswals een gereedschapsplaat aanwezig en is het overige deel van de omtrek van de gereedschapswals niet voorzien van een werkzame gereedschapsplaat. De gereedschapswals kan daarbij een continue rotatiesnelheid worden opgelegd en de substraatbaan kan gedurende het moment dat de gereedschapsplaat niet in aangrijping is met de gereedschapsplaat, tijdelijk worden stilgezet of zelfs enigszins achteruit worden getransporteerd in het bewerkingsstation, zodat na het weer op snelheid brengen van de substraatbaan het volgende contact van de substraatbaan met de gereedschapsplaat direct of vrijwel direct aansluit op het bij een voorgaande omwenteling van de gereedschapswals aangebracht patroon op de substraatbaan. Aldus kunnen op de substraatbaan patronen worden aangebracht met de gereedschapsplaat die een kleinere wikkellengte heeft dan de gereedschapswals en waarbij deze patronen op de substraatbaan toch direct of vrijwel direct op elkaar aansluiten. In feite omdat de substraatbaan tijdens het passeren van het gedeelte van de gereedschapswals dat niet is bedekt met een gereedschapsbaan tijdelijk stilstaat of zelfs even achteruit beweegt om vervolgens weer op dezelfde snelheid te worden gebracht als omtrekssnelheid van de gereedschapswals met gereedschapsplaat. In de bekende inrichting kan de gereedschapsplaat een stansplaat zijn of een drukplaat.

Dit bewerkingsstation biedt het voordeel ten opzichte van de tot dan toe bekende bewerkingsstations dat de relatief zware gereedschapswals niet telkens behoeft te worden gewisseld wanneer een patroon met een andere lengte op een substraatbaan dient te worden aangebracht.

Aangezien de gereedschapswalsen zwaar zijn 1s het wisselen daarvan tijdrovend omdat er vaak een kraan bij moet worden gebruikt. Bij het bewerkingsstation dat bekend is uit US 2005/098052A1 kan worden volstaan met het uitwisselen van de lichte, goed hanteerbare gereedschapsplaten zelfs wanneer de wikkellengte daarvan aanzienlijk korter is dan de omtrek van de gereedschapswals.

SAMENVATTING Tijdens het wisselen van een gereedschapsplaat op de gereedschapswals is het niet mogelijk om productie te draaien met het bekende bewerkingsstation. Aangezien deze bewerkingsstations vaak deel uitmaken van grote inrichtingen die bestaan uit een groot aantal, in lijn achter elkaar opgestelde drukstations en andere bewerkingsstations, 1s stilstand een belangrijke verliespost omdat bij stilstand een machine van ca. 1 of 2 miljoen Euro niet werkzaam is. Vooral bij een stans- of bij een embossingbewerking is het wisselen van de gereedschapsplaat regelmatig noodzakelijk omdat de stansgereedschappen vrij snel bot worden en embossingplaten ook relatief snel slijten. Bovendien worden de platen niet alleen gewisseld als gevolg van slijtage maar ook als gevolg van een designwissel waar andere platen voor nodig zijn.

De uitvinding beoogt een oplossing voor deze problematiek. Met andere woorden, de uitvinding beoogt een bewerkingsstation waaraan een substraatbaan met constante snelheid wordt toegevoerd en afgevoerd en waarin de gereedschapsbaan zich binnen één omwenteling van de gereedschapswals met periodiek met wisselende snelheid voortbeweegt en waarmee zonder productieverlies de gereedschapsplaat kan worden verwisseld.

Hiertoe verschaft de uitvinding een inrichting volgens conclusie 1. Meer in het bijzonder verschaft de uitvinding een bewerkingsstation voor het bewerken van een met in hoofdzaak continue snelheid toegevoerde en afgevoerde substraatbaan, omvattend: — een tegendrukwals; en — een roteerbaar opgestelde gereedschapswals waarop een eerste gereedschapsplaat bevestigbaar is en die, in gebruik, ter plaatse van een contactgebied onder tussenvoeging van de substraatbaan aangrijpt op de tegendrukwals voor het uitvoeren van een bewerking op de substraatbaan; — een mechanisme geconfigureerd om binnen een omwenteling van de gereedschapswals een transportsnelheid van de substraatbaan ter plaatse van het contactgebied periodiek te variëren ten opzichte van de rotatiesnelheid van de gereedschapswals;

gekenmerkt doordat het bewerkingsstation is voorzien van een eerste en een tweede roteerbaar opgestelde gereedschapswals die elk kunnen worden voorzien van een gereedschapsplaat, waarbij van de beide gereedschapswalsen er zich telkens slechts één in een werkzame toestand bevindt terwijl de andere zich in een niet-werkzame toestand bevindt, waarbij de werkzame toestand wordt verschaft doordat een genoemde tegendrukwals onder tussenvoeging van de substraatbaan ter plaatse van een contactgebied in aangrijping is met de gereedschapswals in de werkzame toestand, waarbij de niet-werkzame toestand wordt verschaft doordat de niet-werkzame gereedschapswals niet aangrijping is met de substraatbaan en een tegendrukwals, waarbij de niet-werkzame gereedschapswals van de twee gereedschapswalsen beschikbaar en toegankelijk is voor het daarop wisselen van een gereedschapsplaat.

Het bewerkingsstation volgens de uitvinding is vrijwel continu 1inzetbaar omdat het plaatsen van een gereedschapsplaat kan plaatsvinden terwijl de bewerking op de substraatbaan doorgang vindt. Immers, de eerste gereedschapswals kan werkzaam zijn, terwijl op de tweede gereedschapswals de gereedschapsplaat wordt gewisseld en vice versa. Doordat bovendien het bewerkingsstation is voorzien van een mechanisme dat 1s geconfigureerd om binnen een omwenteling van de gereedschapswals de transportsnelheid van de substraatbaan ter plaatse van het contactgebied periodiek te variëren ten opzichte van de rotatiesneheid van de gereedschapswals, kan met gereedschapsplaten worden gewerkt waarvan de afwikkellengte geringer is dan de omtrek van de gereedschapswals. Het wisselen van zware gereedschapswalsen, dat zoals in de achtergrondsectie reeds 1s beschreven tijdrovend en ook niet zonder risico is, is derhalve ook niet of nauwelijks meer noodzakelijk. Met het bewerkingsstation volgens de uitvinding wordt derhalve een vrijwel continu inzetbaar bewerkingsstation verschaft waarmee vrijwel ononderbroken stanswerkzaamheden,

embossingwerkzaamheden, printwerkzaamheden en dergelijke kunnen worden uitgevoerd. Opgemerkt zij dat de eerste en de tweede gereedschapswals niet noodzakelijkwijs eenzelfde diameter behoeven te hebben. Bovendien kunnen 5 de gereedschapswalsen van het zogenaamde sleevetype zijn, waarbij sleeves met verschillende diameters op een mandrel kunnen worden geschoven. Op een dergelijke sleeve, kan dan weer een gereedschapsplaat worden aangebracht. Een aantal uitvoeringsvormen zijn beschreven in de volgconclusies en zullen hierna, onder verwijzing naar een tweetal in de tekeningen weergegeven voorbeelden, verder worden verduidelijkt.

KORTE AANDUIDING VAN DE FIGUREN Fig. 1 is een perspectiefaanzicht van een eerste voorbeeld van een bewerkingsstation volgens de uitvinding; Fig. 2 is een bovenaanzicht van het in figuur 1 weergegeven voorbeeld; Fig. 3 is een vooraanzicht van het voorbeeld uit figuur 1; Fig. 41s een doorsnede-aanzicht over lijn IV-IV uit figuur 2; Fig. 5 is een perspectiefaanzicht van een tweede voorbeeld van een bewerkingsstation volgens de wtvinding; Fig. 6 is een bovenaanzicht van het in figuur 5 weergegeven voorbeeld; en Fig. 7 is een doorsnede-aanzicht over lijn VII-VII uit figuur 6.

GEDETAILLEERDE BESCHRIJVING In de hierna volgende beschrijving dienen de verwijzigingscijfers slechts ter verduidelijking maar hebben deze geen beperkende werking. De beschreven uitvoeringsvormen kunnen ook anders zijn uitgevoerd dan is weergegeven in het in de figuren getoonde voorbeeld. De uitvoeringsvormen kunnen onafhankelijk van elkaar of in combinatie met elkaar worden toegepast.

In de meest algemene termen verschaft de uitvinding een bewerkingsstation 10 voor het bewerken van een met in hoofdzaak continue snelheid toegevoerde en afgevoerde substraatbaan S. Het bewerkingsstation omvat een enkele tegendrukwals 12, waarvan een voorbeeld 1s getoond in figuren 1-4 of twee tegendrukwalsen 12, 22 waarvan een voorbeeld is getoond in figuren 5-7. Het bewerkingsstation 10 is verder voorzien een eerste 14 en een tweede 16 roteerbaar opgestelde gereedschapswals die elk 10 kunnen worden voorzien van een gereedschapsplaat 18. Bovendien is het bewerkingsstation 10 voorzien van een mechanisme dat is geconfigureerd om binnen een omwenteling van de gereedschapswals 14, 16 de transportsnelheid van de substraatbaan S ter plaatse van het contactgebied periodiek variëren ten opzichte van de rotatiesnelheid van de gereedschapswals 14, 16. Van de beide gereedschapswalsen 14, 16 bevindt er zich telkens slechts één in een werkzame toestand terwijl de andere zich in een niet-werkzame toestand bevindt. De werkzame toestand wordt verschaft doordat een genoemde tegendrukwals 12; 12, 22 onder tussenvoeging van de substraatbaan S ter plaatse van een contactgebied in aangrijping is met de gereedschapswals 14, 16 in de werkzame toestand. De niet-werkzame toestand wordt verschaft doordat de niet-werkzame gereedschapswals 14, 16 niet aangrijping is met de substraatbaan S en een tegendrukwals 12 of indien aanwezig 22. De niet-werkzame gereedschapswals 14, 16 van de twee gereedschapswalsen 14, 16 is beschikbaar en toegankelijk is voor het daarop wisselen van een gereedschapsplaat 18.

Een dergelijk bewerkingsstation 10 beschikt over de voordelen die hiervoor onder de kop “SAMENVATTING” reeds zijn besproken en die als ingelast dienen te worden beschouwd. In het weergegeven voorbeeld hebben de gereedschapswalsen 14, 16 dezelfde diameter. Zoals reeds eerder opgemerkt, kunnen de eerste en de tweede gereedschapswals 14, 16 ook een van elkaar afwijkende diameter hebben. Het 1s mogelijk om de gehele gereedschapswals 14 en/of 16 uit te wisselen. Het is echter ook mogelijk dat de gereedschapswalsen 14, 16 van het zogenaamde sleevetype zijn, waarbij een cilindrische sleeve over een mandrel 1s geschoven. Wanneer van diameter moet worden gewisseld, behoeft er dan slechts een andere sleeve op de mandrel te worden geschoven. Op deze andere sleeve kan dan weer het nieuwe gereedschap worden aangebracht, bijvoorbeeld door het daarop plakken van een buigzame gereedschapsplaat.

In de getoonde voorbeelden wordt het mechanisme om de snelheid van de substraatbaan S binnen het bewerkingsstation te variëren gevormd door een heen en weer beweegbare slede die een tweetal keerrollen draagt waarop hierna nader zal worden teruggekomen. De uitvinding is niet beperkt tot een dergelijk mechanisme. Het mechanisme kan ook gevormd worden door met een servomotor bestuurbare keerrollen en één of meer danserrollen om de substraatbaan S onder spanning te houden. Van belang is dat de toe- en afvoer van de substraatbaan S naar het bewerkingsstation 10 continu, en in de praktijk met in hoofdzaak constante snelheid kan plaatsvinden. In het getoonde voorbeeld zijn de gereedschapswalsen 14, 16 de tegendrukwalsen 12 en indien aanwezig 22 gelagerd in twee, zich evenwijdig aan elkaar uitstrekkende frameplaten 66, 68. De frameplaten 66, 68 kunnen onderling met elkaar zijn verbonden door een aantal, in de figuren niet getoonde staven. Ook is het mogelijk dat de frameplaten 66, 68 met elkaar zijn verbonden door twee eindwanden 70, 72. In de getoonde voorbeelden laten de eindwanden 70, 72 aan de onderzijde daarvan een opening vrij waardoorheen de substraatbaan S in het bewerkingsstation 10 kan worden ingevoerd en daaruit kan worden afgevoerd. In de praktijk worden de gereedschapswalsen 14, 16 aangedreven door motoren 86, 88. Veelal zullen deze motoren 86, 88 zijn uitgevoerd als servomotor, zodat de gereedschapsplaat 18, waarmee bijvoorbeeld stans-, embossing- of drukpatronen worden aangebracht, geautomatiseerd in register kunnen worden gebracht met eerder aangebrachte of later aan te brengen patronen op de substraatbaan S.

In een uitvoeringsvorm, waarvan twee voorbeelden zijn getoond in de figuren, kan het bewerkingsstation 10, ten behoeve van de variatie van de transportsnelheid van de substraatbaan S ter plaatse van een genoemd contactgebied zijn voorzien van een eerste en een tweede set van drie vrij roteerbare keerrollen 24, 26, 28 en 30, 32, 34. De substraatbaan S is daarbij, in gebruik, zig-zag-gewijs geleid over elke set van drie vrij roteerbare keerrollen, zoals duidelijk zichtbaar is in de doorsnede-aanzichten van de voorbeelden getoond in figuren 4 en 7. Elke set van drie keerrollen omvat, gezien in de transportrichting van de substraatbaan, een stroomopwaartse 24, 30, een tussengelegen 26, 32, en stroomafwaartse keerrol 28, 34. De stroomopwaartse keerrol 24, 30 en de stroomafwaartse keerrol 28, 34 hebben een rotatie-as met een vaste positie.

De tussengelegen keerrol 26, 32 van zowel de eerste als de tweede set van drie keerrollen is verbonden met een keerrolframe 36 dat heen- en weer beweegbaar is opgesteld.

In de beide getoonde voorbeelden is het keerrolframe 36 voorzien van een pen 54 die aangrijpt in een sleuf 56 van een zwenkarm 58. De zwenkarm 58 wordt heen en weer geroteerd door een elektromotor 52. Hierdoor beweegt het keerrolframe 36, dat is voorzien van een geleideblok 62 dat is opgenomen in een geleidegleuf 64 heen en weer.

Aldus wordt een robuust mechanisme verschaft om de snelheid van de substraatbaan Sin het bewerkingsstation 10 te variëren.

Wanneer de hoofdtransportrichting van de substraatbaan S van links naar rechts is in figuren 4 en 7, dan zal de lokale snelheid van de substraatbaan S bij het contactgebied tussen gereedschapswals 14 en tegendrukwals 12 lager zijn dan de toevoersnelheid wanneer het keerrolframe 36 naar links beweegt en hoger dan de toevoersnelheid wanneer het keerrolframe 36 naar rechts beweegt.

De lagere snelheid in het contact gebied kan op deze wijze zelfs tot nul worden gereduceerd.

Het moge duidelijk zijn dat ook andere vormen van aandrijving tot de mogelijkheden behoren. Zo kan bijvoorbeeld gebruik worden gemaakt van een lineaire elektromotor.

In een uitvoeringsvorm, waarvan een voorbeeld is getoond in figuren 1-4, kan het bewerkingsstation 10 zijn voorzien van een enkele tegendrukwals 12 die is geplaatst in een lagersamenstel 38 dat verplaatsbaar is zodat de tegendrukwals 12 verplaatsbaar is tussen een eerste positie P1 (getoond in figuren 1-4) en een tweede positie P2. De tegendrukwals 12 is in de eerste positie P1 onder tussenvoeging van de substraatbaan S in aangrijping met de eerste gereedschapswals 14 en is de substraatbaan S niet in aangrijping met de tweede gereedschapswals 16. In de tweede positie P2 is de tegendrukwals 12 onder tussenvoeging van de substraatbaan S in aangrijping met de tweede gereedschapswals 16 en 1s de substraatbaan S niet in aangrijping met de eerste gereedschapswals 14.

In het voorbeeld van figuren 1-4 zijn de beide frameplaten 66, 68 voorzien van een sleuf 74 via welke de tegendrukwals 12 van de eerste positie P1 naar de tweede positie P2 kan worden verplaatst. In het getoonde voorbeeld is geen mechanisme getoond waarmee dit verplaatsen kan worden uitgevoerd. Het mogelijk duidelijk zijn dat dit handmatig zou kunnen, maar dat dat in verband met de tijd die daarvoor nodig is niet de meeste voorkeur verdienende mogelijkheid is. Bij voorkeur zijn de lagersamenstellen 38 van de tegendrukwals met een mechanisme verplaatsbaar van de eerste positie Pl naar de tweede positie P2 en terug. Een dergelijk mechanisme kan op verschillende wijze worden uitgevoerd, zo kan daarbij bijvoorbeeld gebruik worden gemaakt van een kogelomloopspil met behulp waarvan de lagersamenstellen 38 van de tegendrukwals 12 verplaatsbaar zijn. Andere oplossingen, zoals bijvoorbeeld een zwenkmechanisme waarbij de lagersamenstellen 38 van de tegendrukwals 12 zijn verbonden met een zwenkarm en waarbij fixatie in de beide posities P1 en P2 plaatsvindt met één of meer borgpennen behoren ook tot de mogelijkheden.

Het gaat erom dat op relatief eenvoudige wijze de tegendrukwals 12 van de eerste positie P1 in de tweede positie P2 kan worden gebracht en omgekeerd en dat de lagersamenstellen 38 van de tegendrukwals 12 in die posities P1 en P2 stabiel kunnen worden gefixeerd ten opzichte van de frameplaten 66, 68.

In een andere uitvoeringsvorm, waarvan een voorbeeld is getoond in figuren 5-7, kan het bewerkingsstation 10 zijn voorzien van een eerste en een tweede tegendrukwals 12, 22, die elk in een, bij de betreffende tegendrukwals 12, 22 behorende werkzame P12w en P22w en een niet- werkzame positie P12n en P22n brengbaar zijn. De eerste tegendrukwals 12 is in de werkzame positie P12w onder tussenvoeging van de substraatbaan S in aangrijping met de eerste gereedschapswals 14. In de niet-werkzame positie P12n van de eerste tegendrukwals 12 zijn zowel de substraatbaan S als de tegendrukwals 12 niet in aangrijping met de eerste gereedschapswals

14. De tweede tegendrukwals 22 is in de werkzame positie P22w onder tussenvoeging van de substraatbaan S in aangrijping met de tweede gereedschapswals 16. In de niet-werkzame positie P22n van de tweede tegendrukwals 22 zijn zowel de substraatbaan S als de tegendrukwals 22 niet in aangrijping met de tweede gereedschapswals 16.

In het voorbeeld van deze uitvoeringsvorm dat is getoond in de figuren 5-7 zijn de beide tegendrukwalsen 12, 22 elk via sleuven verticale sleuven 76, 78 in verticale richting verstelbaar ten opzichte van de frameplaten 66, 68 en daarmee ten opzichte van de gereedschapswalsen 14,

16. Ook hiervoor geldt dat deze verstelling handmatig kan worden uitgevoerd of geautomatiseerd. Vanzelfsprekend geldt ook hier dat de geautomatiseerde variant de voorkeur verdient. Automatisering kan net als bij de eerste uitvoeringsvorm zoals hiervoor besproken op verschillende wijze worden uitgevoerd. Zo kunnen de lagersamenstellen 38 van de tegendrukwalsen 12, 22 verplaatsbaar zijn verbonden met de frameplaten 66, 68 en bijvoorbeeld door middel van kogelomloopspillen, zwenkarmen of lineaire motoren verstelbaar zijn ten opzichte van de frameplaten 66, 68. In een uitvoeringsvorm, waarvan twee voorbeelden zijn getoond in figuren 1-7, zijn althans de eerste en de tweede gereedschapswals 14, 16 en de tegendrukwals 12; 12, 22 opgenomen in een behuizing 40 die is voorzien van twee separate toegangsopeningen 42, 44 die elk afsluitbaar zijn met een daarmee geassocieerde deur 46, 48. De beide deuren 46, 48 zijn onafhankelijk van elkaar te openen en te sluiten. Een eerste van de twee toegangsopeningen 42 toegang verschaft tot de eerste gereedschapswals 14 en niet tot de tweede gereedschapswals 16. Een tweede van de twee toegangsopeningen 44 toegang verschaft tot de tweede gereedschapswals 16 en niet tot de eerste gereedschapswals 14. De behuizing 40 wordt in de getoonde voorbeelden gevormd door de twee frameplaten 66, 68, de twee eindwanden 70, 72 en twee scharnierbaar met de eindwanden verbonden deuren 46, 48. Wanneer het bewerkingsstation 10 werkzaam is, verdient het de voorkeur dat slechts één van de deuren 46, 48 kan worden geopend, namelijk die deur die toegang verschaft tot de gereedschapswals 14, 16 die niet werkzaam is en dus ook niet roteert. Een tussenschot 80 verhindert dat een operator per ongeluk in aanraking komt met de roterende gereedschapswals 14, 16 die zich achter de gesloten deur 46, 48 bevindt.

In een uitvoeringsvorm, waarvan twee voorbeelden zijn getoond in de figuren, kunnen de eerste en de tweede gereedschapswalsen 14, 16 van het magnetische type zijn waarop een metalen gereedschapsplaat 18 bevestigbaar is met behulp van magnetisch kracht.

Dergelijke magnetisch te bekrachtigen gereedschapswalsen 14, 16 maken een snelle wisseling van een gereedschapsplaat 18 mogelijk en verschaffen bovendien ene bedrijfszekere bevestiging van een gereedschapsplaat 18 op de gereedschapswals 14, 16, zelfs wanneer de wikkellengte van de gereedschapsplaat 18 aanzienlijk kleiner is dan de omtrekt van de gereedschapswals 14, 16. In een uitvoeringsvorm kan ten minste één van de gereedschapsplaten 18 een stansplaat zijn.

In een andere uitvoeringsvorm kan ten minste één van de gereedschapsplaten 18 een embossingplaat zijn.

In nog weer een andere uitvoeringsvorm kan ten minste één van de gereedschapsplaten 18 een drukplaat zijn.

Het bewerkingsstation 10 kan derhalve verschillende werkzaamheden utvoeren.

Het mogelijk duidelijk zijn dat wanneer de gereedschapsplaat 18 een drukplaat is, het bewerkingsstation 10 tevens zal moeten beschikken over een inktopbrengsamenstel.

Dergelijke inktobrengsamenstellen zijn aan de vakman bekend en kunnen bijvoorbeeld zijn afgestemd op het type drukplaat.

Zo kan het bewerkingsstation geschikt zijn voor offsetdruk, flexografische druk, diepdruk en dergelijke op zichzelf bekende drukprocessen.

In een uitvoeringsvorm, waarvan twee voorbeelden zijn getoond in de figuren, kan het bewerkingsstation 10 zijn voorzien van een besturing 50 die is geconfigureerd om de periodieke variatie van de transportsnelheid van de substraatbaan S ter plaatse van het contactgebied te besturen in afhankelijkheid van een afwikkellengte van de gereedschapsplaat 18 en de diameter van de gereedschapswalsen 14, 16. In de getoonde uitvoeringsvoorbeelden zal dat kunnen worden gerealiseerd door geschikte aansturing van de aandrijving 52 en daarmee van de heen- en weergaande verzwenking van de zwenkarm 58. Zowel de amplitude van de slag van de zwenkarm 58 als de frequentie van de zwenkarm 58 kan worden gevarieerd in afhankelijkheid van de wikkellengte van de gereedschapsplaat 18 en de diameter van de gereedschapswals 12 en indien aanwezig 22. Bij andere uitvoeringen van het mechanisme voor het realiseren van de variabele snelheid van de substraatbaan S zullen andere oplossing worden gekozen, bijvoorbeeld een geschikte aansturing van servomotor die de substraatbaan S transporteren.

In een uitvoeringsvorm kan de besturing 50 de transportsnelheid van de substraatbaan S ter plaatse van het contactgebied zodanig besturen dat de afstand tussen delen van de substraatbaan die door de gereedschapswals 14, 16 zijn bewerkt een geringe afstand is.

In nadere uitwerking van één van deze laatste twee uitvoeringsvormen kan, wanneer de inrichting is voorzien van twee sets van drie vrij roteerbare keerrollen 24-28 en 30-34, zoals hierboven beschreven, de besturing 50 zijn geconfigureerd om een aandrijving 52 van de heen- en weergaande beweging van het keerrolframe 36 zodanig te besturen dat de snelheid van de substraatbaan S in overeenstemming is met de omtrekssnelheid van de gereedschapswals 14, 16 wanneer de gereedschapsplaat 18 in aangrijping is met de substraatbaan S. De besturing 50 van de aandrijving 52 is daarbij bovendien geconfigureerd om de snelheid van de substraatbaan S zodanig te variëren wanneer de gereedschapsplaat 18 niet in aangrijping is met de substraatbaan S, dat, wanneer de gereedschapsplaat 18 als gevolg van het verder roteren van de gereedschapswals 14, 16 voor een volgende bewerking weer in aangrijpmg komt met de substraatbaan S, deze substraatbaan S ten opzichte van het contactbereik niet of slechts over een geringe afstand verder is getransporteerd.

Onder de genoemde geringe afstand die is genoemd in de beide hiervoor besproken uitvoeringsvoorbeelden dient een afstand te worden verstaan die ligt in het bereik van 0 tot 10 cm.

Aldus gaat dus nauwelijks substraatbaanmateriaal verloren, zelfs wanneer de gereedschapsplaat 18 een kleinere afwikkellengte heeft dan de omtrek van de gereedschapswals.

In een uitvoeringsvorm, waarvan twee voorbeelden zijn getoond in de figuren, kan de tegendrukwals 12 of kunnen de tegendrukwalsen 12, 22 roteerbaar aandrijfbaar zijn door een tegendrukwalsaandrijving 82, 84 die bestuurbaar is voor het binnen een omwenteling van de gereedschapswals 14, 16 periodiek variëren van de rotatiesnelheid van de tegendrukwals 12; 12, 22 ten opzichte van de rotatiesnelheid van de gereedschapswals 14, 16. Daarbij is de variatie van de rotatiesnelheid van de tegendrukwals 14, 16 in overeenstemming met de periodiek variërende transportsnelheid van de substraatbaan S ter plaatse van het contactgebied.

Een dergelijke uitvoeringsvorm verhindert dat er slip optreedt tussen de substraatbaan S en de tegendrukwals 12 en, indien aanwezig 22.

Hierdoor wordt een bedrijfszekerder transport van de substraatbaan S en ook een beter drukresultaat verkregen.

De uwitvinding is niet beperkt tot de beschreven uitvoeringsvormen en de getoonde voorbeelden. De bescherming wordt bepaald door de hierna volgende conclusies waarin de verwijzingscijfers slechts dienen ter verduidelijking en geen beperkende werking hebben.

Engelse vertaling van enkele termen: substraatbaan S substrate web gereedschapswals 14, 16 tool cylinder gereedschapsplaat 18 tool plate vrij roteerbare keerrollen idler rollers heen- en weer beweegbaar mounted in a reciprocating movably 1s opgesteld manner stansplaat die plate embossingplaat embossing plates drukplaat printing plate maatregelen features (zie claim 12)

Claims (14)

CONCLUSIES

1. Een bewerkingsstation voor het bewerken van een met in hoofdzaak continue snelheid toegevoerde en afgevoerde substraatbaan (S), omvattend: — een tegendrukwals (12; 12, 22); en — een roteerbaar opgestelde gereedschapswals (14, 16) waarop een eerste gereedschapsplaat (18) bevestigbaar is en die, in gebruik, ter plaatse van een contactgebied onder tussenvoeging van de substraatbaan (S) aangrijpt op de tegendrukwals (12) voor het uitvoeren van een bewerking op de substraatbaan; — een mechanisme geconfigureerd om binnen een omwenteling van de gereedschapswals (14, 16) een transportsnelheid van de substraatbaan (S) ter plaatse van het contactgebied periodiek kan variëren ten opzichte van de rotatiesnelheid van de gereedschapswals (14, 16); gekenmerkt doordat het bewerkingsstation (10) is voorzien van een eerste (14) en een tweede (16) roteerbaar opgestelde gereedschapswals die elk kunnen worden voorzien van een gereedschapsplaat (18), waarbij van de beide gereedschapswalsen (14, 16) er zich telkens slechts één in een werkzame toestand bevindt terwijl de andere zich in een niet-werkzame toestand bevindt, waarbij de werkzame toestand wordt verschaft doordat een genoemde tegendrukwals (12; 12, 22) onder tussenvoeging van de substraatbaan (S) ter plaatse van een contactgebied in aangrijping is met de gereedschapswals (14, 16) in de werkzame toestand, waarbij de niet- werkzame toestand wordt verschaft doordat de niet-werkzame gereedschapswals (14, 16) niet aangrijping 1s met de substraatbaan (S) en een tegendrukwals (12; 12, 22), waarbij de niet-werkzame gereedschapswals (14, 16) van de twee gereedschapswalsen (14, 16) beschikbaar en toegankelijk is voor het daarop wisselen van een gereedschapsplaat (18).

2. Het bewerkingsstation volgens conclusie 1, waarbij het bewerkingsstation (10), ten behoeve van de variatie van de transportsnelheid van de substraatbaan (S) ter plaatse van een genoemd contactgebied is voorzien van: — een eerste en een tweede set van drie vrij roteerbare keerrollen (24, 26, 28 en 30, 32, 34), waarbij over elke set van drie vrij roteerbare keerrollen, in gebruik, de substraatbaan S zig-zag-gewijs is geleid, waarbij elke set van drie keerrollen, gezien in de transportrichting van de substraatbaan, een stroomopwaartse (24, 30), een tussengelegen (26, 32), en stroomafwaartse keerrol (28, 34) omvatten, waarbij de stroomopwaartse keerrol (24, 30) en de stroomafwaartse keerrol (28, 34) een rotatie-as hebben met een vaste positie, en waarbij de tussengelegen keerrol (26, 32) van zowel de eerste als de tweede set van drie keerrollen is verbonden met een keerrolframe (36) dat heen- en weer beweegbaar is opgesteld.

3. Het bewerkingsstation volgens conclusie 1 of 2, waarbij het bewerkingsstation (10) is voorzien van een enkele tegendrukwals (12) die 1s geplaatst in een lagersamenstel (38) dat verplaatsbaar is zodat de tegendrukwals (12) verplaatsbaar is tussen een eerste positie (P1) en een tweede positie (P2), waarbij de tegendrukwals (12) in de eerste positie (P1) onder tussenvoeging van de substraatbaan (S) in aangrijping is met de eerste gereedschapswals (14) en de substraatbaan (S) niet In aangrijpmg is met de tweede gereedschapswals (16), waarbij de tegendrukwals (12) in de tweede positie (P2) onder tussenvoeging van de substraatbaan (S) in aangrijping 1s met de tweede gereedschapswals (16) en de substraatbaan (S) niet in aangrijping is met de eerste gereedschapswals (14).

4. Het bewerkingsstation volgens conclusie 1 of 2, waarbij het bewerkingsstation (10) is voorzien van een eerste en een tweede tegendrukwals (12, 22), die elk in een, bij de betreffende tegendrukwals (12, 22) behorende werkzame (P12w en P22w) en een niet-werkzame positie (P12n en P22n) brengbaar zijn, waarbij de eerste tegendrukwals (12) in de werkzame positie (P12w) onder tussenvoeging van de substraatbaan (S) in aangrijping is met de eerste gereedschapswals (14), waarbij in de niet- werkzame positie (P12n) van de eerste tegendrukwals (12) zowel de substraatbaan (S) als de tegendrukwals (12) niet in aangrijping zijn met de eerste gereedschapswals (14), waarbij de tweede tegendrukwals (22) in de werkzame positie (P22w) onder tussenvoeging van de substraatbaan (S) in aangrijping is met de tweede gereedschapswals (16), waarbij in de niet- werkzame positie (P22n) van de tweede tegendrukwals (22) zowel de substraatbaan (S) als de tegendrukwals (22) niet in aangrijping zijn met de tweede gereedschapswals (16).

5. Het bewerkingsstation volgens één van de conclusie 1-4, waarbij althans de eerste en de tweede gereedschapswals (14, 16) en de tegendrukwals (12; 12, 22) zijn opgenomen in een behuizing (40) die is voorzien van twee separate toegangsopeningen (42, 44) die elk afsluitbaar zijn met een daarmee geassocieerde deur (46, 48), waarbij de beide deuren (46, 48) onafhankelijk van elkaar te openen en te sluiten zijn, waarbij een eerste van de twee toegangsopeningen (42) toegang verschaft tot de eerste gereedschapswals (14) en niet tot de tweede gereedschapswals (16) en waarbij een tweede van de twee toegangsopeningen (44) toegang verschaft tot de tweede gereedschapswals (16) en niet tot de eerste gereedschapswals (14).

6. Het bewerkingsstation volgens één van de conclusies 1-5, waarbij de eerste en de tweede gereedschapswalsen (14, 16) van het magnetische type zijn waarop een metalen gereedschapsplaat (18) bevestigbaar is met behulp van magnetisch kracht.

7. Het bewerkingsstation volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij ten minste één van de gereedschapsplaten (18) een stansplaat 1s.

8. Het bewerkingsstation volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij ten minste één van de gereedschapsplaten (18) een embossingplaat IS.

9. Het bewerkingsstation volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij ten minste één van de gereedschapsplaten (18) een drukplaat 1s.

10. Het bewerkingsstation volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij het bewerkingsstation is voorzien van een besturing (50) die 1s geconfigureerd om de periodieke variatie van de transportsnelheid van de substraatbaan (S) ter plaatse van het contactgebied te besturen in afhankelijkheid van een afwikkellengte van de gereedschapsplaat (18) en de diameter van de gereedschapswalsen (14, 16).

11. Het bewerkingsstation volgens conclusie 10, dat de besturing (50) de transportsnelheid van de substraatbaan (S) ter plaatse van het contactgebied zodanig bestuurt dat de afstand tussen delen van de substraatbaan die door de gereedschapswals (14, 16) zijn bewerkt een geringe afstand is.

12. Het bewerkingsstation volgens conclusie 10 of 11, waarbij het bewerkingsstation beschikt over de maatregelen van ten minste conclusie 2, waarbij de besturing (50) is geconfigureerd om een aandrijving (52) van de heen- en weergaande beweging van het keerrolframe (36) zodanig te besturen dat de snelheid van de substraatbaan (S) in overeenstemming is met de omtrekssnelheid van de gereedschapswals (14, 16) wanneer de gereedschapsplaat (18) in aangrijping is met de substraatbaan (S) en dat de snelheid van de substraatbaan (S) zodanig wordt gevarieerd wanneer de gereedschapsplaat (18) niet in aangrijping is met de substraatbaan (S), dat, wanneer de gereedschapsplaat (18) als gevolg van het verder roteren van de gereedschapswals (14, 16) voor een volgende bewerking weer in aangrijping komt met de substraatbaan (S), deze substraatbaan (S) ten opzichte van het contactbereik niet of slechts over een geringe afstand is verder getransporteerd.

13. Het bewerkingsstation volgens conclusie 11 of 12, waarbij de genoemde geringe afstand ligt in het bereik van 0 tot 10 cm.

14. Het bewerkingsstation volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de ten minste ene tegendrukwals (12; 12, 22) roteerbaar aandrijfbaar is door een tegendrukwalsaandrijving (82, 84) die bestuurbaar 1s voor het binnen een omwenteling van de gereedschapswals (14, 16) periodiek variëren van de rotatiesnelheid van de tegendrukwals (12; 12, 22) ten opzichte van de rotatiesnelheid van de gereedschapswals (14, 16), waarbij de variatie van de rotatiesnelheid van de tegendrukwals (14, 16) in overeenstemming 1s met de periodiek variërende transportsnelheid van de substraatbaan (S) ter plaatse van het contactgebied.