NL2020848B1

NL2020848B1 - Systeem voor het verwerken van slachtproducten, en werkwijze voor het instellen van een onderlinge positionering van productdragers van een dergelijk systeem.

Info

Publication number: NL2020848B1
Application number: NL2020848A
Authority: NL
Inventors: Arnoldus Albertus Van Berkel Franciscus; Johannes Theodorus Janssen Rene; Jozef De Schutter Richard
Original assignee: Marel Poultry B V
Priority date: 2018-05-01
Filing date: 2018-05-01
Publication date: 2019-11-12
Also published as: JP2021520794A; CN112040778B; EP3787411A1; BR112020020597A2; WO2019212335A8; WO2019212335A1; US20210084915A1; KR20210004972A; JP7398385B2; CN112040778A; US11013241B2

Abstract

De uitvinding heeft betrekking op een systeem voor het verwerken van slachtproducten, omvattende een eerste en tweede omlooporgaan en daarmee samenwerkende eerste en tweede productdragers, en een overbrengingsinrichting voor het voor tegengestelde rotatie koppelen van het eerste en tweede omlooporgaan, waarbij bij een overzetlocatie een slachtproduct van een eerste naar een tweede productdrager overgaat, omvattende een eerste en tweede tandwiel verbonden met het eerste en tweede omlooporgaan, waarbij het eerste tandwiel via een eerste en tweede overbrengingstandwiel met het tweede tandwiel voor rotatie is gekoppeld, en een verplaatsingsinrichting die is ingericht voor het onder behoud van tandaangrijping verplaatsen van het zwaartepunt van het eerste en/of tweede overbrengingstandwiel, zodanig dat een hoekstand van het eerste tandwiel ten opzichte van een hoekstand van het tweede tandwiel wijzigt. De uitvinding heeft ook betrekking op een werkwijze voor het positioneren van productdragers van een dergelijk systeem.

Description

A22B 7/00 (2018.01) A22C 21/00 (2019.01) © Aanvraag ingediend: 1 mei 2018 © Afsplitsing van aanvraag , ingediend © Voorrang:

november 2019 © Aanvraag gepubliceerd:

Octrooi verleend:

november 2019 © Octrooischrift uitgegeven:

november 2019 © Octrooihouder(s):

Marei Poultry B.V. te BOXMEER © Uitvinder(s):

Franciscus Arnoldus Albertus van Berkel te BOXMEER

Rene Johannes Theodorus Janssen te BOXMEER

Richard Jozef de Schutter te BOXMEER © Gemachtigde:

ir. J.M.G. Dohmen c.s. te Eindhoven © Systeem voor het verwerken van slachtproducten, en werkwijze voor het instellen van een onderlinge positionering van productdragers van een dergelijk systeem.

© De uitvinding heeft betrekking op een systeem voor het verwerken van slachtproducten, omvattende een eerste en tweede omlooporgaan en daarmee samenwerkende eerste en tweede productdragers, en een overbrengingsinrichting voor het voor tegengestelde rotatie koppelen van het eerste en tweede omlooporgaan, waarbij bij een overzetlocatie een slachtproduct van een eerste naar een tweede productdrager overgaat, omvattende een eerste en tweede tandwiel verbonden met het eerste en tweede omlooporgaan, waarbij het eerste tandwiel via een eerste en tweede overbrengingstandwiel met het tweede tandwiel voor rotatie is gekoppeld, en een verplaatsingsinrichting die is ingericht voor het onder behoud van tandaangrijping verplaatsen van het zwaartepunt van het eerste en/of tweede overbrengingstandwiel, zodanig dat een hoekstand van het eerste tandwiel ten opzichte van een hoekstand van het tweede tandwiel wijzigt. De uitvinding heeft ook betrekking op een werkwijze voor het positioneren van productdragers van een dergelijk systeem.

NL B1 2020848

Dit octrooi is verleend ongeacht het bijgevoegde resultaat van het onderzoek naar de stand van de techniek en schriftelijke opinie. Het octrooischrift komt overeen met de oorspronkelijk ingediende stukken.

Korte aanduiding: Systeem voor het verwerken van slachtproducten, en werkwijze voor het instellen van een onderlinge positionering van productdragers van een dergelijk systeem.

Beschrijving

In systemen voor het verwerken van slachtproducten zoals gevogelte, in het bijzonder kippen, is er een continu streven naar hogere verwerkingssnelheden om zodoende de productiecapaciteit te kunnen verhogen. Dergelijke systemen omvatten gebruikelijk een kettingvormig transportorgaan met daaraan productdragers, veelal haken, die de slachtproducten dragen. De slachtproducten worden hierbij op continue wijze langs bewerkingsstations getransporteerd. Afhankelijk van het te verwerken slachtproduct en het stadium van de verwerking zijn specifieke productdragers nodig om het slachtproduct op een zodanige wijze te dragen dat het doelmatig kan worden bewerkt.

Dergelijke systemen hebben veelal overzetlocaties waar slachtproducten van een productdrager, zoals een haak, aan een eerste omlooporgaan, zoals een carrousel, of eventueel van een productdrager aan een eerste transportketting die om een dergelijk eerste omlooporgaan is geslagen, naar een productdrager, zoals een haak, aan een tweede transportketting, meestal met haken van een ander type, dienen te worden overgezet, dat wil zeggen dienen over te gaan. Dit is een kritisch punt in een dergelijk systeem. Een onvoldoende nauwkeurige onderlinge positionering van de productdragers tijdens het overzetten leidt tot een hoger foutpercentage van het overzetten/ doen overgaan van slachtproducten en daaraan gerelateerd tot een hogere stilstandtijd van het systeem, bijvoorbeeld als gevolg van verklemming van een slachtproduct. Bij toenemende transportsnelheid oftewel verwerkingssnelheid is dit overzetten bovendien extra kritisch.

Ook varieert in de praktijk in gebruik van een dergelijk systeem onder andere het gewicht van de door de productdragers gedragen slachtproducten, dat wil zeggen bij de verwerking van verschillende typen slachtproduct, alsook binnen een aantal van hetzelfde type slachtproduct. Dit resulteert, onder meer vanwege de vaak grote lengte van transportorganen, die enkele kilometers lang kunnen zijn, ook in een variërende onderlinge positionering van productdragers ter plaatse van een overzetlocatie. Ten aanzien van genoemde problemen zijn de huidige systemen voor verbetering vatbaar.

Ten aanzien van het instellen van de onderlinge positionering van productdragers ter plaatse van een overzetlocatie zijn de huidige systemen ook voor verbetering vatbaar. Bij het constateren van een onvoldoende nauwkeurige positionering, bijvoorbeeld doordat wordt waargenomen dat een uitvalpercentage van het overzetten van slachtproducten onacceptabel hoog is of wordt, dient het systeem te worden stilgelegd, om vervolgens met de positionering samenhangende instellingen van het systeem te wijzigen. Vervolgens dient het systeem weer te worden gestart, waarna pas kan worden gecontroleerd of de gewijzigde instellingen een gunstig effect hebben op de positionering en daarmee het uitvalpercentage. Zo niet, dient het systeem wederom te worden stilgelegd, etc. Dit iteratief proces is bijzonder tijdrovend en bewerkelijk. Het leidt tot een ongewenst hoge stilstandtijd van het systeem.

Het is derhalve een doel van de onderhavige uitvinding om een systeem voor het verwerken van slachtproducten, in het bijzonder gevogelte, te verschaffen dat een oplossing verschaft voor een of meer van de genoemde problemen. Een doel van de uitvinding is om een systeem voor het verwerken van slachtproducten te verschaffen dat, met behoud van de betrouwbaarheid ervan, op een hogere verwerkingssnelheid kan werken. Een doel van de uitvinding is om een systeem voor het verwerken van slachtproducten te verschaffen dat slachtproducten op meer betrouwbare wijze kan overzetten/ doen overgaan. Een doel van de uitvinding is om een systeem voor het verwerken van slachtproducten te verschaffen waarbij het overzetten van slachtproducten tussen productdragers in hoge mate ongevoelig is voor in bedrijf variërende eigenschappen van slachtproducten.

Een of meer van de genoemde doelen is bereikt met het systeem volgens de onderhavige uitvinding, voor het verwerken van slachtproducten, in het bijzonder gevogelte zoals kippen, zoals gedefinieerd in conclusie 1, het systeem omvattende

- een eerste omlooporgaan dat in bedrijf van het systeem om een eerste hartlijn roteert,

- eerste productdragers die met het eerste omlooporgaan voor gezamenlijke rotatie samenwerken, elk geconfigureerd voor het dragen van een respectievelijke van de slachtproducten,

- een tweede omlooporgaan dat in bedrijf om een tweede hartlijn, die parallel op afstand van de eerste hartlijn is, roteert, en

- tweede productdragers die met het tweede omlooporgaan voor gezamenlijke rotatie samenwerken, elk geconfigureerd voor het dragen van een respectievelijke van de slachtproducten.

Volgens de uitvinding omvat het systeem een overbrengingsinrichting die is geconfigureerd voor het met een vaste overbrengingsverhouding, zoals bijvoorbeeld met een tandwieloverbrenging of met een tandriemoverbrenging, met elkaar koppelen van het eerste en tweede omlooporgaan, zodanig dat bij rotatie van het eerste omlooporgaan in een rotatierichting, het tweede omlooporgaan in tegengestelde rotatierichting roteert, en zodanig dat tijdens genoemde rotatie telkens een eerste productdrager en een tweede productdrager met hetzelfde tijdsinterval tegenover elkaar een overzetlocatie passeren, welke overzetlocatie bij voorkeur tussen het eerste en tweede omlooporgaan in is gelegen. Het systeem hierbij geconfigureerd om tijdens de genoemde rotatie, ter plaatse van de overzetlocatie, een slachtproduct van een eerste productdrager naar een tweede productdrager (en/of vice versa) over te laten gaan. De overbrengingsinrichting omvat een eerste tandwiel en een tweede tandwiel, voor rotatie verbonden met respectievelijk het eerste en het tweede omlooporgaan. Verder omvat de overbrengingsinrichting een eerste overbrengingstandwiel en een tweede overbrengingstandwiel dat met het eerste overbrengingstandwiel in tandaangrijping is. Het eerste tandwiel is via het eerste en tweede overbrengingstandwiel met het tweede tandwiel voor rotatie gekoppeld. De overbrengingsinrichting omvat verder een verplaatsingsinrichting die is ingericht voor het onder behoud van de tandaangrijping (dat wil zeggen tussen het eerste overbrengingstandwiel en het tweede overbrengingstandwiel) verplaatsen van het zwaartepunt van ten minste een van het eerste overbrengingstandwiel en het tweede overbrengingstandwiel, zodanig dat een hoekstand van het eerste tandwiel ten opzichte van een hoekstand van het tweede tandwiel wijzigt, voor het als gevolg daarvan dus wijzigen van een onderlinge positionering, oftewel uitlijning, van een eerste productdrager - van de eerste productdragers - ten opzichte van een tweede productdrager - van de tweede productdragers - ter plaatse van de overzetlocatie.

Het zwaartepunt van een tandwiel is normaliter op de hartlijn van het tandwiel gelegen en daarom wordt met zwaartepunt in de onderhavige beschrijving en conclusies bedoeld een punt op de hartlijn. Met een dergelijke verplaatsing van het zwaartepunt wordt dus bedoeld een verplaatsing van ten minste een van het eerste overbrengingstandwiel en het tweede overbrengingstandwiel anders dan een zuivere hoekverplaatsing, ofwel zuivere rotatie, van het betreffend tandwiel om diens hartlijn, aangezien bij een dergelijke hoekverplaatsing het zwaartepunt, oftewel een punt op de hartlijn, niet verplaatst. Het betreffend tandwiel ondergaat bij de genoemde verplaatsing dus een translatie volgens een traject dat recht, zoals bijvoorbeeld parallel aan de hartlijn, of (deels) gekromd is.

Een voordeel van het systeem volgens de onderhavige uitvinding is dat door toepassing van de genoemde overbrengingsinrichting de onderlinge positionering, oftewel uitlijning, van een eerste productdrager en een tweede productdrager ter plaatse van de overzetlocatie in hoge mate nauwkeurig kan worden ingesteld, aangezien de hoekstand van het eerste tandwiel ten opzichte van die van het tweede tandwiel, en daardoor dus ook van de omlooporganen waarmee de productdragers voor gezamenlijke rotatie samenwerken op effectieve en nauwkeurige wijze kan worden gewijzigd en bovendien via de overbrenginrichting via een vaste overbrengingsverhouding zijn gekoppeld. Dit leidt tot een meer betrouwbaar overzetten van slachtproducten, met een lager uitvalpercentage, ook op hogere verwerkingssnelheden. Het risico op een volledig foutief overzetten waarbij een slachtproduct helemaal niet naar een tweede productdrager overgaat maar uit het systeem valt, en tevens het risico op zogenaamde éénpoters, dat wil zeggen slachtproducten met twee poten, zoals gevogelte, die bij het van een eerste naar een tweede productdrager overgaan onbedoeld slechts met één poot in de tweede productdrager terecht komen, beide risico’s zijnde een mogelijk gevolg van een onvoldoende nauwkeurige uitlijning, kunnen door toepassing van het systeem volgens de uitvinding worden verkleind.

De overbrengingsinrichting maakt het bovendien mogelijk om de onderlinge positionering in bedrijf van het systeem te wijzigen, dat wil zeggen terwijl de omlooporganen roteren en er dus achtereenvolgende eerste productdragers en tweede productdragers de overzetlocatie passeren. Dit is mogelijk omdat de overbrengingstandwielen tijdens het verplaatsen van ten minste een tandwiel ervan in tandaangrijping blijven en dus in bedrijf kunnen blijven, dat wil zeggen roterend aandrijfbaar kunnen blijven. Een belangrijk voordeel is dan ook dat tijdens het wijzigen van de positionering het effect hiervan op het overzetten/ doen overgaan direct kan worden waargenomen waardoor in zeer korte tijd een verhoogd nauwkeurige en daardoor meer betrouwbaar overzetten van slachtproducten kan worden gerealiseerd. Bovendien worden spelingen zoals bijvoorbeeld in transportorganen, in de praktijk vaak pas goed zichtbaar in bedrijf, zeker bij transportorganen met een lengte in de orde van enkele kilometers. Dergelijke spelingen die onder meer resulteren in een onvoldoende nauwkeurige uitlijning zijn bij stilstand van het systeem dus in de regel niet gelijk aan de spelingen op bedrijfssnelheid van het systeem. Tevens is het gewicht van de door een transportorgaan gedragen slachtproducten hierop van invloed. Doordat in het systeem volgens de uitvinding de uitlijning in bedrijf kan worden gewijzigd wordt er derhalve geen nadeel ondervonden van dergelijke invloeden op de spelingen. Het is in dit kader ook mogelijk om, bijvoorbeeld met een daartoe geschikte waarneeminrichting die werkzaam met de overbrenginrichting is verbonden en/of op basis van in een met de verplaatsingsinrichting werkzaam verbonden stuurinrichting van het systeem opgenomen informatie zoals gerelateerd aan een gewicht van de slachtproducten, het instellen, dat wil zeggen het wijzigen van de hoekstand tussen de beide omlooporganen, volledig geautomatiseerd te laten plaatsvinden.

Ten aanzien van de onderlinge positionering, oftewel uitlijning, van een eerste productdrager en een tweede productdrager ter plaatse van de overzetlocatie wordt opgemerkt dat deze ook afhankelijk kan zijn van de wijze van overzetten van slachtproducten van een eerste naar een tweede productdrager, zoals bijvoorbeeld omvattende de afstand die een slachtproduct moet afleggen tijdens het overgaan van een eerste naar een tweede productdrager. Indien bijvoorbeeld een slachtproduct in hoofdzaak dwars op de verplaatsingsrichting van de eerste en tweede productdragers ter plaatse van de overzetlocatie uit de eerste productdrager wordt geforceerd, kan het in het bijzonder bij hoge transportsnelheden gunstig zijn om de tweede productdrager een weinig te laten nalopen om zodoende te compenseren voor de tijd die het kost voor het slachtproduct om te verplaatsen van de eerste naar de tweede productdrager.

De hoekstand, ofwel hoekpositie, van een tandwiel betekent de stand/ positie van het tandwiel om de hartlijn ervan. Een rotatie van het tandwiel, ofwel een hoekverplaatsing, resulteert dus in een gewijzigde hoekstand.

In een voorkeursuitvoeringsvorm zijn de eerste productdragers op regelmatige afstand van elkaar in omtreksrichting aan het eerste omlooporgaan bevestigd. Het eerste omlooporgaan kan in een uitvoeringsvorm een carrousel omvatten. Het systeem kan verder een eindloos flexibel transportorgaan omvatten, waaraan de tweede productdragers op regelmatige afstand van elkaar zijn voorzien, welk flexibel transportorgaan om het tweede omlooporgaan is geslagen. Het eindloos flexibel transportorgaan kan een schalmenketting omvatten en het tweede omlooporgaan kan een kettingwiel omvatten. Bij een dergelijk systeem kunnen slachtproducten dus vanaf productdragers van een omlooporgaan zoals een carrousel naar productdragers aan een flexibel transportorgaan worden overgezet. Overzetten vanaf dergelijke productdragers, die een in hoge mate bepaalde positie hebben en slachtproducten stabiel kunnen houden, verhoogt de betrouwbaarheid.

In een alternatieve voorkeursuitvoeringsvorm omvat het systeem een eerste eindloos flexibel transportorgaan, waaraan de eerste productdragers op regelmatige afstand van elkaar zijn voorzien, dat om het eerste omlooporgaan is geslagen, en/ of een tweede eindloos flexibel transportorgaan, waaraan de tweede productdragers op regelmatige afstand van elkaar zijn voorzien, dat om het tweede omlooporgaan is geslagen. Het eerste en/of tweede eindloos flexibel transportorgaan kan een schalmenketting omvatten. Het eerste en/of tweede omlooporgaan kan een respectievelijk kettingwiel omvatten.

Bij voorkeur hebben het eerste tandwiel en het tweede tandwiel elk een hartlijn die samenvalt met respectievelijk de eerste en de tweede hartlijn. Het is alternatief mogelijk dat het eerste tandwiel en het tweede tandwiel via verdere tandwielen of althans overbrengingsinrichtingen voor rotatie met het eerste respectievelijk tweede omlooporgaan zijn verbonden.

In een voorkeursuitvoeringsvorm is het eerste overbrengingstandwiel voorzien van schuine vertanding en roteerbaar om een derde hartlijn en is het tweede overbrengingstandwiel eveneens voorzien van schuine vertanding, in tandaangrijping met de schuine vertanding van het eerste overbrengingstandwiel, en roteerbaar om een vierde hartlijn. Hierbij kan de verplaatsingsinrichting van de overbrengingsinrichting zijn geconfigureerd voor het, met behoud van (tand)aangrijping tussen het eerste en tweede overbrengingstandwiel, ten opzichte van het ene van het eerste en tweede overbrengingstandwiel evenwijdig aan de hartlijn ervan verplaatsen van het andere van het eerste en tweede overbrengingstandwiel. Het is hierbij mogelijk dat één van beide overbrengingstandwielen de verplaatsing ondergaat, of beide overbrengingstandwielen. Als gevolg van deze axiale relatieve verplaatsing wijzigt, als gevolg van de schuine vertanding, de hoekstand tussen de beide overbrengingstandwielen op een zeer gecontroleerde en gedefinieerde wijze. Hoe schuiner de vertanding is, hoe groter de hoekstandwijziging is. De verplaatsing kan zonder enig probleem in bedrijf van het systeem, dus bij roterende aandrijving van de tandwielen, worden bewerkstelligd.

Hierbij kan de overbrengingsinrichting verder een derde overbrengingstandwiel omvatten dat om de derde hartlijn roteerbaar is, rotatievast met het eerste overbrengingstandwiel is verbonden en met een vaste overbrengingsverhouding is gekoppeld met het eerste tandwiel. Verder kan de overbrengingsinrichting een vierde overbrengingstandwiel omvatten dat om de vierde hartlijn roteerbaar is, rotatievast met het tweede overbrengingstandwiel is verbonden en met een vaste overbrengingsverhouding is gekoppeld met het tweede tandwiel. Hierbij kan de verplaatsingsinrichting zijn geconfigureerd om het eerste en derde overbrengingstandwiel evenwijdig aan de derde hartlijn te verplaatsen en/of om het tweede en vierde overbrengingstandwiel evenwijdig aan de vierde hartlijn te verplaatsen. Alternatief kan de verplaatsingsinrichting zijn geconfigureerd om het eerste overbrengingstandwiel ten opzichte van het derde overbrengingstandwiel evenwijdig aan de derde hartlijn te verplaatsen en/of om het tweede overbrengingstandwiel ten opzichte van het vierde overbrengingstandwiel evenwijdig aan de vierde hartlijn te verplaatsen. Het derde overbrengingstandwiel kan in tandaangrijping zijn met het eerste tandwiel. Het vierde overbrengingstandwiel kan in tandaangrijping zijn met het tweede tandwiel. Hierdoor kan de verplaatsing van het eerste en/of tweede overbrengingstandwiel als het ware geïsoleerd worden van het resterend deel van de overbrengingsinrichting.

Bij voorkeur strekken de eerste, tweede, derde en vierde hartlijn zich alle parallel aan elkaar uit.

In een alternatieve voorkeursuitvoeringsvorm van een systeem volgens de onderhavige uitvinding is het eerste overbrengingstandwiel roteerbaar om een derde hartlijn en is het tweede overbrengingstandwiel roteerbaar om een vierde hartlijn die parallel op afstand is van de derde hartlijn. Hierbij kan de verplaatsingsinrichting van de overbrengingsinrichting zijn geconfigureerd voor het, met behoud van aangrijping tussen het eerste en het tweede overbrengingstandwiel, ten opzichte van elkaar in een vlak haaks op de derde en vierde hartlijn verplaatsen van het eerste en het tweede overbrengingstandwiel.

Hierbij kan de overbrengingsinrichting zodanig zijn geconfigureerd dat het eerste overbrengingstandwiel tijdens de genoemde verplaatsing een cirkelbaan met een constante eerste radius doorloopt rond een hartlijn, hetgeen de eerste hartlijn kan zijn, van het eerste tandwiel en dus afwikkelt rond het eerste tandwiel, en het tweede overbrengingstandwiel tijdens de genoemde verplaatsing een cirkelbaan met een constante tweede radius doorloopt rond een hartlijn, hetgeen de tweede hartlijn kan zijn, van het tweede tandwiel en dus afwikkelt rond het tweede tandwiel.

De eerste productdragers kunnen van hetzelfde, of, bij voorkeur, van een ander type zijn dan de tweede productdragers. In een uitvoeringsvorm zijn de eerste productdragers en/of de tweede productdragers als haken uitgevoerd voor het daaraan hangend dragen van slachtproducten. In een uitvoeringsvorm zijn de eerste productdragers als slachthaken uitgevoerd en zijn de tweede productdragers als koelhaken uitgevoerd. Alternatief kunnen de eerste productdragers bijvoorbeeld als koelhaken zijn uitgevoerd. Alternatief kunnen de tweede productdragers bijvoorbeeld als delenhaken zijn uitgevoerd.

De overzetlocatie kan tussen het eerste omlooporgaan en het tweede omlooporgaan in zijn gelegen, dat wil zeggen op een locatie waar de eerste en tweede productdragers zich langs een omtrek van het respectievelijke omlooporgaan bevinden. Alternatief kan de overzetlocatie bijvoorbeeld zijn gelegen op een locatie die wel grenst aan een van het eerste en tweede omlooporgaan, dat wil zeggen waar de eerste dan wel tweede productdragers zich langs een omtrek van het betreffende ene omlooporgaan bevinden, maar vrij is van het andere van het eerste en tweede omlooporgaan, dat wil zeggen waar de eerste dan wel tweede productdragers zich niet langs een omtrek van het betreffende andere omlooporgaan bevinden maar bijvoorbeeld, in geval van een eindloos flexibel transportorgaan zoals een ketting, aan een recht baanstuk tussen het betreffende andere omlooporgaan en een verder omlooporgaan, maar wel in de nabijheid van het betreffende andere omlooporgaan, zoals binnen een afstand in het bereik tot 50 meter van het andere omlooporgaan, bij voorkeur binnen een afstand van 5 tot 40 meter, bij verdere voorkeur enkele tientallen meters, zoals bijvoorbeeld 20 meter, van het betreffende andere omlooporgaan.

Ten behoeve van het van een eerste productdrager naar een tweede productdrager laten overgaan van een slachtproduct kan het systeem een overzetter omvatten die is geconfigureerd voor het ter plaatse van de overzetlocatie, tijdens genoemde rotatie, van een eerste productdrager naar een tweede productdrager laten overgaan van een slachtproduct, bij voorkeur door middel van het door een overzetorgaan van de overzetter uitoefenen van een kracht op het slachtproduct, zoals door duwen of stoten tegen het slachtproduct.

Verder kan het systeem een aandrijfinrichting omvatten voor het bewerkstelligen van rotatie rond de respectievelijke hartlijn van het eerste en/of het tweede omlooporgaan. De aandrijfinrichting kan een aandrijving, zoals langs elektrische weg bijvoorbeeld met een elektromotor, voor roterende aandrijving van het eerste omlooporgaan omvatten. De aandrijfinrichting kan een verdere aandrijving, zoals langs elektrische weg bijvoorbeeld met een elektromotor, voor roterende aandrijving van het tweede omlooporgaan omvatten. Het is hierbij voordelig om met een van de aandrijvingen een toerental van het ene omlooporgaan te sturen, hetgeen overeenkomt met een verplaatsingssnelheid van de productdragers, en met de andere van de twee aandrijvingen een vooraf bepaald aandrijfkoppel te genereren en dus niet op toerental te sturen. Bij toepassing van een eerste en/of tweede eindloos flexibel transportorgaan zoals een transportketting is het aandrijfkoppel gerelateerd aan de trekkracht / spanning in het transportorgaan dan wel de transportorganen. Ook is het genoemd aandrijfkoppel gerelateerd aan een koppel waarmee het eerste en tweede overbrengingstandwiel van de overbrengingsinrichting in bedrijf zijn belast. Bij voorkeur wordt de aandrijving die de aandrijving van het tweede omlooporgaan bewerkstelligt zodanig gestuurd dat deze een vooraf bepaald aandrijfkoppel genereert.

De onderhavige uitvinding heeft tevens betrekking op een werkwijze voor het instellen van een onderlinge positionering van productdragers van een systeem volgens de onderhavige uitvinding, de werkwijze omvattende het met de verplaatsingsinrichting onder behoud van de tandaangrijping verplaatsen van het zwaartepunt van ten minste een van het eerste overbrengingstandwiel en het tweede overbrengingstandwiel, zodanig dat een hoekstand van het eerste tandwiel ten opzichte van een hoekstand van het tweede tandwiel wijzigt. Als gevolg daarvan wordt dus een onderlinge positionering, oftewel uitlijning, van een eerste productdrager van de eerste productdragers - ten opzichte van een tweede productdrager - van de tweede productdragers - ter plaatse van de overzetlocatie gewijzigd.

In een uitvoeringsvorm wordt het eerste en het tweede omlooporgaan geroteerd en wordt een onderlinge positionering van een eerste en een tweede productdrager waargenomen. Dit kan direct, of indirect bijvoorbeeld via het waarnemen van een hoekstand van respectievelijk het eerste en tweede omlooporgaan of eerste en tweede tandwiel. Indien de waargenomen onderlinge positionering buiten een vooraf bepaald bereik is, wordt tijdens het roteren de stap van het verplaatsen uitgevoerd, ten behoeve van het weer binnen het vooraf bepaald bereik laten zijn van de onderlinge positionering.

In aanvulling op het bovengenoemd waarnemen of alternatief daaraan wordt in een uitvoeringsvorm van de werkwijze de stap van het verplaatsen uitgevoerd op basis van informatie aanwezig in een stuurinrichting van het systeem, zoals omvattende informatie over een belasting van een omlooporgaan en/of transportorgaan in bedrijf van het systeem, bijvoorbeeld als gevolg van het gewicht van te verwerken slachtproducten. In een uitvoeringsvorm van de werkwijze kan de stap van het verplaatsen derhalve (mede) worden uitgevoerd op basis van een, bij voorkeur handmatig dan wel op basis van een gewichtsmeting in het systeem in een stuurinrichting van het systeem ingevoerd, gewicht van de slachtproducten. Een relatie tussen de onderlinge positionering en het gewicht van de slachtproducten kan zijn bepaald, en optioneel in een geheugen van de stuurinrichting zijn ingevoerd, en op basis hiervan kan de stap van het verplaatsen handmatig of geautomatiseerd worden uitgevoerd teneinde (ten minste ten dele) voor het gewicht van de slachtproducten te compenseren, bijvoorbeeld indien na het verwerken van relatief lichte slachtproducten vervolgens relatief zware slachtproducten worden verwerkt. Zoals hierboven reeds is aangegeven kan het gewicht van de slachtproducten, in het bijzonder bij toepassing van lange eindloos flexibele transportorganen, van invloed zijn op de onderlinge positionering van de eerste en tweede productdragers ter plaatse van de overzetlocatie, ook ten aanzien van het bovenomschreven mogelijk aan de orde zijnde nalopen van de tweede productdragers om te compenseren voor de tijd die het kost voor een slachtproduct om over te gaan van een eerste naar een tweede productdrager, in afhankelijkheid van de transportsnelheid. Op deze wijze kan dus bijvoorbeeld al een voorinstelling van de onderlinge positionering worden uitgevoerd bij een wijziging van te verwerken slachtproducten. Zo nodig kan vervolgens, indien zou blijken dat de uitlijning nog (net) niet binnen het gewenste bereik is, handmatig of geautomatiseerd zoals op basis van het genoemde waarnemen, een na-instelling worden uitgevoerd.

Voordelen van de werkwijze volgens de uitvinding zijn analoog aan de bovengenoemde voordelen van het systeem volgens de uitvinding. Voorkeursuitvoeringsvormen van het systeem volgens de uitvinding, zoals boven omschreven, zijn analoog toepasbaar bij de werkwijze volgens de uitvinding, en vice versa.

De onderhavige uitvinding zal navolgend worden omschreven aan de hand van de beschrijving van een voorkeursuitvoeringsvorm van een systeem volgens de onderhavige uitvinding, onder verwijzing naar de navolgende schematische figuren, waarin:

- Figuur 1 toont in vooraanzicht een gedeelte van een voorkeursuitvoeringsvoorbeeld van een systeem volgens de onderhavige uitvinding, voor het verwerken van slachtproducten;

- Figuur 2 toont in 3D-weergave, zeer schematisch, een gedeelte van een overbrengingsinrichting van een systeem volgens de onderhavige uitvinding;

- Figuur 3a en 3b tonen in linker zijaanzicht een gedeelte van een overbrengingsinrichting van het in figuur 1 getoonde systeem, in twee verschillende toestanden;

- Figuur 4 toont in vooraanzicht een gedeelte van een verder voorkeursuitvoeringsvoorbeeld van een systeem volgens de onderhavige uitvinding, voor het verwerken van slachtproducten;

- Figuur 5a en 5b tonen in 3D-weergave respectievelijk rechter zijaanzicht een detail van het in figuur 1 getoonde systeem; en

- Figuur 6 toont in bovenaanzicht, zeer schematisch, een gedeelte van een overbrengingsinrichting van een systeem volgens de onderhavige uitvinding;

Figuur 1 toont een gedeelte van een systeem 1 voor het verwerken van slachtproducten, zoals gevogelte zoals kippen dan wel delen daarvan. Bij wijze van voorbeeld is in figuur 1 een slachtproduct 2 getoond, zijnde een deel van een kip. Het systeem 1 heeft een eerste eindloos flexibel transportorgaan 4 in de vorm van een schalmenketting. Aan het transportorgaan 4 zijn, op onderling regelmatige afstand zoals een afstand in het bereik van 10 tot 20 cm., achtereenvolgende productdragers 6 in de vorm van haken voorzien, door elke waarvan een slachtproduct 2 hangend wordt gedragen. In figuur 1 is één productdrager 6 ingetekend. De verticale afstand tussen de productdrager 6 en het transportorgaan 4 kan ook kleiner worden gekozen. Met een niet nader in de figuren getoonde aandrijfinrichting, zoals omvattende een elektromotor, kan het transportorgaan 4 dan wel een daarmee werkzaam verbonden onderdeel van het systeem zoals een kettingwiel worden aangedreven, zodanig dat de haken met daaraan de slachtproducten 2 volgens een transporttraject verplaatsen ten behoeve van de verwerking van de slachtproducten. Langs het transporttraject zijn gangbaar diverse bewerkingsstations opgesteld voor het tijdens het, continu, langs het bewerkingsstation verplaatsen uitvoeren van bewerkingshandelingen aan de slachtproducten. Hieronder vallen bijvoorbeeld het koelen, eviscereren, diverse snijbewerkingen van slachtproducten.

Het systeem 1 heeft verder een eerste omlooporgaan 8 dat in bedrijf van het systeem 1 om een eerste hartlijn 10 roteert. Het omlooporgaan 8 is aan een as 11 voorzien, die via een lagering 12, 12’ roteerbaar aan een gestel 3 van het systeem 1 is bevestigd. In het voorbeeld volgens figuur 1 betreft het eerste omlooporgaan 8 een kettingwiel waaraan langs de omtrek ervan een vertanding is voorzien voor samenwerking met het als schalmenketting uitgevoerd transportorgaan

4. Het transportorgaan 4 is om het eerste omlooporgaan 8 geslagen. Als gevolg daarvan werken de eerste productdragers 6 dus voor gezamenlijke rotatie met het eerste omlooporgaan 8 samen. De eerste productdragers kunnen met een geleidingsinrichting in een baan zijn geleid die op het eerste omlooporgaan is afgestemd, ter verhoging van de nauwkeurigheid van positionering van de eerste productdragers.

Het systeem 1 heeft tevens een tweede eindloos flexibel transportorgaan 14, ook in de vorm van een schalmenketting. Aan het transportorgaan 14 zijn, op een regelmatige afstand van elkaar, achtereenvolgende tweede productdragers 16 in de vorm van haken voorzien, waaraan een slachtproduct 2 kan hangen. Deze tweede productdragers 16 zijn van een ander type dan de eerste productdragers 6. De productdragers 16 kunnen bijvoorbeeld zogenaamde koelhaken zijn en de productdragers 6 slachthaken. Het is echter binnen het kader van de uitvinding ook mogelijk dat productdragers 6 en 16 van hetzelfde type zijn.

Het systeem 1 heeft verder een tweede omlooporgaan 18 dat in bedrijf van het systeem 1 om een tweede hartlijn 20 roteert die parallel op afstand is van de eerste hartlijn 10. Het omlooporgaan 18 is aan een as 21 voorzien, die via een lagering 22, 22’ roteerbaar aan een gestel 3 van het systeem 1 is bevestigd, op een vaste afstand van de as 11 van het eerste omlooporgaan 8. In het voorbeeld volgens figuur 1 betreft het tweede omlooporgaan 18 een kettingwiel waaraan langs de omtrek ervan een met het als schalmenketting uitgevoerd transportorgaan 14 samenwerkende vertanding is voorzien, analoog aan omlooporgaan 8. Het transportorgaan 14 is om het tweede omlooporgaan 18 geslagen. Als gevolg daarvan werken de tweede productdragers 16 dus voor gezamenlijke rotatie met het tweede omlooporgaan 18 samen. De twee omlooporganen 8, 18 zijn zodanig op afstand van elkaar voorzien dat de productdragers 6, 16 tussen de omlooporganen 8, 18 in, ter plaatse van een overzetlocatie 24, bij elkaar komen, dat wil zeggen op een kortste afstand van elkaar komen. Deze afstand is zodanig dat een slachtproduct 2 geautomatiseerd van een eerste productdrager 6 naar een tweede productdrager 16 kan overgaan.

Ten behoeve van het van een eerste productdrager 6 naar een tweede productdrager 16 laten overgaan van een slachtproduct 2 heeft het systeem 1 een - zeer schematisch in figuur 1 getoonde - overzetter 26 die is geconfigureerd voor het ter plaatse van de overzetlocatie 24, tijdens rotatie van de twee omlooporganen 8, 18, telkens geautomatiseerd van een eerste productdrager 6 naar een tweede productdrager 16 laten overgaan van een slachtproduct 2. In een uitvoeringsvorm kan dit worden gerealiseerd door middel van het door een overzetorgaan 28 van de overzetter 26 uitoefenen van een kracht op dat slachtproduct 2. Een aandrijving van de overzetter 26 kan bijvoorbeeld via een nok-volger zijn gerealiseerd om zodoende een beweging van de overzetter op rotatie van het eerste omlooporgaan 8 afgestemd te laten plaatsvinden. Een dergelijk overzetten van slachtproducten is op zich bekend voor de vakman.

Het systeem heeft verder een aandrijfinrichting 50 voor het roterend aandrijven van het tweede omlooporgaan 18. Hiertoe is, bij wijze van voorbeeld, een elektromotor 51 voorzien die via een tandriemoverbrenging 52 aandrijvend met de as 21 is verbonden. De twee omlooporganen 8, 18 worden zodanig aangedreven, direct dan wel indirect via het transportorgaan 4 respectievelijk 14 dat eromheen geslagen is, dat er per uur tussen de 15000 en 20000 slachtproducten worden overgezet. Binnen het kader van de uitvinding zijn lagere of hogere zogenoemde lijnsnelheden overigens ook mogelijk, zoals bijvoorbeeld een lijnsnelheid in het bereik van 5000 tot 15000. Het eerste omlooporgaan 8 kan op analoge wijze met een tot de aandrijfinrichting behorende elektromotor worden aangedreven.

Het systeem 1 volgens de uitvinding heeft verder een overbrengingsinrichting 30 die is geconfigureerd voor het met een vaste overbrengingsverhouding, door middel van toepassing van een tandwieloverbrenging, met elkaar koppelen van het eerste en tweede omlooporgaan 8, 18. Deze koppeling is bovendien zodanig dat bij rotatie van het eerste omlooporgaan 8 in een rotatierichting, zoals in de richting van de wijzers van de klok, het tweede omlooporgaan 18 in tegengestelde rotatierichting roteert, dan dus tegen de wijzers van de klok in, en zodanig dat tijdens genoemde rotatie telkens een eerste productdrager 6 en een tweede productdrager 16 met hetzelfde tijdsinterval tegenover elkaar de tussen het eerste en tweede omlooporgaan 8, 18 in gelegen overzetlocatie 24 passeren. In het aanzicht volgens figuur 1 bewegen ter plaatse van de overzetlocatie 24 de productdragers 6, 16 dus uit het vlak van het papier naarde kijker toe. Zoals figuur 1 toont is, althans in het onderhavige voorbeeld, een werkzame diameter van het tweede omlooporgaan 18 kleiner dan een werkzame diameter van het eerste omlooporgaan 8. Om het genoemde zelfde tijdsinterval te realiseren zal het tweede omlooporgaan 18 dus op een hoger toerental roteren en/of zal de tussenafstand tussen achtereenvolgende productdragers 16 kleiner zijn dan die tussen achtereenvolgende productdragers 6. Andere verhoudingen bijvoorbeeld tussen diameters van omlooporganen, afstanden tussen achtereenvolgende eerste dan wel tweede productdragers, en verwerkingssnelheden zijn binnen het kader van de uitvinding ook mogelijk.

De overbrengingsinrichting 30 heeft een eerste tandwiel 32 en een tweede tandwiel 34, voor rotatie verbonden met respectievelijk het eerste 8 en het tweede omlooporgaan 18. Het eerste tandwiel 32 is hiertoe, roteerbaar rond hartlijn 10, aan de as 11 voorzien, voor rotatie vast verbonden met het eerste omlooporgaan

8. Het tweede tandwiel 34 is hiertoe, roteerbaar rond hartlijn 20, aan de as 21 voorzien, voor rotatie vast verbonden met het tweede omlooporgaan 18. Alternatief kan het eerste en/of tweede tandwiel via een verdere overbrenging zoals via verdere tandwielen met het eerste respectievelijk tweede omlooporgaan zijn verbonden.

De overbrengingsinrichting 30 heeft verder een eerste overbrengingstandwiel 36 en een tweede overbrengingstandwiel 38 dat met het eerste overbrengingstandwiel 36 in tandaangrijping is. Het eerste overbrengingstandwiel 36 is voorzien van schuine vertanding 37 en roteerbaar om een derde hartlijn 44. Zie ook figuur 2. Het tweede overbrengingstandwiel 38 is eveneens voorzien van schuine vertanding 39, in tandaangrijping met de schuine vertanding 37 van het eerste overbrengingstandwiel 36, en roteerbaar om een vierde hartlijn 46. De eerste 10, tweede 20, derde 44 en vierde 46 hartlijn strekken zich alle parallel aan elkaar uit.

Het eerste tandwiel 32 is via het eerste 36 en tweede 38 overbrengingstandwiel met het tweede tandwiel 34 voor rotatie gekoppeld. Hiertoe heeft de overbrengingsinrichting 30 verder een derde overbrengingstandwiel 40 dat om de derde hartlijn 44 roteerbaar is, rotatievast met het eerste overbrengingstandwiel 36 is verbonden en met een vaste overbrengingsverhouding is gekoppeld met het eerste tandwiel 32. Het eerste 36 en derde 40 overbrengingstandwiel zijn op een gezamenlijke as 48 bevestigd, die via een lagering 50 aan het gestel 3 is bevestigd. De overbrengingsinrichting 30 heeft verder een vierde overbrengingstandwiel 42 dat om de vierde hartlijn 46 roteerbaar is, rotatievast met het tweede overbrengingstandwiel 38 is verbonden en met een vaste overbrengingsverhouding is gekoppeld met het tweede tandwiel 34. Het tweede 38 en vierde 42 overbrengingstandwiel zijn voor rotatie onderling gekoppeld roteerbaar rond een gezamenlijke as 52 voorzien, die via een steun 54 aan het gestel 3 is bevestigd.

De overbrengingsinrichting 30 heeft ook een verplaatsingsinrichting 60 die is geconfigureerd om onder behoud van tandaangrijping het tweede 38 en vierde 42 overbrengingstandwiel evenwijdig aan de vierde hartlijn 46 te verplaatsen, waardoor dus het zwaartepunt van het tweede overbrengingstandwiel 38, en tevens dat van het vierde overbrengingstandwiel 42, verplaatsen. In een uitvoeringsvorm kunnen het tweede en vierde overbrengingstandwiel op een gezamenlijke holle as zijn voorzien waardoorheen de als 52 zich, gelagerd, uitstrekt, waarbij de holle as axiaal over de as 52 kan schuiven. Doordat, zoals figuur 1, 2, 3a en 3b tonen, een dikte van het tweede 38 en vierde 42 overbrengingstandwiel groter is gekozen dan een dikte van het eerste overbrengingstandwiel 36 en het tweede tandwiel 34 blijft tijdens de verplaatsing het tweede overbrengingstandwiel 38 in aangrijping met het eerste overbrengingstandwiel 36 en blijft het vierde overbrengingstandwiel 42 in aangrijping met het tweede tandwiel 34. De diktes van de tandwielen zijn zodanig gekozen dat een vooraf bepaalde maximale verplaatsing met behoud van tandaangrijping kan worden gerealiseerd. Het genoemd verplaatsen kan bijvoorbeeld zijn gerealiseerd door het verschaffen van een spindelaandrijving 61 waarmee het samenstel van tweede 38 en vierde 42 overbrengingstandwiel handmatig of, bij voorkeur effectief geautomatiseerd en nauwkeurig verticaal, dat wil zeggen parallel aan de hartlijn 46, kan worden verplaatst. Andere wijzen voor het realiseren van deze verticale verplaatsing zijn binnen het kader van de uitvinding eveneens mogelijk, zoals bijvoorbeeld door een nok-volger mechanisme of een lineaire aandrijving middels een spindel, of hydraulisch of pneumatisch middels bijvoorbeeld een zuiger-cilinder samenstel.

Als gevolg van het verplaatsen van het tweede overbrengingstandwiel 38 en vanwege de schuine vertanding van het eerste 36 en tweede 38 overbrengingstandwiel wijzigt een hoekstand van het eerste tandwiel 32 ten opzichte van een hoekstand van het tweede tandwiel 34. Dit effect is getoond in figuren 3a en 3b. Bij een opwaarts parallel aan de hartlijn 44 verplaatsen van tweede overbrengingstandwiel 38 ten opzichte van eerste overbrengingstandwiel 36 ondergaat tweede overbrengingstandwiel 38 een hoekverdraaiing α ten opzichte van eerste overbrengingstandwiel 36 door het onderling verschuiven van in aangrijping zijnde schuine vertanding. Dat wil zeggen, de hoekstand van tweede overbrengingstandwiel 38 wijzigt ten opzichte van eerste overbrengingstandwiel 36 met een hoek a. Als gevolg hiervan wijzigt dus ook de hoekstand van het tweede tandwiel 34 ten opzichte van het eerste tandwiel 32 en hetzelfde geldt voor het tweede omlooporgaan 18 ten opzichte van het eerste omlooporgaan 8 en de daarmee voor gezamenlijke rotatie samenwerkende tweede 16 respectievelijk eerste 6 productdragers. De mate van hoekstandwijziging van omlooporgaan 18 ten opzichte van omlooporgaan 8 is daarbij afhankelijk van de tussen de verschillende tandwielen aanwezige overbrengingsverhoudingen. Dat wil zeggen, een wijziging van de hoekstand tussen de omlooporganen 8, 18 kan kleiner zijn dan, gelijk zijn aan, of groter zijn dan de genoemde hoek a.

Een ongewenst in het systeem 1 aanwezig zijnde uitlijnfout, ofwel incorrecte timing, tussen de beide productdragers 6, 16, in figuur 5a met de letter “F” aangeduid (waarbij “F” dus afhankelijk is van o), waardoor mogelijk slachtproducten niet, of althans niet voldoende bedrijfszeker, kunnen worden overgezet, kan dus door een beschreven verplaatsing van het tweede 38 en vierde 42 overbrengingstandwiel worden gecorrigeerd naar een situatie waarin er geen uitlijnfout meer, of althans een gereduceerde uitlijnfout, aanwezig is, zoals figuur 5b toont. Er kan in een uitvoeringsvorm van het systeem bewust een uitlijnverschil worden nagestreefd zoals gerelateerd aan het bovengenoemde nalopen van de tweede productdragers in verband met onder meer de voor het overzetten benodigde tijd versus de transportsnelheid van de productdragers. Doordat dit verplaatsen onder blijvende tandaangrijping wordt bewerkstelligd kan dit zonder enig probleem worden uitgevoerd in bedrijf van het systeem 1, dat wil zeggen bij rotatie van alle genoemde tandwielen 32, 34, 36, 38, 40, 42 en het eerste 8 en tweede 18 omlooporgaan en terwijl slachtproducten worden verwerkt, zoals achtereenvolgens worden overgezet van eerste productdragers 6 naar tweede productdragers 16. Dit verplaatsen van het tweede 38 en vierde 42 overbrengingstandwiel kan handmatig plaatsvinden, dat wil zeggen door middel van het handmatig activeren dan wel de-activeren van verplaatsingsinrichting 60. Dit verplaatsen kan ook geautomatiseerd plaatsvinden zoals onder gebruikmaking van een waarneeminrichting die werkzaam met de overbrenginrichting 30 , meer specifiek met de verplaatsingsinrichting 60 daarvan, is verbonden voor het geautomatiseerd instellen, dat wil zeggen het wijzigen van de hoekstand van de beide omlooporganen. De waarneeminrichting kan bijvoorbeeld een eerste waarnemer 66 zoals bijvoorbeeld een optische of inductieve sensor hebben voor het waarnemen van de hoekstand van het eerste omlooporgaan 16, en een tweede waarnemer 68 zoals bijvoorbeeld eveneens een optische of inductieve sensor hebben voor het waarnemen van de hoekstand van het tweede omlooporgaan 18. Dit verplaatsen kan aanvullend op het genoemde waarnemen of alternatief hierop geautomatiseerd plaatsvinden op basis van in een met de verplaatsingsinrichting werkzaam verbonden stuurinrichting van het systeem opgenomen informatie zoals gerelateerd aan een gewicht van de slachtproducten, zoals hierboven is toegelicht.

Binnen het kader van de uitvinding is het overigens ook mogelijk dat het eerste 32 en tweede 34 tandwiel niet op dezelfde as 11 respectievelijk 21 zijn aangebracht, maar kunnen deze ook op een andere as zijn voorzien en dan via een vaste overbrengingsverhouding zoals via een of meer verdere tandwielen, werkzaam met de as 11, 21 zijn verbonden.

Figuur 4 toont een gedeelte van een verder systeem 100 voor het verwerken van slachtproducten, zoals gevogelte dan wel delen daarvan. Systeem 100 is gelijk aan systeem 1 zoals boven omschreven voor wat betreft de overbrengingsinrichting 30 en het tweede omlooporgaan 18 met daarmee samenwerkende onderdelen. Voor overeenkomende onderdelen is daarom een gelijk verwijzingscijfer gebruikt. Voor afwijkende onderdelen met eenzelfde of vergelijkbare functie is in figuur 4 100 bij het corresponderende verwijzingscijfer volgens figuur 1 opgeteld.

Het systeem 100 heeft een eerste omlooporgaan 108 dat in bedrijf van het systeem 100 om een eerste hartlijn 110 roteert. Het omlooporgaan 108 is aan een as 111 voorzien, die via een lagering 112, 112’ roteerbaar aan een gestel 103 van het systeem 100 is bevestigd. In het voorbeeld volgens figuur 4 betreft het eerste omlooporgaan 108, anders dan bij systeem 1, een carrousel waaraan langs de omtrek ervan, op regelmatige afstand van elkaar, eerste productdragers 106 zijn voorzien. Deze productdragers 106 zijn plaat vormig met aan een vrij einde een uitsparing of uitsparingen waarin een deel, of delen, van het slachtproduct kunnen worden voorzien ten behoeve van het door productdragers 106 dragen van de slachtproducten. Dit kunnen bijvoorbeeld kippen zijn met de drumstick ter plaatse van de enkel in de uitsparingen gehangen, zoals getoond in figuur 4. In bedrijf kunnen slachtproducten bijvoorbeeld vanuit een transportketting naar de productdragers 106 worden overgezet, waarna deze, optioneel na een bewerking aan de carrousel, worden overgezet naar de tweede productdragers 16.

Het systeem 100 heeft aan de carrousel een aantal overzetters 126, één voor elke productdrager 106. De overzetters zijn elk zwenkbaar aan de carrousel voorzien om een zwenkas 129 en hebben een juist boven de productdragers 106 voorzien overzetorgaan 128 in de vorm van een vooruitspringend gedeelte. Het systeem heeft een binnenin de carrousel aangebrachte stoter 127 waarmee een zich ter plaatse van de overzetlocatie 24 bevindende overzetter naar buiten toe kan worden gezwenkt zodanig dat het slachtproduct onder invloed van een door overzetorgaan 128 op het slachtproduct uitgeoefende kracht, in het onderhavig voorbeeld een naar buiten toe gerichte kracht op de enkelgewrichten van de kip, overgaat vanuit de productdrager 106 naar de productdrager 16 zoals figuur 4 toont. De stoter 127 kan nok-aangedreven zijn om zodoende op rotatie van de carrousel te zijn afgestemd.

Verdere voorkeursuitvoeringsvormen van een systeem volgens de onderhavige uitvinding kunnen voor wat betreft configuratie van eerste omlooporgaan 8, 108 en tweede omlooporgaan 18, 118 en daarmee samenwerkende bovenomschreven onderdelen zoals productdragers, transportorganen en overzetters gelijk zijn, althans ten minste voor wat betreft het principe daarvan, aan de bovenomschreven systemen 1, 100 volgens de onderhavige uitvinding. Een overbrengingsinrichting 230 kan echter volgens een ander principe dan dat van overbrengingsinrichting 30 zijn uitgevoerd. Dit andere principe is, zeer schematisch, getoond in figuur 6.

Figuur 6 toont vier tandwielen 232, 234, 236 en 238 van de overbrengingsinrichting 230. Een eerste tandwiel 232 kan een bovenomschreven tandwiel 32 of 132 vervangen en is roteerbaar rond een hartlijn 210, vergelijkbaar met hartlijn 10 en 110. Een tweede tandwiel 234 kan een bovenomschreven tandwiel 34 of 134 vervangen en is roteerbaar rond een hartlijn 220, vergelijkbaar met hartlijn 20 en 120. Het eerste 232 en tweede 234 tandwiel kunnen enkel roteren en dus, analoog aan tandwielen 32, 132 en 34, 134, niet anderszins verplaatsen. De overbrengingsinrichting 230 heeft verder een eerste overbrengingstandwiel 236 dat roteerbaar is om een derde hartlijn 244 en een tweede overbrengingstandwiel 238 dat roteerbaar is om een vierde hartlijn 246. Dit eerste 236 en tweede 238 overbrengingstandwiel zijn loodrecht op hartlijnen 210, 244, 246 en 220, ofwel in het vlak van tekening volgens figuur 4, verplaatsbaar waarbij de middelpunten, die samenvallen met de zwaartepunten, van de overbrengingstandwielen 236, 238, verplaatsen. Hiertoe zijn koppelstangen voorzien. Een eerste koppelstang 270 verbindt de as, met hartlijn 210, van het eerste tandwiel 232, met de as, met hartlijn 244, van het eerste overbrengingstandwiel 236. Daardoor kan het eerste overbrengingstandwiel 236 verplaatsen volgens een cirkelboog waarvan een gedeelte met p1 is aangeduid in figuur 6. Hierbij blijven tandwielen 232 en 236 in aangrijping. Het analoge geldt voor een tweede koppelstang 272 tussen assen van het tweede tandwiel 234 en het tweede overbrengingstandwiel 238. Het tweede overbrengingstandwiel 238 kan dus verplaatsen volgens een gedeeltelijk in figuur 6 ingetekende cirkelboog p2. De twee overbrengingstandwielen 236 en 238 zijn onderling ook met een koppelstang 271 verbonden. Door het mechanisme van koppelstangen 270, 271 en 272 is het mogelijk om het eerste 236 en tweede 238 overbrengingstandwiel in het vlak van de tandwielen te verplaatsen met behoud van tandaangrijping. Door diameters van de tandwielen en de afstand tussen hartlijnen 210 en 220 geschikt te kiezen kan worden bereikt dat bij het opleggen van een verplaatsing, volgens boogvormig traject p1, van tandwiel 236, het tweede tandwiel 234 een andere hoekverplaatsing ondergaat dan het eerste tandwiel 232, als gevolg waarvan een hoekstand van het tweede tandwiel 234 wijzigt ten opzichte van een hoekstand van het eerste tandwiel 232, zoals over een getoonde hoek β. Hierbij wordt opgemerkt dat de afmetingen van de getoonde tandwielen en de ingetekende hoek β zuiver illustratief zijn en niet op schaal/ in verhouding hoeven te zijn.

De overbrengingsinrichting 230 heeft ten behoeve van het genoemd verplaatsen een verplaatsingsinrichting 260 die is geconfigureerd voor het, met behoud van aangrijping tussen het eerste 236 en het tweede 238 overbrengingstandwiel, ten opzichte van elkaar in een vlak haaks op de uitstrekkingsrichting van de derde 244 en vierde 246 hartlijn verplaatsen van het eerste 236 en het tweede 238 overbrengingstandwiel, door middel van het opleggen van een verplaatsing, zijnde een zwenkbeweging rond hartlijn 210, van koppelstang 270. De verplaatsingsinrichting 260 kan bijvoorbeeld een lineaire actuator omvatten. Het eerste overbrengingstandwiel 236 doorloopt tijdens genoemde verplaatsing een cirkelbaan met constante eerste radius rond de eerste hartlijn, volgens traject p1, en het tweede overbrengingstandwiel 238 doorloopt tijdens genoemde verplaatsing een cirkelbaan met constante tweede radius rond de tweede hartlijn 220, volgens traject p2. De verplaatsingsinrichting 260 kan analoog aan de hierboven in het kader van systemen 1, 100 omschreven verplaatsingsinrichting 60 handmatig en/of geautomatiseerd worden bediend zoals onder gebruikmaking van een waarneeminrichting bijvoorbeeld omvattende waarnemers zoals sensoren 66, 68 voor het waarnemen van een hoekstand van omlooporganen dan wel daarmee volgens een vaste overbrengingsverhouding roterende onderdelen van het systeem.

Volgens de uitvinding is een werkwijze verschaft voor het instellen van een onderlinge positie van productdragers van een systeem volgens de onderhavige uitvinding, zoals de onder verwijzing naar de figuren omschreven systemen 1, 100 en de systemen volgens de uitvinding met de overbrengingsinrichting 230. De werkwijze omvat het met de verplaatsingsinrichting 60, 260 onder behoud van tandaangrijping verplaatsen van ten minste een van het eerste 36, 236 en tweede 38, 238 overbrengingstandwiel, voor het als gevolg van het verplaatsen wijzigen van een hoekstand van het eerste tandwiel 32, 232 ten opzichte van een hoekstand van het tweede tandwiel 34, 234, welke verplaatsing zodanig is dat het zwaartepunt van de ten minste ene van het eerste en tweede overbrengingstandwiel verplaatst. Dit kan in bedrijf van het systeem plaatsvinden. De werkwijze omvat dus verder het laten roteren van het eerste en het tweede omlooporgaan.

Met een daartoe geconfigureerde waarneeminrichting zoals bijvoorbeeld de boven omschreven waarneeminrichtingen, wordt een onderlinge positionering van een eerste en een tweede productdrager waargenomen, direct of via een waarneming van een onderlinge positionering van het eerste en tweede omlooporgaan of bijvoorbeeld van het eerste en tweede tandwiel. De werkwijze omvat verder het, indien de waargenomen onderlinge positionering buiten een vooraf bepaald bereik is gelegen, zoals bijvoorbeeld groter is dan 10 mm of een daaraan gerelateerd hoekstandverschil (dat is dus de positie-afwijking) bij een bereik, bij wijze van voorbeeld, van -10 tot 10 mm, tijdens het roteren uitvoeren van de stap van het verplaatsen van het eerste en/of tweede overbrengingstandwiel, ten behoeve van het weer binnen het vooraf bepaald bereik laten zijn van de onderlinge positionering. De waarneeminrichting kan werkzaam met de verplaatsingsinrichting zijn verbonden waarbij een stuurinrichting van het systeem is geconfigureerd voor het op basis van een signaal van de waarneeminrichting aansturen van de verplaatsingsinrichting.

In aanvulling op het bovengenoemd waarnemen of alternatief daaraan wordt in een uitvoeringsvorm van de werkwijze de stap van het verplaatsen uitgevoerd op basis van een, bij voorkeur handmatig dan wel op basis van een gewichtsmeting in het systeem in een stuurinrichting van het systeem ingevoerd, gewicht van de slachtproducten, zoals hierboven reeds in meer detail is toegelicht, om 10 zodoende de onderlinge positionering weer binnen een vooraf bepaald bereik te laten zijn.

Claims

CONCLUSIES

1. Systeem voor het verwerken van slachtproducten, in het bijzonder gevogelte zoals kippen, het systeem omvattende

- een eerste omlooporgaan dat in bedrijf van het systeem om een eerste hartlijn roteert,

- eerste productdragers die met het eerste omlooporgaan voor gezamenlijke rotatie samenwerken, elk geconfigureerd voor het dragen van een respectievelijke van de slachtproducten,

- een tweede omlooporgaan dat in bedrijf om een tweede hartlijn, die parallel op afstand van de eerste hartlijn is, roteert,

- tweede productdragers die met het tweede omlooporgaan voor gezamenlijke rotatie samenwerken, elk geconfigureerd voor het dragen van een respectievelijke van de slachtproducten, en

- een overbrengingsinrichting die is geconfigureerd voor het met een vaste overbrengingsverhouding met elkaar koppelen van het eerste en tweede omlooporgaan, zodanig dat bij rotatie van het eerste omlooporgaan in een rotatierichting, het tweede omlooporgaan in tegengestelde rotatierichting roteert, en zodanig dat tijdens genoemde rotatie telkens een eerste productdrager en een tweede productdrager met hetzelfde tijdsinterval tegenover elkaar een overzetlocatie passeren, waarbij het systeem is geconfigureerd om tijdens de genoemde rotatie, ter plaatse van de overzetlocatie, een slachtproduct van een eerste productdrager naar een tweede productdrager over te laten gaan, de overbrengingsinrichting omvattende:

- een eerste tandwiel en een tweede tandwiel, voor rotatie verbonden met respectievelijk het eerste en het tweede omlooporgaan, een eerste overbrengingstandwiel en een tweede overbrengingstandwiel dat met het eerste overbrengingstandwiel in tandaangrijping is, waarbij het eerste tandwiel via het eerste overbrengingstandwiel en het tweede overbrengingstandwiel met het tweede tandwiel voor rotatie is gekoppeld, en

- een verplaatsingsinrichting die is ingericht voor het onder behoud van de tandaangrijping verplaatsen van het zwaartepunt van ten minste een van het eerste overbrengingstandwiel en het tweede overbrengingstandwiel, zodanig dat een hoekstand van het eerste tandwiel ten opzichte van een hoekstand van het tweede tandwiel wijzigt.
2. Systeem volgens conclusie 1, waarbij de eerste productdragers op regelmatige afstand van elkaar in omtreksrichting aan het eerste omlooporgaan zijn bevestigd, en waarbij het systeem een eindloos flexibel transportorgaan omvat, waaraan de tweede productdragers op regelmatige afstand van elkaar zijn voorzien, dat om het tweede omlooporgaan is geslagen.
3. Systeem volgens conclusie 1, verder omvattende

- een eerste eindloos flexibel transportorgaan, waaraan de eerste productdragers op regelmatige afstand van elkaar zijn voorzien, dat om het eerste omlooporgaan is geslagen, en/ of

- een tweede eindloos flexibel transportorgaan, waaraan de tweede productdragers op regelmatige afstand van elkaar zijn voorzien, dat om het tweede omlooporgaan is geslagen.
4. Systeem volgens conclusie 1, 2 of 3, waarbij het eerste tandwiel en het tweede tandwiel elk een hartlijn hebben die samenvalt met respectievelijk de eerste en de tweede hartlijn.
5. Systeem volgens een of meer van de voorgaande conclusies, waarbij het eerste overbrengingstandwiel voorzien is van schuine vertanding en roteerbaar is om een derde hartlijn en waarbij het tweede overbrengingstandwiel eveneens voorzien is van schuine vertanding, in tandaangrijping is met de schuine vertanding van het eerste overbrengingstandwiel, en roteerbaar is om een vierde hartlijn, waarbij de verplaatsingsinrichting van de overbrengingsinrichting is geconfigureerd voor het, met behoud van aangrijping tussen het eerste en tweede overbrengingstandwiel, ten opzichte van het ene van het eerste en tweede overbrengingstandwiel evenwijdig aan de hartlijn ervan verplaatsen van het andere van het eerste en tweede overbrengingstandwiel.
6. Systeem volgens conclusie 5, waarbij de overbrengingsinrichting verder een derde overbrengingstandwiel omvat dat om de derde hartlijn roteerbaar is, rotatievast met het eerste overbrengingstandwiel is verbonden en met een vaste overbrengingsverhouding is gekoppeld met het eerste tandwiel, en een vierde overbrengingstandwiel omvat dat om de vierde hartlijn roteerbaar is, rotatievast met het tweede overbrengingstandwiel is verbonden en met een vaste overbrengingsverhouding is gekoppeld met het tweede tandwiel, waarbij de verplaatsingsinrichting is geconfigureerd om het eerste en het, of ten opzichte van het, derde overbrengingstandwiel evenwijdig aan de derde hartlijn te verplaatsen en/of om het tweede en het, of ten opzichte van het, vierde overbrengingstandwiel evenwijdig aan de vierde hartlijn te verplaatsen.
7. Systeem volgens conclusie 6, waarbij de eerste, tweede, derde en vierde hartlijn zich alle parallel aan elkaar uitstrekken.
8. Systeem volgens een of meer van de voorgaande conclusies 1 - 4, waarbij het eerste overbrengingstandwiel roteerbaar is om een derde hartlijn en waarbij het tweede overbrengingstandwiel roteerbaar is om een vierde hartlijn die parallel op afstand is van de derde hartlijn, waarbij de verplaatsingsinrichting van de overbrengingsinrichting is geconfigureerd voor het, met behoud van aangrijping tussen het eerste en het tweede overbrengingstandwiel, ten opzichte van elkaar in een vlak haaks op de derde en vierde hartlijn verplaatsen van het eerste en het tweede overbrengingstandwiel.
9. Systeem volgens conclusie 8, waarbij het eerste overbrengingstandwiel tijdens genoemde verplaatsing een cirkelbaan met constante eerste radius doorloopt rond een hartlijn van het eerste tandwiel, en waarbij het tweede overbrengingstandwiel tijdens genoemde verplaatsing een cirkelbaan met constante tweede radius doorloopt rond een hartlijn van het tweede tandwiel.
10. Systeem volgens een of meer van de voorgaande conclusies, waarbij de eerste productdragers van een ander type zijn dan de tweede productdragers.
11. Systeem volgens een of meer van de voorgaande conclusies, waarbij het systeem ten behoeve van het van een eerste productdrager naar een tweede productdrager laten overgaan van een slachtproduct een overzetter omvat die is geconfigureerd voor het ter plaatse van de overzetlocatie, tijdens genoemde rotatie, van een eerste productdrager naar een tweede productdrager laten overgaan van een slachtproduct, bij voorkeur door middel van het door een overzetorgaan van de overzetter uitoefenen van een kracht op het slachtproduct.
12. Systeem volgens een of meer van de voorgaande conclusies, omvattende een aandrijfinrichting voor het bewerkstelligen van rotatie rond de respectievelijke hartlijn van het eerste en/of het tweede omlooporgaan.
13. Werkwijze voor het instellen van een onderlinge positionering van productdragers van een systeem volgens een of meer van de voorgaande conclusies, de werkwijze omvattende

- het met de verplaatsingsinrichting onder behoud van de tandaangrijping verplaatsen van het zwaartepunt van ten minste een van het eerste overbrengingstandwiel en het tweede overbrengingstandwiel, zodanig dat een hoekstand van het eerste tandwiel ten opzichte van een hoekstand van het tweede tandwiel wijzigt.
14. Werkwijze volgens conclusie 13, omvattende het laten roteren van het eerste en het tweede omlooporgaan, het waarnemen van een onderlinge positionering van een eerste en een tweede productdrager, en het, indien de waargenomen onderlinge positionering buiten een vooraf bepaald bereik is, tijdens het roteren uitvoeren van de stap van het verplaatsen, ten behoeve van het weer binnen het vooraf bepaald bereik laten zijn van de onderlinge positionering.