NL2019132B1

NL2019132B1 - Afsluiteenheid

Info

Publication number: NL2019132B1
Application number: NL2019132A
Authority: NL
Inventors: Johannes Van Goolen Corstiaan
Original assignee: Save Ty Can Cap B V
Priority date: 2016-09-27
Filing date: 2017-06-28
Publication date: 2018-04-06
Also published as: US20200031529A1; EP3519309A1; BR112019006131B1; CN110267882A; BR112019006131A2; CN110267882B

Abstract

De uitvinding heeft betrekking op een afsluiteenheid voor het afsluiten van een in een wand van een houder voorziene doorstroomopening, omvattende: - een binnenste afsluitelement ingericht om bevestigd te worden aan de rand van de wand rondom de daarin voorziene doorstroomopening, waarbij het binnenste afsluitelement verder is ingericht om in bevestigde toestand ten minste aan te sluiten tegen de binnenzijde van de wand en is voorzien van een doorgang voor de inhoud van de houder; - een buitenste afsluitelement ingericht om losmaakbaar aan het binnenste afsluitelement gekoppeld te worden voor het afsluiten van de daarin voorziene doorgang; waarbij zowel het binnenste afsluitelement als het buitenste afsluitelement een schroefdraadkoppeling omvatten voor het vastdraaien van het buitenste afsluitelement aan het onderste afsluitelement; waarbij het buitenste afsluitelement een rondgaande aandrukrand omvat die is uitgevoerd om bij het vastdraaien het buitenste afsluitelement tegen de buitenzijde van de wand van de houder te klemmen.

Description

Octrooicentrum

BI OCTROOI (51) Int. CL:

B65D 8/00 (2017.01) B65D 39/08 (2017.01) (21) Aanvraagnummer: 2019132 © Aanvraag ingediend: 28/06/2017

©	Voorrang: 27/09/2016 NL 2017541	©	Octrooihouder(s): Save-Ty Can Cap B.V. te GALDER.
©	Aanvraag ingeschreven: 06/04/2018	©	Uitvinder(s): Corstiaan Johannes van Gooien te HOOGBLOKLAND.
©	Aanvraag gepubliceerd:
©	Octrooi verleend: 06/04/2018	©	Gemachtigde: ir. P.J. Hylarides c.s. te Den Haag.
©	Octrooischrift uitgegeven: 09/04/2018

(54) AFSLUITEENHEID © De uitvinding heeft betrekking op een afsluiteenheid voor het afsluiten van een in een wand van een houder voorziene doorstroomopening, omvattende:

- een binnenste afsluitelement ingericht om bevestigd te worden aan de rand van de wand rondom de daarin voorziene doorstroomopening, waarbij het binnenste afsluitelement verder is ingericht om in bevestigde toestand ten minste aan te sluiten tegen de binnenzijde van de wand en is voorzien van een doorgang voor de inhoud van de houder;

- een buitenste afsluitelement ingericht om losmaakbaar aan het binnenste afsluitelement gekoppeld te worden voor het afsluiten van de daarin voorziene doorgang;

waarbij zowel het binnenste afsluitelement als het buitenste afsluitelement een schroefdraadkoppeling omvatten voor het vastdraaien van het buitenste afsluitelement aan het onderste afsluitelement;

waarbij het buitenste afsluitelement een rondgaande aandrukrand omvat die is uitgevoerd om bij het vastdraaien het buitenste afsluitelement tegen de buitenzijde van de wand van de houder te klemmen.

NL BI 2019132

Dit octrooi is verleend ongeacht het bijgevoegde resultaat van het onderzoek naar de stand van de techniek en schriftelijke opinie. Het octrooischrift wijkt af van de oorspronkelijk ingediende stukken. Alle ingediende stukken kunnen bij Octrooicentrum Nederland worden ingezien.

AFSLUITEENHEID

De uitvinding heeft betrekking op een afsluiteenheid voor het afsluiten van een in een wand van een houder, in het bijzonder een drankhouder zoals een blikje, voorziene doorstroomopening. De uitvinding heeft tevens betrekking op een voor bevestiging van een dergelijke afsluiteenheid ingerichte wand van een dergelijke houder en op de houder zelf.

De houder kan geschikt zijn voor het bewaren van willekeurige vloeibare of gasvormige substanties of vaste stoffen. Een houder kan bijvoorbeeld gevormd worden door een fles, flacon, een autoradiator, een oliereservoir van een motor, een benzinetank, of dergelijke.

Voor het bewaren van vloeibare substanties, in het bijzonder al dan niet koolzuurhoudende drank, of vaste substanties, waaronder strooibare of schenkbare deeltjes, zijn talloze verschillende typen houders bekend. Een veel gebruikt type houder is een drankblikje. Blikjes zijn in hoofdzaak cilindrische houders van metaal (in het bijzonder blik), waarbij in één van de eindwanden van de houder een metalen indrukbeugel (press-in tab) is bevestigd die als tijdelijke sluiting van de in de houder gevormde drink- of schenkopening dienst doet.

Een dergelijke sluiting van een blikje is in het algemeen bekend en wordt toegepast in vrijwel alle drankblikjes. Een bezwaar van de bekende sluiting is dat wanneer de indrukbeugel eenmaal de schenk- of drinkopening geopend heeft, deze opening niet meer gesloten kan worden. Een eenmaal geopend blikje moet dus in het algemeen in zijn geheel worden geleegd en het veilig bewaren van de inhoud van een reeds geopend blikje is in de praktijk niet goed mogelijk. Om dit bezwaar te ondervangen, zijn er constructies voorgesteld waarin het afsluitelement zodanig is uitgevoerd, dat deze de drink- of schenkopening weer kan afsluiten.

Deze constructies kennen echter vrijwel allemaal het bezwaar dat de sluiting niet altijd even goed is en er derhalve lekkage kan optreden. Bovendien zijn de sluitingen vaak alleen geschikt voor het afsluiten van de houder wanneer er geen koolzuurhoudende drank in de houder is aangebracht. Wanneer een houder met een koolzuurhoudende inhoud wordt geschud, bijvoorbeeld tijdens het transporteren (bijv. distribueren) van de drank, kan er grote drukopbouw in de houder plaatsvinden, dat zodat de sluiting de neiging heeft te gaan lekken. Ook in het fabricageproces en/of het vulproces van dergelijke houders, bijvoorbeeld tijdens een eventuele pasteurisatiestap, kan de druk in de houder hoog oplopen (bijvoorbeeld tot 5 atmosfeer of hoger).

Uit de octrooipublicatie WO 2015/041528 Al is een afsluiteenheid bekend waarin door middel van een bijzonder type schroefdraad koppeling een eenvoudige, goede en gemakkelijk te openen en te sluiten afsluiting tussen de afsluiteenheid en de houder realiseerbaar is. Deze bekende afsluiteenheid is echter toch nog relatief kostbaar om in grote aantallen te fabriceren. Bovendien worden de bekende afsluiteenheden vaak via een in-mold techniek samen met de eindwand van de houder (bijv. met een spuitgietproces in een enkele matrijs) vervaardigd.

Dit kan soms tol logistieke bezwaren leiden en/of voor een relatief dikke afsluiteenheid zorgen. Verder zijn door hel fabricageproces de mogelijkheden voor het in twee of meer materialen van verschillende eigenschappen (bijv. zacht/hard) vervaardigen van de afsluiteenheden beperkt en/of zijn de afsluiteenheden relatief breed zodat er relatief veel ruimte moet zijn tussen de rand van de doorstroomopening en de rand van de eindwand van de houder (hetgeen ervoor zorgt dat de drankopening relatief klein moet worden uitgevoerd). Een verder bezwaar is dat de rand rondom de doorstroomopening onbedekt is en verontreinigingen zich kunnen ophopen op plaatsen waar de gebruiker de neiging heeft zijn mond op te plaatsen. Verder is het van groot belang dat de afsluiting van de houder bestand is tegen hoge drukken in de houder, bijvoorbeeld wanneer de houder gebruikt wordt voor het bewaren van koolzuurhoudende vloeistoffen.

Het is het doel van de onderhavige uitvinding een verbeterde afsluiteenheid voor een (wand van een) houder en/of een wand van een houder te verschaffen waarin ten minste één van de bovengenoemde bezwaren en/of andere bezwaren van de stand van de techniek is ondervangen of ten minste gedeeltelijk is gereduceerd.

Het is tevens een doel van de uitvinding een afsluiteenheid van eenvoudige en/of compacte constructie te verschaffen en/of een afsluiteenheid te verschaffen die bestand is tegen hogere drukken, bijvoorbeeld ten minste 2,1 atmosfeer of hoger.

Volgens een eerste aspect van de onderhavige uitvinding wordt een afsluiteenheid voor het afsluiten van een in een wand van een houder, in het bijzonder een drankhouder zoals een blikje, voorziene doorstroomopening, de afsluiteenheid omvattende:

- een binnenste afsluitelement dat is ingericht om bevestigd te worden aan de rand van de wand rondom de daarin voorziene doorstroomopening, waarbij het binnenste afsluitelement verder is ingericht om in bevestigde toestand ten minste aan te sluiten legen de binnenzijde van de wand en is voorzien van een doorgang voor de inhoud van de houder;

- een buitenste afsluitelement dat is ingericht om losmaakbaar aan het binnenste afsluitelement gekoppeld te worden voor het afsluiten van de daarin voorziene doorgang;

waarbij zowel het binnenste afsluitelement als het buitenste afsluitelement een schroefdraad-koppeling omvatten voor het vastdraaien van het buitenste afsluitelement aan het onderste afsluitelement;

waarbij het buitenste afsluitelement een rondgaande aandrukrand omvat die is uitgevoerd om bij het vastdraaien het buitenste afsluitelement tegen de buitenzijde van de wand van de houder te klemmen, waarbij het binnenste afsluitelement is uitgevoerd om zich vast te klikken aan de omtreksrand van de doorstroomopening van de wand van de houder.

De afsluiteenheid is uitgevoerd om zich vast te klikken aan de omtreksrand van de doorstroomopening van de wand van de houder. Deze omtreksrand kan als een opstaande omtreksrand rondom de doorstroomopening zijn uitgevoerd, waarin, bij voorkeur, de opstaande omtreksrand zich ten minste gedeeltelijk schuin ten opzichte van het resterende deel van de wand uitstrekt en/of een in doorsnede deels bolle vorm heeft. Een dergelijke vorm maakt een deugdelijke klikverbinding (snap-on-connection) mogelijk, waarbij het risico op het loskomen van de afsluiteenheid minimaal is.

De afsluiteenheid kan zijn ingericht voor het verbeteren van de door de afsluiteenheid geleverde afsluiting van de doorstroomopening. Dit wordt tot stand gebracht door niet alleen het buitenste afsluitelement in essentie vloeistofdicht te koppelen met het binnenste afsluitelement en het eerste afsluitelement met de houder, maar ook door de genoemde rondgaande aandrukrand op de houder te laten drukken. Als gevolg van het vastschroeven neemt de axiale afstand tussen enerzijds de dop van het buitenste afsluitelement en anderzijds de bovenzijde van de houderwand af, met als gevolg waarvan de onderzijde van de aandrukrand tegen de bovenzijde van de eindwand van de houder aan gedrukt wordt en daar tegen wordt vastgeklemd wordt. De eindwand kan voorts enigszins flexibel zijn uitgevoerd (bijvoorbeeld in het geval van een blikje of soortgelijke houder) teneinde de klemming en daarmee de afsluiting tussen de afsluiteenheid en de houderwand verder te verbeteren.

De afsluiteenheid vertoont een verbeterde afsluiting van de houder als gevolg van de aanwezigheid van deze extra sluiting (d.w.z. de door de aandrukrand verzorgde extra sluiting naast de afsluiting door de cilindrische delen met schroefdraadkoppeling). Verder kan in het gebied binnenin het door de rondgaande aandrukrand omsloten ruimte (welk gebied ook de rand van de drinkopening omvat) hierdoor beter schoon blijven (bijvoorbeeld bij transport van de houder) zodat de gebruiker een kleinere risico heeft zijn of haar mond op een vervuild deel van de houder te plaatsen.

Door het buitenste afsluitelement krachtig dicht te draaien, wordt de aandrukrand stevig tegen de bovenzijde van de eindwand gedrukt zodat de aandrukrand voor een aanvullende afsluiting zorgt. De rondgaande aandrukrand is bij voorkeur zodanig uitgevoerd, dat deze radiaal ten opzichte van de omtreksrand van het cilindrische deel van het buitenste afsluitelement uit steekt. Door radiaal op enige afstand van de omtrek van dit cilindrische deel uit te steken kan de aandrukrand direct op het materiaal van de houderwand geduwd worden opdat de rondgaande aandrukrand kan fungeren als aanvullende afsluiting van de doorstroomopening van de houder. Als er al vloeistof via de aansluiting van het eerste en tweede afsluitelement op de houderwand naar buiten toe zou sijpelen (bijvoorbeeld bij extreem hoge druk), kan de aandrukrand deze vloeistof alsnog tegenhouden. Verder zorgt de aandrukrand ervoor dat de omgeving van de doorstroomopening (dat wil zeggen het gebied waar de mond van de gebruiker de houder aanraakt) in het algemeen beter schoon gehouden wordt, hetgeen kan leiden lot een verhoogde hygiëne.

Met hel laatstgenoemde in gedachten kan in een verdere uitvoeringsvorm waarin het buitenste afsluitelement een cilindrisch buitenste onderdeel met schroefdraad en hel binnenste afsluitelement een cilindrisch binnenste onderdeel met schroefdraad omvat en waarin het buitenste onderdeel in het binnenste onderdeel vast te draaien is voor het vormen van een eerste afsluiting van de houder, het buitenste afsluitelement een dop voorzien van de rondgaande aandrukrand omvatten voor het vormen van een tweede afsluiting van de houder. De dop kan hierbij zodanig zijn uitgevoerd dat in vastgedraaide toestand deze zich vast klemt op de bovenzijde van de wand van de houder en een overkapping vormt van het binnenste en buitenste afsluitelement. De dop kan bijvoorbeeld zijn gevoerd om in vastgedraaide toestand de omtreksrand van de wand rondom de doorstroomopening af te dekken.

Zoals hierboven is vermeld, kunnen in bepaalde uitvoeringen zowel het buitenste als het binnenste afsluitelement cilindrische (meer in het bijzonder ringvormig) delen met schroefdraad omvatten. Beide delen kunnen aan elkaar gekoppeld worden door de delen aan elkaar vast te schroeven zodat het cilindrische deel van het buitenste afsluitelement zich in axiale richting (in gebruik naar de wand van de houder) zal verplaatsen om zodoende de aandrukrand daarvan naar de wand te bewegen.

Bij voorkeur is de schroefdraadkoppeling een conische schroefdraadkoppeling (bij voorkeur meergangig) en met nog meer voorkeur is de schroefdraadkoppeling een schroefdraadkoppeling zoals beschreven is in de octrooipubiicatie WO 2015/041528 Al, de inhoud waarvan als hier ingelast dient te worden beschouwd.

In een verdere uitvoeringsvorm is het buitenste en/of binnenste afsluitelement vervaardigd uit twee of meer componenten, waarbij een eerste component een relatief weinig elastische kunststof en een tweede component een relatief elastische kunststof is. De elastische component wordt bij voorkeur juist op die plaatsen toegepast waar direct contact met de houder plaatsvindt en alwaar een goede afsluiting op het materiaal van de houder gewenst is.

In een verdere uitvoeringsvorm omvat het buitenste afsluitelement een steundeel en een trekdraaielement, bijvoorbeeld een draailip. Het trekdraaielement kan hierbij via een lineair scharnierelement zwenkbaar met het steundeel verbonden zijn. Bij voorkeur strekt het seharnierelement zich door het draaipunt van het steundeel uit opdat het trekdraaielement goed als greep kan fungeren waarmee het buitenste afsluitelement vastgedraaid (of losgedraaid) kan worden van de rest van de afsluiteenheid.

Het trekdraaielement kan hierbij zwenkbaar zijn uitgevoerd tussen een liggende uitgangsstand waarin dit zich in hoofdzaak evenwijdig met hel bovenvlak van het steundeel uitstrekt en een opstaande bedieningsstand waarin het zich onder een hoek ten opzichte van het bovenvlak uitstrekt. Zo kan een compacte afmeting tijdens transport gerealiseerd worden, terwijl het trekdraaielement in gebruik toch maximaal moment kan uitoefenen om de afsluiteenheid te openen.

In verdere uitvoeringen is het schroefdraad meergangig uitgevoerd om bij een onderlinge verdraaiing van de afsluitelementen over een hoek van minder dan 180 graden, bij voorkeur minder dan 90 graden, met nog meer voorkeur minder dan 50 graden, de afsluitelementen over in essentie de gehele omtrek te koppelen of te ontkoppelen.

De schroefdraadkoppeling is bij voorkeur zelfremmend uitgevoerd. Verder is de schroefdraadkoppeling bij voorkeur uitgevoerd zodat in wezen ongeacht de hoogte van de axiale kracht welke op het afsluitelement wordt uitgeoefend, het afsluitelement niet uit zich zelf los draait.

Volgens een ander aspect wordt een wand voor een houder, in het bijzonder een drankhouder zoals een blikje, verschaft waarbij de wand een doorstroomopening heeft en verder is uitgevoerd voor bevestiging van de hierin beschreven afsluiteenheid.

Volgens nog een ander aspect wordt een houder, in het bijzonder een drankhouder zoals een blikje, verschaft waarbij de houder een wand met een doorstroomopening voor drank heeft en verder is uitgevoerd voor bevestiging van de hierin beschreven afsluiteenheid.

De uitvinding zal worden verduidelijkt aan de hand van de navolgende beschrijving van enige uitvoeringsvormen daarvan. In de beschrijving wordt verwezen naar de bijgevoegde figuren, waarin tonen:

Figuur 1 een aanzicht in perspectief van een houder waarvan de doorstroomopening is voorzien van een eerste uitvoeringsvorm van de afsluiteenheid;

Figuren 2 en 3 bovenaanzichten in perspectief van een buitenste afsluitelement van een eerste uitvoeringsvorm van een afsluiteenheid, met het trekdraaielement in respectievelijk een neergeklapte en opengeklapte toestand;

Figuur 4 een onderaanzicht in perspectief van hel buitenste afsluitelement van de eerste uitvoeringsvorm van de afsluiteenheid;

Figuur 5 een aanzicht in perspectief van het binnenste afsluitelement van de eerste uitvoeringsvorm van de afsluiteenheid;

Figuur 6 een aanzicht in perspectief van een de eindwand van een houder;

Figuur 7 een geëxplodeerd aanzicht in perspectief van de eindwand van figuur 6 en het binnenste afsluitelement van figuur 5;

Figuur 8 een zijaanzicht van de eindw'and van figuur 6 en het binnenste afsluitelement van figuur 5;

Figuur 9 een zijaanzicht van het buitenste afsluitelement volgens de eerste uitvoeringsvorm van de afsluiteenheid;

Figuur 10 een gedeeltelijk weggenomen aanzicht van de eindwand;

Figuur 11 een opengewerkt aanzicht in perspectief van een eerste en buitenste afsluitelement van de eerste uitvoeringsvorm alsmede van een eindwand;

Figuur 12 een dwarsdoorsnede van het buitenste afsluitelement volgens de eerste uitvoeringsvorm;

Figuren 13-21 aanzichten en doorsnedes van een tweede uitvoeringsvorm van de afsluiteenheid.

Figuur 1 toont een aanzicht van een houder 1, bijvoorbeeld een cilindervormig dranklikje voor het houden van drank, waarbij de bovenste eindwand 2 voorzien is van een afsluiteenheid 3 volgens een uitvoeringsvorm van de uitvinding. De afsluiteenheid 3 omvat een binnenste afsluitelement 4 (weergegeven in figuren 5-8,11,12) en een buitenste afsluitelement 5 (weergegeven in figuren 2-4,9,11,12). Het binnenste afsluitelement 4 omvat een onderring 14 die zodanig is uitgevoerd dat deze aan de eindwand 2 van de houder bevestigbaar is, terwijl het buitenste afsluitelement 5 een dop 15 omvat die zodanig is uitgevoerd dat dezen losmaakbaar aan het binnenste afsluitelement 4 bevestigbaar is.

De dop 15 omvat een bovenring 13, een zich parallel aan de eindwand 2 van de houder 1 uitstrekkend dubbellaags steundeel 16, een via een scharnier 17 zwenkbaar ten opzichte van dit steundeel uitgevoerd enkellaags trekdraaielement 18 (hierin ook wel de draailip genoemd) en een enkellaags steundeel 32 (bij voorkeur integraal gevorm met de onderste laag van het dubbellaagse steundeel 16), zoals in meer detail in figuren 2 en 3 is weergegeven. Steundelen 16 en 32 sluiten de dop aan de bovenzijde af, terwijl trekdraaielement 18 gebruikt wordt om de dop op en dicht te kunnen draaien, in figuur 2 is de afsluiteenheid 3 in een liggende stand van het trekdraaielement 18 en in figuur 3 de afsluiteenheid in een opstaande stand (d.w.z. de bedieningsstand) met een naar boven gezwenkt trekdraaielement 18 weergegeven.

In de getoonde uitvoering heeft het trekdraaielement 18 in essentie de vorm van een halve cirkel, waarbij de vlakke rand van de halve cirkel gevormd wordt door de (lineaire) scharnier 17. Het scharnier is zodanig gepositioneerd, dat deze zich uitstrekt door het draaipunt van de dop 15. Het trekdraaielement 18 kan door een gebruiker gemakkelijk omhoog gezwenkt worden (waarbij de grip 21 het aangrijpen door de gebruiker vergemakkelijkt) vanaf de in figuur 2 getoonde liggende stand tot de in figuur 3 getoonde opstaande stand). Een gebruiker die het opstaande trekdraaielement 18 beetgepakt heeft, kan nu als gevolg van de genoemde positie van het scharnier de dop 15 gemakkelijk linksom of rechtsom draaien (richting 9, draaiing om een denkbeeldige as 8 in axiale richting) om de dop van de afsluiteenheid open of dicht te draaien.

De dop 15 omvat verder een tweetal opstaande randen 22 met een licht conische vorm die ervoor zorgen dat wanneer het trekdraaielement 18 weer in de oorspronkelijke, gesloten positie gedrukt wordt, de omtrekrand 24 van het trekdraaielement 18 onder deze randen “snapt” zodat het trekdraaielement de neiging heeft in de liggende stand te blijven zitten. Verwijzend naar figuren 2 en 3 omvat de afsluiteenheid 3 tevens een anti-tamper voorziening. In de getoonde uitvoering omvat de anti-tamper voorziening een op de bovenring 13 gevormde anti-tamper pin 23 die in een anti-tamper opening 28 geschoven kan worden. Deze pin 23 is zodanig lang dat deze, bij een trekdraaielement 18 in liggende stand, toch enigszins boven hel bovenoppervlak van het trekdraaielement 18 uitsteekt. De pin 23 is verder bij voorkeur vervaardigd van kunststof, opdat de het bovenste kunststof uiteinde versmolten (bijv. door middel van puntlassen) kan worden met het kunststof van de rest van het trekdraaielement 18. De versmolten pin vormt samen met het trekdraaielement 18 een verzegeld geheel, waarbij de zegel bij het openen, d.w.z. hel omhoog zwenken van het trekdraaielement 18, zichtbaar en voelbaar verbroken wordt zodat de dop losgedraaid kan worden.

Verder omvat de dop 15 een blokkeerelement in de vorm van een pen 26 die als functie heeft het losdraaien van de dop 15 zonder de bovengenoemde anti-tamper voorziening (verzegeling) te verbreken, te voorkomen. De pen 26 gaat bij neerklappen van het trekdraaielement 18 door een corresponderende opening 27 in de bovenring 13 en valt dan in een daarvoor aangebrachte halve-maanvormige uitsparingen 28 in de onderring 14 (figuur 5). Dit voorkomt het in liggende toestand van het trekdraaielement 18 roteren van de dop 15 ten opzichte van de onderring 14.

Zoals in meer detail is weergegeven in figuur 4 omvat de dop 15 van het buitenste afsluitelement 5 een aan de onderzijde voorzien bevestigingsdeel 19. Het bevestigingsdeel 19 omvat in de getoonde uitvoering een in hoofdzaak cilindrische wand die aan het naar buiten toe gerichte radiale zijvlak voorzien is van uitwendig schroefdraad 20. Op soortgelijke wijze en zoals in meer detail is weergegeven in figuur 5 omvat de onderring 14 van het binnenste afsluitelement 4 een bevestigingsdeel dat een in hoofdzaak cilindrische wand 39 omvat. De cilindrische wand 39 is aan het naar binnen toe gerichte radiale zijvlak voorzien van inwendig schroefdraad 25. Dit schroefdraad 25 kan aangrijpen op het schroefdraad 20 van het bevestigingsdeel 19 van de dop 15.

Zoals in figuur 4 is weergegeven omvat het onderste ringvormige uiteinde 30 van het bevestigingsdeel 19 een buitenoppervlak dat glad is uitgevoerd en dat in gesloten toestand van de dop 15 aanligt tegen het afdichtingsoppervlak 44 aan de onderzijde van de onderring 14 zodat een goede afdichting tussen de beide afsluitelementen 4 en 5. Het afdichtingsoppervlak 44 kan zijn voorzien van een ringvormig afdichtingselement (seal) 45 (figuur 8). Het afdichtingselement kan een relatief zacht materiaal, zoals een thermoplastisch elastomeer (TPE) of een materiaal met soortgelijke eigenschappen, omvatten . Het afdichtingselement zorgt voor een uitstekende de afdichting ten opzichte van het gladde onderste ringvormige uiteinde 30 van het bevestigingselement 19 van de dop 15.

Met name wanneer de houder bestemd is voor het bewaren van een koolzuurhoudende vloeistof en binnenin de houder de druk ver kan oplopen, is een dergelijke goede afdichting tussen de dop 15 en de onderring 14 van belang. Voor een goede afdichting zijn verder verstevigingsribben 33 aangebracht aan de naar de binnenzijde gerichte radiale zijoppervlak van het cilindrische deel 19. Deze verstevigingsribben zorgen voor het behoud van vorm van de dop wanneer de druk in de houder 1 oploopt. Deze verstevigingsribben zorgen tevens voor een juiste mate van stabiliteit van de cilindrische wand wanneer de druk in de door de cilindrische wand gedeeltelijk omsloten holle ruimte (die, in afgesloten toestand, in verbinding staat met de inhoud van de houder) toeneemt en de (van elastisch materiaal vervaardigde) cilindrische wand de neiging heeft zich onder invloed van de druk in de houder radiaal naar buiten toe te verplaatsen om aldus de klemkracht tussen het buitenste en binnenste afsluitelement te vergroten en daarmee de mate van afsluiting te verbeteren.

Aan de onderzijde van de bovenring 13 van de dop 15 is een rondgaande aandrukrand 31 voorzien. In de getoonde uitvoering is de aandrukrand 31 gevormd door een cilindrische, zich in axiale richting uitstrekkende, flens. Deze flens is concentrisch ten opzichte van de cilindrische wand van het bevestigingsdeel 19. De aandrukrand 31 is zodanig uitgevoerd dat deze in gebruik, wanneer de afsluiteenheid gesloten is, het bevestigingsdeel 19 omgeeft en met de onderzijde 34 tegen de bovenzijde van de eindwand 2 kan drukken en zodoende bescherming kan bieden tegen externe invloeden (dat wil zeggen invloeden van buitenaf, zoals vuil, en/of invloeden van binnen af, bijvoorbeeld door de afdichting van de afsluiteenheid sijpelende inhoud van de houder).

De in figuur 5 weergegeven uitvoeringsvorm van de onderring 14 kan gemonteerd worden aan de in figuur 1 en, in meer detail, figuren 6, 7, 8 en 10, weergegeven eindwand 2 van de houder 1. De figuren tonen dal de onderring 14 van onderaf tegen de rand om de drinkopening in de eindwand 2 van de houder 1 gedrukt kan worden en in deze stand aan de houder kan worden vastgeklikt. Bovenop het relatief harde kunststof materiaal van de radiale flens 43 van de onderring 14 (figuur 5) is een afdichtingsring 40 van zacht (bijv. elastisch) afdichtingsmateriaal aangebracht. Dit afdichtingsmaleriaal ligt in gemonteerde toestand aan tegen de onderzijde van de eindwand 2 en draagt bij aan een goede (luchtdichte) afsluiting tussen de onderring 14 en de eindwand 2. Het afdichtingsmateriaal kan bijvoorbeeld een thermoplastisch elastomeer (TPE) of een materiaal met soortgelijke eigenschappen zijn . Om de ondening 14 aan de eindwand te monteren is de onderring voorzien van een ringvormige bevestigingsrand 41, hierin ook wel de “snap”-rand of click-rand genoemd, omdat deze rand het mogelijk maakt de onderring aan de houder vast te klikken. De eindwand 2 (die bijvoorbeeld van aluminium kan zijn gemaakt) van de houder kan hiertoe zijn uitgevoerd met een ringvormige conische rand 50 rondom de doorstroomopening 6, zoals is weergegeven in figuren 6-8 en 10. Verder is de conische rand 50 voorzien van één of meer opstaande uitsteeksels 51. Door de speciale conische vorm van de rand 50 is het mogelijk om door middel van een aandrukmechanisme (bijv. een pers) de kunststof onderring 14 in de doorstroomopening 6 van de aluminium eindwand 2 te drukken om zo een stevige en niet meer loskomende verbinding tussen de onderring 14 en de houder 1 te realiseren.

De onderring 14 is verder voorzien van een aantal uitsparingen 42 waar de eerder genoemde opstaande uitsteeksels 51 van de eindwand 2 in passen om het meedraaien van de onderring 14 bij het open en dicht draaien van de dop 15 tegen te gaan. Figuur 5 toont tevens de eerder genoemde uitsparingen 29 in de onderring waar de anti-roteerpen 26 bij neerklappen van het trekdraaielement zich in vergrendelt om zo het open draaien zonder de verzegeling te verbreken tegen te gaan.

Figuur 8 toont een zijaanzicht aan van de (aluminium) eindwand 2 van de houder 1 en de (kunststof) onderring 14. De figuur toont ook de “snap’Vclick rand 41 waar de conische opstaande rand 50 van de eindwand 2 in valt. Tevens is in de figuur de positie weergegeven van de zachte afdichtingsring 40 op de flens 43 om afdichting aan het oppervlak van de houder 1 te waarborgen, van de zachte afdichtingsring 45 op de oppervlak 44 om een goede afdichting van de dop 15 bij aandraaien van dop in onderring te waarborgen.

Figuur 9 toont een zijaanzicht aan van de dop 15 met het trekdraaielement 18 in liggende positie, dat w'il zeggen vlak met de bovenzijde van de dop. Verder toont de figuur de anti-lamper voorziening in de vorm van de pen 23 die boven het kunststof oppervlak van het trekdraaielement 18 uit steekt en versmolten kan worden met het trekdraaielement om zo als een verzegeling te dienen.

Figuren 11 en 12 tonen de onderlinge posities van het eerste en buitenste afsluitelement aan positie van alle onderdelen aan, terwijl figuur 12 een doorsnede van de afsluiteenheid 3 samen met een eindwand toont. De figuur toont onder meer het speciale (zelf remmende) schroefdraad 20, de afdichtrand 30 die voor de afsluiting zorgt bij de zachte seal aan de onderzijde van de onderring 14, de verstevigingsribben 33 aan de binnenzijde van de dop die dienen om de dop bij hoge druk de vorm te behouden, de rand 31 van de dop, die volledig passend en aansluitend is (in gesloten toestand van de afsluiteenheid) op de eindwand 2 in verband met eventuele vochtopeenhoping tijdens en na een eventueel op de houder uitgevoerd pasteurisatieproces.

Ten opzichte van de sluiting zoals beschreven in WO 2015/041528 Al kunnen afsluiteenheden volgens uitvoeringsvormen van de uitvinding vereenvoudigd worden, bijvoorbeeld door minder elementen te gebruiken en minder materiaal, lagere en platte hoogten en eenvoudigere productie- en assemblagemethoden toe te passen. Het aantal (kunststof) afsluitelementen kan worden teruggebracht naar twee (d.w.z. een buitenste en een binnenste afsluitelement 4,5). De afsluiteenheid kan een onderring met een zachte afdichting (bij v. een TPE seal) aan de bovenzijde en een zachte afdichting (bijv. een TPE seal) atm de onderzijde omvatten.

De afsluiteenheid is bij voorkeur voorzien van de conische schroefdraadkoppeling zoals beschreven is in WO 2015/041528 Al, de inhoud w'aarvan als hier ingelast dient te worden beschouwd.

Verwijzend naar figuren 13-21 wordt een verdere uitvoeringsvorm van een afsluileenheid beschreven. Voor zover dit niet specifiek is aangegeven komt de verdere uitvoeringsvorm van de afsluiteenheid overeen met de hierboven beschreven eerste uitvoeringsvorm en is derhalve een gedetailleerde beschrijving van de verdere uitvoering hier achterwege gelaten.

De onderring 54 (figuur 13,14) kan op één manier vastgemaakt worden aan de eindwand 2, bijvoorbeeld door de onderring in de eindwand te klikken/drukken in de daarvoor aangebrachte passingen. Als de onderring eenmaal vastgeklikt zit kan deze in beginsel niet meer terug uit de het deksel (d.w.z. de wand van de houder) gedrukt worden als gevolg van de conische vorm van de ópstaande rand (die een meeverend vermogen heeft maar terug kan veren) die in het omtreksgebied rondom de doorstroomopening 6 in de eindwand 2 van de houder 1 gestanst zit. De twee opslaande aluminium uitsteeksels 51 op deze conische rand 50 vallen in de aangebrachte opening(en) 60 in de onderring 54 en zorgen voor het niet kunnen meedraaien van onderring in het aluminium deksel.

De uitsparingen 61 aan de bovenzijde van onderring zijn aangebracht als “blokkering” van de tamper evidence (verzegeling). De afdichting aan de bovenzijde van de onderring zorgt voor de afdichting van vloeistof tussen onderring en eindwand. De wanddiktes en dus de hoeveelheid materiaal (gewicht) kunnen zijn afgenomen.

De dop 80 om de doorstroomopening (d.w.z. het drinkgat) te openen en te sluiten heeft aan één zijde een dubbele kunststof laag, die doormiddel van het “grip” gedeelte eenvoudig omhoog bewogen/geduwd kan worden dit omdat er een scharnierpunt in het midden van de dop 80 is aangebracht. Deze omhooggeduwde “lip” vormt zo de stevige grip om de dop met korte slag (45 graden) los te draaien. De dop heeft dus een mogelijkheid om bijvoorbeeld actiecodes onder de in platte positie gebracht trekdraaielement (draailip) te verbergen.

Op het lagergelegen oppervlak van de dop 80 zijn twee randjes 81 aangebracht die de platte positie van de trekdraaielement (draailip) vasthouden d.m.v. “snap” verbinding. De dop is voorzien van een extra omtreksrand aan de onderzijde de heeft twee functies. De rand zorgt voor een extra afdichting van de inhoud van de houder ten opzichte van de buitenwereld en zorgt er voor dat de rand van de eindwand rondom de doorstroomopening schoon blijft. Bovendien zorgt deze omtreksrand voor extra aantrekkracht (sehroef/moer) principe bij het vastdraaien van de dop, zodat het binnenste afsluitelement extra tegen het aluminium deksel aangedrukt en daardoor de afdichting tussen het binnenste afsluitelement en de houder verbeterd wordt.

De dop 80 is voorzien van het unieke conische schroefdraad passend bij de onderring, aan de binnenzijde van de opstaande rand is ook de temper evident gepositioneerd. Een klein palletje die in een bepaalde hoek staat die bij het dichtdraaien van de dop wordt “meegesleept” in de draairichting en bij het opendraaien zal deze pal in de aangebrachte blokkering van de onderring vallen en zo blokkeren, bij het doordraaien zal de pal naar builen gedrukt worden en dus zo de dun gespoten kunststof seal zichtbaar verbreken. Dit is éénmalig alleen bij nog niet eerder geopend blik. Aan de binnenzijde van de dop zijn “ribben” aangebracht ter versteviging en vervorming bij hoge druk. Aan de onderzijde van hel conische schroefdraad bevindt zich het gladde gedeelte die bij aandraaien van de dop in de soft seal gedrukt wordt en zo de afdichting vormt.

De afsluiteenheid kan, indien gewenst, gemakkelijk aangepast worden qua grootte van de drankopening (drinkgat). Ook is de positie van het drinkgat flexibel, hoewel er vanuit gegaan mag worden dat deze zo dicht mogeiijk bij de felsrand van het deksel gepositioneerd moet worden om het drink comfort zo groot mogelijk te maken.

Om de consument aan te geven van het gebruik, dus openen en sluiten van dop is er in het aluminium deksel een “pijl” gestanst met de draairichting om de dop te openen, tevens is deze stans vorm aangebrachl om het aluminium oppervlak wat te verstevigen. Daarnaast is op de bovenzijde van kunststof dop een tekst aan gebracht met “lift zodat men ziet eerst de lip omhoog te trekken, in feite dezelfde beweging die nu bij de huidige blikken ook het geval is. Zodra de trek/draailip omhoog staat is er ook in de tweede kunststof laag een tekst aangebracht met de draai richting om de dop te openen.

Gezien de afsluiteenheid een losse dop 80 heeft die niet aan de andere kunststof elementen verbonden zijn geeft dit een voordeel bij het scheiden van afval omdat de dop los van het blik weggegooid kan worden in bijvoorbeeld de kunststof afvalbak.

In de figuren is getoond dat het (aluminium) deksel kan zijn voorzien van een conische opstaande rand met twee “lipjes”, deze zijn voor inde passing in de onderring om meedraaien van kunststof element tegen te gaan bij het aandraaien van de dop. De conische opstaande rand fungeert als “veer” om de onderring in de aluminium deksel te “klikken” vast is vast kan er door de vorm niet meer terug uil gedrukt worden. De kunststof onderring is voorzien van een speciale uitsparing waarin de onderring vast klikt, de onderring is aan de bovenzijde voorzien van een zachte afdichting seal die voor de afsluiting tegen de onderzijde van aluminium blik zorgt. Aan de onderzijde van de onderring is ook een zachte afdichting aanwezig deze zorgt voor de afdichting van de dop. De dop en de onderring zijn beide voorzien van het speciale conische schroefdraad die voor een stevige verbinding zorgen. De dop is voorzien van een extra rand die als functie heeft om extra aantrekkracht te genereren, zodat de deksel stevig tussen de twee kunststof elementen geklemd word. Tevens heeft deze rand als functie om het gehele drinkgedeelte af te schermen van vuil e.d.

Verwijzend naar de figuren 2 en 3 kan in bepaalde uitvoeringen dop aan de bovenzijde voorzien zijn van een dubbele laag die d.m.v. een scharnier omhoog geduwd kan worden, en zo de grip vormt om de dop los en vast te draaien. Op de onderlaag zijn twee randjes aangebracht die zorg dragen om de neergeklapte trekdraaielement (draailip) vastgeklikt in platte positie te houden.

Verwijzend naar de figuren, bijvoorbeeld figuren 15 en 17, kan de tamper evidence 72 (verzegeling) aan de binnenzijde en aan de rand van de dop zijn gepositioneerd, aan de binnenzijde van de opslaande rand van de dop is een palletje 70 aangebracht met een schuine hoek die bij het dichtdraaien van de dop een “meeslepende” functie heeft en bij het opendraaien van de dop een “blokkerende” functie heeft zodra de pal bij de daarvoor aangebrachte inkeping komt. Doordat de pal in de haakse hoek komt te zitten zal de pal bij doordraaien van de dop naar de buitenzijde wijken en daarbij de dunnere kunststofrand zichtbaar verbreken/scheuren. Dit gebeurt éénmalig bij de eerste keer openen van de dop.

De vorm van de afsluiteenheid maakt het mogelijk om diverse afmetingen van drinkgatopeningen te realiseren, small, medium, big size. Door de toepassing van de “klik” onderring heeft het kunststof onderring element een smalle rand wat weer ten gunste komt van de positie van drinkopening die voor het drinkcomfort zo dicht mogelijk bij de felsrand van het blikdekseltje gepositioneerd dient te zijn.

De uitvinding is niet beperkt tot de hierin beschreven uitvoeringen daarvan. Er zijn talloze aanpassingen, modificaties en toevoegingen denkbaar, die alle vallen binnen de strekking van de navolgende conclusies.

Claims

CONCLUSIES

1. Afsluiteenheid voor het afsluiten van een in een wand van een houder (1), in het bijzonder een drankhouder zoals een blikje, voorziene doorstroomopening (6), de afsluiteenheid omvattende:

- een binnenste afsluitelement (4) dat is ingericht om bevestigd te worden aan de rand van de wand (2) rondom de daarin voorziene doorstroomopening, waarbij het binnenste afsluitelement verder is ingericht om in bevestigde toestand ten minste aan te sluiten tegen de binnenzijde van de wand en is voorzien van een doorgang voor de inhoud van de houder;

- een buitenste afsluitelement (5) dat is ingerieht om losmaakbaar aan het binnenste afsluitelement (4) gekoppeld te worden voor het afsluiten van de daarin voorziene doorgang; waarbij zowel het binnenste afsluitelement als het buitenste afsluitelement een schroefdraadkoppeling omvatten voor het vasldraaien van hel buitenste afsluitelement aan het onderste afsluitelement;

waarbij het buitenste afsluitelement een rondgaande aandrukrand (31) omvat die is uitgevoerd om bij het vastdraaien het buitenste afsluitelement tegen de buitenzijde van de wand (2) van de houder (1) te klemmen, waarbij het binnenste afsluitelement is uitgevoerd om zich vast te klikken aan de omtreksrand van de doorstroomopening van de wand van de houder.
2. Afsluiteenheid volgens conclusie 1, waarbij het buitenste afsluitelement een cilindrisch buitenste onderdeel met schroefdraad en het binnenste afsluitelement een cilindrisch binnenste onderdeel met schroefdraad omvat, waarbij het buitenste onderdeel in het binnenste onderdeel vast te draaien is voor het vormen van een eerste afsluiting van de houder en waarbij het buitenste afsluitelement een dop voorzien van de rondgaande aandrukrand omvat voor het vormen van een tweede afsluiting van de houder.
3. Afsluiteenheid volgens conclusie 2, waarbij de dop is uitgevoerd om in vastgedraaide toestand zich vast te klemmen op de bovenzijde van de wand van de houder en een overkapping te vormen van het binnenste en buitenste afsluitelement.
4. Afsluiteenheid volgens conclusie 2 of 3, waarbij de dop met rondgaande aandrukrand is uitgevoerd om in vastgedraaide toestand de omtreksrand van de wand rondom de doorstroomopening af te dekken.
5. Afsluitelement volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij het buitenste afsluitelement een steundeel (16) en een trekdraaielement (18) omvat, waarbij het trekdraaielement via een lineair scharnierelement zwenkbaar met hel steundeel verbonden is en waarbij het schamierelement zich door het draaipunt van het steundeel uitstrekt.
6. Afsluiteenheid volgens conclusie 6, waarbij het trekdraaielement zwenkbaar is tussen een liggende uitgangsstand waarin deze zich in hoofdzaak evenwijdig met het bovenvlak van het steundeel uitstrekt en een opstaande bedieningssland waarin deze zich onder een hoek ten opzichte van het bovenvlak uitstrekt.
7. Afsluiteenheid volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij het schroefdraad meergangig is en verder is uitgevoerd om bij een onderlinge verdraaiing van de afsluitelementen over een hoek van minder dan 180 graden, bij voorkeur minder dan 90 graden, met nog meer voorkeur minder dan 50 graden, de afsluitelementen over in essentie de gehele omtrek te koppelen of te ontkoppelen zijn.
8. Afsluiteenheid volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de schroefdraadkoppeling zelfremmend is uitgevoerd en/of waarbij de schroefdraadkoppeling is uitgevoerd zodat in wezen ongeacht de hoogte van de axiale kracht welke op het afsluitelement wordt uitgeoefend, het afsluitelement niet uit zich zelf los draait.
9. Afsluiteenheid volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij het buitenste afsluitelement is vervaardigd van elastisch materiaal en een holle ruimte omvat die, in afgesloten toestand, in verbinding staat met de inhoud van de houder.
10. Afsluiteenheid volgens een van de voorgaande conclusies, omvattende een hunper evident voorziening.
11. Wand voor een houder, in het bijzonder een drankhouder zoals een blikje, waarbij de wand een doorstroomopening heeft en verder is uitgevoerd voor bevestiging van een afsluiteenheid volgens een van de voorgaande conclusies.
12. Wand volgens conclusie 11, omvattende een opstaande omtreksrand (50) rondom de doorstroomopening, waarin, bij voorkeur, de opstaande omtreksrand zich ten minste gedeeltelijk schuin ten opzichte van het resterende deel van de wand uitstrekt en/of een in doorsnede deels bolle vorm heeft.
13. Houder in het bijzonder een drankhouder zoals een blikje, waarbij de houder een wand met een doorstroomopening voor drank heeft en verder is uitgevoerd voor bevestiging van een afsluiteenheid volgens een van de conclusies 1-10.

1/15