NL2011108C2 - Biels en werkwijze voor het aanleggen of aanpassen van een spoorweg. - Google Patents

Biels en werkwijze voor het aanleggen of aanpassen van een spoorweg. Download PDF

Info

Publication number
NL2011108C2
NL2011108C2 NL2011108A NL2011108A NL2011108C2 NL 2011108 C2 NL2011108 C2 NL 2011108C2 NL 2011108 A NL2011108 A NL 2011108A NL 2011108 A NL2011108 A NL 2011108A NL 2011108 C2 NL2011108 C2 NL 2011108C2
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
sleepers
support element
relevant
longitudinal axis
railroad
Prior art date
Application number
NL2011108A
Other languages
English (en)
Inventor
Arnoldus Belkom
Stefan Hofman
Original Assignee
Lankhorst Engineered Products B V
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Lankhorst Engineered Products B V filed Critical Lankhorst Engineered Products B V
Priority to NL2011108A priority Critical patent/NL2011108C2/nl
Priority to PCT/NL2014/050378 priority patent/WO2015002531A1/en
Application granted granted Critical
Publication of NL2011108C2 publication Critical patent/NL2011108C2/nl

Links

Classifications

    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E01CONSTRUCTION OF ROADS, RAILWAYS, OR BRIDGES
    • E01BPERMANENT WAY; PERMANENT-WAY TOOLS; MACHINES FOR MAKING RAILWAYS OF ALL KINDS
    • E01B3/00Transverse or longitudinal sleepers; Other means resting directly on the ballastway for supporting rails
    • E01B3/44Transverse or longitudinal sleepers; Other means resting directly on the ballastway for supporting rails made from other materials only if the material is essential
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E01CONSTRUCTION OF ROADS, RAILWAYS, OR BRIDGES
    • E01BPERMANENT WAY; PERMANENT-WAY TOOLS; MACHINES FOR MAKING RAILWAYS OF ALL KINDS
    • E01B3/00Transverse or longitudinal sleepers; Other means resting directly on the ballastway for supporting rails
    • E01B3/46Transverse or longitudinal sleepers; Other means resting directly on the ballastway for supporting rails made from different materials

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Architecture (AREA)
  • Civil Engineering (AREA)
  • Structural Engineering (AREA)
  • Bridges Or Land Bridges (AREA)

Description

Titel: Biels en werkwijze voor het aanleggen of aanpassen van een spoorweg.
De uitvinding heeft betrekking op een biels voor toepassing in een spoorweg. De uitvinding heeft ook betrekking op een werkwijze voor het aanleggen of aanpassen van een spoorweg. Hierin wordt met “aanpassen” van een spoorweg bedoeld het vervangen van één of meer bielzen (en eventueel spoorstaven of andere onderdelen) van een reeds bestaande spoorweg.
Een biels, ook wel genoemd dwarsbgger, is een belangrijk element in de ondersteuning van spoorstaven van een spoorweg. Via de biels worden de door spoorwagens op de spoorstaven uitgeoefende krachten overgebracht naar de ondergrond.
Van oudsher zijn bielzen van hout. Hieraan kleven de bezwaren dat veel houtsoorten een korte levensduur hebben van maximaal 10 a 15 jaar en dat verduurzaamd hout mibeubelastend is. Verder is tropisch hardhout in de voor bielzen benodigde grote afmetingen moeilijk verkrijgbaar.
Bielzen worden ook wel vervaardigd van beton, waardoor de bovengenoemde problemen van hout worden vermeden. Een bezwaar van een betonnen biels is echter dat deze in een aantal situaties minder goed of niet toepasbaar is. Met name heeft een betonnen biels een slechtere demping dan een houten biels. Deze slechtere demping geeft problemen indien betonnen bielzen op een relatief harde ondergrond worden toegepast. Toegepast op bijvoorbeeld een stalen constructie van een spoorwegbrug, leiden betonnen bielzen veelal tot onacceptabele overlast qua trillingen en geluid in geval van overrijdende spoorwagens.
Andere bezwaren van betonnen bielzen zijn een gevolg van het feit dat het gegoten elementen zijn, en van het feit dat beton, in tegenstelling tot hout, minder geschikt is om in situ in te boren voor het aanbrengen van bevestigingsbouten voor het bevestigen van spoorstaven aan de bielzen. Om laatstgenoemde reden worden bij betonnen bielzen veelal bevestigingselementen mee ingegoten bij het gieten van de bielzen. Deze omstandigheden maken betonnen bielzen niet alleen relatief duur, maar ook minder geschikt voor toepassingen waarbij de benodigde maatvoeringen van de biels en/of van de precieze plaatsen van de ingegoten bevestigingselementen verschillen tussen verschillende bielzen in een spoorweg.
Een verder belangrijk probleem bij het toepassen van bielzen treedt op wanneer bielzen min of meer rechtstreeks moeten worden toegepast op harde ondergronden, zoals bijvoorbeeld op een stalen constructie van een spoorwegbrug. Hierboven werd in dit verband reeds gewezen op trilhngs- en geluidsproblematiek. Maar er speelt hier een belangrijk additioneel probleem.
Dit additionele probleem wordt nu uitgelegd aan de hand van een praktijkvoorbeeld van een spoorwegbrug die twee ongeveer horizontale en onderling parallelle reeksen van achter elkaar geplaatste stalen T-bolken heeft. De ene I-balkenreeks ligt zijdelings op enige afstand van de andere I-balkenreeks, welke afstand in de ordegrootte van ongeveer de spoorbreedte van de over de spoorwegbrug aan te leggen spoorweg heeft. De twee I-balkenreeksen vormen dus, zogezegd, een “I-balkenspoor”. De bielzen van de over de spoorwegbrug aan te leggen spoorweg dienen steeds dwars bovenop dit I-balkenspoor geplaatst te worden. Voor de uitleg van dit probleem wordt nu eerst aangenomen dat het gewenst is dat de spoorweg geheel horizontaal is, dat wil zeggen horizontaal qua dwarshehing van het spoor, alsook horizontaal qua langshelling van het spoor.
Het probleem in een dergelijke situatie is dat in de praktijk de bovenkanten van de twee I-balkenreeksen nooit perfect deel uitmaken van een perfect horizontaal vlak, welk probleem bij oudere bruggen vaak groter is. In feite treedt er vaak een van de horizontaal afwijkende dwarshelling van het I-balkenspoor op, welke dwarshelling bovendien op diverse wijzen varieert langs de spoorrichting van het I-balkenspoor. Zou men zonder verdere maatregelen een aantal achtereenvolgende bielzen leggen op het imperfecte I-balkenspoor, dan zouden de dwarshellingen van deze respectieve bielzen dientengevolge eveneens op diverse wijzen variëren langs de spoorrichting van het I-balkenspoor. Dat zou vanzelfsprekend een ongewenste situatie zijn voor het op de bielzen aanbrengen van spoorstaven. De spoorweg zou dan de krachten van over de spoorweg rijdende spoorwagens op ondeugdelijke wijze overbrengen op het I-balkenspoor van de spoorbrug. In de praktijk, bij toepassing van houten bielzen op een dergelijk imperfect I-balkenspoor, worden daarom vaak maatregelen getroffen inhoudende dat, op basis van nauwkeurige opmetingen over de gehele lengte van het imperfecte I-balkenspoor, alle houten bielzen, elk weer op een andere wijze, precies op maat bijgeschaafd worden, en wel zodanig dat alle bovenoppervlakken van alle bielzen zo goed als mogebjk deel uitmaken van een horizontaal vlak. Het uitvoeren van deze maatregelen is zeer arbeidsintensief, want het benodigt veel passen en meten, alsmede veel bewerkingshandehngen aan de relatief zware en grote houten bielzen.
Zoals genoemd, werd bij bovengenoemde uitleg van dit probleem bij wijze van voorbeeld uitgegaan van een spoorweg waarvan het gewenst is dat deze geheel horizontaal zou verlopen. Dezelfde problematiek speelt echter vanzelfsprekend ook in praktijksituaties waarbij het gewenst is dat de spoorweg niet horizontaal verloopt. Bijvoorbeeld treedt dit op wanneer een spoorweg over een brug een bocht dient te maken, waarbij doelbewust een voorafbepaalde, in de bocht in spoorrichting verlopende dwarshelbng van het spoor dient te worden aangebracht. Deze in de bocht verlopende dwarshelling dient voor het beperken van centrifugaalkrachten, die werken op door de bocht rijdende spoorwagens. In dergebjke situaties speelt de problematiek in sterkere mate omdat de dwarshellingen groter zijn en in sterkere mate verlopen. Zelfs het bijschaven van houten bielzen volstaat dan niet altijd, omdat er soms teveel van bielzen afgeschaafd zou moeten worden. In die gevallen zal additioneel gebruik gemaakt moeten worden van extra hoge, af te schaven bielzen.
Het is een doel van de uitvinding om een oplossing te verschaffen voor meerdere van de hierboven genoemde problemen, en meer in het bijzonder voor het op efficiëntere wijze aanleggen of aanpassen van een spoorweg min of meer rechtstreeks op harde ondergronden, zoals op spoorwegbruggen.
Daartoe verschaft de uitvinding een biels volgens de bijgaande onafhankelijke conclusie 1, alsmede een werkwijze volgens de bijgaande onafhankelijke conclusie 17. Specifieke uitvoeringsvormen van de uitvinding zijn neergelegd in de bijgaande afhankelijke conclusies 2 t/m 16, alsmede in de bijgaande afhankelijke conclusie 18.
Derhalve verschaft de uitvinding een biels voor toepassing in een spoorweg, waarbij: - de biels vervaardigd is van tenminste kunststof; - een referentietoestand van de biels gedefinieerd is als een in een spoorweg geplaatste theoretische plaatsingstoestand van de biels, waarin de biels-langsas van de biels en een zich loodrecht op de biels-langsas uitstrekkende spoor-langsas van de spoorweg zich elk horizontaal uitstrekken; en - twee biels-langshelften van de biels gedefinieerd zijn als de twee helften van de biels aan weerszijden van een zich loodrecht op de biels-langsas uitstrekkend middendoorsnedevlak door de biels; met het kenmerk, dat, - gezien in genoemde referentietoestand, de biels aan zijn onderzijde uitgehold is tenminste in de vorm van twee respectieve, in de zin van de biels-langsas op afstand van elkaar gelegen uithollingsruimten, die elk toegankelijk zijn voor het daarin van onderen inbrengen van een bielsondersteuningselement, en waarbij de vorm van elke uithollingsruimte de bewegingsvrijheden van een aldus ingebracht bielsondersteuningselement beperkt in omhooggaande richting, alsmede in beide onderling tegengestelde richtingen van de biels-langsas, alsmede in beide onderling tegengestelde richtingen van de spoor-langsas; en - de ene van genoemde twee uitholhngsruimten gesitueerd is in de ene van de twee biels-langshelften, en de andere van genoemde twee uitholhngsruimten gesitueerd is in de andere van de twee biels-langshelften.
Deze biels volgens de uitvinding kan derhalve volgens de uitvinding deel uitmaken van een samenstel, dat, naast de biels volgens de uitvinding, voorts omvat: - tenminste twee respectieve bielsondersteuningselementen, die, gezien in genoemde referentietoestand, van onderen in de genoemde twee respectieve uitholhngsruimten gebracht kunnen worden, en waarbij de vorm van elke uithollingsruimte de bewegingsvrijheden van een aldus daarin ingebracht bielsondersteuningselement beperkt in omhooggaande richting, alsmede in beide onderling tegengestelde richtingen van de biels-langsas, alsmede in beide onderling tegengestelde richtingen van de spoor-langsas; waarbij, gezien in genoemde referentietoestand van de biels, tenminste één van genoemde twee respectieve bielsondersteuningselementen, in een maximuminbrengtoestand van het betreffende bielsondersteuningselement waarin het betreffende bielsondersteuningselement maximaal naar omhoog in de betreffende uithollingsruimte is ingebracht, aan de onderzijde van de biels naar onderen toe uitsteekt ten opzichte van de biels, waardoor genoemde maximuminbrengtoestand een maximuminbrenggedeelte en een daarmee complementair minimumuitsteekgedeelte van het betreffende bielsondersteuningselement definieert,.
Kort samengevat geldt volgens de uitvinding dus onder meer dat de biels vervaardigd is van tenminste kunststof en aan zijn onderzijde tenminste een uithollingsruimte in zijn ene langshelft en een uithollingsruimte in zijn andere langshelft heeft, waarbij in elk van deze twee uithollingsruimten een bielsondersteuningselement ingebracht kan worden dat, in dien aldus ingebracht, aan de onderzijde van de biels naar onderen toe uitsteekt ten opzichte van de biels.
Volgens de uitvinding kunnen de bielzen in grote hoeveelheiden in één standaardmaat, of in een beperkt aantal standaardmaten, vervaardigd worden. En ook de bielsondersteuningselementen kunnen volgens de uitvinding in grote hoeveelheiden in één standaardmaat, of in een beperkt aantal standaardmaten, vervaardigd worden. Door voor een in een spoorweg te plaatsen biels voorafgaand aan de plaatsing alleen één of beide bielsondersteuningselementen op maat bij te schaven, frezen, of dergelijke, kan de biels zodanig geplaatst worden dat iedere in de praktijk ter plaatse van de biels gewenste dwarshelling en/of hoogte van de spoorweg gerealiseerd kan worden, hetgeen met name op harde ondergronden, zoals op spoorwegbruggen, van groot voordeel is. De hoeveelheid werk voor schaven, frezen, of dergelijke, beperkt zich slechts tot de relatief kleine en lichte bielsondersteuningselementen, de bielzen zelf behoeven in beginsel geen aanpassingen. Het kunststof van de biels biedt een aantal synergetische voordelen in combinatie met de uitholhngsruimten van de biels. In de eerste plaats maakt genoemde combinatie een relatief hoge vervaardigingsnauwkeurigheid mogelijk. En in de tweede plaats maakt genoemde combinatie een relatief hoge duurzaamheid van geplaatste bielzen mogelijk. Bij toepassing van dergelijke uithollingen in bijvoorbeeld hout, zouden de resulterende dunwandige houten bielsdelen leiden tot extra lage duurzaamheid en op termijn steeds grotere onnauwkeurigheid van geplaatste bielzen. Voorts biedt kunststof het voordeel dat daarmee niet alleen genoemde bezwaren van hout, maar ook de genoemde bezwaren van beton vermeden worden. Zo kan in kunststof gemakkelijk geboord worden en is kunststof heel geschikt voor het beperken van geluid en trillingen op harde ondergronden, zoals op spoorwegbruggen.
In een voorkeursuitvoeringsvorm van een biels volgens de uitvinding zijn genoemde twee uithollingsruimten in hoofdzaak symmetrisch ten opzichte van genoemd middendoorsnedevlak door de biels. Dit komt een stabiele plaatsing van de biels, in combinatie met ruime instelbereiken van dwarshellingen van geplaatste bielzen, ten goede.
In een verdere voorkeursuitvoeringsvorm van een biels volgens de uitvinding heeft tenminste één van genoemde twee uithollingsruimten de vorm van een in hoofdzaak rechthoekige blok. Een dergelijke vorm van de uithollingsruimte geeft een uitstekende ineengrijping en krachtenoverdracht tussen biels en bielsondersteuningselement, terwijl de uithollingsruimte daardoor compact is, waardoor het bielsondersteuningselement de biels versterkt.
In een verdere voorkeursuitvoeringsvorm van een biels volgens de uitvinding is een langwerpige wapeningsconstructie ingebed in de kunststof, waarbij de langsrichting van de langwerpige wapeningsconstructie parallel is aan de biels-langsas. Met de wapeningsconstructie kan een goede buigsterkte van de biels verkregen worden, terwijl met het kunststof goede dempingseigenschappen verkregen kunnen worden. De wapeningsconstructie kan bijvoorbeeld staal omvatten als wapeningsmateriaal van de biels. In geval van dergelijke toepassing van een wapeningsconstructie van de biels, komen de voordelen van de uitvinding zeer goed tot hun recht. De aanwezigheid van de wapeningsconstructie beperkt namelijk de mogelijkheden om de biels zelf op maat bij te schaven, frezen, of dergelijke, omdat men daarbij kan stuiten op de wapeningsconstructie. Door, volgens de uitvinding, niet de biels, maar de bielsondersteuningselementen op maat bij te schaven, frezen, of dergelijke, wordt deze problematiek vermeden.
In een verdere voorkeursuitvoeringsvorm van een biels volgens de uitvinding is in tenminste één zich loodrecht op de biels-langsas uitstrekkend doorsnedevlak door de biels niet alleen de langwerpige wapeningsconstructie aanwezig, maar is daarin ook een van genoemde twee uithollingsruimten aanwezig. Hierdoor worden dunwandige delen van de biels, welke delen nabij de uithollingsruimte(n) gelegen zijn, versterkt.
In een voorkeursuitvoeringsvorm van een samenstel volgens de uitvinding geldt, gezien in genoemde referentietoestand van de biels, voor tenminste één van genoemde twee respectieve bielsondersteuningselementen dat het betreffende bielsondersteuningselement tenminste in zijn genoemde maximuminbrengtoestand in alle genoemde richtingen van zijn genoemde beperkte bewegingsvrijheden onbeweegbaar is ten opzichte van de biels. Dit kan bijvoorbeeld gerealiseerd zijn doordat het betreffende bielsondersteuningselement tenminste in zijn genoemde maximuminbrengtoestand vormsluitend in de betreffende uitholhngsruimte past. Genoemde onbeweegbaarheid in alle genoemde richtingen biedt het voordeel van een sterke en stabiele verbinding tussen biels en bielsondersteuningselement. Opgemerkt wordt dat, voor het verkrijgen van genoemde onbeweegbaarheid in alle genoemde richtingen, volledige vormsluiting niet persé noodzakelijk, uitsparingen ten opzichte van volledig vormsluitende uitwendige oppervlakken van biels en/of van bielsondersteuningselement zijn immers mogelijk.
In een verdere voorkeursuitvoeringsvorm van een samenstel volgens de uitvinding geldt, gezien in genoemde referentietoestand van de biels, voor tenminste één van genoemde twee respectieve bielsondersteuningselementen dat het minimumuitsteekgedeelte van het betreffende bielsondersteuningselement een grotere, parallel aan de spoor-langsas gemeten maximale afmeting heeft dan het maximuminbrenggedeelte van het betreffende bielsondersteuningselement.
Het betreffende bielsondersteuningselement heeft, gezien langs de spoor-langsas, ter plaatse van zijn minimumuitsteekgedeelte derhalve een verbrede voet ten opzichte van zijn maximuminbrenggedeelte. Een dergelijke verbrede voet komt een stabiele ondersteuning van de biels in de spoorweg ten goede.
In een verdere voorkeursuitvoeringsvorm van een samenstel volgens de uitvinding geldt, gezien in genoemde referentietoestand van de biels, voor tenminste één van genoemde twee respectieve bielsondersteuningselementen dat in de maximuminbrengtoestand van het betreffende bielsondersteuningselement de biels met zijn onderzijde tenminste deels aanligt tegen de bovenzijde van het minimumuitsteekgedeelte van het betreffende bielsondersteuningselement. Dit aanhggen komt een stabiele ondersteuning van de biels in de spoorweg nog verder ten goede.
In een verdere voorkeursuitvoeringsvorm van een samenstel volgens de uitvinding is tenminste één van genoemde twee respectieve bielsondersteuningselementen geheel of gedeeltelijk van kunststof vervaardigd. Het kunststof van het betreffende bielsondersteuningselement is zeer geschikt voor het op maat schaven, frezen, of dergelijke, van het bielsondersteuningselement. Verder maakt de toepassing van kunststof een relatief hoge vervaardigingsnauwkeurigheid en duurzaamheid van het bielsondersteuningselement mogelijk. Voorts kan in kunststof gemakkelijk geboord worden en is kunststof heel geschikt voor het beperken van geluid en trillingen op harde ondergronden, zoals op spoorwegbruggen.
De uitvinding kan voorts zijn belichaamd in een spoorweg omvattende tenminste één samenstel volgens de uitvinding, alsmede tenminste twee respectieve, zich onderling parallel langs de spoor-langsas van de spoorweg uitstrekkende spoorstaven, waarbij: - genoemde twee respectieve bielsondersteuningselementen van het betreffende samenstel, gezien in genoemde referentietoestand, van onderen in de genoemde twee respectieve uithollingsruimten van de biels van het betreffende samenstel gebracht zijn; en - de ene van de genoemde twee respectieve spoorstaven bevestigd is op de ene van de twee biels-langshelften van de biels, en de andere van de genoemde twee respectieve spoorstaven bevestigd is op de andere van de twee biels-langshelften van de biels.
In een voorkeursuitvoeringsvorm van een spoorweg volgens de uitvinding is het betreffende samenstel gesitueerd op een spoorwegbrug waarover de spoorweg zich uitstrekt. Op een spoorwegbrug, en meer in het algemeen op relatief harde ondergond, komen de voordelen van de uitvinding zeer goed tot hun recht.
In een verdere voorkeursuitvoeringsvorm van een spoorweg volgens de uitvinding omvat de spoorweg voorts tenminste één bout, welke bout deel uitmaakt van de bevestiging van één van de genoemde twee respectieve spoorstaven aan de biels, en welke bout zich uitstrekt tenminste door de biels, alsmede door één van de genoemde twee respectieve bielsondersteuningselementen, waardoor de bout tevens het betreffende bielsondersteuningselement aan de biels bevestigt. Hierdoor wordt op uiterst efficiënte wijze een uiterst betrouwbare bevestiging verkregen, waardoor tevens het bielsondersteuningselement automatisch stevig aan de biels bevestigd wordt.
In een verdere voorkeursuitvoeringsvorm van een spoorweg volgens de uitvinding omvat de spoorweg voorts tenminste één tusseninzetdeel, welk tenminste één tusseninzetdeel in een van de genoemde twee respectieve uitholhngsruimten gesitueerd is tussen een van de genoemde twee respectieve bielsondersteuningselementen en de biels. Dergelijke toepassing van één of meer dergelijke tusseninzetdelen in een dergelijke uithollingsruimte vergroot de mogelijkheden voor het efficiënt realiseren van diverse gewenste dwarshellingen en/of hoogten van de spoorweg ter plaatse van bielzen in de spoorweg.
In een verdere voorkeursuitvoeringsvorm van een spoorweg volgens de uitvinding strekt bovengenoemde bout zich tevens uit door bovengenoemd tenminste één tusseninzetdeel, waardoor de bout tevens het tenminste ene tusseninzetdeel aan de biels bevestigt. Hierdoor wordt op uiterst efficiënte wijze een uiterst betrouwbare bevestiging verkregen, waardoor niet alleen het bielsondersteuningselement automatisch stevig aan de biels bevestigd wordt, maar ook het tenminste ene tusseninzetdeel automatisch stevig aan de biels bevestigd wordt.
De uitvinding kan voorts zijn belichaamd in een werkwijze voor het aanleggen of aanpassen van een spoorweg volgens de uitvinding.
In een voorkeursuitvoeringsvorm van een werkwijze volgens de uitvinding, omvat de werkwijze: - de toepassing van tenminste één in standaardafmetingen vervaardigd standaardbielsondersteuningselement; - het naar een gewenste maatvoering aanpassen van genoemde standaardafmetingen van het standaardbielsondersteuningselement; en - het in de spoorweg toepassen van het aldus aangepaste standaardbielsondersteuningselement, waardoor het aldus aangepaste standaardbielsondersteuningselement één van genoemde twee respectieve bielsondersteuningselementen van het betreffende samenstel van de spoorweg vormt.
Volgens de uitvinding kunnen de bielsondersteuningselementen derhalve in grote hoeveelheiden in één standaardmaat, of in een beperkt aantal standaardmaten, vervaardigd worden. Door voor een in een spoorweg te plaatsen biels voorafgaand aan de plaatsing alleen één of beide bielsondersteuningselementen op maat bij te schaven, frezen, of dergelijke, kan de biels zodanig geplaatst worden dat iedere in de praktijk ter plaatse van de biels gewenste dwarshelling en/of hoogte van de spoorweg gerealiseerd kan worden, hetgeen met name op harde ondergronden, zoals op spoorwegbruggen, van groot voordeel is. De hoeveelheid werk voor schaven, frezen, of dergelijke, beperkt zich slechts tot de relatief kleine en lichte bielsondersteuningselementen, de bielzen zelf behoeven in beginsel geen aanpassingen.
In het volgende wordt de uitvinding nader toegelicht aan de hand van enige niet-limiterende voorbeelden en met verwijzing naar de schematische figuren in de bij gevoegde tekening.
Fig. IA toont in een eerste perspectivisch aanzicht een voorbeeld van een uitvoeringsvorm van een samenstel volgens de uitvinding, in een uiteengenomen toestand van het samenstel.
Fig. 1B toont het voorbeeld van Fig. IA nogmaals in het genoemde eerste perspectivische aanzicht, echter ditmaal in een in elkaar gezette toestand van het samenstel.
Fig. 2A toont het voorbeeld van Fig. IA nogmaals, echter ditmaal in een tweede perspectivisch aanzicht.
Fig. 2B toont het voorbeeld van Fig. 1B nogmaals, echter ditmaal in het genoemde tweede perspectivische aanzicht.
Fig. 3 toont het voorbeeld van Fig. 1B nogmaals, echter waarbij ditmaal de biels van het samenstel deels opengewerkt getoond is.
Fig. 4 toont een dwarsdoorsnede door het samenstel van Fig. 1B, welke dwarsdoorsnede genomen is ter plaatse van bouten waarmee een spoorstaaf aan de biels van het samenstel is bevestigd, waarbij additioneel de betreffende spoorstaaf in doorzicht getoond is.
Fig. 5 toont een dwarsdoorsnede door een spoorweg volgens de uitvinding, welke dwarsdoorsnede genomen is ter plaatse van een in de spoorweg geplaatst samenstel van de Figuren IA, 1B, 2A, 2B, 3, 4, waarbij het samenstel geplaatst is nadat de twee bielsondersteuningselementen van het samenstel van onderen kleiner gemaakt zijn.
Fig. 6 toont een detail van een soortgehjk aan Fig. 5 genomen dwarsdoorsnede door een spoorweg, echter waarbij ditmaal een aantal tusseninzetdelen geplaatst zijn tussen de betreffende biels van het samenstel en een betreffend bielsondersteuningselement van het samenstel.
Verwezen wordt nu eerst naar de Figuren IA, 1B, 2A, 2B. Deze Figuren tonen een samenstel 1 volgens de uitvinding, alsmede twee rughellingplaten 4, en een aantal bouten 5. Het samenstel 1 omvat de getoonde biels 2 en de getoonde bielsondersteuningselementen 3A en 3B. In de biels 2 zijn een aantal boorgaten 9 getoond ten behoeve van de bouten 5.
In dit voorbeeld zijn de rughellingplaten 4 van een welbekend type. Door middel van, onder meer, deze rughellingplaten 4 en de bouten 5 kunnen spoorstaven aan de biels 2 bevestigd worden op welbekende wijze (zie bijvoorbeeld de spoorstaven 6, 6A, 6B in Figuren 4, 5, 6), teneinde een spoorweg te vormen.
In de Figuren 1B en 2B zijn verder getoond de biels-langsas 10 van de biels 2, alsmede de zich loodrecht op de biels-langsas 10 uitstrekkende spoor-langsas 20 van de spoorweg. In de hierboven genoemde (theoretische) “referentietoestand” van de biels 2 strekken de biels-langsas 10 en de spoor-langsas 20 zich elk horizontaal uit. In praktische plaatsingstoestanden van de biels 2 in een spoorweg kunnen de biels-langsas 10 en/of de spoor-langsas 20 vanzelfsprekend elk onder een hoek staan met de horizontaal, in welk geval de spoorweg ter plaatse van de biels 2 een dwarshelling en/of langshelling van de spoorweg heeft.
De biels 2 is aan zijn onderzijde uitgehold in de vorm van twee respectieve, in de zin van de biels-langsas 10 op afstand van elkaar gelegen uithollingsruimten 7A en 7B (best te zien in Fig. 2A). De ene uithollingsruimte 7Ais gesitueerd in de ene langshelft van de biels 2, en de andere uitholhngsruimte 7B is gesitueerd in de andere langshelft van de biels 2.
In het getoonde voorbeeld van Figuren IA, 1B, 2A, 2B is de biels 2 overigens symmetrisch ten opzichte van een zich loodrecht op de biels-langsas 10 uitstrekkend middendoorsnedevlak door de biels 2. Genoemde twee langshelften van de biels 2 zijn derhalve eikaars spiegelbeeld ten opzichte van genoemd middendoorsnedevlak. Verder heeft elk van de andere in Figuren IA, 1B, 2A, 2B getoonde onderdelen, dat wil zeggen elk bielsondersteuningselement 3A, 3B, elke rughellingplaat 4 en elke bout 5, steeds in Figuren IA, 1B, 2A, 2B een spiegelbeeldige tegenhanger in de zin van genoemd middendoorsnedevlak. Opgemerkt wordt dat dergelijke symmetrie-eigenschappen vanzelfsprekend niet essentieel zijn voor de uitvinding, en dat de uitvinding dan ook niet beperkt is tot dergelijke symmetrie-eigenschappen.
In het getoonde voorbeeld heeft de uithollingsruimte 7A de vorm van een in hoofdzaak rechthoekige blok. De uithollingsruimte 7A is toegankelijk voor het daarin van onderen inbrengen van het bielsondersteuningselement 3A. In Figuren 1B en 2B verkeert het bielsondersteuningselement 3A in zijn “maximuminbrengtoestand”, waarin het bielsondersteuningselement 3A maximaal naar omhoog in de uithollingsruimte 7A is ingebracht. In die maximuminbrengtoestand steekt het bielsondersteuningselement 3A aan de onderzijde van de biels 2 naar onderen toe uit ten opzichte van de biels 2. Derhalve definieert genoemde maximuminbrengtoestand een maximuminbrenggedeelte 31 en een daarmee complementair minimumuitsteekgedeelte 32 van het bielsondersteuningselement 3A. In de Figuren IA, 1B, 2A, 2B is te zien dat de vorm van de uithollingsruimte 7A de bewegingsvrijheden van het aldus ingebrachte bielsondersteuningselement 3A beperkt in omhooggaande richting, alsmede in beide onderling tegengestelde richtingen van de biels-langsas 10, alsmede in beide onderling tegengestelde richtingen van de spoor-langsas 20.
Opgemerkt wordt dat in Figuren 1B en 2B de bouten 5 zich respectievelijk door doorgangsopeningen van de rughellingplaten 4, door de biels 2 en door het bielsondersteuningselement 3A zodanig uitstrekken, dat de bouten 5 niet alleen de betreffende rughellingplaten 4 aan de biels 2 bevestigen, maar ook de bielsondersteuningselementen 3A, 3B aan de biels 2 bevestigen (zie ook Fig. 4).
Verwezen wordt nu tevens naar Fig. 3 waarin de biels 2 deels opengewerkt getoond is. Dat wil zeggen, in de in Fig. 3 geziene rechter langshelft van de biels 2 is het wel aanwezige kunststof van de biels 2 niet weergegeven, waardoor een deel van een langwerpige, in de kunststof van de biels 2 ingebedde wapeningsconstructie zichtbaar is in genoemde rechter langshelft. In het getoonde voorbeeld omvat deze wapeningsconstructie een aantal stalen wapeningsstaven 91, 92, 93, 94, die zich met hun langsrichtingen parallel aan de biels-langsas 10 uitstrekken. Opgemerkt wordt dat deze wapeningsstaven 91, 92, 93, 94 zich, vanwege bovengenoemde symmetrie-eigenschappen van de biels 2, ook uitstrekken in de in Fig. 3 geziene linker langshelft van de biels 2.
Deze wapeningsstaven 91, 92, 93, 94 zijn ook te zien in de dwarsdoorsnede van Fig. 4, welke Fig. 4 tevens de door middel van de rughellingplaat 4 en de bouten 5 aan de biels 2 bevestigde spoorstaaf 6 (in doorzicht) toont. Uit Figuren 3 en 4 blijkt dat in zich loodrecht op de biels-langsas 10 uitstrekkende doorsnedevlakken door de biels 2 niet alleen de langwerpige wapeningsconstructie 91, 92, 93, 94 aanwezig is, maar ook steeds een van de twee uithollingsruimten 7A, 7B (zie Fig. 2A) aanwezig is.
In het getoonde voorbeeld past het bielsondersteuningselement 3A in zijn genoemde maximuminbrengtoestand zodanig vormsluitend in de uithollingsruimte 7A, dat, ook indien de bouten 5 niet zijn aangebracht, het bielsondersteuningselement 3A in alle genoemde richtingen van zijn genoemde beperkte bewegingsvrijheden onbeweegbaar is ten opzichte van de biels 2. Indien de bouten 5 niet zijn aangebracht, is het bielsondersteuningselement 3A slechts naar beneden toe (in de zin van de hierboven genoemde theoretische “referentietoestand” van de biels 2) beweegbaar ten opzichte van de biels 2.
In de Figuren IA, 1B, 2A, 2B, 3, 4 is goed te zien dat het bielsondersteuningselement 3A, gezien langs de spoor-langsas 20, ter plaatse van zijn minimumuitsteekgedeelte 32 een verbrede voet heeft ten opzichte van zijn maximuminbrenggedeelte 31. Zoals hierboven reeds genoemd, komt een dergelijke verbrede voet een stabiele ondersteuning van de biels 2 in de spoorweg ten goede.
Met name in Fig. 4 is voorts goed te zien dat, in de daar getoonde maximuminbrengtoestand van het bielsondersteuningselement 3A, de biels 2 met zijn onderzijde aanligt tegen de bovenzijde van het minimumuitsteekgedeelte 32 van het bielsondersteuningselement 3A. Zoals hierboven reeds genoemd, komt een dergelijk aanliggen een stabiele ondersteuning van de biels 2 in de spoorweg nog verder ten goede.
Verwezen wordt nu naar Fig. 5. Deze Fig. 5 toont een dwarsdoorsnede door de spoorweg 50, welke dwarsdoorsnede genomen is ter plaatse van een in de spoorweg 50 geplaatst samenstel 1 (zie Figuren IA, 1B, 2A, 2B, 3, 4), waarbij het samenstel 1 pas geplaatst is nadat de twee bielsondersteuningselementen 3A en 3B van het samenstel van onderen kleiner gemaakt zijn. In Fig. 5 zijn daarom de, uitgaande van de bielsondersteuningselementen 3A en 3B, kleiner gemaakte bielsondersteuningselementen aangeduid met andere referentietekens, te weten de respectieve referentietekens 103A en 103B. Als gevolg van dit van onderen kleiner maken, zijn in het bijzonder de minimumuitsteekgedeelten 32 van de bielsondersteuningselementen 3A en 3B kleiner gemaakt, terwijl de maximuminbrenggedeelten 31 ongewijzigd zijn gebleven. In Fig. 5 zijn daarom de, uitgaande van de minimumuitsteekgedeelten 32, kleiner gemaakte minimumuitsteekgedeelten van de bielsondersteuningselementen 103A en 103B aangeduid met andere referentietekens, te weten de respectieve referentietekens 132A en 132B.
In Fig. 5 is te zien dat het minimumuitsteekgedeelte 132A van het bielsondersteuningselement 103A een verdergaande verkleining heeft ondergaan dan het minimumuitsteekgedeelte 132B van het bielsondersteuningselement 103B. Tevens is te zien dat de onderzijden van elk van beide minimumuitsteekgedeelten 132A en 132B op enigszins schuine wijze zijn ingekort.
Het zal duidelijk zijn dat, door toepassing van geschikt gekozen verkleining(en) van één of beide bielsondersteuningselementen 103A en 103B, locaal ter plaatse van de biels 2 diverse dwarshelhngen en/of hoogten van het door de bovenkanten van de spoorstaven 6A en 6B gevormde spoor van de spoorweg 50 ingesteld kunnen worden in afhankelijkheid van het aldaar locaal in dwarsrichting op het spoor aanwezige verloop in de hoogte van de (harde) ondergrond van de spoorweg 50.
Verwezen wordt nu naar Fig. 6, welke een detail toont van een soortgelijk aan Fig. 5 genomen dwarsdoorsnede door een spoorweg. In de situatie van Fig. 6 is een aantal tusseninzetdelen 81, 82, 83, 84, 85 geplaatst tussen de biels 2 en een hier betreffend bielsondersteuningselement 203 van een samenstel volgens de uitvinding. De hier bij wijze van voorbeeld getoonde tusseninzetdelen 81, 82, 83, 84, 85 zijn elk exemplaren van een standaard voor de betreffende uithollingsruimte van de biels 2 gemaakte plaat die een standaarddikte heeft. Genoemde plaat kan bijvoorbeeld van kunststof vervaardigd zijn, maar kan ook van diverse andere materialen vervaardigd zijn, zoals bijvoorbeeld metaal.
Het zal duidelijk zijn dat dergelijke tussenplaatsing van een geschikt aantal van dergelijke tusseninzetdelen in één of beide uithollingsruimten van de biels 2 additionele en/of alternatieve mogelijkheden biedt om, locaal ter plaatse van de biels 2 diverse dwarshelhngen en/of hoogten van het door de bovenkanten van spoorstaven 6 gevormde spoor van de spoorweg in te stellen in afhankelijkheid van het aldaar locaal in dwarsrichting op het spoor aanwezige verloop in de hoogte van de (harde) ondergrond van de spoorweg.
In Fig. 6 is voorts te zien dat de bouten 5 zich respectievelijk door de betreffende doorgangsopeningen van de rughellingplaat 4, door de biels 2, door de tusseninzetdelen 81, 82, 83, 84, 85, en door het bielsondersteuningselement 3A uitstrekken.
Opgemerkt wordt dat de bovengenoemde voorbeelden van uitvoeringsvormen de uitvinding niet beperken en dat binnen de reikwijdte van de bijgaande conclusies diverse alternatieven mogelijk zijn.
Zo zijn diverse variaties mogelijk in de vormen en afmetingen van de getoonde biels, de getoonde bielsondersteuningselementen en de getoonde tusseninzetdelen. Ook zijn diverse variaties mogelijk in de vormen en afmetingen van de getoonde uithollingsruimten van de biels.
Verder kan de biels vervaardigd zijn van diverse soorten kunststof, al dan niet gerecycled, en al dan niet voorzien van diverse soorten toevoegingen. Bijvoorbeeld kan de kunststof een polyethyleen zijn.
Ook kunnen de in de kunststof ingebedde wapeningsconstructies van diverse soorten materialen zijn, zoals diverse metalen of metaallegeringen, staal, etcetera, maar ook diverse andere soorten constructiematerialen, zoals diverse constructiekunststoffen die een hogere lagere laterale stijfheid hebben dan de kunststof waarin de wapeningsconstructies zijn ingebed. Indien de wapeningsconstructies wapeningsstaven omvatten, kunnen deze staven diverse soorten vormen hebben. Zo kunnen de staven bijvoorbeeld ronde, ovale, polygonale, of vele andersoortig gevormde dwarsdoorsneden hebben. Ook kunnen de wapeningsconstructies diverse soorten niet-gladde oppervlakken hebben voor het verkrijgen van een verbeterde overdracht van krachten tussen de wapeningsconstructies en de kunststof waarin de wapeningsconstructies zijn ingebed.
Voorts zijn diverse variaties mogelijk in de materialen van de tusseninzetdelen. Bijvoorbeeld kan, afhankelijk van de omstandigheden, gekozen worden voor materialen van de tusseninzetdelen die goede dempingseigenschappen hebben, of voor stijvere materialen van de tusseninzetdelen die het samenstel extra wapening verschaffen. Ook kunnen in een uithollingsruimte combinaties van verschillende soorten tusseninzetdelen geplaatst worden, bijvoorbeeld combinaties van tusseninzetdelen die goede dempingseigenschappen hebben met tusseninzetdelen van stijvere materialen.
Ook is het mogebjk dat delen van de wapeningsconstructie zich, tenminste deels blootbggend, in de uithollingsruimten uitstrekken, waarbij de vormen van de bielsondersteuningselementen en/of van de tusseninzetdelen op de aanwezigheid van wapeningsdelen van die wapeningsconstructie in de uitholhngsruimten zijn afgestemd doordat de bielsondersteuningselementen en/of de tusseninzetdelen bijvoorbeeld schuifbaar langs die wapeningsdelen in de uitholhngsruimten gebracht kunnen worden.
Andere varianten of modificaties zijn echter ook mogebjk. Deze en soortgelijke alternatieven worden geacht binnen het kader te vallen van de uitvinding zoals gedefinieerd in de bijgevoegde conclusies.

Claims (18)

1. Biels voor toepassing in een spoorweg (50), waarbij: - de biels (2) vervaardigd is van tenminste kunststof; - een referentietoestand van de biels gedefinieerd is als een in een spoorweg geplaatste theoretische plaatsingstoestand van de biels, waarin de biels-langsas (10) van de biels en een zich loodrecht op de biels-langsas uitstrekkende spoor-langsas (20) van de spoorweg zich elk horizontaal uitstrekken; en - twee biels-langshelften van de biels gedefinieerd zijn als de twee helften van de biels aan weerszijden van een zich loodrecht op de biels-langsas uitstrekkend middendoorsnedevlak door de biels; met het kenmerk, dat, - gezien in genoemde referentietoestand, de biels aan zijn onderzijde uitgehold is tenminste in de vorm van twee respectieve, in de zin van de biels-langsas op afstand van elkaar gelegen uithollingsruimten (7A, 7B), die elk toegankelijk zijn voor het daarin van onderen inbrengen van een bielsondersteuningselement (3A, 3B; 103A, 103B; 203), en waarbij de vorm van elke uithollingsruimte de bewegingsvrijheden van een aldus ingebracht bielsondersteuningselement beperkt in omhooggaande richting, alsmede in beide onderling tegengestelde richtingen van de biels-langsas, alsmede in beide onderling tegengestelde richtingen van de spoor-langsas; en - de ene (7A) van genoemde twee uithollingsruimten gesitueerd is in de ene van de twee biels-langshelften, en de andere van genoemde twee uithollingsruimten (7B) gesitueerd is in de andere van de twee biels-langshelften.
2. Biels volgens conclusie 1, waarbij genoemde twee uithollingsruimten (7A, 7B) in hoofdzaak symmetrisch zijn ten opzichte van genoemd middendoorsnedevlak door de biels (2).
3. Biels volgens conclusie 1 of 2, waarbij tenminste één van genoemde twee uithollingsruimten (7A, 7B) de vorm van een in hoofdzaak rechthoekige blok heeft.
4. Biels volgens een der voorgaande conclusies, waarbij een langwerpige wapeningsconstructie (91, 92, 93, 94) is ingebed in de kunststof, en waarbij de langsrichting van de langwerpige wapeningsconstructie parallel is aan de biels-langsas (10).
5. Biels volgens conclusie 4, waarbij in tenminste één zich loodrecht op de biels-langsas (10) uitstrekkend doorsnedevlak door de biels (2) niet alleen de langwerpige wapeningsconstructie (91, 92, 93, 94) aanwezig is, maar ook een van genoemde twee uithollingsruimten (7A, 7B) aanwezig is.
6. Biels volgens conclusie 4 of 5, waarbij de langwerpige wapeningsconstructie (91, 92, 93, 94) staal omvat als wapeningsmateriaal van de biels (2).
7. Samenstel, omvattende: - een biels (2) volgens een der voorgaande conclusies; en - tenminste twee respectieve bielsondersteuningselementen (3A, 3B; 103A, 103B; 203), die, gezien in genoemde referentietoestand, van onderen in de genoemde twee respectieve uithollingsruimten (7A, 7B) gebracht kunnen worden, en waarbij de vorm van elke uithollingsruimte de bewegingsvrijheden van een aldus daarin ingebracht bielsondersteuningselement beperkt in omhooggaande richting, alsmede in beide onderling tegengestelde richtingen van de biels-langsas (10), alsmede in beide onderling tegengestelde richtingen van de spoor-langsas (20); waarbij, gezien in genoemde referentietoestand van de biels, tenminste één van genoemde twee respectieve bielsondersteuningselementen, in een maximuminbrengtoestand van het betreffende bielsondersteuningselement waarin het betreffende bielsondersteuningselement maximaal naar omhoog in de betreffende uithollingsruimte is ingebracht, aan de onderzijde van de biels naar onderen toe uitsteekt ten opzichte van de biels, waardoor genoemde maximuminbrengtoestand een maximuminbrenggedeelte (31) en een daarmee complementair minimumuitsteekgedeelte (32; 132A; 132B) van het betreffende bielsondersteuningselement definieert.
8. Samenstel volgens conclusie 7, waarbij, gezien in genoemde referentietoestand van de biels (2), voor tenminste één van genoemde twee respectieve bielsondersteuningselementen (3A, 3B; 103A, 103B; 203) geldt dat het betreffende bielsondersteuningselement tenminste in zijn genoemde maximuminbrengtoestand in alle genoemde richtingen van zijn genoemde beperkte bewegingsvrijheden onbeweegbaar is ten opzichte van de biels.
9. Samenstel volgens conclusie 7 of 8, waarbij, gezien in genoemde referentietoestand van de biels (2), voor tenminste één van genoemde twee respectieve bielsondersteuningselementen (3A, 3B; 103A, 103B; 203) geldt dat het minimumuitsteekgedeelte (32) van het betreffende bielsondersteuningselement een grotere, parallel aan de spoor-langsas (20) gemeten maximale afmeting heeft dan het maximuminbrenggedeelte (31) van het betreffende bielsondersteuningselement.
10. Samenstel volgens conclusie 9, waarbij, gezien in genoemde referentietoestand van de biels (2), voor tenminste één van genoemde twee respectieve bielsondersteuningselementen (3A, 3B; 103A, 103B; 203) geldt dat in de maximuminbrengtoestand van het betreffende bielsondersteuningselement de biels met zijn onderzijde tenminste deels aanligt tegen de bovenzijde van het minimumuitsteekgedeelte (32; 132A, 132B) van het betreffende bielsondersteuningselement.
11. Samenstel volgens een der conclusies 7 t/m 10, waarbij tenminste één van genoemde twee respectieve bielsondersteuningselementen (3A, 3B; 103A, 103B; 203) geheel of gedeeltelijk van kunststof is vervaardigd.
12. Spoorweg omvattende tenminste één samenstel (1) volgens een der conclusies 7 t/m 11, alsmede tenminste twee respectieve, zich onderling parallel langs de spoor-langsas (20) van de spoorweg (50) uitstrekkende spoorstaven (6A, 6B), waarbij: - genoemde twee respectieve bielsondersteuningselementen (3A, 3B; 103A, 103B; 203) van het betreffende samenstel, gezien in genoemde referentietoestand, van onderen in de genoemde twee respectieve uithollingsruimten (7A, 7B) van de biels (2) van het betreffende samenstel gebracht zijn; en - de ene (6A) van de genoemde twee respectieve spoorstaven bevestigd is op de ene van de twee biels-langshelften van de biels, en de andere van de genoemde twee respectieve spoorstaven bevestigd is op de andere van de twee biels-langshelften van de biels.
13. Spoorweg volgens conclusie 12, verder omvattende tenminste één bout (5), welke bout deel uitmaakt van de bevestiging van één van de genoemde twee respectieve spoorstaven (6A, 6B) aan de biels (2), en welke bout zich uitstrekt tenminste door de biels, alsmede door één van de genoemde twee respectieve bielsondersteuningselementen (3A, 3B; 103A, 103B; 203), waardoor de bout tevens het betreffende bielsondersteuningselement aan de biels bevestigt.
14. Spoorweg volgens conclusie 12, verder omvattende tenminste één tusseninzetdeel (81, 82, 83, 84, 85), welk tenminste één tusseninzetdeel in een van de genoemde twee respectieve uithollingsruimten (7A, 7B) gesitueerd is tussen een van de genoemde twee respectieve bielsondersteuningselementen (3A, 3B; 103A, 103B; 203) en de biels (2).
15. Spoorweg volgens conclusie 13, verder omvattende tenminste één tusseninzetdeel (81, 82, 83, 84, 85), welk tenminste één tusseninzetdeel in een van de genoemde twee respectieve uithollingsruimten (7A, 7B) gesitueerd is tussen een van de genoemde twee respectieve bielsondersteuningselementen (3A, 3B; 103A, 103B; 203) en de biels (2), en waarbij de bout (5) zich tevens uitstrekt door het tenminste ene tusseninzetdeel, waardoor de bout tevens het tenminste ene tusseninzetdeel aan de biels bevestigt.
16. Spoorweg volgens een der conclusies 12 t/m 15, waarbij het betreffende samenstel (1) gesitueerd is op een spoorwegbrug waarover de spoorweg (50) zich uitstrekt.
17. Werkwijze voor het aanleggen of aanpassen van een spoorweg (50) volgens een der conclusies 12 t/m 16.
18. Werkwijze volgens conclusie 17, omvattende: - de toepassing van tenminste één in standaardafmetingen vervaardigd standaardbielsondersteuningselement (3A, 3B); - het naar een gewenste maatvoering aanpassen van genoemde standaardafmetingen van het standaardbielsondersteuningselement; en - het in de spoorweg (50) toepassen van het aldus aangepaste standaardbielsondersteuningselement (103A, 103B), waardoor het aldus aangepaste standaardbielsondersteuningselement één van genoemde twee respectieve bielsondersteuningselementen van het betreffende samenstel van de spoorweg vormt.
NL2011108A 2013-07-05 2013-07-05 Biels en werkwijze voor het aanleggen of aanpassen van een spoorweg. NL2011108C2 (nl)

Priority Applications (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2011108A NL2011108C2 (nl) 2013-07-05 2013-07-05 Biels en werkwijze voor het aanleggen of aanpassen van een spoorweg.
PCT/NL2014/050378 WO2015002531A1 (en) 2013-07-05 2014-06-11 Railroad tie assembly

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2011108A NL2011108C2 (nl) 2013-07-05 2013-07-05 Biels en werkwijze voor het aanleggen of aanpassen van een spoorweg.
NL2011108 2013-07-05

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL2011108C2 true NL2011108C2 (nl) 2015-01-06

Family

ID=49304276

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL2011108A NL2011108C2 (nl) 2013-07-05 2013-07-05 Biels en werkwijze voor het aanleggen of aanpassen van een spoorweg.

Country Status (2)

Country Link
NL (1) NL2011108C2 (nl)
WO (1) WO2015002531A1 (nl)

Families Citing this family (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US10392758B2 (en) 2016-06-21 2019-08-27 Lewis Bolt & Nut Company Bridge tie fastener system

Citations (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
AT387412B (de) * 1986-08-22 1989-01-25 Voest Alpine Ag Einrichtung zum befestigen von schienen an kunststoffschwellen
JPH09105101A (ja) * 1995-12-25 1997-04-22 Sekisui Chem Co Ltd 繊維補強樹脂製枕木
JP2000129603A (ja) * 1998-10-20 2000-05-09 Nhk Spring Co Ltd 合成まくらぎ

Patent Citations (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
AT387412B (de) * 1986-08-22 1989-01-25 Voest Alpine Ag Einrichtung zum befestigen von schienen an kunststoffschwellen
JPH09105101A (ja) * 1995-12-25 1997-04-22 Sekisui Chem Co Ltd 繊維補強樹脂製枕木
JP2000129603A (ja) * 1998-10-20 2000-05-09 Nhk Spring Co Ltd 合成まくらぎ

Also Published As

Publication number Publication date
WO2015002531A1 (en) 2015-01-08

Similar Documents

Publication Publication Date Title
JP4993768B2 (ja) 道路用柵
NL2011108C2 (nl) Biels en werkwijze voor het aanleggen of aanpassen van een spoorweg.
CA2181110C (en) Reversible wing insert frog
US5845881A (en) Railroad trackwork intersections
US6732980B2 (en) Railway frog wear component
AU2009295241B2 (en) Track supporting layer
RU2346101C1 (ru) Способ изменения ширины рельсовой колеи железнодорожного пути и подрельсовое основание для его осуществления
DE102008008975B3 (de) Vorrichtung zur Befestigung einer Schiene auf einem Träger
JP5629145B2 (ja) 車輪ガード装置
EP2998439B1 (de) Bahnübergangsbelagssystem
JP6673132B2 (ja) 舗装付き鋼床版ユニットおよび床版構造
DE102007046249A1 (de) Gleiskörper mit geklebten Trögen
KR101034752B1 (ko) 안내 궤도가 설치되는 지지대용 거푸집
EP0697485B1 (fr) Dispositif pour la réalisation de voies ferrées et procédé pour sa mise en oeuvre
EP1851383A1 (de) Geräteträgerschwelle
NL1012649C2 (nl) Spoorplaat voor een spoorbaan, en bevestigingsmethode daarvoor.
NL2000955C1 (nl) Systeem, draagelement en werkwijze voor het bevestigen van een horizontale ligger aan een bouwelement.
NL1033867C2 (nl) Vloerconstructie en werkwijze.
US1044508A (en) Railway-frog.
NL1033956C2 (nl) Werkwijze voor het aanbrengen/verwijderen van een voeg in een uitsparing tussen delen van een wegdek en een inrichting voor het daarbij afdekken.
EP3279397B1 (en) Fixation of a rail to a tie plate by means of cylindrical clamping bolts
KR100557880B1 (ko) 교각 점검대 고정장치
NL2005447C2 (nl) Biels en werkwijze voor het aanleggen of aanpassen van een spoorweg.
KR200317726Y1 (ko) 교량의 신축이음구 보수용 안전덮개
US261737A (en) Thomas p