NL2010689C2 - Aansluiting voor een put. - Google Patents

Aansluiting voor een put. Download PDF

Info

Publication number
NL2010689C2
NL2010689C2 NL2010689A NL2010689A NL2010689C2 NL 2010689 C2 NL2010689 C2 NL 2010689C2 NL 2010689 A NL2010689 A NL 2010689A NL 2010689 A NL2010689 A NL 2010689A NL 2010689 C2 NL2010689 C2 NL 2010689C2
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
chamber
connection
rotation chamber
valve
rotation
Prior art date
Application number
NL2010689A
Other languages
English (en)
Inventor
Jan Ivan Vas
Original Assignee
T B S Soest B V
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by T B S Soest B V filed Critical T B S Soest B V
Priority to NL2010689A priority Critical patent/NL2010689C2/nl
Priority to EP14164971.5A priority patent/EP2796629B1/en
Priority to DK14164971.5T priority patent/DK2796629T3/en
Application granted granted Critical
Publication of NL2010689C2 publication Critical patent/NL2010689C2/nl

Links

Classifications

    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E03WATER SUPPLY; SEWERAGE
    • E03FSEWERS; CESSPOOLS
    • E03F5/00Sewerage structures
    • E03F5/04Gullies inlets, road sinks, floor drains with or without odour seals or sediment traps
    • E03F5/0401Gullies for use in roads or pavements
    • E03F5/0405Gullies for use in roads or pavements with an odour seal
    • E03F5/0406Gullies for use in roads or pavements with an odour seal the odour seal being easily accessible for cleaning
    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F16ENGINEERING ELEMENTS AND UNITS; GENERAL MEASURES FOR PRODUCING AND MAINTAINING EFFECTIVE FUNCTIONING OF MACHINES OR INSTALLATIONS; THERMAL INSULATION IN GENERAL
    • F16KVALVES; TAPS; COCKS; ACTUATING-FLOATS; DEVICES FOR VENTING OR AERATING
    • F16K15/00Check valves
    • F16K15/02Check valves with guided rigid valve members
    • F16K15/03Check valves with guided rigid valve members with a hinged closure member or with a pivoted closure member
    • YGENERAL TAGGING OF NEW TECHNOLOGICAL DEVELOPMENTS; GENERAL TAGGING OF CROSS-SECTIONAL TECHNOLOGIES SPANNING OVER SEVERAL SECTIONS OF THE IPC; TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC CROSS-REFERENCE ART COLLECTIONS [XRACs] AND DIGESTS
    • Y02TECHNOLOGIES OR APPLICATIONS FOR MITIGATION OR ADAPTATION AGAINST CLIMATE CHANGE
    • Y02ATECHNOLOGIES FOR ADAPTATION TO CLIMATE CHANGE
    • Y02A30/00Adapting or protecting infrastructure or their operation
    • Y02A30/60Planning or developing urban green infrastructure

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • General Engineering & Computer Science (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • Health & Medical Sciences (AREA)
  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Hydrology & Water Resources (AREA)
  • Public Health (AREA)
  • Water Supply & Treatment (AREA)
  • Sewage (AREA)

Description

AANSLUITING VOOR EEN PUT
De uitvinding heeft betrekking op een aansluiting voor een put, een kolk of iets dergelijks. Een dergelijke putaansluiting is doorgaans vervaardigd van gietijzer en op verankerende wijze opgenomen in een van de stortbetonnen omtrekswanden van de put. De aansluiting omvat een huis met een afvoerbuisstomp voor aansluiting op een, bijvoorbeeld PVC, afvoerbuis naar een rioolstelsel en een voorkamer, die de waterstroomverbinding vormt tussen de afvoerbuisstomp en het inwendige van de put. Verder omvat de aansluiting een stankafsluitklep, die reikt tot een niveau beneden de afvoerbuisstomp. De stankafsluitklep vormt met het in de put staande water een stankslot en zorgt er voor dat rioollucht die zich in de afvoerbuis bevindt niet via de afsluiter naar boven, via de put en het rooster daarvan, naar de omgeving kan ontwijken.
Dergelijke aansluitingen zijn opgenomen in kolken die geleverd worden door Aanvraagster, en een dergelijke aansluiting wordt bijvoorbeeld beschreven in het Nederlandse octrooi NL 1005621 van Aanvraagster. Dit octrooi toont een aansluiting voor een kolk, omvattende een huis met een afvoerbuisstomp voor aansluiting op een afvoerbuis naar een rioolstelsel en een voorkamer, die de waterstroomverbinding vormt tussen de afvoerbuisstomp en het inwendige van de kolk, en omvattende een stankafsluitklep, die reikt tot een niveau beneden de afvoerbuisstomp en aan weerszijden voorzien is van met elkaar in een horizontale lijn liggende oplegdelen waarmee de klep op kantelbare en verwijderbare wijze gelegerd is in via invoersleuven toegankelijke opneemruimtes in het binnenoppervlak van de voorkamer.
De stankafsluitklep dient vanuit normering verwijderbaar te zijn. Bekende kolkaansluitingen met een verwijderbare stankafsluitklep passen bijvoorbeeld een haak toe waarin de klep wordt ingehangen. Nadelen van een dergelijke aansluiting zijn dat de klep gemakkelijk scheef kan komen te staan en dan geen voldoende afsluiting biedt. Voorts is nadelig dat de klep pas geplaatst kan worden nadat de kolk gevormd is en derhalve tot die tijd een apart onderdeel vormt. Deze kolken worden namelijk gewoonlijk in omgekeerde vorm uit stortbeton vervaardigd, waarbij de aansluiting omgekeerd in de vorm gesteld is. Zou de klep dan al geplaatst zijn, dan zou deze uit de aansluiting vallen. Ook komt de klep tijdens opslag en transport gemakkelijk los van de kolk, hetgeen leidt tot verlies en/of extra oplettendheid en inspanning van het personeel vereist om dat te voorkomen en te verhelpen. Tenslotte komt het nogal eens voor dat de klep in de gebruikstoestand scheef komt te hangen, bijvoorbeeld als gevolg van aanraking door een zuigslang waarmee men de zandvang van de betreffende kolk heeft leeggezogen, tijdens het omhooghalen van die zuigslang.
Bij de in NL 1005621 beschreven kolkaansluiting was al aanzienlijk minder vatbaar voor losraken dan de tot dan toe bekende stankafsluitkleppen. Toch bleek het in de praktijk nog af en toe voor te komen dat de stankafsluitklep uit zijn ophangingspunten in het huis los kwam, en op de bodem van de kolk kwam te liggen. De stankafsluitklep kan dan zijn stankafschermende functie niet meer vervullen.
Een doel van de onderhavige uitvinding is om een aansluiting voor een put te verschaffen, waarbij de genoemde nadelen zich niet, of althans in mindere mate voordoen.
Het genoemde doel is bereikt met de aansluiting voor een put, een kolk of iets dergelijks, volgens de uitvinding, de aansluiting omvattende een huis met een afvoerbuisstomp voor aansluiting op een afvoerbuis naar een rioolstelsel en een voorkamer, die de waterstroomverbinding vormt tussen de afvoerbuisstomp en het inwendige van de put, en omvattende een stankafsluitklep, die reikt tot een niveau beneden de afvoerbuisstomp en aan weerszijden voorzien is van met elkaar in een horizontale lijn liggende oplegdelen waarmee de klep op kantelbare en verwijderbare wijze gelegerd is in via invoersleuven toegankelijke opneemruimtes in het binnenoppervlak van de voorkamer, waarbij de oplegdelen een in hoofdzaak langwerpige vorm omvatten met een in langsrichting langs een zijrand van de stankafsluitklep uitstrekkende lengte L0, en een zich over de dikte van de stankafsluitklep uitstrekkende breedte B0, en waarbij de invoersleuven een breedte Bs hebben die breder is dan de breedte B0 van de oplegdelen, maar smaller is dan de lengte L0 van de oplegdelen.
Doordat de invoersleuven een breedte Bs hebben die breder is dan de breedte B0 van de oplegdelen, maar smaller is dan de lengte L0 van de oplegdelen, dat wil zeggen B0 < Bs < L0, zijn de oplegdelen enkel in een in hoofdzaak rechte oriëntatie in de invoersleuven inbrengbaar en daardoorheen doorvoerbaar. In deze in hoofdzaak rechte oriëntatie worden de langwerpige oplegdelen in hoofdzaak in hun langsrichting in en door de invoersleuven gevoerd. In deze oriëntatie van de oplegdelen die aan weerszijden van de stankafsluitklep zijn aangebracht, is de stankafsluitklep zelf in hoofdzaak in langsrichting van de invoersleuf georiënteerd. Doordat de stankafsluitklep met zijn oplegdelen enkel in een nagenoeg rechte oriëntatie door de invoersleuf doorvoerbaar is, wordt het risico op het ongewenst losraken van de stankafsluitklep uit de voorkamer sterk gereduceerd. Aldus is de klep op verwijderbare wijze gelegerd terwijl ongewenste verwijdering wordt voorkomen.
Volgens een voorkeursuitvoeringsvorm is de invoersleuf onder een hoek β van 65° - 115° ten opzichte van een voorwand van de voorkamer aangebracht. De stankafsluitklep kan hierdoor eveneens enkel met een in hoofdzaak overeenkomstige oriëntatie als die van de invoersleuf ten opzichte van de voorwand van de voorkamer worden ingebracht, hetgeen een oriëntatie is die tijdens normaal gebruik doorgaans niet voorkomt. Hierdoor wordt ongewenst losraken van de stankafsluitklep voorkomen.
Volgens een verdere voorkeursuitvoeringsvorm grenst de invoersleuf aan het tegenover de wand van de voorkamer gelegen uiteinde aan een eerste rotatiekamer waarin het in hoofdzaak langwerpige oplegdeel roteerbaar opneembaar is.
Volgens een nog verdere voorkeursuitvoeringsvorm staat de eerste rotatiekamer in verbinding met een tweede rotatiekamer waarin het in hoofdzaak langwerpige oplegdeel roteerbaar opneembaar is, zodanig dat het oplegdeel tussen de eerste rotatiekamer en de tweede rotatiekamer verplaatsbaar is. Door twee rotatiekamers toe te passen dient de stankafsluitklep vanaf de tweede rotatiekamer altijd via de eerste rotatiekamer te verplaatsen alvorens deze via de invoersleuf uit de putaansluiting kan worden verwijderd. Ongewenst losraken van de stankafsluitklep wordt hierdoor tegengewerkt.
Bovendien is de tweede rotatiekamer zodanig geplaatst dat de stankafsluitklep hier in een bedrijfsstand in rust en dan in een in hoofdzaak verticale stand zodanig nauw aansluit op de bovenste binnenwand van de voorkamer, dat de stankafsluitklep voorkomt dat stank vanuit het riool via de afvoerpijp en de putaansluiting via de put naar de omgeving wordt doorgelaten. Het binnenoppervlak van de bovenwand van de voorkamer en de boven de oplegdelen gelegen randgedeelten van de stankafsluitklep vormen dan met hun naar elkaar gekeerde oppervlakken een passing met elkaar, bij voorkeur een klempassing of vastlooppassing. De stankafsluitklep wordt door deze passing in de door het verzwaard benedendeel bevorderde verticale stand van de stankafsluitklep aan de bovenzijde begrensd, waardoor de stankafsluitklep onmogelijk in een verticale stand van de tweede rotatiekamer naar de hoger gelegen eerste rotatiekamer kan verplaatsen. Aldus wordt in deze verticale stand een uit de putaansluiting losraken van de stankafsluitklep voorkomen.
Volgens een nog verdere voorkeursuitvoeringsvorm zijn de eerste rotatiekamer en/of de tweede rotatiekamer in hoofdzaak rotatiesymmetrisch en omvatten ze een binnendiameter die groter is dan de lengte L0 van het oplegdeel. Hierdoor kunnen de oplegdelen in de rotatiekamers draaien, en is de stankafsluitklep in deze posities kantelbaar.
Volgens een nog verdere voorkeursuitvoeringsvorm zijn de rotatiekamers schuin ten opzichte van elkaar aangebracht en is de tweede rotatiekamer ten opzichte van de eerste rotatiekamer voorwaarts in de richting van de wand van de voorkamer versprongen. Doordat de rotatiekamers versprongen ten opzichte van elkaar zijn aangebracht, ontstaat een schuine verbinding tussen beide rotatiekamers, hetgeen de stankafsluitklep verder tegen ongewenst losraken behoedt.
Volgens een nog verdere voorkeursuitvoeringsvorm omvat de verbinding tussen de eerste rotatiekamer en de tweede rotatiekamer een doorvoerkanaal. Een kanaal beschermd de stankafsluitklep verder tegen ongewenst losraken.
Volgens een nog verdere voorkeursuitvoeringsvorm heeft het doorvoerkanaal een breedte Bd die breder is dan de breedte B0 van het oplegdeel, maar die smaller is dan de lengte L0 van het oplegdeel. Hierdoor wordt gegarandeerd dat de stankafsluitklep met aan weerszijden de oplegdelen enkel in een bepaalde gewenste oriëntatie door dit doorvoerkanaal doorvoerbaar is.
Volgens een nog verdere voorkeursuitvoeringsvorm bevindt de hoek α die wordt ingesloten tussen de langsrichting van de invoersleuf en het doorvoerkanaal zich in het bereik tussen 25° en 155°. Om de stankafsluitklep door dit doorvoerkanaal van de tweede rotatiekamer naar de eerste rotatiekamer te kunnen verplaatsen dient de stankafsluitklep schuin achterwaarts en omhoog te worden bewogen, hetgeen een handeling is die enerzijds door een werkman eenvoudig is uit te voeren, doch anderzijds tijdens bedrijfscondities doorgaans niet zal optreden. De stankafsluitklep wordt door deze maatregel nog beter beschermd tegen ongewenst losraken uit de aansluiting.
Opgemerkt wordt dat de invoersleuf bij voorkeur onder een hoek β van 65° - 115° ten opzichte van de voorwand van de voorkamer is aangebracht. Omdat de invoersleuf onder een niet haakse hoek kan staan, is het denkbaar dat de hoek die wordt ingesloten tussen de langsrichting van de invoersleuf en het doorvoerkanaal 90° of zelfs meer dan 90° is, terwijl het doorvoerkanaal toch een voordelige schuine stand behoudt.
Volgens een nog verdere voorkeursuitvoeringsvorm omvat de eerste rotatiekamer een afsluitkamer die is ingericht om een afsluitelement te ontvangen dat de eerste rotatiekamer ten minste gedeeltelijk opvult, zodanig dat onvoldoende ruimte in de eerste rotatiekamer overblijft om daar een oplegdeel in te kunnen ontvangen. Het afsluitelement vormt een belemmering die een ongewenste verplaatsing van de stankafsluitklep vanaf de tweede rotatiekamer naar de eerste rotatiekamer voorkomt. Indien deze beweging is begrensd, kan de stankafsluitklep onmogelijk van de aansluiting losraken.
Volgens een nog verdere voorkeursuitvoeringsvorm omvat het afsluitelement een in de afsluitkamer inbrengbaar inbrengdeel en een kopdeel, en waarbij het kopdeel is ingericht om de eerste rotatiekamer ten minste gedeeltelijk op te vullen.
Volgens een nog verdere voorkeursuitvoeringsvorm omvat het inbrengdeel van het afsluitelement één of meer lamellen waarmee het inbrengdeel aangrijpt met de binnenwand van de afsluitkamer.
Hoewel een vakman in staat zal zijn binnen de uitvindingsgedachte een veelvoud van lengte-breedte verhoudingen van de oplegdelen voor te stellen, is een lengte-breedte verhouding van circa 2:1 bijzonder geschikt gebleken. De reden hiervoor is dat enerzijds een juiste oriëntatie voor het door de invoersleuf kunnen doorvoeren van de stankafsluitklep wordt afgedwongen, terwijl anderzijds de 'beperkte' factor 2 de grootte van de rotatiekamers toepasbaar houdt zonder de wanddikte van de aansluiting teveel te hoeven vergroten.
In de navolgende beschrijving worden voorkeursuitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding aan de hand van de tekening verder verklaard, waarin toont:
Figuur 1: een schematische weergave van een kolk met daarin opgenomen een aansluiting volgens de uitvinding;
Figuur 2: een perspectivisch aanzicht vanuit de kolk op de aansluiting van figuur 1;
Figuur 3: een perspectivisch aanzicht van buiten de kolk op de aansluiting van figuur 1;
Figuur 4: een deels opengewerkt perspectivisch detailaanzicht vanuit de kolk op de aansluiting van figuur 1, waarbij de stankafsluitklep is verwijderd;
Figuren 5-9: zijaanzichten van opeenvolgende stadia van het in een aansluiting aanbrengen van een stankafsluitklep;
Figuur 10: een perspectivisch detailaanzicht vanuit de kolk op de aansluiting, waarbij de stankafsluitklep zich in de in figuur 9 getoonde toestand bevindt;
Figuur 11: een zijaanzicht in doorsnede van een putaansluiting in bedrijfstoestand;
Figuur 12: een gedetailleerd doorsnede-aanzicht van de in figuur 11 getoonde putaansluiting;
Figuur 13: een zijaanzicht in doorsnede in een onderhoudstoestand, waarbij een zuigslang door de aansluiting tot in de afvoerpijp naar het riool wordt doorgevoerd; en
Figuur 14: een schematisch detailaanzicht van een alternatieve uitvoeringsvorm van de uitvinding.
In figuur 1 is een kolk 1 weergegeven, met een betonnen lichaam 2, dat in feite een bak vormt die begrensd is door een bodem 4 en in horizontale richting begrensd is door voorwand 6a, zijwanden 6b en achterwand 6c. Aan de bovenzijde wordt de bak afgedekt door een gietijzeren samenstel 8, omvattende een deksel 10 met daarin een rooster 12. Via het rooster 12 stroomt water in de richting A van de straat in de kolk 1.
In de achterwand 6c is een putaansluiting 14 opgenomen, die vast verankerd is in het beton van de achterwand 6c en in het achtergedeelte voorzien is van een buisstomp 16 waarin met behulp van een niet getoonde rubberen afdichtingsring een in het riool uitmondende afvoerpijp 18 in hoofdzaak waterdicht aanbrengbaar is.
De putaansluiting 14 omvat voorts een voorkamer 20, die als één geheel huis met de buisstomp 16 is gevormd en aan de buitenzijde is voorzien van een verankerings-flens 22 .
Aan de binnenzijde is de aansluiting 14 voorzien van een nog nader te bespreken stankscherm / stankafsluitklep 24. Deze stankafsluitklep 24 reikt tot beneden het waterspiegeloppervlak W wanneer er geen aanvoer van water is. Dit waterspiegeloppervlak W ligt ongeveer gelijk met de bodem van de afvoerpijp 18 in de buisstomp 16. Wanneer water vanuit de richting A door het rooster 12 in de kolk 1 stroomt, zal het waterniveau in de kolk 1 stijgen.
Het water zal onder de stankafsluitklep 24 door en via de doorgangen 26, 28 (zie figuur 11), in de richting B naar de afvoerpijp 18 afgevoerd worden (zie figuur 1). De bedoeling van de stankafsluitklep 24 in de putaansluiting 14 is om transport van rioollucht in de richting D (figuur 4) te voorkomen.
De putaansluiting 14 is in detail weergegeven in de figuren 2-4. De putaansluiting 14 is in hoofdzaak uit drie delen opgebouwd, namelijk de buisstomp 16 en de voorkamer 20, die samen het huis vormen, en de klep 24 die verwijderbaar in het huis kan worden aangebracht.
De buisstomp 16 is in hoofdzaak cirkel-cilinder-vormig, waarbij het binnenoppervlak een flauwe coniciteit in binnenwaartse richting bezit. De hartlijn van de cirkelvormige kromming van de wand van de buisstomp 16 valt althans nagenoeg samen met die van de cirkelvormige kromming van de bovenwand 30b van de voorkamer 20. Nabij de overgang van de buisstomp 16 naar de voorkamer 20 zijn drie op regelmatige afstand in omtreksrichting aangebrachte aanslagnokken 32 (figuur 3) voorzien die een te ver naar binnen schuiven van de afvoerpijp 18 tegengaan. Hierdoor wordt voorkomen dat de afvoerpijp 18 de in figuur 10 met 26, 28 weergegeven afvoeropening verkleinen zou en bovendien voorkomen wordt dat de nog nader te bespreken stankafsluitklep 24 niet meer verwijderd kan worden voor inspectie- of ontstoppingswerkzaamheden.
De voorkamer 20 bezit een in hoofdzaak cilindervormige omtrekswand 30. Deze omtrekswand 30 is aan de onderzijde voorzien van een cirkelvormige onderwand 30a en aan de bovenzijde van een cirkelvormige bovenwand 30b. Daartussen strekken zich verticale tussenwanden 30c uit.
De stankafsluitklep 24 is voorzien is van een verzwaard benedendeel 38 dat is ingericht om de stankafsluitklep 24 naar een in hoofdzaak verticale stand te laten kantelen. In deze in hoofdzaak verticale stand wordt een directe verbinding tussen het inwendige van de buisstomp 16 en het inwendige van de kolk 1 afgesloten, waardoor de stankafsluitklep 24 voorkomt dat stank vanuit het riool via de afvoerpijp 18 en de putaansluiting 14 via de kolk of put naar de omgeving wordt doorgelaten.
De binnenwand van het huis is voorzien is van een klepaanslag 62 die het door de afsluitende stand heen kantelen van de klep 24 voorkomt. Het binnenoppervlak van de bovenwand van de voorkamer 20 en de boven de oplegdelen 42 gelegen randgedeelten van de stankafsluitklep 24 zijn respectievelijk concaaf en convex gevormd, en vormen met hun naar elkaar gekeerde oppervlakken een in de gebruikstoestand door het verzwaard benedendeel 38 bevorderde passing met elkaar, bij voorkeur een klempassing of vastlooppassing.
Rondom de voorkamer 20 loopt een omtreksflens die als verankeringsflens 22 fungeert. Deze verankeringsflens 22 vergroot niet alleen de weg die lekwater heeft te volgen wanneer dat onverhoopt indringt in het scheidingsgebied tussen beton en het buitenoppervlak van de omtrekswand 30 van de voorkamer 20, maar zorgt ook voor een hechtere verankering van de aansluiting 14 in dat beton. De verdikte omtreksrand 13 van de verankeringsflens 22 zorgt voor een verdere vergroting van het verankeringsoppervlak en van de lekweg. Verdere verbetering van de verankering wordt verschaft door de uitsparingen 34. Deze uitsparingen 34 zijn bij voorkeur langwerpig en van een voldoende lengte en omvang dat het de invoering van ten minste een aantal vingers van een werkman toelaat. Hierdoor is de putaansluiting 14 beter hanteerbaar voor een werkman.
De aansluiting 14 voor een kolk 1 volgens de uitvinding oplegdelen 42 die een in hoofdzaak langwerpige vorm omvatten, en die een in langsrichting langs een zijrand van de stankafsluitklep uitstrekkende lengte L0, en een zich over de dikte van de stankafsluitklep uitstrekkende breedte B0 omvatten. Doordat de aansluiting 14 verder invoersleuven 44 omvat die een breedte Bs hebben die breder is dan de breedte B0 van de oplegdelen, maar smaller is dan de lengte L0 van de oplegdelen, wordt gewaarborgd dat de oplegdelen 42 enkel in een in hoofdzaak rechte oriëntatie in de invoersleuven 44 inbrengbaar en daardoorheen doorvoerbaar zijn. Doordat de stankafsluitklep 24 met zijn oplegdelen 42 enkel in een nagenoeg rechte oriëntatie door de invoersleuf 44 doorvoerbaar is, wordt het risico op het ongewenst losraken van de stankafsluitklep 24 uit de voorkamer 20 sterk gereduceerd. Aldus is de klep 24 op verwijderbare wijze gelegerd terwijl ongewenste verwijdering wordt voorkomen.
De opeenvolgende stappen van het in een putaansluiting 14 aanbrengen van een stankafsluitklep 24 worden nu aan de hand van de figuren 5-9 stapsgewijs toegelicht. Bovendien worden aanvullende maatregelen toegelicht die bijdragen aan het verder reduceren van het risico op ongewenste verwijdering van de stankafsluitklep 24 .
Doordat de invoersleuven 44 een breedte Bs hebben die breder is dan de breedte B0 van de oplegdelen 42, maar smaller is dan de lengte L0 van de oplegdelen 42, dat wil zeggen B0 < Bs < L0, zijn de oplegdelen 42 enkel in een in hoofdzaak rechte oriëntatie in de invoersleuven inbrengbaar en daardoorheen doorvoerbaar. Figuur 5 toont de in hoofdzaak rechte oriëntatie van de stankafsluitklep 24 en de aan weerszijden daarvan aangebrachte langwerpige oplegdelen 42, waarin ze in de invoersleuf 44 inbrengbaar en doorvoerbaar zijn.
Wanneer de oplegdelen 42 door de invoersleuf 44 worden geleid, komen ze in een eerste rotatiekamer 46 (figuur 6). De eerste rotatiekamer 46 heeft in de getoonde uitvoeringsvorm een rotatiesymmetrische vorm met een diameter die groter is dan de lengte van het oplegdeel 42. Hierdoor is het oplegdeel 42 in de eerste rotatiekamer 46 roteerbaar tot een schuine stand die overeenkomt met de in figuur 7 getoonde stand van de stankafsluitklep 42, waarbij het oplegdeel zich dan nog volledig in de eerste rotatiekamer 46 bevindt.
In figuur 7 bevindt de stankafsluitklep 42 zich in het doorvoerkanaal 50, dat een verbinding tussen de eerste rotatiekamer 46 en de tweede rotatiekamer 52 vormt.
Opgemerkt wordt dat dit doorvoerkanaal 50 bij voorkeur een breedte Bd heeft die breder is dan de breedte B0 van het oplegdeel, maar smaller is dan de lengte L0 van het oplegdeel. Hierdoor wordt opnieuw gegarandeerd dat de stankafsluitklep 24 met aan weerszijden de oplegdelen 42 enkel in een bepaalde gewenste oriëntatie, zoals getoond in figuur 7, door dit doorvoerkanaal 50 doorvoerbaar is.
Opgemerkt wordt dat het doorvoerkanaal 50 een bijzonder voordelige uitvoeringsvorm betreft, omdat het de kans op ongewenst losraken van de stankafsluitklep 24 uit zijn oplegging aanzienlijk reduceert. Het is echter tevens denkbaar dat de eerste rotatiekamer 46 en de tweede rotatiekamer 52 direct op elkaar aansluiten.
In figuur 8 wordt de toestand getoond waarin de stankafsluitklep 24 het doorvoerkanaal 50 heeft verlaten en zich volledig in de tweede rotatiekamer 52 bevindt. Deze tweede rotatiekamer is bij voorkeur rotatiesymmetrisch, met een diameter die groter is dan de lengte van het oplegdeel 42. Hierdoor is het oplegdeel 42 in de tweede rotatiekamer 52 roteerbaar tot bijvoorbeeld de in figuur 9 getoonde open stand, waardoor voor onderhoud een afzuigslang tot in de afvoerpijp 18 naar het riool kan worden doorgevoerd (figuur 13) .
De in figuur 9 getoonde oriëntatie van de stankafsluitklep 24 wordt in figuur 10 perspectivisch weergegeven om een verdere zeer voordelige maatregel tegen het ongewenst losraken van de stankafsluitklep 24 nader toe te lichten. Daartoe is de eerste rotatiekamer 46 voorzien van een afsluitkamer 48 waarin een afsluitelement 54 aanbrengbaar is. Het afsluitelement 54 omvat in de getoonde uitvoeringsvorm een in de afsluitkamer 48 inbrengbaar inbrengdeel 56 met lamellen, en een kopdeel 58. De lamellen dienen voor aangrijping met de binnenwand van de afsluitkamer 48, en het kopdeel is ingericht om de eerste rotatiekamer 46 ten minste gedeeltelijk op te vullen, zodanig dat onvoldoende ruimte in de eerste rotatiekamer 46 overblijft om daar een oplegdeel 42 in te kunnen ontvangen. Indien in de in figuur 10 getoonde toestand de afsluitelementen 54 in de afsluitkamers 48 worden ingebracht, zullen de kopdelen 58 van de afsluitelementen 54 aldus voorkomen dat de oplegdelen 42 zich vanaf hun positie in de tweede rotatiekamers 52 naar de eerste rotatiekamers 46 terug verplaatsen (figuur 12) .
De wand van de aansluiting 14 heeft een verdikking 33 om de afsluitkamers 48 te kunnen huisvesten (figuur 10).
Met behulp van een gereedschap zoals een schroevendraaier kunnen de afsluitelementen 54 eenvoudig door een werkman uit de afsluitkamers 48 verwijderd worden, mocht het ooit nodig zijn om de stankafsluitklep 24 uit de putaansluiting 14 te verwijderen. Een ongewenst losraken wordt door deze maatregel zeer effectief voorkomen, terwijl de klep 24 relatief eenvoudig verwijderbaar blijft.
Opgemerkt wordt dat in de in figuur 12 getoonde situatie, waarbij de stankafsluitklep 24 zich in de in hoofdzaak verticale bedrijfsstand bevindt, de zijrand 40c van de stankafsluitklep 24 zich langs het kopdeel 58 van het afsluitelement 54 uitstrekt, en een eventuele beweging van het afsluitelement 54 uit de afsluitkamer 48 voorkomt.
Door het verzwaard benedendeel 38 zal de stankafsluitklep 24 zich in een normale gebruiksstand zodanig kantelen dat de stankafsluitklep tegen de klepaanslag 62 in de voorkamer 20 rust, en aan de bovenzijde in hoofdzaak op stankafsluitende wijze aansluit op de bovenrand van de voorkamer 20 (figuren 1 en 11).
Figuur 14 toont een alternatieve uitvoeringsvorm, waarbij de invoersleuf 44 en de voorwand 31 van de omtrekswand 30 van de voorkamer 20 een hoek β van circa 80° insluiten. Door deze hoek β is het mogelijk dat het doorvoerkanaal 50 en de invoersleuf 44 onder een hoek oc van circa 90° of zelfs meer dan 90° ten opzichte van elkaar zijn aangebracht, terwijl het doorvoerkanaal 50 toch een voordelige schuine stand behoudt.
Figuur 14 toont door zijn uitvergrote weergave duidelijk de uitvindingsgedachte, die ook van toepassing is op de in figuren 1-13 getoonde uitvoeringsvorm.
De oplegdelen 42 zijn langwerpig, met een lengte L0 en een breedte B0. De invoersleuf 44 heeft een breedte Bs hebben die breder is dan de breedte B0 van het oplegdeel 42, maar smaller is dan de lengte L0 van het oplegdeel 42. Door deze relatie B0 < Bs < L0, is het oplegdeel 42 enkel in de getoonde in hoofdzaak rechte oriëntatie in de invoersleuf 44 inbrengbaar en daardoorheen doorvoerbaar.
Voor het doorvoerkanaal 50 dat zich tussen de beide rotatiekamers 46, 48 bevindt, geldt een overeenkomstige relatie, namelijk B0 < Bd < L0, waarbij Bd de breedte van het doorvoerkanaal 50 is.
De eerste rotatiekamer 46 en de tweede rotatiekamer 48 hebben in de getoonde uitvoeringsvorm een in hoofdzaak rotatiesymmetrische vorm met een diameter die groter is dan de lengte L0 van het oplegdeel 42. Hierdoor is het oplegdeel 42 in beide rotatiekamers 46, 48 tot in een gewenste stand roteerbaar.
In een alternatieve (niet getoonde) uitvoeringsvorm, is de hoek β die wordt ingesloten door de invoersleuf 44 en de voorwand 31 meer dan 90°. Hierdoor zal de invoersleuf 44 enigszins neerwaarts hellen in de richting van de voorwand 31, hetgeen het in de invoersleuf 44 intreden van vervuiling tegengaat.
De hierboven beschreven uitvoeringsvormen zijn, hoewel ze voorkeursuitvoeringsvormen van de uitvinding tonen, enkel bedoeld om de onderhavige uitvinding te illustreren en niet om op enigerlei wijze de omschrijving van de uitvinding te beperken. Zo tonen de figuren een kolk, terwijl de uitvinding toepasbaar is op een grote diversiteit aan putten, waaronder kolken, zoals straat- of trottoirkolken. Wanneer maatregelen in de conclusies gevolgd worden door verwijzingscijfers, dienen dergelijke verwijzingscijfers enkel om bij te dragen aan het begrip van de conclusies, maar zijn ze op geen enkele wijze beperkende voor de beschermingsomvang. In het bijzonder wordt opgemerkt dat de vakman de technische maatregelen selectief kan combineren. De beschreven rechten worden bepaald door de navolgende conclusies in de strekking waarvan vele modificaties denkbaar zijn.

Claims (11)

1. Aansluiting (14) voor een put (1), een kolk of iets dergelijks, omvattende een huis met een afvoerbuisstomp (16) voor aansluiting op een afvoerbuis (18) naar een rioolstelsel en een voorkamer (20), die de waterstroomverbinding vormt tussen de afvoerbuisstomp en het inwendige van de put, en omvattende een stankafsluitklep (24), die reikt tot een niveau beneden de afvoerbuisstomp en aan weerszijden voorzien is van met elkaar in een horizontale lijn liggende oplegdelen (42) waarmee de klep op kantelbare en verwijderbare wijze gelegerd is in via invoersleuven toegankelijke opneemruimtes in het binnenoppervlak van de voorkamer, met het kenmerk, dat - de oplegdelen (42) een in hoofdzaak langwerpige vorm omvatten met een in langsrichting langs een zijrand van de stankafsluitklep uitstrekkende lengte L0, en een zich over de dikte van de stankafsluitklep uitstrekkende breedte B0; en - waarbij de invoersleuven (44) een breedte Bs hebben die breder is dan de breedte B0 van de oplegdelen, maar smaller is dan de lengte L0 van de oplegdelen.
2. Aansluiting volgens conclusie 1, waarbij de invoersleuf onder een hoek β van 65° - 115° ten opzichte van een voorwand (31) van de voorkamer (20) is aangebracht.
3. Aansluiting volgens conclusie 1 of 2, waarbij de invoersleuf (44) aan het tegenover de wand (31) van de voorkamer (20) gelegen uiteinde grenst aan een eerste rotatiekamer (46) waarin het in hoofdzaak langwerpige oplegdeel (42) roteerbaar opneembaar is.
4. Aansluiting volgens conclusie 3, waarbij de eerste rotatiekamer (46) in verbinding staat met een tweede rotatiekamer (52) waarin het in hoofdzaak langwerpige oplegdeel (42) roteerbaar opneembaar is, zodanig dat het oplegdeel (42) tussen de eerste rotatiekamer (46) en de tweede rotatiekamer (52) verplaatsbaar is.
5. Aansluiting volgens conclusie 3 of 4, waarbij de eerste rotatiekamer (46) en/of de tweede rotatiekamer (52) in hoofdzaak rotatiesymmetrisch zijn en een binnendiameter omvatten die groter is dan de lengte L0 van het oplegdeel (42).
6. Aansluiting volgens conclusie 4 of 5, waarbij de rotatiekamers (46, 52) schuin ten opzichte van elkaar zijn aangebracht en de tweede rotatiekamer (52) ten opzichte van de eerste rotatiekamer (46) voorwaarts in de richting van de wand (31) van de voorkamer (20) is versprongen.
7. Aansluiting volgens één van de conclusies 4-6, waarbij de verbinding tussen de eerste rotatiekamer (46) en de tweede rotatiekamer (52) een doorvoerkanaal (50) omvat.
8. Aansluiting volgens conclusie 7, waarbij het doorvoerkanaal (50) een breedte Bd heeft die breder is dan de breedte B0 van het oplegdeel (42), maar smaller is dan de lengte L0 van het oplegdeel (42).
9. Aansluiting volgens conclusie 7 of 8, waarbij de hoek α ingesloten tussen de langsrichting van de invoersleuf (44) en het doorvoerkanaal (50) zich bevindt in het bereik tussen 25° en 155°.
10. Aansluiting volgens één van de conclusies 3-9, waarbij de eerste rotatiekamer (46) een afsluitkamer (48) omvat en is ingericht om een afsluitelement te ontvangen dat de eerste rotatiekamer ten minste gedeeltelijk opvult, zodanig dat onvoldoende ruimte in de eerste rotatiekamer overblijft om daar een oplegdeel (42) in te kunnen ontvangen.
11. Aansluiting volgens conclusie 10, waarbij het afsluitelement (54) een in de afsluitkamer (48) inbrengbaar inbrengdeel (56) en een kopdeel (58) omvat, en waarbij het kopdeel is ingericht om de eerste rotatiekamer (46) ten minste gedeeltelijk op te vullen.
NL2010689A 2013-04-23 2013-04-23 Aansluiting voor een put. NL2010689C2 (nl)

Priority Applications (3)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2010689A NL2010689C2 (nl) 2013-04-23 2013-04-23 Aansluiting voor een put.
EP14164971.5A EP2796629B1 (en) 2013-04-23 2014-04-16 Connection for a drainage well
DK14164971.5T DK2796629T3 (en) 2013-04-23 2014-04-16 Connecting to a drainage well

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2010689A NL2010689C2 (nl) 2013-04-23 2013-04-23 Aansluiting voor een put.
NL2010689 2013-04-23

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL2010689C2 true NL2010689C2 (nl) 2014-10-27

Family

ID=48577831

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL2010689A NL2010689C2 (nl) 2013-04-23 2013-04-23 Aansluiting voor een put.

Country Status (3)

Country Link
EP (1) EP2796629B1 (nl)
DK (1) DK2796629T3 (nl)
NL (1) NL2010689C2 (nl)

Families Citing this family (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
WO2015048933A2 (es) * 2013-10-03 2015-04-09 Gonzalez Guzman Jose Demetrio Dispositivo ambiental para conductos de aguas lluvias y residuales
NL2022359B1 (nl) * 2019-01-10 2020-08-13 Nering Boegel B V Luchtscherm voor een kolkuitlaatsysteem, kolkuitlaatsysteem omvattende een dergelijk luchtscherm, en een werkwijze voor het vervangen van een luchtscherm in een kolkuitlaatsysteem
CN112726793B (zh) * 2021-02-16 2021-11-02 重庆工业职业技术学院 一种可加装固定在地漏落水管侧面的二次排水装置

Citations (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
NL1005621C2 (nl) * 1997-03-25 1999-11-24 Tbs Soest Bv Aansluiting voor een kolk

Patent Citations (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
NL1005621C2 (nl) * 1997-03-25 1999-11-24 Tbs Soest Bv Aansluiting voor een kolk

Also Published As

Publication number Publication date
DK2796629T3 (en) 2016-06-06
EP2796629A1 (en) 2014-10-29
EP2796629B1 (en) 2016-02-24

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL2010689C2 (nl) Aansluiting voor een put.
ES2623400T3 (es) Desagüe
KR100961152B1 (ko) 악취방지 빗물받이
KR20160081728A (ko) 배수트랩
KR100918431B1 (ko) 악취방지 빗물받이 및 그 시공방법
JP6533441B2 (ja) 排水ます
NL2008986C2 (nl) Afvoerput met sifon.
KR101242221B1 (ko) 엘보 배수트랩
KR101562940B1 (ko) 유속을 빠르게 하는 유선형 트랩을 갖는 오수받이
KR101405465B1 (ko) 세탁실용 배수 트랩
BE1011652A3 (nl) Aansluiting voor een kolk.
KR200388943Y1 (ko) 하수 및 악취 역류 방지장치
KR200384362Y1 (ko) 하수 및 악취 역류 방지장치
KR101722499B1 (ko) 악취방지용 배수트랩
NL2011953C2 (nl) Afvoerput met sifon.
JP6510811B2 (ja) オーバーフロー継手
JP6510857B2 (ja) 雨水排水設備
KR200429801Y1 (ko) 하수구용 맨홀의 악취 차단장치
KR101032155B1 (ko) 하수용 맨홀
JP7316170B2 (ja) 雨水貯留配管構造体
KR102339341B1 (ko) 수밀성과 안정성을 향상시킨 다기능 점검구 맨홀
ES2415361T3 (es) Depósito de arena para canaletas
KR20190128793A (ko) 맨홀용 악취 방지장치
KR100580865B1 (ko) 건축용 개량맨홀
KR102548347B1 (ko) 맨홀의 역류 방지 시스템

Legal Events

Date Code Title Description
RC Pledge established

Free format text: DETAILS LICENCE OR PLEDGE: RIGHT OF PLEDGE, ESTABLISHED

Name of requester: COOEPERATIEVE RABOBANK U.A.

Effective date: 20170224

MM Lapsed because of non-payment of the annual fee

Effective date: 20180501