NL2010648C2 - Inrichting voor het demonteren van een flens. - Google Patents
Inrichting voor het demonteren van een flens. Download PDFInfo
- Publication number
- NL2010648C2 NL2010648C2 NL2010648A NL2010648A NL2010648C2 NL 2010648 C2 NL2010648 C2 NL 2010648C2 NL 2010648 A NL2010648 A NL 2010648A NL 2010648 A NL2010648 A NL 2010648A NL 2010648 C2 NL2010648 C2 NL 2010648C2
- Authority
- NL
- Netherlands
- Prior art keywords
- flanges
- housing
- coupled
- flange
- flange bolts
- Prior art date
Links
Classifications
-
- F—MECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
- F16—ENGINEERING ELEMENTS AND UNITS; GENERAL MEASURES FOR PRODUCING AND MAINTAINING EFFECTIVE FUNCTIONING OF MACHINES OR INSTALLATIONS; THERMAL INSULATION IN GENERAL
- F16L—PIPES; JOINTS OR FITTINGS FOR PIPES; SUPPORTS FOR PIPES, CABLES OR PROTECTIVE TUBING; MEANS FOR THERMAL INSULATION IN GENERAL
- F16L23/00—Flanged joints
- F16L23/003—Auxiliary devices
-
- B—PERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
- B25—HAND TOOLS; PORTABLE POWER-DRIVEN TOOLS; MANIPULATORS
- B25B—TOOLS OR BENCH DEVICES NOT OTHERWISE PROVIDED FOR, FOR FASTENING, CONNECTING, DISENGAGING OR HOLDING
- B25B27/00—Hand tools, specially adapted for fitting together or separating parts or objects whether or not involving some deformation, not otherwise provided for
- B25B27/14—Hand tools, specially adapted for fitting together or separating parts or objects whether or not involving some deformation, not otherwise provided for for assembling objects other than by press fit or detaching same
- B25B27/16—Hand tools, specially adapted for fitting together or separating parts or objects whether or not involving some deformation, not otherwise provided for for assembling objects other than by press fit or detaching same abutted flanges
-
- F—MECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
- F16—ENGINEERING ELEMENTS AND UNITS; GENERAL MEASURES FOR PRODUCING AND MAINTAINING EFFECTIVE FUNCTIONING OF MACHINES OR INSTALLATIONS; THERMAL INSULATION IN GENERAL
- F16L—PIPES; JOINTS OR FITTINGS FOR PIPES; SUPPORTS FOR PIPES, CABLES OR PROTECTIVE TUBING; MEANS FOR THERMAL INSULATION IN GENERAL
- F16L23/00—Flanged joints
- F16L23/02—Flanged joints the flanges being connected by members tensioned axially
-
- Y—GENERAL TAGGING OF NEW TECHNOLOGICAL DEVELOPMENTS; GENERAL TAGGING OF CROSS-SECTIONAL TECHNOLOGIES SPANNING OVER SEVERAL SECTIONS OF THE IPC; TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC CROSS-REFERENCE ART COLLECTIONS [XRACs] AND DIGESTS
- Y10—TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC
- Y10T—TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER US CLASSIFICATION
- Y10T137/00—Fluid handling
- Y10T137/0318—Processes
- Y10T137/0402—Cleaning, repairing, or assembling
- Y10T137/0441—Repairing, securing, replacing, or servicing pipe joint, valve, or tank
- Y10T137/0447—Including joint or coupling
-
- Y—GENERAL TAGGING OF NEW TECHNOLOGICAL DEVELOPMENTS; GENERAL TAGGING OF CROSS-SECTIONAL TECHNOLOGIES SPANNING OVER SEVERAL SECTIONS OF THE IPC; TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC CROSS-REFERENCE ART COLLECTIONS [XRACs] AND DIGESTS
- Y10—TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC
- Y10T—TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER US CLASSIFICATION
- Y10T137/00—Fluid handling
- Y10T137/5762—With leakage or drip collecting
Landscapes
- Engineering & Computer Science (AREA)
- General Engineering & Computer Science (AREA)
- Mechanical Engineering (AREA)
- Flanged Joints, Insulating Joints, And Other Joints (AREA)
Description
Inrichting voor het demonteren van een flens
De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor toepassing bij het losnemen van met flensbouten gekoppelde flenzen. Tevens heeft de uitvinding betrekking op een werkwijze voor het losnemen van flenzen onder toepassing van deze inrichting .
Een dergelijke inrichting is in de techniek nieuw. Wanneer momenteel flenzen van leidingen worden gelost, zal een deel van het restant van de stoffen via de geloste flenzen uit de leidingen vrijkomen. Met name in het geval van transport van voor de gezondheid schadelijke stoffen, dient het personeel beschermende uitrusting te dragen om contact met deze stoffen te voorkomen. Om uit de leidingen gelekte vloeistoffen op te vangen wordt in de praktijk een bak onder de te lossen flenzen geplaatst van waaruit de vloeistof kan worden afgevoerd, bijvoorbeeld door middel van afzuiging. Omdat een dergelijke bak veelal te weinig capaciteit heeft om alle vloeistof uit de leidingen op te vangen is ook een continuafvoer vanuit de bak noodzakelijk. Opvang van gassen is hiermee niet mogelijk .
In de techniek is daarom behoefte aan een oplossing voor het probleem van vrijkomende stoffen (meer in het bijzonder fluïda, waaronder zowel vloeistoffen als gassen worden begrepen) bij het lossen van flenzen.
De uitvinding heeft nu tot doel een inrichting te verschaffen om flenzen veilig te kunnen lossen. Voorts heeft de uitvinding tot doel een werkwijze voor het oplossen van dit probleem te verschaffen .
Met name heeft de uitvinding tot doel een inrichting van de in de aanhef genoemde soort te verschaffen waarmee flenzen veilig kunnen worden gelost. In het bijzonder heeft de uitvinding tot doel een inrichting van de in de aanhef genoemde soort te verschaffen waarmee het personeel minder of zelfs geheel geen veilig-heidsuitrusting hoeft te dragen.
Tevens heeft de uitvinding tot doel een inrichting te ver- schaffen die eenvoudig en snel op een stel gekoppelde flenzen kan worden geplaatst, zodanig dat toegang tot de flensbouten gewaarborgd blijft zodat de flenzen gelost kunnen worden terwijl eventueel uit de leidingen afkomstige stoffen zeker en veilig kunnen worden afgevoerd.
Ter verkrijging van ten minste een van de hiervoor genoemde voordelen, verschaft de uitvinding volgens een eerste uitvoeringsvorm een inrichting die de maatregelen van conclusie 1 bevat. Deze inrichting heeft het voordeel dat uit de leidingen afkomstige stoffen veilig afgeschermd blijven van de omgeving. Verontreiniging van het milieu wordt hiermee adequaat voorkomen.
De inrichting is bij voorkeur gevormd van twee halve cirkel-segmenten, zodanig dat een eerste cirkelsegment vanaf een eerste zijde tegen de flenzen kan worden geplaatst en een tweede cirkelsegment van af de tegenoverliggende zijde tegen de flenzen kan worden geplaatst, waarna de beide cirkelsegmenten met elkaar kunnen worden gekoppeld zodanig dat de flenzen afgesloten zijn van de omgeving. Bijvoorbeeld kunnen de beide cirkelsegmenten middels een scharnier met eerste uiteinden aan elkaar zijn gekoppeld terwijl de beide andere uiteinden middels samenwerkende koppelingsmidde-len, bij voorkeur losneembaar, met elkaar gekoppeld kunnen worden.
Het heeft de voorkeur dat de inrichting tevens is ingericht voor positionering aan een axiaal deel van ten minste een van de flenzen, op een positie tussen de radiale buitenomtrek van de flenzen en de flensbouten. Hierdoor kan de inrichting eenvoudig gecentreerd worden op de gekoppelde flenzen, zodanig dat het kop-pelingsvlak, waar de oppervlakken van beide flenzen tegen elkaar zijn gelegen, adequaat wordt afgeschermd door de inrichting.
Voorts heeft het de voorkeur dat een binnenzijde van de behuizing is ingericht voor positionering aan de radiale buitenomtrek van beide flenzen en een invoegorgaan omvat voor invoeging tussen de beide flenzen. Het invoegorgaan kan een pen zijn met een aangescherpt uiteinde, zodanig dat de pen tussen de beide flenzen kan worden gebracht om de flenzen van elkaar te doen bewegen. Wanneer de flenzen niet vanzelf uit elkaar bewegen bij het losnemen van de flensbouten, kan een dergelijke pen deze beweging verzorgen .
Zoals genoemd heeft het de voorkeur dat het invoegorgaan een taps toelopende diameter heeft; een uiteinde van het invoegorgaan heeft hierbij een geringere diameter dan een op afstand van het uiteinde gelegen deel ervan. Het invoegorgaan is hierbij bij voorkeur tussen een eerste positie en een tweede positie verplaatsbaar in de inrichting opgenomen, waarbij in de eerste positie het deel van het invoegorgaan met de meest geringe diameter, dat wil zeggen de punt van het orgaan, relatief nabij de binnenzijde van de behuizing is gelegen en in de tweede positie relatief verder van de binnenzijde van de behuizing is gelegen. In de tweede positie zal het invoegorgaan tot tussen de beide flenzen zijn verplaatst waardoor de flenzen van elkaar worden bewogen omdat het orgaan een taps toelopende diameter heeft. Des te verder het invoegorgaan wordt verplaatst tussen de beide flenzen, des te verder ze van elkaar worden bewogen, totdat een maximale diameter van het invoegorgaan is bereikt.
Om een evenredige verplaatsing van de flenzen over de gehele omtrek te verkrijgen, heeft het de voorkeur dat de inrichting ten minste twee invoegorganen omvat. Eventueel kunnen meer invoegorga-nen worden toegepast, bijvoorbeeld drie of zelfs vier, om de flenzen van elkaar te bewegen. Wanneer de aansluiting voor het afvoeren van het fluïdum uit de leidingen aan de onderzijde is gelegen, heeft het de voorkeur dat de invoegorganen op een hogere positie zijn gepositioneerd. De invoegorganen kunnen op geschikte wijze eveneens op de positie van een onderste helft van de flenzen zijn gelegen. Eventueel kan de genoemde aansluiting samen met de invoegorganen over de omtrek van de inrichting zijn verspreid.
Een geschikte verplaatsing van het invoegorgaan wordt verkregen wanneer het invoegorgaan in een opening in de behuizing is voorzien en met inwendig schroefdraad van de opening samenwerkbaar uitwendig schroefdraad bezit voor het tussen beide posities kunnen verplaatsen van het invoegorgaan.
De inrichting verschaft een adequate afscherming van de flenzen ten opzichte van de omgeving wanneer de inrichting afsluitend tegen de beide flenzen kan worden gepositioneerd. Hiertoe heeft het de voorkeur dat de inrichting aan de binnenzijde van de behuizing een elastisch vervormbaar materiaaldeel omvat voor afsluiten de positionering tegen de flenzen. Het materiaal kan strak tegen de beide flenzen aan zijn gelegen om de afscherming te verkrijgen. Wanneer beide flenzen enigszins van elkaar zijn bewogen kan resterend fluïdum via de ruimte tussen de flenzen eenvoudig in de aansluiting voor het afvoeren van het fluïdum geraken. Uiteraard dient de aansluiting zijn gelegen ter plaatse van het contactvlak van de beide flenzen om een afvoer mogelijk te maken.
Binnen de uitvinding wordt met de term "contactvlak van de beide flenzen" bedoeld het vlak dat of de ruimte die tussen de beide flenzen in is gelegen. In de praktijk zal een pakking of dergelijke tussen de beide flenzen in zijn voorzien. Wanneer sprake is van twee tegen elkaar gelegen flenzen wordt tevens bedoeld de omstandigheid waarbij een pakking of dergelijke tussen de beide flenzen is voorzien. Binnen de betekenis van de onderhavige uitvinding kan de pakking over het gehele flensoppervlak zijn voorzien, of over slechts een deel van het flensoppervlak. Flenzen waarbij de flensoppervlakken een schouder omvatten waardoor een deel van de oppervlakken op afstand is gelegen en een ander deel tegen elkaar aanligt, zoals het geval is bij RF flenzen, vallen eveneens onder deze uitvinding.
De uitvinding betreft voorts een inrichting waarbij tijdens gebruik van de inrichting een ruimte wordt gevormd waarin vloeistof van tussen de flenzen kan geraken, welke ruimte is gedefinieerd door de binnenzijde van de behuizing, een eerste vervormbaar materiaaldeel tegen een eerste flens, een tweede vervormbaar mate-riaaldeel tegen een tweede flens en ten minste een deel van het radiale oppervlak van de gekoppelde flenzen. In deze uitvoeringsvorm ligt de inrichting niet strak aan tegen het gehele radiale oppervlak van de beide flenzen, maar slechts over een deel van dat oppervlak; of eventueel slechts tegen de axiale oppervlakken van de beide flenzen.
Derhalve heeft de uitvinding ook betrekking op een inrichting waarbij het elastisch vervormbaar materiaaldeel afsluitend aanligt tegen het radiale oppervlak van de gekoppelde flenzen.
Volgens een verder aspect heeft de uitvinding betrekking op een werkwijze voor het lekkagevrij ontkoppelen van flenzen onder toepassing van een inrichting volgens een der voorgaande conclu sies. De werkwijze omvat de stappen van het aan een radiale buitenomtrek van de gekoppelde flenzen plaatsen van de behuizing, zodanig dat een scheidingsnaad van de beide flenzen is afgedekt door de inrichting, met dien verstande dat de flensbouten vrijgehouden blijven. De voordelen zoals hiervoor genoemd met betrekking tot de inrichting kunnen hiermee worden verkregen. Bij voorkeur kan de scheidingsnaad van de beide flenzen zijn afgeschermd van de omgeving, zodanig dat een in hoofdzaak vloeistofdichte en gasdichte afsluiting van de scheidingsnaad ten opzichte van de omgeving wordt verkregen. Een zuiver vloeistofdichte en gasdichte afsluiting van de scheidingsnaad is niet noodzakelijk, aangezien via de aansluiting voor afvoer van fluïda de afzuiging wordt verkregen wat een onderdruk nabij de flenzen veroorzaakt, zodanig dat via een opening tussen de inrichting volgens de uitvinding en de flenzen lucht vanaf de omgeving kan worden aangezogen. Fluïda zullen derhalve niet via een dergelijke opening in de omgeving kunnen geraken. Voorts heeft het de voorkeur dat de afzuiging reeds wordt aangezet voordat met het losnemen van de flensbouten wordt aangevangen wat kans op ontsnappen van fluïda verder minimaliseert.
Bij voorkeur omvat de werkwijze voorts de stap van het koppelen van een afzuiging (bij voorbeeld middels een vacuümleiding) op de aansluiting voor het afvoeren van, van tussen de flenzen vrijkomend, fluïdum en het losnemen van de flensbouten. Elk in de leidingen resterend fluïdum kan hierdoor eenvoudig, veilig en snel worden afgevoerd, zonder dat vervuiling van de omgeving wordt verkregen. Personeel dat de loskoppeling uitvoert hoeft hierbij minder, of zelfs geheel geen, beschermende uitrusting te dragen.
Om vastzittende en klemmende flenzen te kunnen lossen heeft het de voorkeur dat de werkwijze tevens de stap omvat van het tussen beide flenzen voeren van een invoegorgaan.
Om een axiale verplaatsing van de inrichting tijdens het losnemen van de flensbouten ten minste gedeeltelijk te verhinderen, heeft het de voorkeur dat de werkwijze de stap omvat van het aan axiale zijden van de gekoppelde flenzen plaatsen van positione-ringsorganen. Dat kunnen pennen of dergelijke zijn, die aan axiale zijden van de flenzen zijn gelegen. Ze kunnen op geringe afstand aan weerszijden van de flenzen zijn gelegen, zodanig dat een spe- ling van de inrichting over een of enkele centimeters mogelijk is. Vereiste hierbij is dat het contactvlak van de flenzen afgedekt blijft door de inrichting volgens de uitvinding.
De inrichting omvat voorts bij voorkeur een ontluchting om omgevingslucht toe te laten in de inrichting of tussen de flenzen om het vacuümtrekken van de leidingen te voorkomen.
De uitvinding zal hierna aan de hand van een tekening nader worden uitgelegd. De tekening toont hierbij in:
Fig. 1 een schematische weergave van de inrichting volgens de uitvinding en een gekoppelde flens,
Fig. 2 een schematische weergave van de inrichting volgens de uitvinding,
Fig. 3 een doorsnede van de inrichting volgens de uitvinding om een gekoppelde flens, en
Fig. 4 een doorsnede van de inrichting volgens de uitvinding met een invoegorgaan.
In de figuren zijn dezelfde onderdelen middels dezelfde ver-wijzingscijfers aangeduid. Echter, de voor een praktische uitvoering van de uitvinding noodzakelijke onderdelen zijn niet alle getoond, vanwege de eenvoud van de weergave.
Fig. 1 toont een schematische weergave van een inrichting 1 in opengeklapte toestand om een stel met gekoppelde flenzen 2, 3. De flenzen 2, 3 zijn verbonden met leidingen 4, respectievelijk 5. Tussen de flenzen 2, 3 is een pakking voorzien (niet getoond) om een adequate afdichting te verschaffen. De inrichting 1 omvat een behuizing 6 met een binnenzijde 7 en een buitenzijde 8. De binnenzijde 7 is, tijdens gebruik, tegen het radiale buitenoppervlak 9 van de flenzen 2, 3 gepositioneerd.
De flenzen zijn gekoppeld met flensbouten 10.
De inrichting 1 is gevormd van twee onderling samenwerkende delen 11, 12. Beide delen 11, 12 vormen elk een half cirkelseg-ment, waardoor de inrichting 1 eenvoudig om een stel gekoppelde flenzen 2, 3 kan worden gepositioneerd, zoals getoond in Fig. 1, waarin een eerste deel 11 tegen het radiale buitenoppervlak 9 van de gekoppelde flenzen 2, 3 is gepositioneerd en het andere deel 12 op afstand daarvan is gelegen. In de getoonde uitvoeringsvorm zijn de beide delen 11, 12 met eerste uiteinden 13, 14 met een schar nier 15 onderling gekoppeld. De andere uiteinden 16, 17 kunnen met een haakverbinding 18, 18' onderling losneembaar gekoppeld worden.
De inrichting 1 omvat aan de binnenzijde 7 veerkrachtig samendrukbare afdichtingsmiddelen 19, 20. Deze zorgen voor een in hoofdzaak vloeistofdichte en gasdichte afsluiting van de door het radiale flensoppervlak 9, de afdichtingsmiddelen 19, 20 en de binnenzijde 7 van de inrichting 1 gevormde ruimte. Wanneer de flenzen worden gelost zal fluïdum dat vanuit de leidingen 4, 5 in de ruimte dringt niet naar de omgeving kunnen ontsnappen. Ook indien geen vloeistofdichte en gasdichte afsluiting wordt verkregen, zal de door de afzuiging veroorzaakte onderdruk ervoor zorgen dat fluïda niet naar de omgeving kunnen ontsnappen. Zoals getoond in Fig. 1 is de inrichting 1 zodanig geconstrueerd dat de flensbouten 10 bereikbaar blijven wanneer de inrichting op een stel gekoppelde flenzen is geplaatst.
Fig. 2 geeft een schematische weergave van de inrichting 1 zonder de in Fig. 1 getoonde flenzen 2, 3 en leidingen 4, 5.
In Fig. 3 is een doorsnede getoond van de inrichting 1 welke om een stel gekoppelde flenzen 2, 3 met leidingen 4, 5 is geplaatst. De behuizing 6 vormt, samen met het buitenoppervlak 9 van de flenzen 2, 3 en de afdichtingsmiddelen 19, 20 een ruimte 21. In deze ruimte 21 kan fluïdum vanuit de leidingen 4, 5 geraken, via de tussen de flenzen 2, 3 gevormde opening wanneer de flenzen 2, 3 uit elkaar worden verplaatst bij het lossen van de flensbouten 10. Met de term flensbout wordt bedoeld de combinatie van bout en moer, zoals gebruikelijk wordt toegepast voor het onderling losneembaar koppelen van twee flenzen.
Fig. 4 toont ten slotte een doorsnede die in hoofdzaak overeenstemt met Fig. 3, met dien verstande dat een invoegorgaan 22 met een taps toelopend deel 23 gedeeltelijk is ingevoegd tussen twee flenzen 2, 3. Het invoegorgaan 22 heeft in de getoonde uitvoeringsvorm uitwendig schroefdraad dat samenwerkt met in een doorgang door de inrichting 1 voorzien schroefdraad, zodanig dat het verdraaien van het invoegorgaan 22 in een eerste richting dit met het uiteinde 23 doet verplaatsen in de richting van de flenzen 2, 3. Hierdoor worden de flenzen 2, 3, wanneer de flensbouten 10 zijn losgenomen, uit elkaar verplaatst.
Fluïda geraken vanuit de leidingen 4, 5 en van tussen de beide flenzen 2, 3, via de ruimte 23 bij een aansluiting, waar een afvoerleiding op kan worden aangesloten, die bijvoorbeeld en bij voorkeur, is verbonden met een vacuümbron of pomp (niet getoond) zodat alle fluïda via deze afvoerleiding worden afgevoerd en opgeslagen, zodanig dat ze niet in de omgeving komen. Personeel dat de flenzen 2, 3 ontkoppelt dient hierdoor niet of slechts beperkt beschermd te worden met beschermende uitrusting.
Voorts is een beluchtingsaansluiting 25 getoond, voor het beluchten van de leidingen bij het afzuigen van fluïda.
De pomp of vacuümbron kan een afzonderlijke pomp zijn of een vacuümtruck, waarin de afgevoerde fluïda kunnen worden opgeslagen.
De inrichting volgens de uitvinding kan een voorziening omvatten om een hanteringsorgaan van een steekflens of dergelijke te omvatten, zodanig dat ook bij dergelijke flenzen een zodanige afdichting wordt verkregen dat lekkage van fluïda naar de omgeving wordt voorkomen.
De uitvinding is niet beperkt tot de hiervoor beschreven en in de figuren getoonde uitvoeringsvormen. De uitvinding wordt slechts beperkt door de bijgevoegde conclusies.
Bijvoorbeeld kan de inrichting 1 volgens de uitvinding over het gehele oppervlak of een deel van het oppervlak aan de binnenzijde zijn voorzien van een veerkrachtig samendrukbaar materiaal, zodanig dat het vlak tussen beide flenzen 2, 3 op afsluitende wijze wordt bedekt. Fluïda kunnen derhalve niet vanuit de leidingen 4, 5 en van tussen de beide flenzen 2, 3 naar de omgeving 24 ontsnappen .
Wanneer in de beschrijving sprake is van een vloeistofdichte en gasdichte afsluiting tussen flenzen en inrichting wordt een in hoofdzaak vloeistofdichte en gasdichte afsluiting bedoeld.
De uitvinding strekt zich tevens uit over elke combinatie van afzonderlijke maatregelen die hiervoor onafhankelijk of in combinatie met elkaar zijn beschreven.
Claims (13)
1. Inrichting voor toepassing bij het losnemen van met flensbouten gekoppelde flenzen, omvattende een behuizing met een binnenzijde welke is ingericht voor aanliggende positionering aan een radiale buitenomtrek van de gekoppelde flenzen, waarbij de inrichting een aansluiting omvat voor het afvoeren van, van tussen de flenzen vrijkomend, fluïdum en waarbij de behuizing is ingericht voor positionering tegen de gekoppelde flenzen onder vrijhouding van de flensbouten.
2. Inrichting volgens conclusie 1, waarbij de inrichting tevens is ingericht voor positionering aan een axiaal deel van ten minste een van de flenzen, op een positie tussen de radiale buitenomtrek van de flenzen en de flensbouten.
3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, waarbij een binnenzijde van de behuizing is ingericht voor positionering aan de radiale buitenomtrek van beide flenzen en een invoegorgaan omvat voor invoeging tussen de beide flenzen.
4. Inrichting volgens conclusie 3, waarbij het invoegorgaan een taps toelopende diameter heeft en tussen een eerste positie en een tweede positie verplaatsbaar in de inrichting is opgenomen, waarbij in de eerste positie een deel van het invoegorgaan met een meest geringe diameter relatief nabij de binnenzijde van de behuizing is gelegen en in de tweede positie relatief verder van de binnenzijde van de behuizing is gelegen.
5. Inrichting volgens conclusie 3 of 4, waarbij de inrichting ten minste twee invoegorganen omvat.
6. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij het invoegorgaan in een opening in de behuizing is voorzien en met inwendig schroefdraad van de opening samenwerkbaar uitwendig schroefdraad bezit voor het tussen beide posities kunnen verplaat- sen van het invoegorgaan.
7. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de inrichting aan de binnenzijde van de behuizing een elastisch vervormbaar materiaaldeel omvat voor afsluitende positionering tegen de flenzen.
8. Inrichting volgens conclusie 7, waarbij tijdens gebruik van de inrichting een ruimte wordt gevormd waarin vloeistof van tussen de flenzen kan geraken, welke ruimte is gedefinieerd door de binnenzijde van de behuizing, een eerste vervormbaar materiaaldeel tegen een eerste flens, een tweede vervormbaar materiaaldeel tegen een tweede flens en het radiale oppervlak van de gekoppelde flenzen.
9. Inrichting volgens conclusie 7, waarbij het elastisch vervormbaar materiaaldeel afsluitend aanligt tegen het radiale oppervlak van de gekoppelde flenzen.
10. Werkwijze voor het lekkagevrij ontkoppelen van flenzen onder toepassing van een inrichting volgens een der voorgaande conclusies, omvattende het aan een radiale buitenomtrek van de gekoppelde flenzen plaatsen van de behuizing, zodanig dat een scheidings-naad van de beide flenzen is afgedekt door de inrichting, met dien verstande dat de flensbouten vrijgehouden blijven.
11. Werkwijze volgens conclusie 10, voorts omvattende de stap van het koppelen van een afzuiging op de aansluiting voor het afvoeren van, van tussen de flenzen vrijkomend, fluïdum en het losnemen van de flensbouten.
12. Werkwijze volgens een der conclusies 10 - 11, waarbij deze de stap omvat van het tussen beide flenzen voeren van een invoegorgaan .
13. Werkwijze volgens een der conclusies 10 - 12, waarbij deze de stap omvat van het aan axiale zijden van de gekoppelde flenzen plaatsen van positioneringsorganen voor het ten minste gedeelte- lijk verhinderen van een axiale verplaatsing van de inrichting tijdens het losnemen van de flensbouten.
Priority Applications (3)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
NL2010648A NL2010648C2 (nl) | 2013-04-17 | 2013-04-17 | Inrichting voor het demonteren van een flens. |
EP14164851.9A EP2792922B1 (en) | 2013-04-17 | 2014-04-16 | A device and a method for demounting a flange connection |
US14/254,763 US20140311583A1 (en) | 2013-04-17 | 2014-04-16 | Device and a method for demounting a flange |
Applications Claiming Priority (2)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
NL2010648 | 2013-04-17 | ||
NL2010648A NL2010648C2 (nl) | 2013-04-17 | 2013-04-17 | Inrichting voor het demonteren van een flens. |
Publications (1)
Publication Number | Publication Date |
---|---|
NL2010648C2 true NL2010648C2 (nl) | 2014-10-20 |
Family
ID=50513047
Family Applications (1)
Application Number | Title | Priority Date | Filing Date |
---|---|---|---|
NL2010648A NL2010648C2 (nl) | 2013-04-17 | 2013-04-17 | Inrichting voor het demonteren van een flens. |
Country Status (3)
Country | Link |
---|---|
US (1) | US20140311583A1 (nl) |
EP (1) | EP2792922B1 (nl) |
NL (1) | NL2010648C2 (nl) |
Families Citing this family (4)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
KR101893543B1 (ko) * | 2016-04-18 | 2018-10-04 | (주)비엔에이치 | 플랜지 연결 시스템 및 그 방법 |
DE102018117172A1 (de) * | 2018-07-16 | 2020-01-16 | Svm Schultz Verwaltungs-Gmbh & Co. Kg | Spulenkörperanordnung |
CN110953438A (zh) * | 2019-11-29 | 2020-04-03 | 江苏旭正信息科技有限公司 | 适用于钢管堵漏的设备 |
FR3111230B1 (fr) * | 2020-06-03 | 2022-08-19 | Ircamex | Dispositif de confinement d’une fuite de gaz au niveau de l’interface entre un cône isolant ou un joint plat et une bride |
Family Cites Families (32)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
US2213227A (en) * | 1939-09-18 | 1940-09-03 | Persson Henry | Flange jack |
GB537942A (en) * | 1939-09-18 | 1941-07-14 | Henry Persson | Flange jack |
US2353623A (en) * | 1939-11-30 | 1944-07-11 | Gearench Mfg Company | Flange spreader |
US2352290A (en) * | 1939-11-30 | 1944-06-27 | Gearench Mfg Company | Flange spreader |
US2350404A (en) * | 1943-04-27 | 1944-06-06 | William P Liston | Flange spreader |
US2420438A (en) * | 1944-12-30 | 1947-05-13 | Marshall M Morgan | Flange jack |
US2444097A (en) * | 1945-10-13 | 1948-06-29 | Allan C Grant | Flange spreader |
US2465177A (en) * | 1947-01-06 | 1949-03-22 | Socony Vacuum Oil Co Inc | Flange-union spreader |
GB826905A (en) * | 1958-06-09 | 1960-01-27 | Ernest William Borer | A wedge appliance for separating or forcing apart abutted together flanges of articles |
US3550638A (en) * | 1968-07-19 | 1970-12-29 | Joseph B Smith | Repair coupling with deformable metal seal |
US3603616A (en) * | 1969-08-22 | 1971-09-07 | Pipe Line Development Co | Flange coupling repair ring |
US4576401A (en) * | 1976-05-03 | 1986-03-18 | Team, Inc. | Leak repair clamp |
US4049296A (en) * | 1976-05-03 | 1977-09-20 | Team, Inc. | Leak repair clamp |
US4457517A (en) * | 1983-07-22 | 1984-07-03 | Rodun Development Corporation | Pipe flange protector with elastomeric self-centering rib |
US4927182A (en) * | 1987-06-04 | 1990-05-22 | Koppl Industrial Systems, Inc. | Pipeline repair clamp |
US4817994A (en) * | 1987-10-14 | 1989-04-04 | Bronnert Herve X | Aseptic pipe joint |
US4927181A (en) * | 1989-06-22 | 1990-05-22 | Ciotola Alfredo A | Apparatus and method for sealing leaks |
US5312137A (en) * | 1990-03-27 | 1994-05-17 | Ramco Manufacturing Company, Inc. | Safety shield |
US5330720A (en) * | 1993-02-23 | 1994-07-19 | Hughes Aircraft Company | System for detecting fugitive emissions |
US5610324A (en) * | 1993-11-08 | 1997-03-11 | Fugitive Emissions Detection Devices, Inc. | Fugitive emissions indicating device |
US5533760A (en) * | 1994-06-23 | 1996-07-09 | Shell Oil Company | Method and device for containing fluids |
FR2761138B3 (fr) * | 1997-03-21 | 1999-02-19 | Remove Insul Sprl | Dispositif de protection pour brides |
US6085399A (en) * | 1998-11-17 | 2000-07-11 | Fileccia; Anthony | Socket separating device |
US6217688B1 (en) * | 1999-01-25 | 2001-04-17 | Phillip G. Landers | Method of repairing a flanged pipe joint |
US6523866B2 (en) * | 2001-06-06 | 2003-02-25 | Peter Lin | Constant tension clamping device for flanged connections |
US20040237632A1 (en) * | 2001-08-30 | 2004-12-02 | Rene Van Keeken | Pipe joint safety inspection device |
DE202006002457U1 (de) | 2006-02-16 | 2006-05-11 | Höcketstaller, Gerhard | Sekundärdichtung für Flanschverbindungen |
DE102008026596A1 (de) * | 2008-06-03 | 2009-12-10 | Linde Ag | Entleerungs- und Entlüftungsvorrichtung für einen Kompensator |
MX2010002061A (es) * | 2010-02-22 | 2011-08-31 | Luis Gerardo Oyervides Ochoa | Separador y alineador de bridas hidraulico de accionamiento manual. |
US20130227917A1 (en) * | 2012-03-02 | 2013-09-05 | Field Specialties, Inc. | Environmental process containment bag and method of use |
US8851099B2 (en) * | 2012-06-06 | 2014-10-07 | International Businss Machines Corporation | Pipe monitoring system and method |
US9279532B2 (en) * | 2012-06-20 | 2016-03-08 | Andax Industries, LLC | Leak diverter assembly for substation transformers |
-
2013
- 2013-04-17 NL NL2010648A patent/NL2010648C2/nl not_active IP Right Cessation
-
2014
- 2014-04-16 US US14/254,763 patent/US20140311583A1/en not_active Abandoned
- 2014-04-16 EP EP14164851.9A patent/EP2792922B1/en active Active
Also Published As
Publication number | Publication date |
---|---|
EP2792922B1 (en) | 2017-01-04 |
US20140311583A1 (en) | 2014-10-23 |
EP2792922A1 (en) | 2014-10-22 |
Similar Documents
Publication | Publication Date | Title |
---|---|---|
NL2010648C2 (nl) | Inrichting voor het demonteren van een flens. | |
CN102481735B (zh) | 用于隐形眼镜的抓取器和用于输送隐形眼镜的方法 | |
US20130000747A1 (en) | Double-skin nozzle system, junction system between two tube portions, and aircraft provided with such a system | |
US20200023349A1 (en) | Safety cabinet | |
RO130992B1 (ro) | Dispozitiv pentru detectarea scurgerilor de fluid | |
DE202010010362U1 (de) | Vorrichtung zum Sammeln flüssiger Abfallstoffe | |
US20220258153A1 (en) | Container for biological samples | |
JP2011089775A (ja) | 圧力を利用したリークテスター | |
CA2994191A1 (en) | Device for loading and unloading a pig into or out of a pipeline | |
US9840367B2 (en) | Multi-function closure for a liquid containment tank | |
EP3344906A1 (fr) | Dispositif de connexion d'au moins un tuyau d'evacuation d'un produit avec des moyens de reception dudit produit, par exemple issu d'un appareil d'extraction d'acides nucleiques | |
CA2633332C (en) | Mobile fluid storage tank with fluid containment | |
EP1406830B1 (fr) | Transbordeur de liquides alimentaires usages | |
NL2021760B1 (nl) | Inrichting voor het opvangen van een poliep alsmede samenstel en toepassing daarvan | |
KR20180070976A (ko) | 스트레이너의 원통형 필터 고정용 밀봉마개 | |
US20160136669A1 (en) | Lid-pump assembly | |
US20160047507A1 (en) | Test port for fuel dispenser | |
US20060060619A1 (en) | Apparatus for disposing of liquids in the medical field, especially for disposing of dialysates | |
CN220683550U (zh) | 一种液体收集装置 | |
KR102000744B1 (ko) | 주유흡입관 누설 방지장치 | |
KR200479377Y1 (ko) | 수직배관 플랜지의 누출비산 방지기구 | |
US20210325278A1 (en) | Modular container and system including same | |
US8186396B2 (en) | Aviation refueling filter inspection apparatus | |
FR3021744A1 (fr) | Dispositif et procede de retrait d'elements d'une surface | |
KR101649420B1 (ko) | 오일 적하용 스팀 히터 |
Legal Events
Date | Code | Title | Description |
---|---|---|---|
MM | Lapsed because of non-payment of the annual fee |
Effective date: 20170501 |