NL2009160C2

NL2009160C2 - Verstelinstrument.

Info

Publication number: NL2009160C2
Application number: NL2009160A
Authority: NL
Inventors: Paulus Gerardus Maria Stiphout
Original assignee: Mci Mirror Controls Int Nl Bv
Priority date: 2012-07-09
Filing date: 2012-07-09
Publication date: 2014-01-13
Also published as: US9405090B2; KR20150037895A; WO2014011037A1; CN104619215B; JP3212614U; CN104619215A; EP2869735A1; JP2015523274A; IN2015MN00072A; US20150160431A1; EP2869735B1

Description

P98171NL00

Titel: Verstelinstrument

De uitvinding heeft betrekking op een verstelinstrument voor een spiegel.

Een dergelijk verstelinstrument is algemeen bekend en omvat een houder voor het houden van een spiegel die verstelbaar is verbonden met 5 een onderschaal. Bij dergelijke verstelinstrumenten is in een, integraal met een houder voor bijvoorbeeld het houden van de spiegel, gespuitgiette verende flap voorzien, die samenwerkt met het binnen- / buitenoppervlak van een onderschaal. De flappen zijn zodanig uitgevoerd dat deze voor een zekere voorspanning zorgen tussen onderschaal en houder.

10 Door de voorspanning vindt er bij verstelling van de houder ten opzichte van de onderschaal een lichte frictie plaats, ook wel stabiliteitswrijving genoemd. De voorspanning en de daardoor resulterende frictie gaat vibratie van de houder ten opzichte van de onderschaal tegen. Een vibrerend verstelinstrument voor bijvoorbeeld een spiegel van een auto 15 kan het zichtvermogen via de spiegel sterk negatief beïnvloeden.

Nadelig is echter dat er bij kunststof onderdelen die onder spanning staan, zoals genoemde verende flappen over tijd en onder invloed van verhoogde temperaturen, relaxatie op kan treden. Door de relaxatie neemt de veerkracht van de kunststofonderdelen af, waardoor er weer 20 vibratie kan optreden in het verstelinstrument.

Een verstelinstrument beschreven in EP 2 208 641 beoogt genoemde nadelen van het bekende type verstelinstrument tegen te gaan. Publicatie EP 2 208 641 beschrijft een onderschaal en een houder, voor bijvoorbeeld een spiegelglas, die ten opzichte van elkaar verzwenkbaar zijn. 25 De houder is via een soort kogelgewricht aangebracht op een zich vanaf de onderschaal uitstrekkende pilaar. Langs de pilaar zijn spiraalveren aangebracht om het kogelgewricht onder voorspanning te zetten.

2

Nadelig aan een dergelijk in EP 2 208 641 beschreven verstelinstrument is dat zich bij handmatige verstelling het zogenoemde “sloppy feeling” kan voordoen, dat wil zeggen dat de houder dwars op het verstelvlak, d.w.z. in axiaalrichting ten opzichte van de onderschaal, bij het 5 handmatig verstellen te veel speling heeft. Dit bemoeilijkt zo een nauwkeurig handmatig verstellen van de houder ten opzichte van de onderschaal.

Nadelig aan een dergelijk verstelinstrument is bovendien dat het met name door het aantal onderdelen relatief complex is. Hierdoor is het 10 verstelinstrument bovendien relatief groot uitgevoerd.

De onderhavige uitvinding beoogt te voorzien in een verstelinstrument dat, met behoud van de genoemde voordelen, genoemde nadelen tegengaat.

Daartoe voorziet de uitvinding in een verstelinstrument voor een 15 spiegel, omvattende een eerste deel en een tweede deel, waarbij het eerste en tweede deel verzwenkbaar zijn ten opzichte van elkaar, waarbij het eerste deel via een eerste lager om een eerste zwenkas gelagerd is, en waarbij het eerste deel samen met het eerste lager direct of indirect via een tweede lager aan het tweede deel om een tweede zwenkas gelagerd is die in 20 hoofdzaak dwars op de eerste zwenkas staat, waarbij het eerste lager een staafveer omvat, welke staafveer is voorgespannen in een voorspanningsrichting die in hoofdzaak dwars op een door de eerste en tweede zwenkassen gevormd verstelvlak staat, welke staafveer er in voorziet dat de twee delen onder voorspanning in hoofdzaak dwars op het 25 door de twee zwenkassen gevormde verstelvlak tegen elkaar aan worden gedrukt.

Door te voorzien in een eerste lager dat een staafveer omvat, kan het verstelinstrument simpel en compact worden uitgevoerd. Voorts is een dergelijke staafveer relatief kosteneffectief te vervaardigen en te monteren.

3

Het eerste deel kan een uitgaand deel zijn voor bevestiging aan een spiegel, in het bijzonder een houder voor het houden van de spiegel. Het tweede deel kan verbonden zijn met de vaste wereld, en kan in het bijzonder een onderschaal zijn die bijvoorbeeld is bevestigd aan een spiegelhuis.

5 Opgemerkt wordt, dat verplaatsing het van het eerste en tweede deel in de richting van de voorspanning door samenwerkende aanslagen wordt begrensd.

Het verstelinstrument kan voorts zijn voorzien van een veerwegbegrenzer, die de relatieve verplaatsing van het eerste element ten 10 opzichte van het tweede element tegen de richting van de voorspanning in begrensd. De staafveer heeft daardoor in de positieve veerwegrichting een eenduidig gedefinieerde aanslag. Hierdoor kan worden bereikt dat in het bijzonder bij handmatige verstelling het “sloppy feeling” wordt tegengegaan. Zo kan de begrenzer een Overmaats gat zijn waardoorheen de staafveer zich 15 uitstrekt. De speling die de begrenzer kan toelaten tussen eerste en tweede deel kan bijvoorbeeld 0.1-1.5 mm zijn, in het bijzonder 0.5 mm.

Bovendien kan met het toepassen van een veerwegbegrenzer de maximale uitslag van de staafveer worden begrensd, zodat kan worden vermeden dat de staafveer plastisch wordt gedeformeerd.

20 Het verstelinstrument kan voorts zodanig zijn ingericht dat het eerste lager is gedragen op een tussendeel. Dit tussendeel kan bijvoorbeeld een kruisstuk zijn. Het tussendeel of kruisstuk kan dan zijn aangebracht tussen het eerste en het tweede deel, en kan via het tweede lager verzwenkbaar om de tweede zwenkas zijn opgenomen. Op efficiënte wijze 25 kan het tweede lager een integraal onderdeel vormen met het tussendeel of kruisstuk, maar kan het ook een afzonderlijk onderdeel zijn.

Op elegante wijze kan de staafveer samenvallen met de eerste zwenkas. Bovendien kan zo ten minste één uiteinde van de staafdeel deel van het eerste lager vormen, dat wil zeggen verzwenking van het eerste deel 30 ten opzichte van het tweede deel geschiedt rond genoemd uiteinde van de 4 veer. Zo zijn minder onderdelen nodig, waardoor er minder relaxatie op kan treden en het verstelinstrument eenvoudiger en goedkoper te vervaardigen kan zijn.

Voorts kan het verstelinstrument zijn voorzien van een 5 verdraaiingsbegrenzer tegen rotatie van het eerste deel ten opzichte van het tweede deel om een derde zwenkas die in hoofdzaak dwars op het door de twee andere zwenkassen gevormde verstelvlak staat. Het tussendeel of kruisstuk kan als zwenkbegrenzer dienen, indien dit zodanig stijf is uitgevoerd dat er in hoofdzaak geen verbuiging van tussendeel of kruisstuk 10 optreedt indien er een voor een verstelinstrument gebruikelijke torsie- of rotatiekracht op wordt uitgeoefend. Opgemerkt wordt dat wanneer de eerste en tweede zwenkassen elkaar met tussenafstand kruisen, het verstelvlak een dikte heeft die correspondeert met de tussenafstand tussen de eerste en tweede zwenkas. Bij snijdende zwenkassen is deze dikte nul.

15 Het eerste deel van het verstelinstrument kan worden uitgevoerd als een deel dat een ring omvat. Indien een tussendeel of kruisstuk wordt toegepast kan dit in hoofdzaak de binnendiameter van de ring overspannen. Zo kan de ring althans gedeeltelijk het oppervlak van een bol volgen, dat wil zeggen een dwarsuitsnede van een bol.

20 Het tweede deel kan daarbij ten minste deels sferisch zijn gevormd, zodat de vorm van het eerste deel gemakkelijk een buiten en/of eventueel het binnenoppervlak van het tweede deel kan volgen. Een dergelijk samenwerken van een bolvormig deel in een komvormig deel maakt een verstelling van het eerste deel ten opzichte van het tweede deel 25 gemakkelijk, in het bijzonder indien het eerste en tweede deel onder voorspanning tegen elkaar aan worden gedrukt.

Voorts kunnen de eerste en tweede zwenkas elkaar in hoofdzaak loodrecht kruisen. Dit heeft als voordeel dat mechanische verstelling door middel van bijvoorbeeld een actuator of dergelijke aandrijving via 5 bijvoorbeeld een tandwiel/tandheugelconstructie gemakkelijker kan worden gerealiseerd.

Het moge de vakman duidelijk zijn, dat de in de bovenstaande alinea’s toegelichte technische maatregelen van het verstelinstrument niet 5 alleen elk op zichzelf tot voordeel kunnen worden toegepast in een verstelinstrument volgens de hoofdconclusie, maar ook in elke mogelijke combinatie. Dergelijke combinaties zijn hiermee specifiek geopenbaard in deze beschrijving.

De uitvinding zal nader worden toegelicht aan de hand van een 10 niet-limiterend uitvoeringsvoorbeeld, dat in een tekening is weergegeven. In de tekening toont:

Fig. 1 een perspectivisch aanzicht van een half doorgesneden verstelinstrument volgens een eerste uitvoeringsvorm van de uitving;

Fig. 2 een perspectivisch schematisch zijaanzicht van een 15 verstelinstrument volgens een tweede uitvoeringsvorm van de uitvinding;

Fig. 3 een perspectivisch aanzicht van een half doorgesneden verstelinstrument volgens een eerste uitvoeringsvorm van de uitving.

Fig. 4 een perspectivisch aanzicht van het eerste deel waarbij de staafveer zich in ongespannen toestand bevindt.

20 Opgemerkt wordt, dat de figuren slechts schematische weergaven betreffen van voorkeursuitvoeringsvormen van de uitvinding. In de figuren zijn gelijke of corresponderende onderdelen met dezelfde verwijzingscijfers weergegeven.

Voor wat betreft de strekking van deze openbaarmaking wordt er 25 op gewezen, dat al de technische maatregelen die hier specifiek zijn beschreven, vatbaar kunnen zijn voor een functionele generalisatie. Voorts wordt er op gewezen, dat - voor zover niet expliciet aangegeven - dergelijke technische maatregelen los kunnen worden gezien van de context van het gegeven uitvoeringsvoorbeeld, en voorts los gezien kunnen worden van de 6 technische maatregelen waarmee zij in de context van het voorbeeld samenwerken.

Fig. 1 toont in een eerste uitvoering van de uitvinding een verstelinstrument 1 voor een spiegel, omvattende een eerste deel 2 en een 5 tweede deel 3. Het eerste deel 2 en tweede deel 3 zijn verzwenkbaar ten opzichte van elkaar met elkaar verbonden. Zo kan het eerste deel 2 gebruikt worden als uitgaand deel, bijvoorbeeld voor het dragen van een spiegelglas, en kan het tweede deel 3 met de vaste wereld zijn verbonden, bijvoorbeeld een onderschaal waarin een verstelmechanisme is ondergebracht. Het 10 eerste deel 2 is daarbij via een eerste lager 4 om een eerste zwenkas 7 gelagerd. De eerste lagering laat een beweging van het eerste deel 2 ten opzichte van het tweede deel 3 toe om genoemde eerste zwenkas 7.

Voorts toont Fig. 1 dat het eerste deel 2 samen met het eerste lager 4 via een tweede lager 5 om een tweede zwenkas 7 aan het tweede deel 3 is 15 gelagerd. Dat wil zeggen het eerste deel 2 en het eerste lager 4 bewegen bij verstelling om de tweede zwenkas 7 tezamen ten opzichte van het tweede deel 4. Hierdoor is het eerste deel 2 ten opzichte van het tweede deel 3 ten minste via de twee zwenkassen 6, 7 in ten minste twee dimensies verstelbaar ten opzichte van het eerste deel 2.

20 In dit uitvoeringsvoorbeeld kruisen de twee zwenkassen 6, 7 in hoofdzaak elkaar loodrecht, maar kunnen de twee zwenkassen 6, 7 elkaar uiteraard ook onder een andere hoek kruisen, waarbij verstelling van het eerste deel 2 ten opzichte van het tweede deel 3 mogelijk is. Echter, indien het verstelinstrument is voorzien van een actuator die voor de beweging 25 en/of verstelling van het eerste deel 2 ten opzichte van het tweede deel 3 zorgt, wordt, vanwege een gelijkmatige verstelling van het verstelinstrument 1 om eerste alsook tweede zwenkas 6, 7, de voorkeur gegeven aan elkaar loodrecht kruisende zwenkassen 6, 7. In een voorkeursuitvoering kruisen de twee zwenkassen 6, 7 elkaar op relatief 7 korte afstand, of liggen zij zelfs in één vlak. De twee zwenkassen 6, 7 definiëren samen het verstelvlak Vs.

Figuur 4 toont het eerste deel 2 met een staafveer 8 in een ongespannen toestand. De ongespannen staafveer 8 heeft een voorgekromde 5 vorm, zodat deze, wanneer deze is op genomen in de verstelinrichting in hoofdzaak dwars op het verstelvlak Vs is voorgespannen. Onder staafveer 8 moet worden verstaan elke veer die ten minste een staafvormig gedeelte omvat. De staafveer kan een willekeurige doorsnede hebben, maar heeft bij voorkeur een platte of hoekige, onronde doorsnede zoals getoond in Fig. 2.

10 Het voordeel van een zodanige staafveer 8 is dat deze gemakkelijk tegen rotatie om zijn eigen as te borgen is.

In een andere niet getoonde voorkeursuitvoeringsvorm is de staafveer 8 voorzien van gebogen bochtstukken om genoemde rotatie om eigen as tegen te gaan.

15 In de in de figuren 1 en 2 getoonde uitvoeringen van de uitvinding is het eerste deel 2 uitgevoerd als ring en het tweede deel 3 uitgevoerd als ten minste deels sferisch bakje. Bij voorkeur volgens zowel de ring als schaal ten minste deels het oppervlak van een bol, zodat verstelling van het eerste deel 2 ten opzichte van het tweede deel 3 in alle richtingen 20 gemakkelijk worden gerealiseerd.

Het eerste deel 2, wordt onder veerwerking van staafveer 8 in een van het tweede deel 3 afgekeerde positieve voorspanningsrichting V+, die hoofdzakelijk loodrecht op de eerste en tweede zwenkas 6, 7 staat. De eerste en tweede delen 2, 3 worden onder voorspanning uit elkaar gedrukt. De 25 onderrand van het eerste deel 2 werkt met de bovenrand van het tweede deel 3 als aanslag samen, zodat de verplaatsing in positieve voorspanningsrichting wordt begrensd. De lichte frictie die door de voorspanning tussen het eerste en tweede element 2, 3 ontstaat zorgt ervoor dat vibraties van bijvoorbeeld een voertuig waarop het verstelinstrument 1 30 is gemonteerd niet of minder worden doorgegeven aan het eerste deel 2.

8

Hierbij wordt op gemerkt dat hoewel in de uitvoeringen van de verstelinrichting volgens de uitvinding de ring om het bakje is gelegen en buitenwaarts ten opzichte van het bakje wordt geforceerd door genoemde staafveer 8, het verstelinstrument evenwel zo kan zijn uitgevoerd dat de 5 ring zich aan de binnenzijde van het bakje bevindt, waardoor de veerwerking van de staafveer 8 nu van het eerste deel 2 naar het tweede deel 3 is gericht.

Bij voorkeur is de verplaatsing van de staafveer 8 in negatieve voorspanningsrichting begrensd door een veerwegbegrenzer 9, die er in 10 voorziet dat de staafveer 8 niet plastisch vervormt. Voorts gaat de veerwegbegrenzer 9 ook het zogenoemde ‘sloppy feeling’ tegen. Fig. 3 toont dat de veerwegbegrenzer 9 in deze uitvoeringsvorm een overmaatse opening heeft met een doorsnede van t2 voor het ontvangen van een staafveer met diameter tl. Het verschil ts van de twee maten tl en t2 geeft aan hoe lang 15 de veerweg van de staafveer 8 is voordat deze wordt begrensd. Waarden voor ts kunnen liggen in de orde van grootte van 0.1mm-1.5mm. Op deze manier kan er in worden voorzien dat verstelling van het verstelinstrument 1 mogelijk is zonder dat er ‘sloppy feeling’ optreedt en zonder dat de positie van het eerste deel 2 en het tweede deel 3 ten opzichte van elkaar 1 20 overbepaald wordt waardoor het verstelinstrument 1 zou verklemmen.

Voorts kan het verstelinstrument 1 zijn voorzien van een tussendeel 10. Het tussendeel 10 dient er hier voor dat het eerste deel 2 samen met het eerste lager 4 indirect via het tweede lager 5 aan het tweede deel om een tweede zwenkas 7 gelagerd is. Het tussendeel 10 kan 25 bijvoorbeeld zijn uitgevoerd als kruisstuk 11, zoals getoond in figuur 1 en 3. Figuur 2 toont een uitvoering waarbij geen kruisstuk aanwezig is.

Het tussendeel 10 of kruisstuk 11 kan er bovendien als verdraaiingsbegrenzer 14 dienen, die rotatie van het eerste deel 2 ten opzichte van het tweede deel 3 rond een derde zwenkas 13 ten minste deels 30 begrensd. De zwenkas 13 staat in hoofdzaak loodrecht op het door de eerste 9 en tweede zwenkas 6, 7 gevormde verstelvlak Vs. Echter kan een dergelijke zwenkbegrenzer 14 ook worden uitgevoerd (niet getoond) als steunen of aanslagen die langs de staafveer 8 zijn geplaatst om verzwenking rond de derde zwenkas 13 tegen te gaan.

5 In een voorkeursuitvoering, onder andere zoals getoond in figuur 1 en 3, is het eerste lager 4 gedragen op het tussendeel 10 of kruisstuk 11 indien aanwezig. Hierdoor worden onderdelen uitgespaard en kan het verstelinstrument 1 simpeler worden uitgevoerd. Bovendien valt bij voorkeur de eerste zwenkas samen met de staafveer 8. Dit heeft als voordeel 10 dat de staafveer 8 deel van het eerste lager 4 kan vormen, waardoor voorts verdere onderdelen achterwegen kunnen blijven. Door het verminderen van onderdelen kan het relaxatie-effect op het aantal kunststoffen onderdelen tot een minimum worden beperkt, waardoor de levensduur van het verstelinstrument 1 aanzienlijk wordt vergroot.

15 De uitvinding is niet beperkt to het hier gegeven uitvoeringsvoorbeeld. Vele uitvoeringsvarianten zijn mogelijk.

Dergelijke varianten zullen de vakman duidelijk zijn, en worden geacht te liggen binnen het bereik van de uitvinding zoals verwoord in de hierna volgende conclusies.

Claims

1. Verstelinstrument voor een spiegel, omvattende: - een eerste deel - een tweede deel, waarbij het eerste en tweede deel verzwenkbaar zijn ten opzichte 5 van elkaar, waarbij het eerste deel via een eerste lager om een eerste zwenkas gelagerd is, en waarbij het eerste deel samen met het eerste lager direct of indirect via een tweede lager aan het tweede deel om een tweede zwenkas gelagerd is, die in hoofdzaak dwars op de eerste zwenkas staat, met het kenmerk dat, 10 het eerste lager een staafveer omvat, welke staafveer is voorgespannen in een voorspanningsrichting die in hoofdzaak dwars op een door de eerste en tweede zwenkassen gevormd verstelvlak staat, welke staafveer er in voorziet dat de twee delen onder voorspanning in hoofdzaak dwars op het verstelvlak tegen elkaar aan worden gedrukt.

2. Verstelinstrument volgens conclusie 1, waarbij een veerwegbegrenzer is voorzien, die de relatieve verplaatsing van het eerste ten opzichte van het tweede element in de veerwegrichting begrensd.

3. Verstelinstument volgens conclusie 1 of 2, waarbij het eerste lager is gedragen op een tussendeel.

4. Verstelinstument volgens conclusie 1 - 3, waarbij het eerste lager is gedragen op een kruisstuk.

5. Verstelinstrument volgens één der voorgaande conclusie, waarbij de eerste zwenkas samenvalt met de staafveer.

6. Verstelinstrument volgens één der conclusies 1-5, waarbij ten 25 minste één uiteinde van de staafveer deel van het eerste lager vormt.

7. Verstelinstrument volgens één der conclusies 1-6, waarbij ten minste één verdraaiingsbegrenzer is voorzien tegen rotatie van het eerste deel ten opzichte van het tweede deel om een derde zwenkas, die in hoofdzaak dwars op de eerste en tweede zwenkassen staat.

8. Verstelinstrument volgens een der conclusies 1 -6, waarbij het eerste deel een ring omvat.

9. Verstelinstrument volgens conclusies 8, waarbij de ring althans gedeeltelijk het oppervlak van een bol volgt.

10. Verstelinstrument volgens één der conclusies 1-9, waarbij het tweede deel ten minste deels sferisch gevormd is.