NL2008955C2

NL2008955C2 - RAILWAY FITTED WITH HUMIDIFICATION DEVICE.

Info

Publication number: NL2008955C2
Application number: NL2008955A
Authority: NL
Inventors: René Slagter; Mellema Berendina Jeannette Slagter
Original assignee: Ns Reizigers B V; René Slagter; Mellema Berendina Jeannette Slagter
Priority date: 2012-06-07
Filing date: 2012-06-07
Publication date: 2013-12-10
Also published as: WO2013184002A1; EP2872692B1; EP2872692A1; DK2872692T3

Description

NLP191141NLP191141

Spoorbaan voorzien van bevochtigingsinrichtingRailway track equipped with humidifying device

ACHTERGROND VAN DE UITVINDINGBACKGROUND OF THE INVENTION

De uitvinding is gerelateerd aan de problematiek van gladde spoorstaven voor treinen. De gladheid ontstaat 5 door de opbouw van een gladmakende laag of aanslag op de spoorstaven door exogene invloeden.The invention is related to the problem of smooth rails for trains. The smoothness results from the build-up of a smoothing layer or scale on the rails due to exogenous influences.

Een eerste bekend voorbeeld is het ontstaan van gladheid door bladval in de herfst, waarbij bladeren op de spoorstaven terechtkomen en onder de invloed van vocht en 10 inrijden door passerende treinen veranderen in een gladde laag biologisch materiaal. Deze gladheid doet zich voor gedurende specifieke delen van het jaar.A first known example is the occurrence of slippery fall due to leaf fall in autumn, where leaves end up on the rails and under the influence of moisture and break-in by passing trains turn into a smooth layer of biological material. This smoothness occurs during specific parts of the year.

Verdere voorbeelden zijn het ontstaan van een aanslag door neerslag van roetdeeltjes uit uitlaatgassen, 15 stoffen uit de industrie, ijzeroxide deeltjes als gevolg van het remmen van de treinen of slijpsel van de bovenleiding en de stroomafnemers. Dit kan ook in combinatie met bovengenoemde bladval plaatsvinden. In bepaalde landen ontstaat gladheid door het platrijden van kolonies slakken 20 die over de spoorstaven kruipen.Further examples are the formation of a deposit due to precipitation of soot particles from exhaust gases, substances from the industry, iron oxide particles as a result of the braking of the trains or grinding of the overhead line and the pantographs. This can also be done in combination with the above-mentioned leaf fall. In certain countries, slippage is caused by the collapse of colonies of snails 20 crawling over the rails.

Door de gladheid slippen de wielen van de treinen door tijdens het remmen en slaan de wielen door tijdens het versnellen of aanzetten. Dit leidt tot beschadiging aan de wielen en spoorstaven, het brengt de punctualiteit van de 2 dienstregeling in gevaar, en het verhoogt de kans op rood sein passage en ongevallen.Due to the smoothness, the wheels of the trains slip through during braking and the wheels break through during acceleration or starting. This leads to damage to the wheels and rails, it jeopardizes the punctuality of the 2 timetable, and it increases the risk of red signal passage and accidents.

Er zijn diverse pogingen gedaan om de gladheid van spoorstaven als gevolg van een gladmakende laag of aanslag 5 te bestrijden, zoals het aanbrengen van een frictiebevorderende gel en het preventief snoeien van groen langs de spoorbaan. Dit heeft niet tot bevredigende resultaten geleid.Various attempts have been made to combat the smoothness of rails as a result of a smoothing layer or stop, such as applying a friction-promoting gel and preventively pruning greenery along the track. This has not led to satisfactory results.

Een doel van de uitvinding is een voorziening en 10 een werkwijze te verschaffen waarmee bovengenoemde gladheid effectief kan worden tegengegaan.An object of the invention is to provide a provision and a method with which the above-mentioned smoothness can be effectively prevented.

SAMENVATTING VAN DE UITVINDING 15SUMMARY OF THE INVENTION 15

De uitvinding verschaft, vanuit een aspect, een spoorbaan voor een trein met een station of stopplaats voor de trein, waarbij over de spoorbaan een remtraject en/of een versnellingstraject voor de trein is bepaald, waarbij het 20 remtraject de afstand over de spoorbaan betreft die nodig is om de naderende trein op het station of de stopplaats tot stilstand te brengen en het versnellingstraject de afstand over de spoorbaan betreft die nodig is om de vanaf het station of de stopplaats vertrekkende trein op snelheid te 25 brengen, waarbij de spoorbaan evenwijdig aan elkaar een linker spoorstaaf en een rechter spoorstaaf omvat die beide zijn voorzien van een bovenvlak voor contact met de wielen van de trein, waarbij de spoorbaan is voorzien van een bevochtigingsinrichting voor bevochtiging van het bovenvlak 30 van de linker spoorstaaf en het bovenvlak van de rechter spoorstaaf, waarbij de bevochtigingsinrichting een zich langs de spoorbaan uitstrekkende fluïdumgeleiding en een aanvoer van een waterhoudend fluïdum naar de fluïdumgeleiding omvat, waarbij de fluïdumgeleiding is 35 voorzien van meerdere zich langs de linker spoorstaaf en langs de rechter spoorstaaf verdeelde uitstroomopeningen voor afgifte van het waterhoudend fluïdum, waarbij de 3 uitstroomopeningen verdeeld zijn over ten minste een gedeelte van het remtraject en/of het versnellingstrajeet.The invention provides, from one aspect, a railway track for a train with a station or stop for the train, wherein a braking distance and / or an acceleration distance for the train is determined over the railway track, wherein the braking distance concerns the distance over the railway track that is necessary to bring the approaching train to a stop at the station or stop and the acceleration trajectory concerns the distance over the track that is needed to bring the train leaving from the station or stop to speed, the track parallel to each other comprises a left-hand rail and a right-hand rail, both of which are provided with an upper surface for contact with the wheels of the train, the railway track being provided with a humidifying device for moistening the upper surface of the left rail and the upper surface of the right rail, wherein the wetting device is a fluid guide extending along the track and a supply of comprises a water-containing fluid to the fluid guide, wherein the fluid guide is provided with a plurality of outflow openings distributed along the left rail and along the right rail for dispensing the water-containing fluid, the three outflow openings being distributed over at least a part of the braking path and / or the acceleration trajeet.

De bevochtigingsinrichting kan het waterhoudend fluïdum aanvoeren naar de bovenvlakken van beide spoorstaven 5 over ten minste een gedeelte van het remtraject en/of het versnellingstraject. Het waterhoudend fluïdum kan enerzijds, door een langdurige continue aanwezigheid van bijvoorbeeld enkele weken, tegengaan dat zich over deze afstand een laag biologisch materiaal of een ander aanslag hecht op de 10 spoorstaven. Anderzijds kan bij een overvloedige aanvoer van het waterhoudend fluïdum een aangegroeide laag biologisch materiaal of andere aanslag effectief worden opgelost en weggespoeld. Eventuele passerende treinen hebben dan zelfs een poetsende werking.The humidifying device can supply the water-containing fluid to the upper surfaces of both rails 5 over at least a part of the braking distance and / or the accelerating distance. The water-containing fluid can, on the one hand, by a prolonged continuous presence of, for example, a few weeks prevent a layer of biological material or other deposits adhering to the rails over this distance. On the other hand, with an abundant supply of the aqueous fluid, a grown layer of biological material or other deposit can be effectively dissolved and washed away. Any passing trains even have a cleaning effect.

15 In een uitvoeringsvorm zijn de uitstroomopeningen langs de linker spoorstaaf en langs de rechter spoorstaaf verdeeld over het grootste gedeelte of het hele remtraject en/of het hele versnellingstraject, zodat over deze gehele afstand normaal en gelijkmatig geremd en versneld kan 20 worden.In one embodiment, the outflow openings along the left-hand rail and along the right-hand rail are distributed over the majority or the entire braking distance and / or the entire acceleration distance, so that braking and acceleration can be effected normally and uniformly over this entire distance.

Kwantitatief geformuleerd zijn de uitstroomopeningen langs de linker spoorstaaf en langs de rechter spoorstaaf verdeeld over ten minste 80% van het remtraject en/of het versnellingstraject.Formulated quantitatively, the outflow openings along the left rail and along the right rail are distributed over at least 80% of the braking distance and / or the acceleration distance.

25 Het remtraject en/of het versnellingstraject komt in lengte bij voorkeur overeen met het wettelijk genormeerde remtraject van een trein onder normale condities zonder exogene invloeden op het bovenvlak van de linker spoorstaaf en rechter spoorstaaf.The braking distance and / or the accelerating distance preferably corresponds in length to the legally standardized braking distance of a train under normal conditions without exogenous influences on the upper surface of the left-hand rail and right-hand rail.

30 In een kwantitatief gedefinieerde uitvoeringsvorm zijn de uitstroomopeningen langs de linker spoorstaaf en langs de rechter spoorstaaf verdeeld over een afstand van ten minste 200 meter voor en/of na het station of de stopplaats.In a quantitatively defined embodiment, the outflow openings along the left rail and along the right rail are distributed over a distance of at least 200 meters before and / or after the station or stop.

35 In het bijzonder zijn de uitstroomopeningen langs de linker spoorstaaf en langs de rechter spoorstaaf verdeeld over een afstand van ten minste 400 meter voor en/of na het 4 station of de stopplaats.In particular, the outflow openings along the left rail and along the right rail are distributed over a distance of at least 400 meters before and / or after the 4 station or the stopping place.

Meer in het bijzonder zijn de uitstroomopeningen langs de linker spoorstaaf en langs de rechter spoorstaaf verdeeld over een afstand van ten minste 800 meter voor 5 en/of na het station of de stopplaats.More in particular, the outflow openings along the left rail and along the right rail are distributed over a distance of at least 800 meters before and / or after the station or stop.

In een uitvoeringsvorm omvat de fluïdumgeleiding een linker leiding die zich uitstrekt langs de linker spoorstaaf en een rechter leiding die zich uitstrekt langs de rechter spoorstaaf. De linker leiding en de rechter 10 leiding kunnen worden aangebracht langs een bestaande spoorbaan.In one embodiment, the fluid guide comprises a left conduit that extends along the left rail and a right conduit that extends along the right rail. The left pipe and the right pipe can be laid along an existing rail track.

In een uitvoeringsvorm daarvan zijn de linker spoorstaaf en de rechter spoorstaaf voorzien van een voet, een lijf en een kop waarop het bovenvlak zich bevindt, 15 waarbij de linker leiding en de rechter leiding zijn bevestigd tegen de kop van de linker spoorstaaf respectievelijk de kop van de rechter spoorstaaf.In one embodiment thereof, the left-hand rail and the right-hand rail are provided with a foot, a body and a head on which the upper surface is located, the left-hand rail and the right-hand rail being mounted against the head of the left rail and the head of respectively the right rail.

In een uitvoeringsvorm zijn de linker leiding en de rechter leiding beide voorzien van de uitstroomopeningen, 20 waarbij de uitstroomopeningen bij voorkeur naar het bovenvlak van de spoorstaaf zijn gericht. Het waterhoudend fluïdum kan dan na afgifte vanuit de uitstroomopeningen direct over het bovenvlak van de spoorstaaf uitvloeien.In one embodiment the left-hand pipe and the right-hand pipe are both provided with the outflow openings, wherein the outflow openings are preferably directed towards the upper surface of the rail. The water-containing fluid can then flow directly over the top surface of the rail after delivery from the outflow openings.

In een uitvoeringsvorm begrenzen de linker leiding 25 en het bovenvlak van de linker spoorstaaf samen een linker fluïdumbad en begrenzen de rechter leiding en het bovenvlak van de rechter spoorstaaf samen een rechter fluïdumbad, zodat het waterhoudend fluïdum langdurig op de bovenvlakken van de spoorstaven kan blijven staan voor bovengenoemde 30 preventieve werking.In one embodiment, the left conduit 25 and the top surface of the left rail together define a left fluid bath and the right conduit and the top surface of the right rail together define a right fluid bath, so that the water-containing fluid can remain on the top surfaces of the rails for a long time for the aforementioned 30 preventive effect.

In een uitvoeringsvorm zijn de linker spoorstaaf en de rechter spoorstaaf voorzien van een voet, een lijf en een kop waarop het bovenvlak zich bevindt, waarbij de linker leiding en de rechter leiding zijn bevestigd tegen de van de 35 spoorbaan afgekeerde buitenzijde van de kop van de linker spoorstaaf respectievelijk rechter spoorstaaf, zodat deze niet in aanraking kunnen komen met de wielen van passerende 5 treinen.In one embodiment the left-hand rail and the right-hand rail are provided with a foot, a body and a head on which the upper surface is situated, the left-hand pipe and the right-hand pipe being fixed against the outer side of the head of the left rail or right rail, so that they cannot come into contact with the wheels of passing trains.

In een uitvoeringsvorm is de aanvoer van het waterhoudend fluïdum voorzien van een besturing voor het inschakelen en uitschakelen van de toevoer van het 5 waterhoudend fluïdum naar de fluïdumgeleiding.In one embodiment, the supply of the water-containing fluid is provided with a control for switching on and off the supply of the water-containing fluid to the fluid guide.

De uitvinding verschaft voorts, volgens een tweede aspect, een werkwijze voor het conditioneren van een spoorbaan voor een trein met een station of stopplaats voor de trein, waarbij over de spoorbaan een remtraject en/of een 10 versnellingstraject voor de trein is bepaald, waarbij het remtraject de afstand over de spoorbaan betreft die nodig is om de naderende trein op het station of de stopplaats tot stilstand te brengen en het versnellingstraject de afstand over de spoorbaan betreft die nodig is om de vanaf het 15 station of de stopplaats vertrekkende trein op snelheid te brengen, waarbij de spoorbaan evenwijdig aan elkaar een linker spoorstaaf en een rechter spoorstaaf omvat die beide zijn voorzien van een bovenvlak voor contact met de wielen van de trein, en waarbij de spoorbaan is voorzien van een 20 vaste bevochtigingsinrichting voor bevochtiging van het bovenvlak van de linker spoorstaaf en rechter spoorstaaf, waarbij de werkwijze omvat het met de bevochtigingsinrichting aanvoeren en aanwezig houden van het waterhoudend fluïdum op het bovenvlak van de linker 25 spoorstaaf en het bovenvlak van de rechter spoorstaaf verspreid over ten minste een gedeelte van het remtraject en/of versnellingstraject.The invention further provides, according to a second aspect, a method for conditioning a railway track for a train with a station or stopping point for the train, wherein a braking trajectory and / or an acceleration trajectory for the train is determined over the railway track, wherein the braking distance concerns the distance over the railway that is necessary to bring the approaching train to a stop at the station or the stop and the acceleration distance concerns the distance over the railway that is necessary to speed up the train leaving the station or the stop. wherein the rail track comprises a left rail and a right rail parallel to each other, both of which are provided with a top surface for contact with the wheels of the train, and wherein the rail track is provided with a fixed wetting device for wetting the top surface of the train. left rail and right rail, the method comprising feeding with the wetting device and and keeping the aqueous fluid present on the top surface of the left rail and the top surface of the right rail spread over at least a portion of the braking distance and / or acceleration distance.

Door het aanvoeren van het waterhoudend fluïdum naar de bovenvlakken van beide spoorstaven over genoemde 30 afstand kan worden tegengaan dat zich over deze afstand een laag biologisch materiaal hecht op de spoorstaven. Een aangegroeide laag biologisch materiaal kan effectief worden opgelost en weggespoeld.By supplying the water-containing fluid to the upper surfaces of both rails over said distance, it can be prevented that a layer of biological material adheres to the rails over this distance. A grown layer of biological material can be effectively dissolved and washed away.

Het aanhechten en opbouwen van een laag biologisch 35 materiaal kan in het bijzonder worden tegengegaan indien met de bevochtigingsinrichting het waterhoudend fluïdum ononderbroken aanwezig wordt gehouden op het bovenvlak van 6 de linker spoorstaaf en het bovenvlak van de rechter spoorstaaf.Adhering and building up a layer of biological material can in particular be prevented if the water-containing fluid is kept uninterruptedly present on the top surface of the left rail and the top surface of the right rail with the wetting device.

In een kwantitatief gedefinieerde uitvoeringsvorm wordt met de bevochtigingsinrichting het waterhoudend 5 fluïdum gedurende ten minste één week aanwezig gehouden op bovenvlak van de linker spoorstaaf en het bovenvlak van de rechter spoorstaaf.In a quantitatively defined embodiment the wetting fluid is kept present on the top surface of the left rail and the top surface of the right rail with the humidifying device for at least one week.

In een tweede kwantitatief gedefinieerde uitvoeringsvorm wordt met de bevochtigingsinrichting het 10 waterhoudend fluïdum gedurende ten minste één uur overvloedig aangevoerd en het bovenvlak van de linker spoorstaaf en het bovenvlak van de rechter spoorstaaf met het aangevoerde waterhoudend fluïdum wordt overspoeld. De overvloedige aanvoer zorgt ervoor dat een reeds aanwezige 15 laag biologisch materiaal wordt opgelost en afgevoerd van de bovenvlakken van de spoorstaven.In a second quantitatively defined embodiment, the water-containing fluid is abundantly supplied with the humidifying device for at least one hour, and the upper surface of the left rail and the upper surface of the right rail are flooded with the supplied water-containing fluid. The abundant supply ensures that an already existing layer of biological material is dissolved and removed from the upper surfaces of the rails.

In een waterhoudend fluïdum besparende uitvoeringsvorm wordt het met de bevochtigingsinrichting aanvoeren van het waterhoudend fluïdum tijdens een regenbui 20 onderbroken.In a water-saving fluid-saving embodiment, the supply of the water-containing fluid with the humidifying device is interrupted during a rain shower.

In een praktische uitvoeringvorm is het waterhoudend fluïdum water. Dit kan bijvoorbeeld worden afgenomen van het leidingwaterstelsel of van een ondergrondse waterbron.In a practical embodiment, the water-containing fluid is water. This can for example be taken from the mains water system or from an underground water source.

25 De in deze beschrijving en conclusies van de aanvrage beschreven en/of de in de tekeningen van deze aanvrage getoonde aspecten en maatregelen kunnen waar mogelijk ook afzonderlijk van elkaar worden toegepast. Die afzonderlijke aspecten kunnen onderwerp zijn van daarop 30 gerichte afgesplitste octrooiaanvragen. Dit geldt in het bijzonder voor de maatregelen en aspecten welke op zich zijn beschreven in de volgconclusies.The aspects and measures described in this description and claims of the application and / or shown in the drawings of this application can, where possible, also be applied separately from each other. Those individual aspects can be the subject of targeted split-off patent applications. This applies in particular to the measures and aspects that are described per se in the subclaims.

35 KORTE BESCHRIJVING VAN DE TEKENINGEN35 BRIEF DESCRIPTION OF THE DRAWINGS

De uitvinding zal worden toegelicht aan de hand 7 van een aantal in de bij gevoegde tekeningen weergegeven voorbeelduitvoeringen. Getoond wordt in:The invention will be explained with reference to 7 of a number of exemplary embodiments shown in the accompanying drawings. Shown is:

Figuur 1 een schematisch overzicht van een spoorbaan met een bevochtigingsinrichting volgens de 5 uitvinding;Figure 1 is a schematic overview of a railroad track with a humidifying device according to the invention;

Figuur 2 een isometrisch aanzicht van een gedeelte van de spoorbaan; enFigure 2 is an isometric view of a portion of the railroad track; and

Figuren 3A en 3B dezelfde doorsneden van het spoorwegtrajeet en de bevochtigingsinrichting.Figures 3A and 3B show the same cross-sections of the railroad track and the humidifying device.

1010

GEDETAILLEERDE BESCHRIJVING VAN DE TEKENINGENDETAILED DESCRIPTION OF THE DRAWINGS

Figuur 1 toont schematisch een spoorbaan 1 die 15 waarlangs een station 10 met een perron 11 is gelegen. Treinen komen langs het perron 10 tot stilstand en vertrekken weer in dezelfde richting of in tegengestelde richting. Voor een trein die in richting A aankomt en in dezelfde richting A vertrekt is een remtraject R en een 20 aanzettrajeet of versnellingstrajeet V gedefinieerd.Figure 1 shows schematically a railway track 1 which along which a station 10 with a platform 11 is located. Trains come to a halt along platform 10 and leave again in the same direction or in the opposite direction. For a train arriving in direction A and departing in the same direction A, a braking distance R and an infeed or acceleration trajectory V are defined.

Het remtraject R is technisch bepaald en is de kortste afstand over de spoorbaan 1 die nodig is om een trein van de ter plaatse geldende maximum snelheid te laten afremmen tot stilstand bij normale omstandigheden. Een trein 25 houdt over het grootste deel van een traject tussen twee stations deze maximum snelheid als continue trajectsnelheid aan. Voor het remtraject R zijn op basis van wetgeving gedetailleerde normen vastgelegd. Deze normen zijn vastgelegd op basis van technische berekeningen waarin 30 remtabellen en remgewichten van treinen zijn verwerkt. Deze normen zijn in principe nationaal bepaald maar worden waar nodig internationaal afgestemd in verband met grensoverschrijdend vervoer. De maximum remweg bepaalt hierin de maximale continue trajectsnelheid en andersom.The braking distance R is technically determined and is the shortest distance over the railway track 1 that is required for a train to brake from the locally applicable maximum speed to a standstill under normal circumstances. A train 25 maintains this maximum speed as a continuous route speed over the majority of a route between two stations. Detailed standards have been laid down for the braking distance R on the basis of legislation. These standards have been laid down on the basis of technical calculations that incorporate 30 brake tables and train brake weights. These standards are in principle set nationally, but where necessary are coordinated internationally in connection with cross-border transport. The maximum braking distance determines the maximum continuous trajectory speed and vice versa.

35 In Nederland geldt voor een snelheid van 0-40 kilometer per uur een remtraject van 400 meter. Voor een maximum snelheid van 40-60 kilometer per uur geldt een 8 remtraject van 500 meter. Voor een maximum snelheid van 60-80 kilometer per uur geldt een remtraject van 800 meter. Voor een maximum snelheid van 80-130 kilometer per uur geldt een remtraject van 1000 meter. Voor een maximum snelheid van 5 130-160 kilometer per uur geldt een remtraject van 1150 meter. Dit houdt in dat een trein op genoemde snelheid uiterlijk voor de voorgeschreven afstand tot de stopplaats de remmen in werking moet stellen. Samenvattend heeft het remtraject derhalve een lengte van minimaal 400 meter, bij 10 voorkeur minimaal 800 meter.35 In the Netherlands, a braking distance of 400 meters applies for a speed of 0-40 kilometers per hour. For a maximum speed of 40-60 kilometers per hour, an 8 braking distance of 500 meters applies. A braking distance of 800 meters applies for a maximum speed of 60-80 kilometers per hour. A braking distance of 1000 meters applies for a maximum speed of 80-130 kilometers per hour. For a maximum speed of 5 130-160 kilometers per hour, a braking distance of 1150 meters applies. This means that a train must activate the brakes at the specified speed no later than the prescribed distance to the stop. In summary, the braking distance therefore has a length of at least 400 meters, preferably at least 800 meters.

Het versnellingstrajeet V is eveneens technisch bepaald en is die afstand over de spoorbaan 1 die een trein vanuit stilstand nodig heeft om vanaf het perron 11 zijn continue trajectsnelheid te bereiken. De lengte van het 15 versnellingstrajeet is afhankelijk van de te behalen continue trajectsnelheid. Aangezien de vertragingskrachten en versnellingskrachten van treinen beide grotendeels worden bepaald door de frictiecondities tussen de spoorbaan en de wielen komt ook de lengte van het versnellingstrajeet V voor 20 dezelfde continue trajectsnelheid ongeveer overeen met de lengte van het remtraject R. Door een verspreiding van de aangedreven en geremde wielen over de lengte van een trein kunnen het versnellingstrajeet V en het remtraject R een overlap bezitten ter plaatse van het station 10. In de 25 figuur 1 zijn het remtraject V en het versnellingstraj eet V aangegeven ten opzichte van de neus van een denkbeeldige trein.The acceleration path V is also technically determined and is that distance over the railway track 1 that a train from a standstill needs to reach its continuous path speed from the platform 11. The length of the acceleration trajeet depends on the continuous trajectory speed to be achieved. Since the deceleration and acceleration forces of trains are both largely determined by the frictional conditions between the track and the wheels, the length of the acceleration trajectory V for the same continuous trajectory speed also roughly corresponds to the length of the braking trajectory R. By spreading the driven and braked wheels along the length of a train, the acceleration trajectory V and the braking path R can have an overlap at the station 10. In Fig. 1, the braking path V and the acceleration path V are indicated with respect to the nose of an imaginary train .

Zoals weergegeven in figuur 1 is een spoorbaan 1 opgebouwd met linker spoorstaaf 21 en een identieke rechter 30 spoorstaaf 22 die evenwijdig aan elkaar zijn bevestigd op dwarsliggers 23 in een spoorbed. De linker spoorstaaf 21 is in detail weergeven in figuren 3A en 3B. De stalen spoorstaven 21, 22 zijn in dit voorbeeld van het veel voorkomende Vigole type en omvatten een lijf 26, een voet 27 35 en een kop 25 met een bol bovenvlak 26. Een treinwiel 60 omvat een loopvlak 61 dat over het bovenvlak 26 loopt en een flens 62 die het treinwiel 60 geleidt. Het contactgebied 28 9 aan de top van het bovenvlak 26 heeft een breedte B die een fractie is van de breedte van de kop 25. De breedte B van het contactgebied bedraagt slechts enkele milimeters.As shown in Figure 1, a track 1 is constructed with left-hand rail 21 and an identical right-hand rail 22 which are mounted parallel to each other on sleepers 23 in a rail bed. The left rail 21 is shown in detail in Figures 3A and 3B. The steel rails 21, 22 in this example are of the common Vigole type and comprise a body 26, a foot 27 and a head 25 with a convex top surface 26. A train wheel 60 comprises a tread surface 61 which runs over the top surface 26 and a flange 62 which guides the train wheel 60. The contact area 28 at the top of the upper surface 26 has a width B which is a fraction of the width of the head 25. The width B of the contact area is only a few millimeters.

Het remtraject R en het versnellingstrajeet V 5 kunnen voor eenzelfde continue trajectsnelheid vergroot worden door nadelige exogene invloeden, zoals een op de kop 25 van de spoorstaven 21, 22 aangegroeide en vastgereden laag biologisch materiaal als gevolg van bladval. De natuurcondities waaronder dit zich voordoet zijn bekend en 10 goed voorspelbaar. Het biologische materiaal kan de lengte van een remtraject R of versnellingstrajeet V verveelvoudigen ten opzichte van de normale omstandigheden met schone spoorstaven 21, 22 waarop voornoemde normen zijn gebaseerd. Teneinde deze problemen tegen te gaan is een 15 spoorbaan 1 voorzien van een bevochtigingsinrichting 40. De bevochtigingsinrichting 40 is een vaste installatie aan de spoorbaan 1.The braking trajectory R and the acceleration trajectory V5 can be increased for the same continuous trajectory speed by adverse exogenous influences, such as a layer of biological material grown on the head 25 of the rails 21, 22 as a result of leaf fall. The nature conditions under which this occurs are known and well predictable. The biological material can multiply the length of a braking distance R or acceleration trajectory V relative to the normal conditions with clean rails 21, 22 on which the aforementioned standards are based. In order to counteract these problems, a railway track 1 is provided with a humidifying device 40. The humidifying device 40 is a fixed installation on the railway track 1.

Zoals weergegeven in figuur 1 omvat de bevochtigingsinrichting 40 een kunststof linker leiding 41 2 0 die zich langs de buitenzijde van de kop 25 van de linker spoorstaaf 21 uitstrekt en een kunststof rechter leiding 42 die zich op spiegelsymmetrische wijze langs de buitenzijde van de kop 25 van de rechter spoorstaaf 22 uitstrekt. De linker leiding 41 en de rechter leiding 42 zijn identiek en 25 op dezelfde wijze bevestigd tegen de linker spoorstaaf 21 respectievelijk rechter spoorstaaf 22. De linker leiding 41 en de rechter leiding 42 stekken zich uit over het genormeerde remtraject R en het versnellingstrajeet V. De linker leiding 41 en de bevestiging ervan is in detail 30 weergegeven in figuren 3A en 3B.As shown in Figure 1, the humidifying device 40 comprises a plastic left pipe 41 extending along the outside of the head 25 of the left rail 21 and a plastic right pipe 42 extending in mirror symmetrical fashion along the outside of the head 25 of the right rail 22 extends. The left-hand line 41 and the right-hand line 42 are identical and mounted in the same way against the left-hand rail 21 and right-hand rail 22. The left-hand line 41 and the right-hand line 42 extend over the standard braking distance R and the acceleration trajectory V. left pipe 41 and its attachment is shown in detail in Figures 3A and 3B.

De linker leiding 41 omvat een kunststof lichaam 43 met een aanligvlak 44 dat aanligt tegen de zijkant van de kop 25. De linker leiding 41 is aan de bovenzijde voorzien van een gekromd bovenvlak 45 waaronder een doorgaand 35 aanvoerkanaal 47 is gevormd. In de linker leiding 41 zijn meerdere over de lengte van de linker leiding 41 verdeelde afgiftekanalen 46 gevormd die zich vanaf het doorgaande 10 aanvoerkanaal 47 schuin naar boven uitstrekken in de richting van het bovenvlak 2 6 van de kop 25. De linker leiding 41 is met meerdere over de lengte verdeelde metalen klemmen 49 bevestigd aan de linker spoorstaaf 21. De klemmen 5 49 grijpen aan op de voet van de linker spoorstaaf 21 en klemmen de linker leiding 41 met het aanligvlak 44 vloeistofdicht tegen de zijkant van de kop 25. In verticale richting staat de bovenzijde van het gekromde bovenvlak 45 op de hoogte van, of enkele millimeter boven, het 10 contactgebied 28. Zoals weergegeven in figuur 3B ondervindt de linker leiding 41 op deze positie geen hinder van een passerend treinwiel 60. Het gekromde bovenvlak 45 van de linker leiding 41 vormt samen met het bovenvlak 26 van de linker spoorstaaf 21 een zich langs de kop 25 uitstrekkende 15 watergoot 50.The left conduit 41 comprises a plastic body 43 with an abutment surface 44 which abuts against the side of the head 25. The left conduit 41 is provided at the top with a curved top surface 45 under which a continuous supply channel 47 is formed. In the left conduit 41 a plurality of delivery channels 46 distributed over the length of the left conduit 41 are formed which extend obliquely upwards from the through supply channel 47 in the direction of the upper surface 26 of the head 25. The left conduit 41 is a plurality of lengthwise metal clamps 49 attached to the left rail 21. Clamps 49 engage the foot of the left rail 21 and clamp the left pipe 41 with the abutment surface 44 fluid-tight against the side of the head 25. In vertical direction, the top of curved upper surface 45 is at the height of, or a few millimeters above, the contact area 28. As shown in Fig. 3B, the left line 41 is not hindered by a passing train wheel 60 at this position. The curved upper surface 45 of the left line 41, together with the upper surface 26 of the left rail 21, forms a water gutter 50 extending along the head 25.

Zoals weergegeven in figuur 1 omvat de bevochtigingsinrichting 40 een waterpomp 51 waarvan de ingang is aangesloten op een aanvoerleiding 52 die bijvoorbeeld afkomstig is van een schematisch weergegeven 20 grondwaterbron 53. De uitgang van de waterpomp 51 is aangesloten op een toevoerleiding 54 met een eerste aftakking 55 naar de linker leiding 41 en een tweede aftakking 56 naar de rechter leiding 42. De waterpomp 51 is aangesloten op een elektrische besturing in een 25 besturingskast 57. De besturingskast 57 is voorzien van een regensensor. De elektrische besturing staat in verbinding met de verkeercentrale van de spoorbaan 1. De elektrische besturing is ingericht om de pomp 1 onder met verschillende debieten en over verschillende perioden te bekrachtigen.As shown in Fig. 1, the humidifying device 40 comprises a water pump 51, the input of which is connected to a supply line 52 which, for example, originates from a groundwater source 53 shown schematically. The output of the water pump 51 is connected to a supply line 54 with a first branch 55 to the left pipe 41 and a second branch 56 to the right pipe 42. The water pump 51 is connected to an electrical control in a control box 57. The control box 57 is provided with a rain sensor. The electrical control is connected to the traffic center of the railway track 1. The electrical control is arranged to energize the pump 1 below with different flow rates and over different periods.

30 Tijdens gunstige condities zonder de nadelige exogene invloeden hebben de wielen 60 optimaal contact met de spoorstaven 21, 22. Deze condities doen zich voor over het grootste deel van het jaar, doorgaans in de winter, het voorjaar en de zomer. De opbouw van een biologische laag als 35 gevolg van bladval doet zich typisch slechts voor over een periode van enkele weken in de herfst, waarin een goed voorspelbare combinatie van bladval, wind, temperatuur en 11 vochtigheid nodig is om de biologische laag te vormen.During favorable conditions without the adverse exogenous influences, the wheels 60 have optimum contact with the rails 21, 22. These conditions occur over most of the year, usually in the winter, spring and summer. The build-up of a biological layer as a result of leaf fall typically occurs only over a period of a few weeks in the fall, in which a well-predictable combination of leaf fall, wind, temperature and humidity is required to form the biological layer.

De werking van de bevochtigingsinrichting is als volgt:The operation of the humidifying device is as follows:

Tijdens de gunstige condities waarin de wielen 60 5 optimaal contact hebben met de kop 25 van de spoorstaven 21, 22 staat de pomp 51 uit. Wanneer in dit voorbeeld wordt verwacht dat de natuurcondities op korte termijn zodanig veranderen dat er een laag biologisch materiaal kan ontstaan op de kop 25 van de spoorstaven 21, 22, dan wordt de pomp 51 10 bekrachtigd zodat water wordt aangevoerd naar de linker leiding 41 en de rechter leiding 42. Het water verlaat het doorgaande aanvoerkanaal 47 via de afgiftekanalen 46 waardoor er over de lengte van het remtraject R en versnellingstrajeet V een waterbad 51 ontstaat dat uitvloeit 15 over het contactgebied 28. Het water kan eventueel aan de tegengestelde zijde van het bovenvlak 26 afdruppelen. De besturing zorgt ervoor dat gedurende de periode van enkele weken waarin zich een biologische laag als gevolg van bladval kan ontstaan de pomp 51 voldoende water blijft 2 0 aanvoeren om het bovenvlak 2 6, in het bijzonder het contactgebied 28 daarvan, continu vochtig of nat te houden. Tijdens een door de regensensor geregistreerde regenbui kan de pomp 51 tijdelijk gestopt worden vanwege de dan natuurlijke aanvoer van water op het bovenvlak 26.During the favorable conditions in which the wheels 60 have optimum contact with the head 25 of the rails 21, 22, the pump 51 is switched off. If in this example the nature conditions are expected to change in the short term in such a way that a layer of biological material can form on the head 25 of the rails 21, 22, the pump 51 is energized so that water is supplied to the left pipe 41 and the right pipe 42. The water leaves the continuous supply channel 47 via the delivery channels 46, so that a water bath 51 is formed along the length of the braking path R and acceleration channel V, which flows out over the contact area 28. The water can possibly be on the opposite side of the drip top surface 26. The control ensures that during the period of a few weeks in which a biological layer can occur as a result of leaf fall, the pump 51 continues to supply sufficient water to continuously wet or wet the upper surface 6, in particular the contact area 28 thereof. to hold. During a rain shower registered by the rain sensor, the pump 51 can be stopped temporarily due to the then natural supply of water to the upper surface 26.

25 Het vochtig of nat houden van het bovenvlak 26 heeft tot gevolg dat zich geen biologische laag kan hechten of opbouwen op het bovenvlak 26. Hetzelfde geldt voor het hechten van een aanslag van bijvoorbeeld roet of ijzeroxide deeltjes. Passerende treinen hebben zelfs een poetsende 30 werking. De aanwezigheid van water op het contactgebied 28 heeft geen nadelig effect op de grip van het treinwiel 60 op de spoorstaven 21, 22.Keeping the upper surface 26 moist or wet means that a biological layer cannot adhere or build up on the upper surface 26. The same applies to the adhesion of a stop of, for example, soot or iron oxide particles. Passing trains even have a cleaning effect. The presence of water on the contact area 28 has no adverse effect on the grip of the train wheel 60 on the rails 21, 22.

Wanneer de natuurcondities onverwacht zodanig snel zijn veranderd dat er een laag biologisch materiaal is 35 ontstaan op het bovenvlak 26 van de spoorstaven 21, 22, dan kan de pomp 51 gedurende 1-3 uur met een verhoogd debiet water aanvoeren waardoor de bovenvlakken 26 overvloedig 12 worden overspoeld. Dit lost de biologische laag of aanslag op en verwijdert deze.When the nature conditions have unexpectedly changed so rapidly that a layer of biological material has been created on the upper surface 26 of the rails 21, 22, the pump 51 can supply water at an increased flow rate for 1-3 hours, as a result of which the upper surfaces 26 abundantly 12 are flooded. This dissolves the biological layer or deposit and removes it.

De bovenstaande beschrijving is opgenomen om de werking van voorkeursuitvoeringen van de uitvinding te 5 illustreren, en niet om de reikwijdte van de uitvinding te beperken. Uitgaande van de bovenstaande uiteenzetting zullen voor een vakman vele variaties evident zijn die vallen onder de geest en de reikwijdte van de onderhavige uitvinding.The above description is included to illustrate the operation of preferred embodiments of the invention, and not to limit the scope of the invention. Starting from the above explanation, many variations will be evident to those skilled in the art that fall within the spirit and scope of the present invention.

Claims

1. Spoorbaan voor een trein met een station of stopplaats voor de trein, waarbij over de spoorbaan een remtraject en/of een versnellingstrajeet voor de trein is bepaald, waarbij het remtraject de afstand over de spoorbaan 5 betreft die nodig is om de naderende trein op het station of de stopplaats tot stilstand te brengen en het versnellingstrajeet de afstand over de spoorbaan betreft die nodig is om de vanaf het station of de stopplaats vertrekkende trein op snelheid te brengen, waarbij de 10 spoorbaan evenwijdig aan elkaar een linker spoorstaaf en een rechter spoorstaaf omvat die beide zijn voorzien van een bovenvlak voor contact met de wielen van de trein, waarbij de spoorbaan is voorzien van een bevochtigingsinrichting voor bevochtiging van het bovenvlak van de linker spoorstaaf 15 en het bovenvlak van de rechter spoorstaaf, waarbij de bevochtigingsinrichting een zich langs de spoorbaan uitstrekkende fluïdumgeleiding en een aanvoer van een waterhoudend fluïdum naar de fluïdumgeleiding omvat, waarbij de fluïdumgeleiding is voorzien van meerdere zich langs de 20 linker spoorstaaf en langs de rechter spoorstaaf verdeelde uitstroomopeningen voor afgifte van het waterhoudend fluïdum, waarbij de uitstroomopeningen verdeeld zijn over ten minste een gedeelte van het remtraject en/of het versnellingstraj eet.Railway track for a train with a station or stop for the train, wherein a braking distance and / or an acceleration trajectory for the train has been determined over the railway track, wherein the braking distance concerns the distance over the railway track 5 that is necessary to reach the approaching train. bring the station or stop to a halt and the acceleration trail is the distance over the track that is needed to speed up the train departing from the station or stop, the track parallel to each other a left rail and a right rail comprises both of which are provided with an upper surface for contact with the wheels of the train, wherein the track is provided with a humidifying device for moistening the upper surface of the left-hand rail 15 and the upper surface of the right-hand rail, the humidifying device extending along the fluid guide rail track and a supply of an aqueous fluid to the fluid gel conduit, wherein the fluid conduit is provided with a plurality of outflow openings distributed along the left-hand rail and along the right-hand rail for delivering the aqueous fluid, the outflow openings being distributed over at least a portion of the braking path and / or the acceleration path.

2. Spoorbaan volgens conclusie 1, waarbij de uitstroomopeningen langs de linker spoorstaaf en langs de rechter spoorstaaf verdeeld zijn over het grootste gedeelte of het hele remtraject en/of het hele versnellingstrajeet.2. Rail track as claimed in claim 1, wherein the outflow openings along the left rail and along the right rail are distributed over the largest part or the entire braking distance and / or the entire acceleration trajeet.

3. Spoorbaan volgens conclusie 1 of 2, waarbij de 30 uitstroomopeningen langs de linker spoorstaaf en langs de rechter spoorstaaf verdeeld zijn over ten minste 80% van het remtraject en/of het versnellingstrajeet.3. Rail track as claimed in claim 1 or 2, wherein the outflow openings along the left rail and along the right rail are distributed over at least 80% of the braking distance and / or the acceleration trajeet.

4. Spoorbaan volgens een der voorgaande conclusies, waarbij het remtraject en/of het versnellingstrajeet in lengte overeenkomt met het wettelijk 5 genormeerde remtraject van een trein onder normale condities zonder exogene invloeden op het bovenvlak van de linker spoorstaaf en rechter spoorstaaf.Railway track according to any one of the preceding claims, wherein the braking distance and / or the acceleration trajectory corresponds in length to the legally standard braking distance of a train under normal conditions without exogenous influences on the upper surface of the left rail and right rail.

5. Spoorbaan volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de uitstroomopeningen langs de linker 10 spoorstaaf en langs de rechter spoorstaaf verdeeld zijn over een afstand van ten minste 200 meter voor en/of na het station of de stopplaats.5. Rail track as claimed in any of the foregoing claims, wherein the outflow openings along the left rail and along the right rail are distributed over a distance of at least 200 meters before and / or after the station or the stopping point.

6. Spoorbaan volgens conclusie 5 waarbij de uitstroomopeningen langs de linker spoorstaaf en langs de 15 rechter spoorstaaf verdeeld zijn over een afstand van ten minste 400 meter voor en/of na het station.6. Rail track as claimed in claim 5, wherein the outflow openings along the left rail and along the right rail are distributed over a distance of at least 400 meters before and / or after the station.

7. Spoorbaan volgens conclusie 6, waarbij de uitstroomopeningen langs de linker spoorstaaf en langs de rechter spoorstaaf verdeeld zijn over een afstand van ten 20 minste 800 meter voor en/of na het station of de stopplaats.7. Rail track as claimed in claim 6, wherein the outflow openings along the left rail and along the right rail are distributed over a distance of at least 800 meters before and / or after the station or the stopping place.

8. Spoorbaan volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de fluïdumgeleiding een linker leiding omvat die zich uitstrekt langs de linker spoorstaaf en een rechter leiding die zich uitstrekt langs de rechter 25 spoorstaaf.8. Rail track as claimed in any of the foregoing claims, wherein the fluid guide comprises a left-hand line that extends along the left-hand rail and a right-hand line that extends along the right-hand rail.

9. Spoorbaan volgens conclusie 8, waarbij de linker spoorstaaf en de rechter spoorstaaf zijn voorzien van een voet, een lijf en een kop waarop het bovenvlak zich bevindt, waarbij de linker leiding en de rechter leiding 30 zijn bevestigd tegen de kop van de linker spoorstaaf respectievelijk de kop van de rechter spoorstaaf.9. Rail track as claimed in claim 8, wherein the left rail and the right rail are provided with a foot, a body and a head on which the upper surface is located, the left pipe and the right pipe 30 being mounted against the head of the left rail the head of the right rail respectively.

10. Spoorbaan volgens conclusie 8 of 9, waarbij de linker leiding en de rechter leiding beide zijn voorzien van de uitstroomopeningen, waarbij de uitstroomopeningen bij 35 voorkeur naar het bovenvlak van de spoorstaaf zijn gericht.10. Rail track as claimed in claim 8 or 9, wherein the left-hand line and the right-hand line are both provided with the outflow openings, wherein the outflow openings are preferably directed towards the upper surface of the rail.

11. Spoorbaan volgens een der conclusies 8-10, waarbij de linker spoorstaaf en de rechter spoorstaaf zijn voorzien van een voet, een lijf en een kop waarop het bovenvlak zich bevindt, waarbij de linker leiding en het bovenvlak van de linker spoorstaaf samen een linker fluïdumbad begrenzen en de rechter leiding en het bovenvlak 5 van de rechter spoorstaaf samen een rechter fluïdumbad begrenzen.Railroad track as claimed in any of the claims 8-10, wherein the left rail and the right rail are provided with a foot, a body and a head on which the top surface is located, wherein the left line and the top surface of the left rail together form a left limit fluid bath and the right conduit and the top surface 5 of the right rail together define a right fluid bath.

12. Spoorbaan volgens een der conclusies 9-11, waarbij de linker spoorstaaf en de rechter spoorstaaf zijn voorzien van een voet, een lijf en een kop waarop het 10 bovenvlak zich bevindt, waarbij de linker leiding en de rechter leiding zijn bevestigd tegen de van de spoorbaan afgekeerde buitenzijde van de kop van de linker spoorstaaf respectievelijk rechter spoorstaaf.12. Rail track as claimed in any of the claims 9-11, wherein the left-hand rail and the right-hand rail are provided with a foot, a body and a head on which the upper surface is situated, the left-hand line and the right-hand line being fastened to the van outside of the head of the left-hand rail or right-hand rail, facing away from the track.

13. Spoorbaan volgens een der voorgaande 15 conclusies, waarbij de aanvoer van het waterhoudend fluïdum is voorzien van een besturing voor het inschakelen en uitschakelen van de toevoer van het waterhoudend fluïdum naar de fluïdumgeleiding.13. Rail track as claimed in any of the foregoing claims, wherein the supply of the water-containing fluid is provided with a control for switching on and off the supply of the water-containing fluid to the fluid guide.

14. Werkwijze voor het conditioneren van een 20 spoorbaan voor een trein met een station of stopplaats voor de trein, waarbij over de spoorbaan een remtraject en/of een versnellingstraject voor de trein is bepaald, waarbij het remtraject de afstand over de spoorbaan betreft die nodig is om de naderende trein op het station of de stopplaats tot 25 stilstand te brengen en het versnellingstraject de afstand over de spoorbaan betreft die nodig is om de vanaf het station of de stopplaats vertrekkende trein op snelheid te brengen, waarbij de spoorbaan evenwijdig aan elkaar een linker spoorstaaf en een rechter spoorstaaf omvat die beide 30 zijn voorzien van een bovenvlak voor contact met de wielen van de trein, en waarbij de spoorbaan is voorzien van een vaste bevochtigingsinrichting voor bevochtiging van het bovenvlak van de linker spoorstaaf en rechter spoorstaaf, waarbij de werkwij ze omvat het met de 35 bevochtigingsinrichting aanvoeren en aanwezig houden van het waterhoudend fluïdum op het bovenvlak van de linker spoorstaaf en het bovenvlak van de rechter spoorstaaf verspreid over ten minste een gedeelte van het remtraject en/of versnellingstrajeet.14. Method for conditioning a track for a train with a station or stop for the train, wherein a braking distance and / or an acceleration distance for the train has been determined over the railway track, wherein the braking distance concerns the distance over the railway track that is necessary is to bring the approaching train to a standstill at the station or stop and the acceleration trajectory is the distance over the track that is needed to bring the train leaving from the station or stop to speed, the track being parallel to each other comprises a left-hand rail and a right-hand rail both having a top surface for contact with the wheels of the train, and wherein the track is provided with a fixed wetting device for wetting the top surface of the left rail and right rail, the method it comprises supplying and retaining the water-containing fluid with the humidifying device the top surface of the left rail and the top surface of the right rail spread over at least a portion of the braking trajectory and / or acceleration trajeet.

15. Werkwijze volgens conclusie 14, waarbij met de bevochtigingsinrichting het waterhoudend fluïdum 5 ononderbroken aanwezig wordt gehouden op het bovenvlak van de linker spoorstaaf en het bovenvlak van de rechter spoorstaaf.15. Method according to claim 14, wherein with the wetting device the water-containing fluid 5 is kept continuously present on the top surface of the left rail and the top surface of the right rail.

16. Werkwijze volgens conclusie 14 of 15, waarbij met de bevochtigingsinrichting het waterhoudend fluïdum 10 gedurende ten minste één week aanwezig wordt gehouden op bovenvlak van de linker spoorstaaf en het bovenvlak van de rechter spoorstaaf.A method according to claim 14 or 15, wherein with the wetting device the water-containing fluid 10 is kept present on the top surface of the left rail and the top surface of the right rail for at least one week.

17. Werkwijze volgens een der conclusies 14-16, waarbij met de bevochtigingsinrichting het waterhoudend 15 fluïdum gedurende ten minste één uur overvloedig wordt aangevoerd en het bovenvlak van de linker spoorstaaf en het bovenvlak van de rechter spoorstaaf met het aangevoerde waterhoudend fluïdum wordt overspoeld.17. Method as claimed in any of the claims 14-16, wherein with the humidifying device the water-containing fluid is supplied in abundance for at least one hour and the top surface of the left rail and the top surface of the right rail is flooded with the supplied water-containing fluid.

18. Werkwijze volgens een der conclusies 14-17, 20 waarbij het met de bevochtigingsinrichting aanvoeren van het waterhoudend fluïdum tijdens een regenbui wordt onderbroken.18. A method according to any one of claims 14-17, wherein feeding the water-containing fluid with the humidifying device is interrupted during a rain shower.

19. Werkwijze volgens een der conclusies 14-18, waarbij het waterhoudend fluïdum water is. -o-o-o-o-o-o-o-o- FG/HZThe method of any one of claims 14-18, wherein the water-containing fluid is water. -o-o-o-o-o-o-o-o- FG / HZ