NL2007284C2 - Voederinrichting en werkwijze voor het voederen van pluimvee zoals hanen, en veestal voorzien van een dergelijke voederinrichting. - Google Patents

Voederinrichting en werkwijze voor het voederen van pluimvee zoals hanen, en veestal voorzien van een dergelijke voederinrichting. Download PDF

Info

Publication number
NL2007284C2
NL2007284C2 NL2007284A NL2007284A NL2007284C2 NL 2007284 C2 NL2007284 C2 NL 2007284C2 NL 2007284 A NL2007284 A NL 2007284A NL 2007284 A NL2007284 A NL 2007284A NL 2007284 C2 NL2007284 C2 NL 2007284C2
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
feed
feeding device
trough
transport member
feed trough
Prior art date
Application number
NL2007284A
Other languages
English (en)
Inventor
Marinus Lambertus Maria Beniers
Original Assignee
Vdl Agrotech
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Vdl Agrotech filed Critical Vdl Agrotech
Priority to NL2007284A priority Critical patent/NL2007284C2/nl
Priority to EP20120750865 priority patent/EP2744326B1/en
Priority to PCT/NL2012/050551 priority patent/WO2013028067A1/en
Application granted granted Critical
Publication of NL2007284C2 publication Critical patent/NL2007284C2/nl

Links

Classifications

    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01KANIMAL HUSBANDRY; AVICULTURE; APICULTURE; PISCICULTURE; FISHING; REARING OR BREEDING ANIMALS, NOT OTHERWISE PROVIDED FOR; NEW BREEDS OF ANIMALS
    • A01K39/00Feeding or drinking appliances for poultry or other birds
    • A01K39/01Feeding devices, e.g. chainfeeders

Landscapes

  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Environmental Sciences (AREA)
  • Birds (AREA)
  • Animal Husbandry (AREA)
  • Biodiversity & Conservation Biology (AREA)
  • Feeding And Watering For Cattle Raising And Animal Husbandry (AREA)

Description

Korte aanduiding: Voederinrichting en werkwijze voor het voederen van pluimvee zoals hanen, en veestal voorzien van een dergelijke voederinrichting.
5 BESCHRIJVING
De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een voederinrichting voor pluimvee zoals hanen.
De onderhavige uitvinding heeft tevens betrekking op een veestal voorzien van een voederinrichting volgens de uitvinding, en op een werkwijze voor 10 het voederen van pluimvee zoals hanen.
Een bekende voederinrichting voor hanen omvat een in hoofdzaak V-vormige voergoot waarin op de bodem, d.w.z. in de in dit geval afgeronde punt van de V-vorm, een voerschroef is geïntegreerd. Vanaf een kops uiteinde wordt voer in de voergoot gestort en wordt door het roterend aandrijven van de voerschroef het 15 voer door de voergoot heen getransporteerd. De voergoot vult zich hierbij aldus vanaf het stroomopwaartse kopse uiteinde. Wanneer de voergoot over diens gehele lengte is gevuld, wordt deze vanaf een hogere positie in de veestal neergelaten naar een positie waarop hanen voer uit de voergoot kunnen eten. Een nadeel hiervan is dat de hoeveelheid aangeboden voer niet kan worden ingesteld. Bovendien eten 20 hanen bij een dergelijk bekend systeem sneller dan gewenst doordat ze het voer als het ware uit de ruimten tussen de schroefgangen kunnen opscheppen met hun snavel.
Een verdere bekende voederinrichting voor pluimvee omvat een voertransportbuis met een op enige afstand daaronder voorziene V-vormige 25 voergoot. Door de beschikbare ruimte tussen de voertransportbuis en een bovenrand van de voergoot in te stellen door de voertransportbuis op een wat hogere of een wat lagere afstand boven de voergoot te fixeren wordt bereikt dat bijvoorbeeld hanen door aanwezigheid van hun kam niet met hun kop door de beschikbare ruimte kunnen steken en hennen wel, zodat als gevolg enkel hennen uit de voergoot kunnen 30 eten.
Een doel van de onderhavige uitvinding is derhalve het verschaffen van een voederinrichting voor pluimvee zoals hanen, waarbij de hoeveelheid aangeboden voer instelbaar is en in hogere mate uniform kan worden gehouden over 2 de lengte van de voergoot en waarbij bovendien een verbeterd eetgedrag van hanen wordt bewerkstelligd.
Het genoemde doel wordt bereikt met de voederinrichting volgens de onderhavige uitvinding, omvattende een langgestrekt voertransportorgaan met ten 5 minste een onderwand, een daaronder en parallel daaraan voorziene voergoot met een bodem, opstaande zijwanden en een ten minste ten dele open bovenzijde, en verplaatsingsmiddelen voor het ten opzichte van elkaar verplaatsen van het voertransportorgaan en de voergoot tussen een afsluitstand, waarin het voertransportorgaan de open bovenzijde van de voergoot althans in hoofdzaak 10 afsluit voor pluimvee, en een voederstand, waarin het voertransportorgaan op een zodanige afstand van de voergoot is gelegen dat de binnenruimte van de voergoot bereikbaar is voor het pluimvee, waarbij het voertransportorgaan in diens onderwand over diens lengte gezien van ten minste een doorgang voor voer is voorzien en waarbij de voederinrichting verder voertransportmiddelen voor het door het 15 voertransportorgaan heen naar de ten minste ene doorgang transporteren van voer, en instelmiddelen voor het instellen van de onderlinge afstand tussen het voertransportorgaan en de bodem van de voergoot in de afsluitstand omvat.
Een voordeel van de voederinrichting volgens de onderhavige uitvinding is dat door toepassing van de instelmiddelen in de afsluitstand de voergoot 20 kan worden gevuld met voer, waarbij de afstand tussen de bodem van de voergoot en het voertransportorgaan bepalend is voor de hoeveelheid voer die uit de ten minste ene doorgang in de voergoot kan stromen. Hierdoor kan aldus eenvoudig over de gehele lengte van de voergoot de hoeveelheid aangeboden voer worden ingesteld en daarmee telkens worden afgestemd op bijvoorbeeld de soort voer, het soort 25 pluimvee en de leeftijd van het pluimvee. Bovendien, doordat het voertransportorgaan en de voergoot in de voederstand op afstand van elkaar zijn gelegen, kan het voer zich in de voederstand veel beter door de voergoot verspreiden, waardoor uit tests is gebleken dat pluimvee meer moeite moet doen om het voer op te pikken en hier langer mee doende is. Hierdoor ontstaat er meer rust bij 30 het pluimvee tijdens het eten en minder stress, hetgeen uitermate gunstig is.
Het is gunstig indien de instelmiddelen een aantal afstandhouders omvatten met elk een steunvlak voor het ondersteunen van het voertransportorgaan, waarbij de afstand tussen het steunvlak en de bodem van de voergoot instelbaar is 3 voor het ter plaatse van elke afstandhouder instellen van de onderlinge afstand tussen het voertransportorgaan en de bodem van de voergoot. Dit instellen kan bijvoorbeeld geschieden door een op de bodem voorziene afstandhouder te vervangen door een afstandhouder met een verhoogd of verlaagd steunvlak, of 5 bijvoorbeeld door een met de voergoot verbonden afstandhouder op een hogere of lagere positie boven de bodem te fixeren.
Alternatief kunnen de instelmiddelen deel uitmaken van de verplaatsingsmiddelen waarbij de verplaatsingsmiddelen daarmee tevens zijn ingericht voor het in de afsluitstand op een vooraf bepaalde afstand tussen 10 voertransportorgaan en voergoot blokkeren van de onderlinge verplaatsing daarvan voor het zodoende in de afsluitstand instellen van de genoemde onderlinge afstand. Dit kan handmatig geschieden of automatisch waarbij dan bijvoorbeeld een besturing kan zijn voorzien waarin deze onderlinge afstand invoerbaar is.
Bij voorkeur is de voergoot over diens lengte gezien van op afstand 15 van elkaar gelegen ophangelementen voorzien voor het in een veestal ophangen van de voergoot. Hierdoor kan het vloeroppervlak van de veestal vrij blijven.
In een constructief eenvoudige voorkeursuitvoeringsvorm is telkens een afstandhouder met een ophangelement is verbonden. Bij voorkeur is elk ophangelement van een afstandhouder voorzien.
20 Het is gunstig indien ophangelementen plaat vormig zijn waarbij het plaatvlak dwars op de langsrichting van de voergoot is gelegen, waarbij in het plaatvlak een dwars op de bodem van de voergoot gerichte sleuf is aangebracht die is aangepast aan de geometrie van het voertransportorgaan, waarbij het voertransportorgaan zich door sleuven van ophangelementen uitstrekt en waarbij het 25 voertransportorgaan in de afsluitstand aanligt tegen nabij de bodem van de voergoot gelegen uiteinden van de sleuven of tegen de afstandhouders. Door toepassing van de sleuf in de plaat vormige ophangelementen is op effectieve wijze een geleiding voor het voertransportorgaan gerealiseerd. De genoemde uiteinden van de sleuven kunnen hierbij als eindaanslag fungeren. Het is gunstig indien het 30 voertransportorgaan recht boven de voergoot is voorzien en de voergoot en het voertransportorgaan in bedrijf in verticale richting onderling verplaatsbaar zijn.
De instelling van de afstand kan efficiënt en eenvoudig worden gewijzigd indien de afstandhouders elk door middel van een getrapt instelbare 4 verbinding met het bijbehorende ophangelement, of althans met de voergoot, zijn verbonden.
In een praktische uitvoeringsvorm zijn ophangelementen op een onderlinge afstand in het bereik van 2 tot 4 meter, bij voorkeur op ongeveer 3 meter, 5 over de lengte van de voergoot voorzien.
Bij voorkeur is met de verplaatsingsmiddelen de voergoot van en naar het voertransportorgaan verplaatsbaar. Door het aldus in bedrijf opwaarts verplaatsen van de voergoot wordt automatisch bereikt dat pluimvee zich van de voergoot terugtrekt en hierdoor is risico op beknelling tussen voergoot en het 10 voertransportorgaan nihil. Het is hierbij gunstig indien de verplaatsingsmiddelen zijn ingericht voor het aan de ophangelementen van de voergoot ophijsen van de voergoot in de richting van het voertransportorgaan voor het verplaatsen van de voergoot van de voederstand naar de afsluitstand. Doordat enkel de voergoot hoeft te worden verplaatst en niet tevens het voertransportorgaan kunnen de 15 verplaatsingsmiddelen eenvoudig en licht worden uitgevoerd, hetgeen gunstig is ten aanzien van de kostprijs.
In een uitermate gunstige voorkeursuitvoeringsvorm maakt de onderwand van het voertransportorgaan deel uit van een althans in hoofdzaak gesloten omtrekswand. Hoewel de omtrekswand aan de bovenzijde niet volledig dicht 20 hoeft te zijn heeft dit wel de voorkeur. In dat geval is het voertransportorgaan buisvormig. Derhalve betreft het voertransportorgaan bij voorkeur een voertransportbuis. Bij een deels open bovenzijde van het voertransportorgaan kan een afdekelement bijvoorbeeld in de vorm van een rooster en/of een anti-opzit element zijn aangebracht om te voorkomen dat pluimvee direct uit het 25 voertransportorgaan kan eten. Ook bij toepassing van een voertransportbuis is het gunstig indien op de voertransportbuis een anti-opzit element is aangebracht, bij voorkeur uit metaaldraad, welk element zich bij voorkeur over de gehele lengte van de buis uitstrekt. Hierdoor wordt voorkomen dat pluimvee op de buis kan zitten en de voergoot kan vervuilen.
30 Het is verder gunstig indien het voertransportorgaan van verdere ophangelementen is voorzien voor het in een veestal ophangen van het voertransportorgaan.
In een uitermate gunstige voorkeursuitvoeringsvorm is de bodem 5 van de voergoot althans in hoofdzaak vlak. Hierdoor wordt het verspreiden van voer over de voergoot in de voederstand, tijdens het eten van het pluimvee, in hoge mate gerealiseerd. Dit bevordert het eetgedrag van het pluimvee aangezien door verspreiding van het voer het pluimvee meer tijd nodig heeft om het voer op te eten.
5 Hierdoor ontstaat er meer rust bij het pluimvee tijdens het eten en minder stress, hetgeen uitermate gunstig is.
In een gunstige uitvoeringsvorm is de onderlinge afstand in de afsluitstand tussen het voertransportorgaan en de bodem van de voergoot instelbaar in het bereik van 5 tot 75 mm, bij voorkeur van 10 tot 55 mm.
10 Het is verder gunstig indien de voederinrichting verder is voorzien van voeraanvoermiddelen voor het ter plaatse van een kops uiteinde van het voertransportorgaan in het voertransportorgaan brengen van voer, waarbij de voertransportmiddelen zijn ingericht voor het vanaf het kops uiteinde door het voertransportorgaan heen transporteren van voer.
15 Het is verder gunstig indien de voertransportmiddelen een voertransportelement omvatten dat zich binnenin het voertransportorgaan uitstrekt voor het door het voertransportorgaan heen naar de ten minste ene doorgang transporteren van voer, waarbij het voertransportelement bij voorkeur een voertransportschroef omvat.
20 Voor een voldoende verspreiding van voer over de lengte van de voergoot is het gunstig indien de ten minste ene doorgang een aantal afzonderlijke openingen omvat die op een onderlinge afstand in het bereik van 0,05 tot 0,5 m in de onderwand van het voertransportorgaan zijn aangebracht.
De onderhavige uitvinding heeft tevens betrekking op een veestal 25 voorzien van ten minste één voederinrichting volgens de onderhavige uitvinding.
In een gunstige configuratie van de veestal strekt de voergoot van de ten minste ene voederinrichting zich langs een wand van de veestal uit, waarbij de voergoot ten minste in de voederstand vanaf één langszijde van de voergoot benaderbaar is voor pluimvee, waarbij op een afstand van de ten minste ene 30 voederinrichting ten minste één verdere voederinrichting voor pluimvee is opgesteld, waarbij de ten minste ene voederinrichting en de ten minste ene verdere voederinrichting onderling door een verblijfsruimte voor pluimvee zijn gescheiden.
Het is gunstig indien de ten minste ene voederinrichting is ingericht 6 voor het voederen van hanen en waarbij de ten minste ene verdere voederinrichting is ingericht voor het voederen van hennen, in het bijzonder voor vleeskuikenmoederdieren. Dit kan worden gerealiseerd door de hoogte ten opzichte van het vloeroppervlak van de voergoot in de voederstand af te stemmen op het voor 5 die voederinrichting gewenste dier.
De onderhavige uitvinding heeft tevens betrekking op een werkwijze voor het gebruiken van een voederinrichting volgens de onderhavige uitvinding, omvattende de achtereenvolgende stappen van: a) het in de afsluitstand met de voertransportmiddelen door het 10 voertransportorgaan transporteren van voer zodanig dat voer ter plaatse van de ten minste ene doorgang uit het voertransportorgaan stroomt en op de bodem van de voergoot terecht komt, b) het na het stoppen van het transporteren naar de voederstand verplaatsen van de voederinrichting door het ten opzichte van elkaar verplaatsen van 15 de voergoot en het voertransportorgaan, c) het van het voer laten eten door pluimvee, d) het naar de afsluitstand verplaatsen van de voederinrichting door het ten opzichte van elkaar verplaatsen van de voergoot en het voertransportorgaan, en 20 e) het herhalen van stappen a) tot en met d).
De hierboven omschreven werkwijze volgens de uitvinding kan op zich overigens ook toepasbaar zijn bij een voederinrichting gelijk aan de voederinrichting volgens de uitvinding maar die niet over instelmiddelen voor het instellen van de onderlinge afstand tussen het voertransportorgaan en de bodem van 25 de voergoot in de afsluitstand beschikt.
Indien na verloop van tijd het pluimvee bijvoorbeeld is gegroeid en het een grotere voedingsbehoefte heeft, of indien ander pluimvee in de veestal komt, is het gunstig om tussen twee achtereenvolgende stappen d) met de instelmiddelen de instelling van de onderlinge afstand tussen het voertransportorgaan en de bodem 30 van de voergoot te wijzigen.
Voordelen van de veestal en van de werkwijze volgens de uitvinding zijn analoog aan de boven omschreven voordelen van de voederinrichting volgens de uitvinding.
7
De onderhavige uitvinding zal navolgend worden toegelicht aan de hand van de beschrijving van een voorkeursuitvoeringsvorm van een voederinrichting volgens de uitvinding aan de hand van de navolgende figuren, waarin: - Figuur 1 in driedimensionale weergave een gedeelte van een 5 voorkeursuitvoeringsvorm van een voederinrichting volgens de uitvinding toont, - Figuur 2a een zijaanzicht van het gedeelte van de voederinrichting volgens figuur 1 toont, - Figuur 2b dwarsdoorsnede llb-llb volgens figuur 2a toont, - Figuur 3a een aanzicht van de voederinrichting zoals in deze in 10 figuur 2a is getoond, in een andere bedrijfsstand toont, - Figuur 3b dwarsdoorsnede lllb-lllb volgens figuur 3a toont, - Figuur 4a een aanzicht van de voederinrichting zoals in deze in figuur 2a is getoond, in een weer andere bedrijfsstand toont, en - Figuur 4b dwarsdoorsnede IVb-IVb volgens figuur 4a toont.
15 Het in de figuren getoonde voedersysteem heeft een althans in figuur 1 gedeeltelijk getoonde voergoot 1 en een gedeeltelijk getoonde, een langgestrekt voertransportorgaan vormende voertransportbuis 2 die parallel aan en recht boven de voergoot is voorzien. Voergoot 1 alsmede voertransportbuis 2 strekken zich uit over gangbaar tientallen meters in een verder niet getoonde veestal 20 voor pluimvee. Voertransportbuis 2 heeft een volledig gesloten omtrekswand alhoewel dit niet noodzakelijk is voor de uitvinding. Het voertransportorgaan kan aan de bovenzijde eventueel open zijn, alhoewel dit niet de voorkeur heeft. Voertransportbuis 2 is om de drie meter opgehangen in de veestal en voergoot 1 is eveneens om de drie meter, maar anderhalve meter versprongen ten opzichte van de 25 voertransportbuis 2, onder gebruikmaking van ophangelementen opgehangen in de veestal. In figuur 1 is één ophangelement 4 getoond dat aan de voergoot 1 is bevestigd en waaraan de voergoot 1 hangt. De voederinrichting omvat verplaatsingsmiddelen voor het ten opzichte van elkaar verplaatsen van de voergoot 1 en voertransportbuis 2. Deze verplaatsingsmiddelen betreffen een in de ophanging 30 van de voergoot 1 en een in de ophanging van de voertransportbuis 2 aanwezige lierconstructie waarmee de hoogte (in de veestal) van de voertransportbuis 2 constant kan worden gehouden en waarmee de hoogte van de voergoot 1 kan worden gevarieerd zoals hieronder nader zal worden toegelicht. Deze ophanging met 8 lierconstructie is verder niet nader in de figuren getoond. Het is in dit kader gunstig indien de hoogte in de veestal van de combinatie van voergoot 1 en voertransportbuis 2 tevens kan worden gevarieerd. Dit is met name relevant voor de hieronder nader te omschrijven voederstand van de inrichting. Indien in de veestal 5 waarin de voederinrichting is aangebracht zowel hanen als hennen zoals vleeskuikenmoederdieren aanwezig zijn en indien de voergoot 1 op een relatief geringe hoogte in de stal hangt, kunnen alle dieren uit de voergoot 1 eten, hetgeen ongewenst kan zijn, aangezien hanen een ander voer en/of een andere hoeveelheid nodig hebben dan de hennen. Het is in dit kader belangrijk dat de hoeveelheid voer is 10 afgestemd op het soort pluimvee. Wanneer nu de hoogte van de voergoot 1 in de voederstand wat hoger is en zodanig dat deze net niet meer voor de hennen bereikbaar is, kunnen de hanen er nog wel uit eten aangezien de hanen in het algemeen groter zijn. Voor de hennen kan het voer dan met een verdere voederinrichting worden verschaft.
15 Ophangelementen 4 zijn plaat vormig en zijn aan de voergoot 1 bevestigd. Het plaatvlak is dwars op de langsrichting van de voergoot 1 gelegen en in het plaatvlak strekt zich dwars op het vlak van de bodem 12 van de voergoot 1 een sleuf 20 opwaarts uit. De geometrie van de sleuf 20 is aangepast aan de diameter van de voertransportbuis 2. Voertransportbuis 2 kan door de sleuf 20 heen 20 verplaatsen van een in figuur 2a en 2b getoonde voederstand, waarin de buis 2 aanligt tegen het van de voergoot 1 af gelegen uiteinde van de sleuf 20, of in welke stand de buis 2 zich althans hoger in de sleuf 20 bevindt, en een in figuren 3a en 3b getoonde afsluitstand, waarin de voertransportbuis 2 aanligt tegen het nabij de bodem 12 gelegen uiteinde van de sleuf 20 (welk lagere uiteinde daarmee dus als 25 een aanslag voor de buis 2 fungeert). De in figuur 3a en 3b getoonde positie van de voertransportbuis 2 ten opzichte van de voergoot 1 is de uiterste positie waarin de afstand h1 tussen buis 2 en bodem 12 het kleinst is.
Op elk van de ophangelementen 4 is tevens een afstandhouder 22 aangebracht, welke afstandhouders als instelmiddelen fungeren voor het instellen 30 van de afstand h 1, h2 tussen buis 2 en goot 1. Afstandhouder 22 is tevens plaat vormig en ligt aan tegen het plaatvlak van de afstandhouder 4. In afstandhouder 22 is een met sleuf 20 overeenkomstige sleuf aangebracht. De beide sleuven liggen in de uiterste positie volgens figuur 3a en 3b precies over elkaar. In figuur 4a en 4b is 9 echter de afstandhouder over een vooraf bepaalde afstand opwaarts, d.w.z. van de voergoot af, verschoven. Hierdoor vormt het nabij de voergoot gelegen uiteinde van de sleuf in de afstandhouder een aanslag voor de voertransportbuis 2 en wordt hierdoor aldus de afstand h2 tussen buis 2 en bodem 12 in de afsluitstand vergroot 5 ten opzichte van de situatie volgens figuur 3a en 3b. De afstandhouder 22 heeft twee verdere sleuven 24, parallel aan de sleuf voor de buis 2, die over pennen in het ophangelement 4 vallen en daarmee een rechtgeleiding voor de afstandhouder 22 vormen. Aan de bovenzijde van de afstandhouder 22 is een naar het plaatvlak van het ophangelement gekeerde lip 26 aangebracht die in bedrijf valt in één van de 10 daarop aangepaste serie groeven 28 in de afstandhouder. Met een fixatieschroef 30 met op diens kop een draaiknop kan, na het enigszins losdraaien hiervan de afstandhouder met diens lip 26 in één van de groeven 28 worden geplaatst. Wanneer vervolgens de schroef 30 wordt aangedraaid ligt de positie van de afstandhouder 22 ten opzichte van het ophangelement 4 vast en daarmee ligt tevens de door het 15 onderste uiteinde van de sleuf in de afstandhouder bepaalde kleinst mogelijke afstand tussen de buis 2 en voergoot 1 in de afsluitstand vast. Aldus kan door deze instelmiddelen de onderlinge afstand tussen buis 2 en voergoot 1 variabel worden ingesteld in de afsluitstand.
Voertransportbuis 2 betreft een holle buis waarin over de lengte 20 verdeeld een aantal op afstand van elkaar gelegen openingen 6 voor voer in de onderzijde van de wand van buis 2 zijn aangebracht. De openingen kunnen ook in een enigszins hoger deel van de wand van buis 2 zijn voorzien, zolang ze in de afsluitstand maar naar de voergoot 1 zijn gericht. Alternatief kan als doorgang in de onderwand van de het voertransportorgaan vormende buis 2 een lange, smalle sleuf 25 of een aantal op afstand van elkaar gelegen sleuven zijn voorzien. De openingen 6 bevinden zich op een onderlinge afstand van omstreeks 20 centimeter. Zie ook figuur 2b. In de voertransportbuis 2 is een op zich bekende transportschroef 8 voorzien die zich over de lengte van de voertransportbuis uitstrekt en door niet nader getoonde aandrijfmiddelen roterend aandrijfbaar is rond de hartlijn 10 van de voertransportbuis 30 2. Door ter plaatse van een stroomopwaarts kops uiteinde met voeraanvoermiddelen voer in de voertransportbuis 2 te brengen en de transportschroef 8 aan te drijven kan voer door de voertransportbuis 2 heen worden getransporteerd. Hierbij stroomt het voer ter plaatse van de openingen 6 uit de voertransportbuis 2 en valt in de voergoot 10 1. Alternatief voor de transportschroef 8 zou een op zich bekende buistransportketting met meenemers kunnen worden toegepast.
Voergoot 1 is zoals met name in figuur 2a zichtbaar is in hoofdzaak C-vormig met een vlakke bodem 12 en aan de langszijde opstaande zijwanden 14 die 5 aan de vrije uiteinden zijn omgezet. De bodem 12 en zijwanden 14 bepalen een binnenruimte 16 van de voergoot 1. De breedte van de voergoot 1 is aan de diameter van de voertransportbuis 2 aangepast zodat de voertransportbuis 2 althans ten minste ten dele tot binnenin de voergoot 2 kan komen.
In figuren 1, 2a en 2b is de voederstand getoond. In deze stand 10 bevinden de voergoot 1 en de voertransportbuis 2 zich op een zodanige afstand h3 van elkaar dat er voldoende ruimte is voor het pluimvee, zoals hanen, om met de kop tussen de voergoot 1 en voertransportbuis 2 te komen voor het uit voergoot 1 eten van voer dat daar aanwezig is. Bij voorkeur is de afstand tussen een bovenste vrij uiteinde van een zijwand 14 van de voergoot 1 en de voertransportbuis ten minste 15 zo’n 10 centimeter. Doordat in de voederstand het binnenste van de voergoot 1 vrij is, dat wil zeggen de voertransportbuis 2 bevindt zich op afstand h3 van de voergoot 1 kan het voer zich in hoge mate vrij over de bodem 12 van de voergoot 1 verspreiden. Dit bevordert het eetgedrag van het pluimvee in die zin dat het pluimvee moeite moet doen om het eten te bemachtigen, dat wil zeggen de (veelal) korrels 20 moeten per stuk worden opgepikt. Doordat de bodem 12 vlak is wordt het verspreiden van voer in nog hogere mate gerealiseerd.
Figuur 3a en 3b tonen de voederinrichting in de afsluitstand. In de afsluitstand is de voergoot 1 zo ver in de richting van de voertransportbuis 2 opgehesen dat de voertransportbuis binnenin de voergoot 1 raakt en daardoor de 25 binnenruimte van de voergoot 1 effectief afsluit, dat wil zeggen, onbereikbaar maakt voor pluimvee. In de afsluitstand is in het voorbeeld volgens figuren 3a en 3b de onderzijde van de voertransportbuis 2 op een afstand h1 van de bodem van de voergoot 1 gelegen. Wanneer nu voer door de voertransportbuis 2 wordt getransporteerd zoals hierboven is omschreven kan bij elke opening 6 een beperkte 30 (en vooraf bepaalde) hoeveelheid voer uit de voertransportbuis 2 stromen. Er vormt zich hierdoor onder elke opening 6 een bergje voer. Op het moment dat de top van een bergje voer de bijbehorende opening 6 raakt kan er bij die opening geen voer meer uit de voertransportbuis 2 stromen en wordt het in de buis 2 aanwezige voer 11 langs de betreffende opening 6 naar meer stroomafwaarts gelegen openingen 6 getransporteerd, tot het moment dat onder alle openingen 6 een bergje voer aanwezig zijn. Dan wordt het transport gestaakt en is het vullen van de voergoot beëindigd.
5 Figuur 4a en 4b tonen de voederinrichting eveneens in de afsluitstand, maar in dit geval is de afstand h2 tussen de onderzijde van de voertransportbuis 2 en de bodem 12 van de voergoot 1 groter dan in het geval volgens figuren 3a en 3b doordat de afstandhouder 22 opwaarts is verschoven zoals boven in detail toegelicht. Ook in dit geval bevindt de voertransportbuis 2 zich nog 10 ten dele in de voergoot 1 en sluit deze daardoor de binnenruimte van de voergoot 1 althans in hoofdzaak af. Door de grotere afstand h2 kan er zich onder elke opening 6 een grotere berg voer vormen dan het geval is bij de afstand h1 zoals in figuren 3a en 3b is getoond en zoals hierboven is omschreven. De afsluitstand is daarmee feitelijk een in enige mate variabele stand waarin de voertransportbuis zodanig 15 binnenin de voergoot 1 raakt dat daardoor de binnenruimte van de voergoot 1 effectief wordt afgesloten.
In bedrijf geschiedt het bedienen van de voederinrichting als volgt. De uitgangsstand is de voederstand volgens figuren 2a en 2b. Indien gewenst kan de instelling van de afstandhouders 22 worden gewijzigd, bijvoorbeeld als de 20 hoeveelheid, soort of samenstelling van het voer wordt gewijzigd of als er ander pluimvee in de veestal aanwezig is. Bij jonge dieren kan de hoeveelheid voer hiermee over de tijd bijvoorbeeld geleidelijk worden opgebouwd, gericht op de groei van de dieren. Bij volwassen dieren kan de hoeveelheid voer worden bijgesteld indien een ongewenste gewichtstoe- of afname bij de dieren wordt geconstateerd. 25 Desgewenst kan ook de gezamenlijke hoogte van de voertransportbuis 2 en voergoot 1 in de veestal worden ingesteld zoals boven toegelicht. Vervolgens wordt de voergoot 1 opgehesen in de richting van de voertransportbuis 2. De buis 2 schuift hierbij door de sleuf 20 en komt in de vooraf bepaalde afsluitstand volgens figuren 3a-4b aan te liggen tegen het onderste uiteinde van de sleuf in de afstandhouder 22. 30 De afstand tussen de onderzijde van de buis 2 en de bodem 12 van de voergoot 1 is daarmee bepaald. Vervolgens wordt er met voeraanvoermiddelen voer in de voertransportbuis 2 gebracht en wordt de transportschroef 8 aangedreven. Na enige tijd bevindt zich onder alle openingen 6 in de buis 2 een bergje voer, waarbij aldus de 12 hoeveelheid voer per bergje afhankelijk is van de instelling van de afstandhouders 22. Vervolgens wordt de voergoot 1 neergelaten tot de in figuren 2a en 2b getoonde voederstand, waarna het pluimvee het voer uit de voergoot 1 kan eten.
5

Claims (20)

1. Voederinrichting voor pluimvee zoals hanen, omvattende een langgestrekt voertransportorgaan met ten minste een onderwand, een daaronder en 5 parallel daaraan voorziene voergoot met een bodem, opstaande zijwanden en een ten minste ten dele open bovenzijde, en verplaatsingsmiddelen voor het ten opzichte van elkaar verplaatsen van het voertransportorgaan en de voergoot tussen een afsluitstand, waarin het voertransportorgaan de open bovenzijde van de voergoot althans in hoofdzaak afsluit voor pluimvee, en een voederstand, waarin het 10 voertransportorgaan op een zodanige afstand van de voergoot is gelegen dat de binnenruimte van de voergoot bereikbaar is voor het pluimvee, waarbij het voertransportorgaan in diens onderwand over diens lengte gezien van ten minste een doorgang voor voer is voorzien en waarbij de voederinrichting verder voertransportmiddelen voor het door het voertransportorgaan heen naar de ten 15 minste ene doorgang transporteren van voer, en instelmiddelen voor het instellen van de onderlinge afstand tussen het voertransportorgaan en de bodem van de voergoot in de afsluitstand omvat.
2. Voederinrichting volgens conclusie 1, waarbij de instelmiddelen een aantal afstandhouders omvatten met elk een steunvlak voor het ondersteunen van 20 het voertransportorgaan, waarbij de afstand tussen het steunvlak en de bodem van de voergoot instelbaar is voor het ter plaatse van elke afstandhouder instellen van de onderlinge afstand tussen het voertransportorgaan en de bodem van de voergoot.
3. Voederinrichting volgens conclusie 1 of 2, waarbij de voergoot over diens lengte gezien van op afstand van elkaar gelegen ophangelementen is voorzien 25 voor het in een veestal ophangen van de voergoot.
4. Voederinrichting volgens conclusie 2 en 3, waarbij telkens een afstandhouder met een ophangelement is verbonden.
5. Voederinrichting volgens conclusie 2 en volgens conclusie 3 of 4, waarbij ophangelementen plaat vormig zijn waarbij het plaatvlak dwars op de 30 langsrichting van de voergoot is gelegen, waarbij in het plaatvlak een dwars op de bodem van de voergoot gerichte sleuf is aangebracht die is aangepast aan de geometrie van het voertransportorgaan, waarbij het voertransportorgaan zich door sleuven van ophangelementen uitstrekt en waarbij het voertransportorgaan in de afsluitstand aanligt tegen nabij de bodem van de voergoot gelegen uiteinden van de sleuven of tegen de afstandhouders.
6. Voederinrichting volgens conclusie 4 of een daarvan afhankelijke conclusie, waarbij de afstandhouders elk door middel van een getrapt instelbare 5 verbinding met het bijbehorende ophangelement zijn verbonden.
7. Voederinrichting volgens conclusie 3 of een daarvan afhankelijke conclusie, waarbij ophangelementen op een onderlinge afstand in het bereik van 2 tot 4 meter, bij voorkeur op ongeveer 3 meter, over de lengte van de voergoot zijn voorzien.
8. Voederinrichting volgens conclusie 3 of een daarvan afhankelijke conclusie, waarbij de verplaatsingsmiddelen zijn ingericht voor het aan de ophangelementen van de voergoot ophijsen van de voergoot in de richting van het voertransportorgaan voor het verplaatsen van de voergoot van de voederstand naar de afsluitstand.
9. Voederinrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de onderwand van het voertransportorgaan deel uitmaakt van een althans in hoofdzaak gesloten omtrekswand van het voertransportorgaan.
10. Voederinrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij het voertransportorgaan van verdere ophangelementen is voorzien voor het in een 20 veestal ophangen van het voertransportorgaan.
11. Voederinrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de bodem van de voergoot althans in hoofdzaak vlak is.
12. Voederinrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de onderlinge afstand in de afsluitstand tussen het voertransportorgaan en de bodem 25 van de voergoot instelbaar is in het bereik van 5 tot 75 mm, bij voorkeur van 10 tot 55 mm.
13. Voederinrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de voederinrichting verder is voorzien van voeraanvoermiddelen voor het ter plaatse van een kops uiteinde van het voertransportorgaan in het voertransportorgaan 30 brengen van voer, waarbij de voertransportmiddelen zijn ingericht voor het vanaf het kops uiteinde door het voertransportorgaan heen transporteren van voer.
14. Voederinrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de voertransportmiddelen een voertransportelement omvatten dat zich over ten minste een gedeelte van de lengte van het voertransportorgaan uitstrekt voor het naar de ten minste ene doorgang transporteren van voer, waarbij het voertransportelement bij voorkeur een voertransportschroef omvat.
15. Voederinrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij 5 de ten minste ene doorgang een aantal afzonderlijke openingen omvat die op een onderlinge afstand in het bereik van 0,05 tot 0,5 m in de onderwand van het voertransportorgaan zijn aangebracht.
16. Veestal voorzien van ten minste één voederinrichting volgens één van de voorgaande conclusies.
17. Veestal volgens conclusie 16, waarbij de voergoot van de ten minste ene voederinrichting zich langs een wand van de veestal uitstrekt, waarbij de voergoot ten minste in de voederstand vanaf één langszijde van de voergoot benaderbaar is voor pluimvee, waarbij op een afstand van de ten minste ene voederinrichting ten minste één verdere voederinrichting voor pluimvee is opgesteld, 15 waarbij de ten minste ene voederinrichting en de ten minste ene verdere voederinrichting onderling door een verblijfsruimte voor pluimvee zijn gescheiden.
18. Veestal volgens conclusie 17, waarbij de ten minste ene voederinrichting is ingericht voor het voederen van hanen en waarbij de ten minste ene verdere voederinrichting is ingericht voor het voederen van hennen, in het 20 bijzonder voor vleeskuikenmoederdieren.
19. Werkwijze voor het gebruiken van een voederinrichting volgens één van de conclusies 1 tot en met 15, omvattende de achtereenvolgende stappen van: a) het in de afsluitstand met de voertransportmiddelen door het voertransportorgaan transporteren van voer zodanig dat voer ter plaatse van de ten 25 minste ene doorgang uit het voertransportorgaan stroomt en op de bodem van de voergoot terecht komt, b) het na het stoppen van het transporteren naar de voederstand verplaatsen van de voederinrichting door het ten opzichte van elkaar verplaatsen van de voergoot en het voertransportorgaan, 30 c) het van het voer laten eten door pluimvee, d) het naar de afsluitstand verplaatsen van de voederinrichting door het ten opzichte van elkaar verplaatsen van de voergoot en het voertransportorgaan, en e) het herhalen van stappen a) tot en met d).
20. Werkwijze volgens conclusie 19, waarbij tussen twee achtereenvolgende stappen d) met de instelmiddelen wijzigen van de instelling van de onderlinge afstand tussen het voertransportorgaan en de bodem van de voergoot. 5
NL2007284A 2011-08-19 2011-08-19 Voederinrichting en werkwijze voor het voederen van pluimvee zoals hanen, en veestal voorzien van een dergelijke voederinrichting. NL2007284C2 (nl)

Priority Applications (3)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2007284A NL2007284C2 (nl) 2011-08-19 2011-08-19 Voederinrichting en werkwijze voor het voederen van pluimvee zoals hanen, en veestal voorzien van een dergelijke voederinrichting.
EP20120750865 EP2744326B1 (en) 2011-08-19 2012-08-09 Feeding device and method for feeding poultry, such as cocks, and poultry house provided with such a feeding device
PCT/NL2012/050551 WO2013028067A1 (en) 2011-08-19 2012-08-09 Feeding device and method for feeding poultry, such as cocks, and poultry house provided with such a feeding device

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2007284 2011-08-19
NL2007284A NL2007284C2 (nl) 2011-08-19 2011-08-19 Voederinrichting en werkwijze voor het voederen van pluimvee zoals hanen, en veestal voorzien van een dergelijke voederinrichting.

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL2007284C2 true NL2007284C2 (nl) 2013-02-21

Family

ID=46727543

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL2007284A NL2007284C2 (nl) 2011-08-19 2011-08-19 Voederinrichting en werkwijze voor het voederen van pluimvee zoals hanen, en veestal voorzien van een dergelijke voederinrichting.

Country Status (3)

Country Link
EP (1) EP2744326B1 (nl)
NL (1) NL2007284C2 (nl)
WO (1) WO2013028067A1 (nl)

Cited By (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
CN109169341A (zh) * 2018-09-18 2019-01-11 南宁利腾农业科技有限公司 具有雾化喷雾功能的喂料***
WO2019050393A1 (en) 2017-09-06 2019-03-14 Vdl Agrotech B.V. FEEDING DEVICE AND METHOD FOR FEEDING POULTRY LIKE COQS, AND POULTRY PROVIDED WITH SAID FEEDING DEVICE

Families Citing this family (6)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
CN106614094B (zh) * 2016-11-10 2023-08-22 重庆瑞桑食业有限公司 养鸡用喂食结构
CN111093365A (zh) * 2017-07-27 2020-05-01 洪淑美 家畜饲料均匀喂食***
CN110622914B (zh) * 2019-09-24 2021-07-20 嘉兴蓝沃农业开发有限公司 一种在蓝莓园内养殖有机鸡的方法
WO2022132182A1 (en) * 2020-12-18 2022-06-23 Hung, Shu-Mei Feed pipe height adjustment mechanism for livestock feeding systems
IT202000031502A1 (it) 2020-12-18 2022-06-18 Ska Spa Dispositivo di alimentazione per pollame
CN114946705B (zh) * 2022-06-09 2024-07-02 湖南省明伦茶业有限公司 一种全自动散养家禽饲料投喂器

Citations (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US4153010A (en) * 1976-11-20 1979-05-08 Lohmann-Apparatebau Gmbh Device for feeding animals
DE20112364U1 (de) * 2001-07-27 2001-10-31 Kühlmann, Josef, 48366 Laer Futtertrog für eine Voliere zur Kükenaufzucht
EP2371212A1 (en) * 2010-04-01 2011-10-05 Paolo Pirovano A plant for controlled distribution of material with a substantially fluid behaviour for feeding animals

Patent Citations (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US4153010A (en) * 1976-11-20 1979-05-08 Lohmann-Apparatebau Gmbh Device for feeding animals
DE20112364U1 (de) * 2001-07-27 2001-10-31 Kühlmann, Josef, 48366 Laer Futtertrog für eine Voliere zur Kükenaufzucht
EP2371212A1 (en) * 2010-04-01 2011-10-05 Paolo Pirovano A plant for controlled distribution of material with a substantially fluid behaviour for feeding animals

Cited By (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
WO2019050393A1 (en) 2017-09-06 2019-03-14 Vdl Agrotech B.V. FEEDING DEVICE AND METHOD FOR FEEDING POULTRY LIKE COQS, AND POULTRY PROVIDED WITH SAID FEEDING DEVICE
CN109169341A (zh) * 2018-09-18 2019-01-11 南宁利腾农业科技有限公司 具有雾化喷雾功能的喂料***
CN109169341B (zh) * 2018-09-18 2023-12-01 南宁利腾农业科技有限公司 具有雾化喷雾功能的喂料***

Also Published As

Publication number Publication date
EP2744326A1 (en) 2014-06-25
EP2744326B1 (en) 2015-04-29
WO2013028067A1 (en) 2013-02-28

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL2007284C2 (nl) Voederinrichting en werkwijze voor het voederen van pluimvee zoals hanen, en veestal voorzien van een dergelijke voederinrichting.
KR950008545B1 (ko) 가금용조정식급사(給飼)장치
EP0665711B1 (en) Poultry feeding device
EP1152658B1 (en) Feeding pan and feeding system, especially for poultry, such as chickens, and use thereof
US20010047766A1 (en) Poultry feeder
EA037082B1 (ru) Кормушка для сельскохозяйственных птиц
NL2013796B1 (nl) Uitbroedinrichting voor eieren, alsmede grondstal voorzien van de uitbroedinrichting, en werkwijze voor het uitbroeden van eieren in een grondstal.
CN108366544B (zh) 湿/干式动物喂食器
RU2416195C2 (ru) Раздаточный лоток для кормораздатчика
EP2371212A1 (en) A plant for controlled distribution of material with a substantially fluid behaviour for feeding animals
KR20120082588A (ko) 가금류 사료통의 사료공급량 조절장치
KR101576661B1 (ko) 양계용 케이지의 급수장치
EP3678479B1 (en) Feeding device and method for feeding poultry such as cocks, and animal house provided with said feeding device
US3785345A (en) Automated systems for raising and transporting broilers
US1815679A (en) Feeding device
US4987859A (en) Poultry feeder
CN112312764B (zh) 具有改进的饲料高度调节的用于饲养动物的饲料分配器
RU2555573C2 (ru) Кормушка для домашней птицы
NL2012178C2 (en) Device for rearing chicks.
RU2770764C1 (ru) Система кормления для домашней птицы
BR112019025879A2 (pt) alimentador de porcos para a alimentação de leitões recém-desmamados a suínos em fase de terminação
WO2014162315A2 (en) An accufeed system with quadra directional twin screw technology for poulty feeding
WO2022061043A1 (en) Controlled pan feeder for distribution of livestock feed
RU168708U1 (ru) Автоматическая мини-ферма
EP1946635A1 (en) Feeding system for chickens

Legal Events

Date Code Title Description
MM Lapsed because of non-payment of the annual fee

Effective date: 20160901