NL2013796B1 - Uitbroedinrichting voor eieren, alsmede grondstal voorzien van de uitbroedinrichting, en werkwijze voor het uitbroeden van eieren in een grondstal. - Google Patents

Abstract

Een uitbroedinrichting 41 voor in een eierentray 5 aanwezige eieren voor toepassing in een grondstal, heeft een eierendrager 3 voor het dragen van de eierentrays 5, alsmede instelmiddelen waarmee de eierendrager op afstand boven de stalvloer 7 van de grondstal gehouden kan worden. De uitbroedinrichting heeft een opvangplateau 33 dat op afstand D3 onder de eierentrays 5 aanwezig is, alsmede een in hoogte instelbare reling 37, die via kabels 38 is opgehangen aan een lierinstallatie 39. Het opvangplateau wordt gedragen door een op de stalvloer 7 aanwezig frame 43. Het opvangplateau 33 houdt stralingswarmte of stralingskoude afkomstig van de stalvloer tegen. Een nog belangrijker voordeel van het opvangplateau is dat de net uitgekomen kuikens veilig en in een optimaal klimaat op kunnen drogen.

Description

Uitbroedinrichting voor eieren, alsmede grondstal voorzien van de uitbroedinrichting, en werkwijze voor het uitbroeden van eieren in een grondstal BESCHRIJVING:

Gebied van de uitvinding

De uitvinding heeft betrekking op een uitbroedinrichting voor eieren voor toepassing in een grondstal welke is voorzien van een stalvloer en een plafond en/of dak, welke uitbroedinrichting een eierendrager omvat voor het dragen van de eieren tijdens het uitbroedproces, alsmede eerste afstandsmiddelen voor het op afstand boven de stalvloer houden van de eierendrager.

Stand van de techniek

Een dergelijke uitbroedinrichting is algemeen bekend. Bij de bekende uitbroedinrichting is de eierendrager gevormd door een broedstelling met verscheidene verdiepingen waarin eieren of eierentrays geplaatst kunnen worden en staat de broedstelling op de stalvloer. Deze bekende uitbroedinrichting wordt meestal in een afzonderlijke ruimte geplaatst die gescheiden is van de ruimte waar de uitgekomen kuikens worden opgefokt. Een diervriendelijke manier op de kuikens op te fokken is door dit te doen in grondstallen waar de kuikens op de stalvloer van de grondstal kunnen lopen en niet in kooien zitten. Zou de bekende uitbroedinrichting in een grondstal geplaatst worden dan dienen de uitgekomen kuikens handmatig uit de verdiepingen gehaald te worden en op de stalvloer geplaatst te worden omdat de valhoogte van de verdiepingen tot de stalvloer te groot is. De eieren of eierentrays kunnen ook direct op de stalvloer geplaatst worden. De uitgekomen kuikens kunnen dan direct of na uit de eierentray geklommen te zijn in de grondstal lopen waarin ook voedervoorzieningen aanwezig zijn zodat hiervoor geen handenarbeid nodig is. Echter, het is gebleken dat indien de eieren of eierentrays direct op de stalvloer van een grondstal geplaatst worden, het percentage eieren dat uitkomt kleiner is dan in de bekende uitbroedinrichting.

Samenvatting van de uitvinding

Een doel van de uitvinding is het verschaffen van een uitbroedinrichting van de in de aanhef omschreven soort die toegepast kan worden in een grondstal en waarbij het percentage uitgekomen eieren hoger is dan ingeval de eieren of eierentrays direct op de stalvloer geplaatst worden. Hiertoe is de uitbroedinrichting volgens de uitvinding gekenmerkt, doordat de uitbroedinrichting voorts eerste instelmiddelen omvat waarmee de eierendrager op verschillende instelbare hoogten boven de stalvloer van de grondstal gehouden kan worden, waarbij in een uitbroedstand de afstand tot de stalvloer zodanig is dat warmte/koudestraling van de stalvloer geen negatieve effecten heeft op het uitkomen van de eieren en/of ontwikkeling van de kuikens, en waarbij in een uitkomstand de afstand tot de stalvloer zodanig is dat uitgekomen kuikens zonder letsel op de stalvloer of een daarboven aanwezig opvangplateau kunnen vallen of klimmem, waarbij in de uitbroedstand de afstand tot de stalvloer groter is dan in de uitkomstand. De genoemde afstand boven de stalvloer is afhankelijk van de situatie in de grondstal, zoals wijze van ventilatie en verwarming (vloerverwarming, stralingslamp), en dient proefondervindelijk bepaald te worden. Meestal is een afstand waarop de valhoogte niet te groot is en de kuikens niet klem kunnen raken tussen de eierendrager en de stalvloer ook een juiste afstand voor het verkrijgen van een hoog percentage uitgekomen eieren. De afstand mag niet zodanig klein zijn dat warmte (bij vloerverwarming) of koude straling van de stalvloer de eieren te warm of koud zou laten worden waardoor het percentage uitgekomen eieren negatief beïnvloed zou worden.

Een uitvoeringsvorm van de uitbroedinrichting volgens de uitvinding is gekenmerkt, doordat de uitbroedinrichting voorts een opvangplateau omvat dat op afstand onder de eierendrager aanwezig is, welke afstand zodanig is dat, bij aanwezigheid van de eierendrager in de uitkomstand, uitgekomen kuikens zonder letsel op het opvangplateau kunnen vallen, alsmede tweede afstandsmiddelen voor het op afstand boven de stalvloer of op afstand onder de eierendrager houden van het opvangplateau. De tweede afstandsmiddelen kunnen uitgevoerd zijn als een op de stalvloer aanwezig draagframe of met de eierendrager verbonden kabels of stangen. De optimale afstand van de eierendrager tot de stalvloer met het oog op het uitkomen van de eieren is vaak te hoog voor de net uitgekomen kuikens om vanaf de eierendrager op de stalvloer te vallen. Om toch deze optimale afstand in te kunnen nemen is een opvangplateau tussen de eierendrager en de stalvloer aanwezig. Dit opvangplateau houdt tevens stealings warmte of stralingskoude afkomstig van de stalvloer tegen. Een nog belangrijker voordeel van het opvangplateau is dat de net uitgekomen kuikens veilig en in een optimaal klimaat op kunnen drogen.

Bij voorkeur is het opvangplateau van een materiaal dat snel de omgevingstemperatuur aanneemt, bijvoorbeeld kunststof.

Een verdere uitvoeringsvorm van de uitbroedinrichting volgens de uitvinding is gekenmerkt, doordat de uitbroedinrichting een reling of opstaande rand omvat die langs de omtrek van het opvangplateau aanwezig is. Deze reling of opstaande rand heeft als functie de net uitgekomen kuikens gedurende een bepaalde verblijfstijd op het opvangplateau te houden. De hoogte van deze reling of opstaande rand is zodanig dat net uitgekomen kuikens, die nog niet of nauwelijks kunnen lopen, niet over de reling of rand kunnen rollen/klimmen en wat oudere kuikens, die wel kunnen lopen, over de reling of rand kunnen klimmen.

Nog een verdere uitvoeringsvorm van de uitbroedinrichting volgens de uitvinding is gekenmerkt, doordat de uitbroedinrichting tweede instelmiddelen omvat voor het instellen van de afstand van de reling tot het opvangplateau. Dit biedt de mogelijkheid om de verblijftijd van de kuikens op het opvangplateau te variëren.

Bij voorkeur zijn aan de reling kabels bevestigd waarmee de reling aan het plafond of dak of aan de eierendrager opgehangen kan worden, en omvatten de tweede instelmiddelen een lierinstallatie waarmee de kabels opgehaald en gevierd kunnen worden.

Bij voorkeur omvatten de eerste afstandsmiddelen een ophanginrichting waarmee de eierendrager aan een plafond of dak van de grondstal opgehangen kan worden. Deze ophanginrichting omvat bij voorkeur verdere kabels waarmee de eierendrager aan het plafond of dak opgehangen kan worden en deze eerste instelmiddelen omvatten bij voorkeur een verdere lierinstallatie waarmee de verdere kabels opgehaald en gevierd kunnen worden voor het instellen van de gewenste hoogte boven de stalvloer van de eierendrager en/of voor het over een grotere afstand ophijsen en neerlaten van de eierendrager. Hiermee kan de gewenste hoogte tot de stalvloer snel en eenvoudig ingesteld worden en kan indien nodig de hele inrichting omhoog gehesen worden om de gehele stalvloer toegankelijk te maken, bijvoorbeeld voor het schoonmaken, het inbrengen van houtkrullen, het bij strooien van voer. Ook kunnen de hijsmiddelen gebruikt worden om de eierendrager eenvoudig op de gewenste werkhoogte te brengen bij het op de eierendrager plaatsen van eierentrays en het, na het uitbroeden, van de eierendrager halen van de lege eierentrays.

Een uitvoeringsvorm van de uitbroedinrichting volgens de uitvinding is gekenmerkt, doordat de eierendrager ontworpen is voor het dragen van in eierentrays aanwezige eieren en één of meer paren parallelle op afstand van elkaar aanwezige ondersteuningsstrips omvat, alsmede daarboven en daarnaast aanwezige zij geleiding sprofielen waartussen de eierentrays met geringe speling passen, waarbij de ondersteuningsstrips tussen naburige rijen eieren in de eierentrays aanwezig zijn onder tussen de rijen aanwezig tussenwanden. Hierdoor vormt de ondersteuning geen obstakel voor kuikens die via openingen in de eierentray op de stalvloer vallen/springen en wordt de kans op beknelling van de kuikens tussen de eierentray en de ondersteuning sterk gereduceerd.

Een verdere uitvoeringsvorm van de uitbroedinrichting volgens de uitvinding is gekenmerkt, doordat de uitbroedinrichting voorts transportmiddelen omvat die de eierentrays intermitterend over de in stel middel en kunnen verplaatsen telkens over een verplaatsingsafstand groter dan de lengte van de eierentray. Hierdoor blijven de eierentrays met speling op afstand van elkaar, zodat de vrije ruimte aan alle vier de zijden voldoende groot is om de kuikens aan elke zijde uit te eierentray te kunnen laten stappen.

Bij voorkeur omvatten de transportmiddelen een rails met daarin verplaatsbare haken op onderlinge afstand gelijk aan de verplaatsingsafstand, welke haken in een richting wegdraaibaar zijn en in daaraan tegengestelde richting tegen verdraaiing geblokkeerd zijn.

De uitvinding heeft tevens betrekking op een grondstal omvattende een stalvloer en een plafond en/of dak, alsmede verwarmingsmiddelen en ventilatiemiddelen, welke grondstal voorts een uitbroedinrichting volgens de uitvinding omvat. Bij voorkeur verwarmen de verwarmingsmiddelen enkel de eierentrays en de directe omgeving ervan en kan de overige ruimte in de grondstal op een lagere temperatuur gehouden worden, zodat energie bespaard wordt en toch op een eenvoudige wijze de juiste broedtemperatuur verkregen kan worden.

Voorts heeft de uitvinding betrekking op een werkwijze voor het uitbroeden van eieren in een grondstal. Voor wat betreft de werkwijze is de uitvinding gekenmerkt, doordat een of meer eierentrays met eieren erin op een eerste afstand boven de stalvloer in de grondstal geplaatst worden en vervolgens de eieren uitgebroed worden en daarna naar een tweede afstand boven de stalvloer neergelaten worden, waarbij de kuikens zonder letsel op de stalvloer of een daarboven aanwezig opvangplateau kunnen vallen of klimmcm. Bij voorkeur worden de eierentrays tijdens het uitbroeden intermitterend in horizontale richting verplaatst en worden na het uitbroeden van de eieren de eierentrays uit de grondstal genomen.

Beknopte omschrijving van de tekeningen

Hieronder zal de uitvinding nader worden toegelicht aan de hand van een in de tekeningen weergegeven uitvoeringsvoorbeeld van de uitbroedinrichting volgens de uitvinding. Hierbij toont:

Figuur 1 een uitvoeringsvorm van de uitbroedinrichting volgens de uitvinding in perspectief;

Figuur 2 de in figuur 1 weergegeven uitbroedinrichting in bovenaanzicht; Figuur 3 de in figuur 1 weergegeven uitbroedinrichting in vooraanzicht met de eierendrager in de uitbroedstand;

Figuur 4 de in figuur 1 weergegeven uitbroedinrichting in vooraanzicht met de eierendrager in de uitkomstand;

Figuur 5 een detail van de ondersteuning van een eierentray;

Figuur 6 het in figuur 5 getoonde detail in bovenaanzicht;

Figuur 7 een detail van de ondersteuning op een alternatieve plaats onder de eierentray;

Figuur 8 het in figuur 7 getoonde detail in bovenaanzicht;

Figuur 9 een detail van de ondersteuning van een eierentray met de eiervakken in honinggraadconfiguratie;

Figuur 10 het in figuur 9 getoonde detail in bovenaanzicht;

Figuur 11 een verdere uitvoeringsvorm van de uitbroedinrichting voorzien van een opvangplateau onder de eierentrays, waarbij het opvangplateau aan de eierendrager is opgehangen; en

Figuur 12 de in figuur 11 weergegeven uitbroedinrichting waarbij het opvangplateau door een op de stalvloer aanwezig frame wordt gedragen.

Gedetailleerde omschrijving van de tekeningen

In de figuren 1 en 2 is een uitvoeringsvorm van de uitbroedinrichting volgens de uitvinding weergegeven in respectievelijk perspectief en bovenaanzicht. De uitbroedinrichting 1 heeft een eierendrager 3 voor het dragen van eierentrays 5 en instelmiddelen waarmee de eierendrager op afstand boven de stalvloer 7 van de grondstal gehouden kan worden. Deze instelmiddelen zijn gevormd door een ophanginrichting die met kabels 9 de eierendrager aan een plafond of dak van de grondstal ophangen. De kabels kunnen opgehaald en gevierd worden met behulp van hijsmiddelen die gevormd zijn door een lierinstallatie 11.

De eierendrager 3 heeft aan aantal paren parallelle op afstand van elkaar aanwezige ondersteuningsstrips 13, alsmede daarboven en daarnaast aanwezige zijgeleidingsprofielen 15 waartussen de eierentrays met geringe speling passen.

De uitbroedinrichting heeft voorts transportmiddelen die de eierentrays intermitterend over de instelmiddelen kunnen verplaatsen telkens over een verplaatsingsafstand X groter dan de lengte van de eierentray, zie figuur 2. Deze transportmiddelen hebben een rails 17 met daarin verplaatsbare haken 19 op onderlinge afstand gelijk aan de verplaatsingsafstand. De haken zijn draaibaar aan een in de rails heen en weer verplaatsbare stang verbonden, waarbij de haken in een richting wegdraaibaar zijn en in daaraan tegengestelde richting tegen verdraaiing geblokkeerd zijn, zodat in transportrichting de haken in de heengaande slag verticaal naar beneden hangen en de eierentrays vooruit kunnen duwen over de draagstrippen en in de teruggaande slag naar een horizontale positie verdraaien door aanraking met de eierentrays en daarbij over de eierentrays terug verplaatst worden naar de uitgangspositie.

In de figuren 3 en 4 is de uitbroedinrichting 1 in vooraanzicht weergegeven met de eierendrager 3 in de uitbroedstand respectievelijk uitkomstand. In de uitbroedstand, figuur 3, bevinden de eierentrays 5 zich op een afstand Di boven de stalvloer 7. Op deze afstand heeft de warmte/koudestraling afkomstig van de stalvloer geen negatieve effecten op het uitkomen van de eieren en/of op de ontwikkeling van de kuikens. In de uitkomstand, figuur 4, bevinden de eierentrays 5 zich op een afstand D2 tot de stalvloer 7. Op deze afstand kunnen de kuikens zonder letsel op de stalvloer vallen of klimmen. In de uitbroedstand, figuur 3, is de afstand Di van de eierentrays tot de stalvloer groter dan in de uitkomstand, figuur 4, waarin deze afstand D2 is.

In de figuren 5 en 6 is een detail van de ondersteuning van een eierentray weergegeven. De eierentray 5 heeft schotten 21 die begrenzingen vormen van vakken waarin eieren 23 rechtopstaand in geplaatst kunnen worden. De ondersteuningsstrips 13 bevinden zich recht onder de buitenste schotten en vormen zo dus geen obstakel voor uit de eieren komende kuikens die via de openingen tussen de schotten op de stalvloer eronder vallen.

In de figuren 7 en 8 is een detail van de ondersteuning op een alternatieve plaats weergegeven. Hierbij zijn de ondersteuningstrips 13 onder de eierentray aanwezig op plaatsen recht onder de schotten 21 die tussenwanden vormen tussen de vakken waarin de eieren 23 zich bevinden. Ook op deze plaatsen vormen de ondersteuningstrips geen obstakel voor uit de eieren komende kuikens die via de openingen tussen de schotten op de stalvloer eronder vallen.

Tenslotte is in de figuren 9 en 10 een detail van de ondersteuning van een eierentray waarin de eiervakken in honinggraadconfiguratie aanwezig zijn weergegeven. Hierbij bevinden de ondersteuningstrips 13 zich midden onder de schotten 21 die zig-zag-vormige tussenwanden vormen tussen de rijen eieren 23 in de eierentrays. Ook hierbij weer vormen de ondersteuningstrips geen obstakel voor uit de eieren komende kuikens.

In figuur 11 is een verdere uitvoeringsvorm van de uitbroedinrichting volgens de uitvinding weergegeven. Alle onderdelen die gelijk zijn aan die van de hierboven beschreven uitvoeringsvorm zijn met dezelfde verwijzingscijfers aangeduid. Ten opzichte van de hierboven beschreven uitvoeringsvorm heeft de in figuur 11 getoonde uitbroedinrichting 31 als extra een opvangplateau 33 dat op afstand D3 onder de eierentrays 5 aanwezig is. Het opvangplateau 33 is gevormd door een kunststof plaat die nabij de randen via kabels 35 aan de eierendrager 3 is opgehangen.

De uitbroedinrichting 31 is voorts voorzien van een in hoogte instelbare reling 37, die gevormd is door een ronde buis en via kabels 38 is opgehangen aan een lierinstallatie 39. Deze lierinstallatie is aangebracht op de eierendrager 3.

In figuur 12 is eveneens een uitbroedinrichting 41 met een opvangplateau 33 weergegeven. Echter, hierbij is het opvangplateau niet opgehangen, maar wordt het opvangplateau gedragen door een op de stalvloer 7 aanwezig frame 43. De afstand D3 van het opvangplateau 33 tot de eierentrays 5 is hierbij instelbaar met behulp van de lierinstallatie 11. Ook deze uitbroedinrichting 41 is voorzien van een in hoogte instelbare reling 37, die ook weer is gevormd door een ronde buis die via kabels 38 is opgehangen aan een lierinstallatie 39. Deze lierinstallatie is bevestigd tegen het plafond of dak van de grondstal, in plaats van op de eierendrager 3. De ronde buis is hierbij verplaatsbaar is een verticale geleiding 45 die aan het frame 43 zijn bevestigd.

Hoewel in het voorgaande de uitvinding is toegelicht aan de hand van de tekeningen, dient te worden vastgesteld dat de uitvinding geenszins tot de in de tekeningen getoonde uitvoeringsvorm is beperkt. De uitvinding strekt zich mede uit tot alle van de in de tekeningen getoonde uitvoeringsvorm afwijkende uitvoeringsvormen binnen het door de conclusies gedefinieerde kader.

Claims (14)

1. Uitbroedinrichting (1; 31; 41) voor eieren (23) voor toepassing in een grondstal welke voorzien is van een stalvloer en een plafond en/of dak, welke uitbroedinrichting een eierendrager (3) omvat voor het dragen van de eieren tijdens het uitbroedproces, alsmede eerste afstandsmiddelen voor het op afstand boven de stalvloer houden van de eierendrager, met het kenmerk, dat de uitbroedinrichting (1) voorts eerste instelmiddelen omvat waarmee de eierendrager (3) op verschillende instelbare hoogten boven de stalvloer (7) van de grondstal gehouden kan worden, waarbij in een uitbroedstand de afstand (Di) tot de stalvloer zodanig is dat warmte/koudestraling van de stalvloer geen negatieve effecten heeft op het uitkomen van de eieren en/of ontwikkeling van de kuikens, en waarbij in een uitkomstand de afstand (D2) tot de stalvloer zodanig is dat uitgekomen kuikens zonder letsel op de stalvloer of een daarboven aanwezig opvangplateau (33) kunnen vallen of klimmem, waarbij in de uitbroedstand de afstand tot de stalvloer groter is dan in de uitkomstand.

2. Uitbroedinrichting (31; 41) volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de uitbroedinrichting voorts een opvangplateau (33) omvat dat op afstand (D3) onder de eierendrager (3) aanwezig is, welke afstand zodanig is dat, bij aanwezigheid van de eierendrager in de uitkomstand, uitgekomen kuikens zonder letsel op het opvangplateau kunnen vallen, alsmede tweede afstandsmiddelen voor het op afstand boven de stalvloer (7) of op afstand onder de eierendrager (3) houden van het opvangplateau (33).

3. Uitbroedinrichting (31, 41) volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de uitbroedinrichting een reling (37) of opstaande rand omvat die langs de omtrek van het opvangplateau (33) aanwezig is.

4. Uitbroedinrichting (31; 41) volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de uitbroedinrichting tweede instelmiddelen omvat voor het instellen van de afstand van de reling (37) tot het opvangplateau (33).

5. Uitbroedinrichting (1) volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat aan de reling (37) kabels (38) zijn bevestigd waarmee de reling aan het plafond of dak of aan de eierendrager (3) op gehangen kan worden, en de tweede instelmiddelen een lierinstallatie (39) omvatten waarmee de kabels (38) opgehaald en gevierd kunnen worden.

6. Uitbroedinrichting (1; 31; 41) volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de eerste afstandsmiddelen een ophanginrichting omvatten waarmee de eierendrager (3) opgehangen kan worden aan het plafond of dak van de grondstal.

7. Uitbroedinrichting (1; 31; 41) volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de ophanginrichting verdere kabels (9) omvatten waarmee de eierendrager (3) aan het plafond of dak opgehangen kan worden en de eerste instelmiddelen een verdere lierinstallatie (11) omvatten waarmee de verdere kabels (9) opgehaald en gevierd kunnen worden voor het instellen van de gewenste hoogte boven de stalvloer (7) van de eierendrager (3) en/of voor het over een grotere afstand ophijsen en neerlaten van de eierendrager.

8. Uitbroedinrichting (1; 31; 41) volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de eierendrager (3) ontworpen is voor het dragen van in eierentrays (5) aanwezige eieren en één of meer paren parallelle op afstand van elkaar aanwezige ondersteuningsstrips (13) omvat, alsmede daarboven en daarnaast aanwezige zijgeleidingsprofielen (15) waartussen de eierentrays (5) met geringe speling passen, waarbij de ondersteuningsstrips (13) tussen naburige rijen eieren in de eierentrays aanwezig zijn onder tussen de rijen aanwezig tussenwanden (21).

9. Uitbroedinrichting (1; 31; 41) volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de uitbroedinrichting voorts transportmiddelen omvat die de eierentrays (5) intermitterend over de instelmiddelen kunnen verplaatsen telkens over een verplaatsingsafstand (X) groter dan de lengte van de eierentray.

10. Uitbroedinrichting (1; 31; 41) volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat de transportmiddelen een rails (17) omvatten met daarin verplaatsbare haken (19) op onderlinge afstand gelijk aan de verplaatsingsafstand (X), welke haken in een richting wegdraaibaar zijn en in daaraan tegengestelde richting tegen verdraaiing geblokkeerd zijn.

11. Grondstal omvattende een stalvloer (7) en een plafond en/of dak, alsmede verwarmingsmiddelen en ventilatiemiddelen, met het kenmerk, dat de grondstal voorts een uitbroedinrichting (1; 31; 41) volgens één der voorgaande conclusies omvat.

12. Grondstal volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat de verwarmingsmiddelen enkel de eierentrays (5) en de directe omgeving ervan verwarmen.

13. Werkwijze voor het uitbroeden van eieren (23) in een grondstal volgens conclusie 11 of 12, met het kenmerk, dat een of meer eierentrays (5) met eieren erin op een eerste afstand (Di) boven de stalvloer (7) in de grondstal geplaatst worden en vervolgens de eieren (23) uitgebroed worden en daarna naar een tweede afstand (D2) boven de stalvloer neergelaten worden, waarbij de kuikens zonder letsel op de stalvloer of een daarboven aanwezig opvangplateau (33) kunnen vallen of klimmem.

14. Werkwijze volgens conclusie 13, met het kenmerk, dat tijdens het uitbroeden de eierentrays (5) intermitterend in horizontale richting verplaatst worden en na het uitbroeden van de eieren (23) uit de grondstal genomen worden.