NL2006677C2 - Vermaaksinrichting met schommel en draaibare zetels. - Google Patents

Description

Vermaaksinrichting met schommel en draaibare zetels

De uitvinding betreft een vermaaksinrichting, omvattende tenminste een schommelarm waarvan een eind draaibaar volgens een schommelhartlijn is opgehangen 5 en waarvan een vrij eind volgens althans een gedeelte van een cirkelbaan verplaatsbaar is rond de schommelhartlijn, een aan het vrije eind van de schommelarm opgehangen drager die draaibaar is volgens een draaias dwars op de schommelhartlijn, alsmede tenminste een verblijfsmiddel voor tenminste een persoon dat is opgehangen aan de drager op afstand van de draaihartlijn daarvan.

10 Een dergelijke vermaaksinrichting is bekend uit NL-C-1008039. Deze bekende vermaaksinrichting bezit een schommelarm in de vorm van een klok. Het onderste gedeelte van de klok is draaibaar ten opzichte van het bovenste gedeelte daarvan, volgens een draaihartlijn dwars op de schommelhartlijn. Aan het onderste gedeelte van de klok kunnen de zetels vast zijn opgehangen. Verder is een variant bekend waarbij in 15 het onderste gedeelte van de klok een apart frame is opgehangen. Dit frame kan eveneens draaibaar zijn uitgevoerd, en wel volgens een draaihartlijn die samenvalt met die van het onderste gedeelte van de klok. Aan dat frame kunnen eveneens zetels vast zijn opgehangen.

Tijdens de schommelbeweging kan het onderste gedeelte van de klok rond de 20 draaihartlijn worden verdraaid. Daarmee bewegen de zetels volgens een cirkel die samenvalt met de onderrand van de klok. Ook de aan het frame opgehangen zetels bewegen in die variant volgens een dergelijke cirkel. De zetels hebben daarbij steeds een vaste positie ten opzichte van het onderste gedeelte van de klok of ten opzichte van het frame. Het is de bedoeling dat de inzittenden als gevolg van deze gecombineerde 25 rotaties een sensatie ervaren.

Uit US2006/035715 Al is een vermaaksinrichting bekend met een verblijfsmiddel welke met veel vrijheidsgraden van beweging is verbonden met een arm.

Uit NL1019209C2 is een schommelbaar kloklichaam bekend met gondels welke 30 met het onderste klokgedeelte mee roteren om zowel een rotatie om de as van de klok alsook een oscillerende beweging uit te voeren.

Het doel van de uitvinding is een verbeterde vermaaksinrichting van dit type te verschaffen, waarbij de sensatie nog kan worden vergroot. Dat doel wordt bereikt 2 doordat het verblijfsmiddel draaibaar is ten opzichte van de drager. Doordat de bewegingen waaraan de inzittenden worden onderworpen nu zijn samengesteld uit drie verschillende rotaties, namelijk een rotatie rond de schommelas, een rotatie rond de draaihartlijn van de drager alsmede een rotatie rond de draaihartlijn van het 5 verblijfsmiddel, ontstaat een sterkere sensatie.

De rotatie die het verblijfsmiddel maakt ten opzichte van de drager, kan in verschillende richtingen zijn gericht. De voorkeur gaat echter uit naar de variant waarbij het verblijfsmiddel draaibaar is volgens een draaihartlijn die evenwijdig is aan de draaihartlijn van de drager. Ook denkbaar is een variant waarbij het verblijfsmiddel 10 draaibaar is volgens een draaihartlijn die dwars gericht is ten opzichte van de draaihartlijn van de drager, en die bijvoorkeur de draaihartlijn van de drager snijdt. In het bijzonder kan de draaihartlijn van het verblijfsmiddel loodrecht zijn gericht op de draaihartlijn van de drager. Beide varianten kunnen ook worden gecombineerd.

Het verblijfsmiddel kan op verschillende manieren zijn uitgevoerd, en bezit in 15 ieder geval ten minste een zetel. Het is natuurlijk ook mogelijk twee of meer zetels naast elkaar te voorzien, en het geheel door middel van een symmetrisch geplaatste ophanging te bevestigen aan een draaiophanging. Verder kunnen meerdere regelmatig over de omtrek van de drager verspreide verblijfsmiddelen zijn voorzien.

Bijvoorkeur is de drager omwentelingssymmetrisch ten opzichte van de 20 draaihartlijn daarvan. In het bijzonder kan de drager draagarmen omvatten die onder gelijke hoeken ten opzichte van elkaar radiaal zijn gericht. Aan het buitenste eind van deze armen kan telkens een verblijfsmiddel draaibaar zijn opgehangen. Bijvoorkeur is de drager uitsluitend en slechts uitsluitend volgens de bijbehorende draaihartlijn beweegbaar ten opzichte van de schommelarm of schommelarmen. Andere graden van 25 vrijheid tussen de drager en de schommelarm of schommelarmen komen in dat geval derhalve niet voor.

De schommel bezit twee A-vormige of omgekeerd V-vormige frames die naast elkaar zijn opgesteld, zodanig dat tussen de toppen der frames zich de schommelhartlijn uitstrekt. Ook de schommelarm kan op verschillende manieren zijn uitgevoerd. Twee 30 schommelarmen zijn voorzien waarvan een is opgehangen aan het ene frame en de ander is opgehangen aan het andere frame, welke schommelarmen schuin naar elkaar zijn gericht vanaf genoemde toppen en aan hun vrije eind aan elkaar zijn bevestigd. Als 3 alternatief kunnen de schommelarmen onderling zijn verbonden via een huis waaraan de drager is opgehangen.

Zoals hiervoor beschreven kan de vermaaksinrichting zijn uitgevoerd als een zuivere schommel, voor het uitvoeren van heen en weer gaande bewegingen rond de 5 schommelhartlijn. Het is echter ook mogelijk om de vermaaksinrichting uit te voeren met een schommelarm die volledige omwentelingen rond de schommelhartlijn kan uitvoeren. In dat laatste geval wordt de voorkeur gegeven aan een uitvoeringsvorm waarbij ten minste een balansarm is voorzien die is bevestigd aan ten minste een schommelarm, alsmede een massa aan het vrije eind van de balansarm, welke 10 balansarm zich bevindt aan de zijde van de rotatiehartlijn tegenover de zijde daarvan waar zich een schommelarm bevindt.

Verder kan tenminste een tweede schommelarm zijn voorzien op zodanige wijze dat een eerste en tweede schommelarm symmetrisch ten opzichte van schommelhartlijn zijn opgesteld. Aan het vrije eind van de tweede schommelarm is in dat geval een 15 tweede drager opgehangen die draaibaar is volgens een draaias dwars op de schommelhartlijn, alsmede tenminste een verblijfsmiddel voor tenminste een persoon dat is opgehangen aan de tweede drager op afstand van de draaihartlijn daarvan. Dit verblijfsmiddel alsmede het verblijfsmiddel van de eerste drager zijn draaibaar volgens een draaihartlijn loodrecht op de draaihartlijn van de tweede drager, zodanig dat de 20 inzittenden een volledige omwenteling kunnen maken zonder dat zij ondersteboven komen te hangen.

De uitvinding zal nu verder worden toegelicht aan de hand van een in de figuren weergegeven uitvoeringsvoorbeeld.

Figuur 1 toont een vooraanzicht van de vermaaksinrichting, in rusttoestand.

25 Figuur 2 toont een zijaanzicht van de vermaaksinrichting, in uitgezwenkte toestand.

De in de figuren weergegeven vermaaksinrichting bezit een basis 1 die bijvoorbeeld samengesteld kan zijn uit een aantal mobiele platforms, zoals meerdere vrachtwagenchassis. Op deze basis 1 zijn twee A-vormige of omgekeerd V-vormige 30 frames 2 evenwijdig op afstand naast elkaar opgesteld. In de top van elk frame is telkens een draai ophanging 3 gemonteerd, welke de gemeenschappelijke schommelhartlijn 4 bepalen. Aan elke draai ophanging 3 is een schommelarm 5 4 bevestigd. De schommelarmen 5 lopen vanaf de respectievelijke draai ophangingen 3 schuin naar elkaar toe.

Aan hun onderste eind zijn de schommelarmen 5 aan elkaar verbonden door middel van het huis 6. Dit huis 6 draagt een drager 7, welke draaibaar is om de 5 draaihartlijn 8. Deze draaihartlijn 8 van de drager 7 is in het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld loodrecht gericht op de schommelhartlijn 7, en snijdt deze bijvoorkeur. De drager 7 bezit een aantal armen 9, bijvoorbeeld zes, die zich radiaal naar buiten uitstrekken ten opzichte van de draaihartlijn 8 van de drager 7.

Aan het radiaal buitenste eind van elke arm 9 is een verblijfsmiddel 10 10 opgehangen. Dit verblijfsmiddel kan een enkele of meer zetels bevatten. Het verblijfsmiddel 10 is door middel van een eerste draai ophanging 11 verbonden aan genoemd eind van de arm 9. Deze draaiophanging 11 bezit een draaihartlijn 12 die in wezen evenwijdig is aan de draaihartlijn 8 van de drager.

Verder is de verblijfsinrichting 10 aan de arm 9 opgehangen door middel van een 15 tweede draaiophanging 13, waarvan de hartlijn 14 loopt in de langsrichting van de arm 9. Deze draaihartlijn 14 is dwars, in het bijzonder loodrecht, gericht op de draaihartlijn 8 van de drager 6.

Door de schommelarmen 5 te verdraaien rond de schommelarm 4 in de richting van de pijl zoals vertoond in figuur 2, worden de verblijfsinrichtingen 10 omhoog 20 gezwenkt. Tegelijkertijd kan de drager 7 een rotatie uitvoeren rond de draaihartlijn 8 daarvan, eveneens weergegeven met een pijl in figuur 2. Verder kan de verblijfsinrichting 10 een rotatie rond de draaihartlijn 12 uitvoeren, aangeduid door de betreffende pijl. Eventueel kan de verblijfsinrichting 10 ook nog een rotatie uitvoeren om de draaihartlijn 14, aangeduid door de betreffende pijl, van de tweede 25 draaiophanging 13.

5

Lijst van verwijzingstekens 1. Basis 2. A-vormig of omgekeerd V-vormig frame 5 3. Draaiophanging in top van frame 4. Schommelhartlijn 5. Schommelarm 6. Huis 7. Drager 10 8. Draaihartlijn drager 9. Arm drager 10. Verblijfsmiddel 11. Draaiophanging verblijfsmiddel 12. Hartlijn draaiophanging 11 15 13. Draaiophanging verblijfsmiddel 14. Hartlijn draaiophanging 13

Claims (12)

1. Vermaaksinrichting, omvattende tenminste een schommelarm (5) waarvan een eind draaibaar volgens een schommelhartlijn (4) is opgehangen en waarvan een vrij 5 eind volgens althans een gedeelte van een cirkelbaan verplaatsbaar is rond de schommelhartlijn, een aan het vrije eind van de schommelarm opgehangen drager (7) die draaibaar is volgens een draaias (8) dwars op de schommelhartlijn (4), alsmede tenminste een verblijfsmiddel (10) voor tenminste een persoon dat is opgehangen aan de drager (7) op afstand van de draaihartlijn (8) daarvan, met het kenmerk dat het 10 verblijfsmiddel (10) draaibaar is ten opzichte van de drager (7), waarbij twee A-vormige of omgekeerd V-vormige frames (2) zijn voorzien die naast elkaar zijn opgesteld, en tussen de toppen (3) der frames zich de schommelhartlijn (4) uitstrekt, en waarbij twee schommelarmen (5) zijn voorzien waarvan een is opgehangen aan het ene frame (2) en de ander is opgehangen aan het andere frame (2), welke schommelarmen 15 (5) schuin naar elkaar zijn gericht vanaf genoemde toppen (3) en aan hun vrije eind aan elkaar zijn bevestigd.

2. Vermaaksinrichting volgens conclusie 1, waarbij het verblijfsmiddel (10) draaibaar is volgens een draaihartlijn (12) die evenwijdig is aan de draaihartlijn (8) van 20 de drager (7).

3. Vermaaksinrichting volgens conclusie lof 2, waarbij het verblijfsmiddel (10) draaibaar is volgens een draaihartlijn (14) die dwars gericht is ten opzichte van de draaihartlijn (8) van de drager (7), bij voorkeur de draaihartlijn (8) van de drager (7) 25 snijdt.

4. Vermaaksinrichting volgens conclusie 3, waarbij de draaihartlijn (14) van het verblijfsmiddel (10) loodrecht is gericht op de draaihartlijn (8) van de drager (7).

5. Vermaaksinrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij het verblijfsmiddel (10) tenminste een zetel omvat.

6. Vermaaksinrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij meerdere regelmatig over de omtrek van de drager (7) verspreide verblijfsmiddelen (10) zijn voorzien.

7. Vermaaksinrichting volgens een der voorgaan de conclusies, waarbij de drager (7) omwentelingssymmetrisch is ten opzichte van de draaihartlijn (8) daarvan.

8. Vermaaksinrichting volgens conclusie 6 of 7, waarbij de drager (7) onder gelijke hoeken ten opzichte van elkaar radiaal gerichte draagarmen (9) omvat, aan het 10 buitenste eind van welke draagarmen telkens een verblijfsmiddel (10) draaibaar is opgehangen.

9. Vermaaksinrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij twee schommelarmen (5) zijn voorzien waarvan een is opgehangen aan het ene frame (2) en 15 de ander is opgehangen aan het andere frame (2), welke schommelarmen (5) schuin naar elkaar zijn gericht vanaf genoemde toppen (3) en aan hun vrije eind aan een huis (6) zijn bevestigd, aan welk huis (6) de drager (7) is opgehangen.

10. Vermaaksinrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de drager 20 (7) uitsluitend en slechts uitsluitend volgens de bijbehorende draaihartlijn (8) beweegbaar is ten opzichte van de tenminste ene schommelarm (5).

11. Vermaaksinrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij ten minste een balansarm is voorzien die is bevestigd aan ten minste een schommelarm (5), 25 alsmede een massa aan het vrije eind van de balansarm, welke balansarm zich bevindt aan de zijde van de rotatiehartlijn (4) tegenover de zijde daarvan waar zich een schommelarm (5) bevindt.

12. Vermaaksinrichting volgens een der conclusies 1-10, waarbij tenminste een 30 tweede schommelarm (5) is voorzien, zodanig dat een eerste en tweede schommelarm symmetrisch ten opzichte van schommelhartlijn (4) zijn opgesteld, een aan het vrije eind van de tweede schommelarm opgehangen tweede drager (7) die draaibaar is volgens een draaias (8) dwars op de schommelhartlijn (4), alsmede tenminste een verblijfsmiddel (10) voor tenminste een persoon dat is opgehangen aan de tweede drager (7) op afstand van de draaihartlijn (8) daarvan, welk verblijfsmiddel aan de tweede drager en het verblijfsmiddel aan de eerste drager draaibaar zijn volgens een draaihartlijn (14) loodrecht op de draaihartlijn (8) van de bijbehorende drager. 5 -o-o-o-o-o-o-o-