NL2006400C2 - Gebouw met verbeterd ventilatiesysteem alsmede ventilatie-inrichting daarvoor. - Google Patents

Gebouw met verbeterd ventilatiesysteem alsmede ventilatie-inrichting daarvoor. Download PDF

Info

Publication number
NL2006400C2
NL2006400C2 NL2006400A NL2006400A NL2006400C2 NL 2006400 C2 NL2006400 C2 NL 2006400C2 NL 2006400 A NL2006400 A NL 2006400A NL 2006400 A NL2006400 A NL 2006400A NL 2006400 C2 NL2006400 C2 NL 2006400C2
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
building
ventilation
passage
housing
ventilation device
Prior art date
Application number
NL2006400A
Other languages
English (en)
Inventor
Luc Louis Renson
Original Assignee
Vero Duco Nv
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Vero Duco Nv filed Critical Vero Duco Nv
Priority to NL2006400A priority Critical patent/NL2006400C2/nl
Priority to EP12159475.8A priority patent/EP2574860B1/en
Application granted granted Critical
Publication of NL2006400C2 publication Critical patent/NL2006400C2/nl

Links

Classifications

    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F24HEATING; RANGES; VENTILATING
    • F24FAIR-CONDITIONING; AIR-HUMIDIFICATION; VENTILATION; USE OF AIR CURRENTS FOR SCREENING
    • F24F7/00Ventilation
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E06DOORS, WINDOWS, SHUTTERS, OR ROLLER BLINDS IN GENERAL; LADDERS
    • E06BFIXED OR MOVABLE CLOSURES FOR OPENINGS IN BUILDINGS, VEHICLES, FENCES OR LIKE ENCLOSURES IN GENERAL, e.g. DOORS, WINDOWS, BLINDS, GATES
    • E06B7/00Special arrangements or measures in connection with doors or windows
    • E06B7/02Special arrangements or measures in connection with doors or windows for providing ventilation, e.g. through double windows; Arrangement of ventilation roses
    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F24HEATING; RANGES; VENTILATING
    • F24DDOMESTIC- OR SPACE-HEATING SYSTEMS, e.g. CENTRAL HEATING SYSTEMS; DOMESTIC HOT-WATER SUPPLY SYSTEMS; ELEMENTS OR COMPONENTS THEREFOR
    • F24D13/00Electric heating systems
    • F24D13/02Electric heating systems solely using resistance heating, e.g. underfloor heating
    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F24HEATING; RANGES; VENTILATING
    • F24FAIR-CONDITIONING; AIR-HUMIDIFICATION; VENTILATION; USE OF AIR CURRENTS FOR SCREENING
    • F24F11/00Control or safety arrangements
    • F24F11/70Control systems characterised by their outputs; Constructional details thereof
    • F24F11/72Control systems characterised by their outputs; Constructional details thereof for controlling the supply of treated air, e.g. its pressure
    • F24F11/74Control systems characterised by their outputs; Constructional details thereof for controlling the supply of treated air, e.g. its pressure for controlling air flow rate or air velocity
    • F24F11/745Control systems characterised by their outputs; Constructional details thereof for controlling the supply of treated air, e.g. its pressure for controlling air flow rate or air velocity the air flow rate increasing with an increase of air-current or wind pressure
    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F24HEATING; RANGES; VENTILATING
    • F24FAIR-CONDITIONING; AIR-HUMIDIFICATION; VENTILATION; USE OF AIR CURRENTS FOR SCREENING
    • F24F13/00Details common to, or for air-conditioning, air-humidification, ventilation or use of air currents for screening
    • F24F13/08Air-flow control members, e.g. louvres, grilles, flaps or guide plates
    • F24F13/10Air-flow control members, e.g. louvres, grilles, flaps or guide plates movable, e.g. dampers
    • F24F13/14Air-flow control members, e.g. louvres, grilles, flaps or guide plates movable, e.g. dampers built up of tilting members, e.g. louvre
    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F24HEATING; RANGES; VENTILATING
    • F24FAIR-CONDITIONING; AIR-HUMIDIFICATION; VENTILATION; USE OF AIR CURRENTS FOR SCREENING
    • F24F13/00Details common to, or for air-conditioning, air-humidification, ventilation or use of air currents for screening
    • F24F13/08Air-flow control members, e.g. louvres, grilles, flaps or guide plates
    • F24F13/18Air-flow control members, e.g. louvres, grilles, flaps or guide plates specially adapted for insertion in flat panels, e.g. in door or window-pane
    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F24HEATING; RANGES; VENTILATING
    • F24HFLUID HEATERS, e.g. WATER OR AIR HEATERS, HAVING HEAT-GENERATING MEANS, e.g. HEAT PUMPS, IN GENERAL
    • F24H3/00Air heaters
    • F24H3/02Air heaters with forced circulation
    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F24HEATING; RANGES; VENTILATING
    • F24FAIR-CONDITIONING; AIR-HUMIDIFICATION; VENTILATION; USE OF AIR CURRENTS FOR SCREENING
    • F24F11/00Control or safety arrangements
    • F24F11/30Control or safety arrangements for purposes related to the operation of the system, e.g. for safety or monitoring
    • F24F11/46Improving electric energy efficiency or saving
    • F24F11/47Responding to energy costs
    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F24HEATING; RANGES; VENTILATING
    • F24FAIR-CONDITIONING; AIR-HUMIDIFICATION; VENTILATION; USE OF AIR CURRENTS FOR SCREENING
    • F24F7/00Ventilation
    • F24F2007/0025Ventilation using vent ports in a wall
    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F24HEATING; RANGES; VENTILATING
    • F24FAIR-CONDITIONING; AIR-HUMIDIFICATION; VENTILATION; USE OF AIR CURRENTS FOR SCREENING
    • F24F7/00Ventilation
    • F24F2007/004Natural ventilation using convection
    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F24HEATING; RANGES; VENTILATING
    • F24FAIR-CONDITIONING; AIR-HUMIDIFICATION; VENTILATION; USE OF AIR CURRENTS FOR SCREENING
    • F24F2221/00Details or features not otherwise provided for
    • F24F2221/34Heater, e.g. gas burner, electric air heater
    • YGENERAL TAGGING OF NEW TECHNOLOGICAL DEVELOPMENTS; GENERAL TAGGING OF CROSS-SECTIONAL TECHNOLOGIES SPANNING OVER SEVERAL SECTIONS OF THE IPC; TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC CROSS-REFERENCE ART COLLECTIONS [XRACs] AND DIGESTS
    • Y02TECHNOLOGIES OR APPLICATIONS FOR MITIGATION OR ADAPTATION AGAINST CLIMATE CHANGE
    • Y02BCLIMATE CHANGE MITIGATION TECHNOLOGIES RELATED TO BUILDINGS, e.g. HOUSING, HOUSE APPLIANCES OR RELATED END-USER APPLICATIONS
    • Y02B30/00Energy efficient heating, ventilation or air conditioning [HVAC]

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Chemical & Material Sciences (AREA)
  • Combustion & Propulsion (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • General Engineering & Computer Science (AREA)
  • Physics & Mathematics (AREA)
  • Thermal Sciences (AREA)
  • Fluid Mechanics (AREA)
  • Civil Engineering (AREA)
  • Structural Engineering (AREA)
  • Central Heating Systems (AREA)
  • Building Environments (AREA)

Description

Gebouw met verbeterd ventilatiesysteem alsmede ventilatie-inrichting daarvoor
De uitvinding betreft in eerste instantie een gebouw, omvattende een gevel en een passief ventilatiesysteem voor het onder invloed van een drukverschil tussen het 5 uitwendige en het inwendige van het gebouw passief toevoeren van buitenlucht in het gebouw, welk ventilatiesysteem een in de gevel voorzien doorgangsmiddel omvat dat zich uitstrekt tussen genoemd uitwendige en inwendige van het gebouw en dat is uitgevoerd voor het onder invloed van genoemd drukverschil verschaffen van een luchtstroming.
10 Dergelijke gebouwen en ventilatiesystemen zijn algemeen bekend, en kunnen op vele verschillende wijzen zijn uitgevoerd. Zo kan het ventilatiesysteem zijn uitgevoerd met een muurdemper die zich bevindt in een doorgaand gat in een gevelmuur. Verder zijn uitvoeringen bekend waarbij het ventilatiesysteem een ventilatie-inrichting bevat die is opgenomen op een kozijn, aansluitend op de rand van een gevelopening. Een 15 dergelijke ventilatie-inrichting kan zich echter ook onder een kozijn bevinden, of aan de opstaande randen daarvan, telkens aansluitend op de rand van de gevelopening.
Volgens weer een andere variant kan de ventilatie-inrichting zich bevinden in het kozijn, tussen een horizontale kozijnbalk en de beglazing, en wel aan de bovenkant of de onderkant van de beglazing. Daarnaast kan de ventilatie-inrichting zich bevinden 20 tussen een verticale kozijnbalk en de beglazing.
Bij al deze gebouwen kan de buitenlucht het inwendige van het gebouw bereiken zonder toepassing van een actieve aandrijving met behulp van een aangedreven ventilator, zoals een schoepenrad of propeller. Dit is mogelijk door gebruik te maken van het drukverschil dat heerst tussen het uitwendige en het inwendige van een 25 gebouw. Onder invloed van dit drukverschil kan een luchtstroming van buitenlucht optreden, naar binnen in het inwendige van het gebouw. Om een dergelijke passieve luchtstroming te verzekeren, moet een ventilatiesysteem worden toegepast dat een geringe stromingsweerstand levert. Immers kunnen de verschildrukken tussen het inwendige en het uitwendige van het gebouw relatief gering zijn, terwijl niettemin een 30 bepaald vereist debiet moet worden verzekerd. In hedendaagse bouwvoorschriften zijn deze eisen vastgelegd, zodat in ieder geval voor nieuwbouwprojecten en renovatieprojecten voldaan moet zijn aan dergelijke voorwaarden.
2
In de praktijk is reeds een groot aantal voorstellen gedaan voor ventilatiesystemen die aan genoemde voorwaarden voldoen. Het gaat daarbij zowel om muurdempers als ventilatie-inrichtingen die zijn ingebouwd in het kozijn of tussen het kozijn en de gevelopening, zoals hiervoor genoemd. Hoewel al deze 5 ventilatiesystemen in meer of mindere wel voldoen aan de eisen van luchtverversing bij een bepaalde drukval tussen het uitwendige en het inwendige van een gebouw, zijn deze systemen niettemin voor verbetering vatbaar. Zo doet zich een belangrijk nadeel van de bekende ventilatiesystemen voor indien de buitenlucht een lage temperatuur heeft. In dergelijke gevallen kan de koude buitenlucht direct het inwendige van het 10 gebouw binnentreden. Dit geeft aanleiding tot tochtverschijnselen, die een onaangename invloed hebben op het comfort. Ook kunnen valstromen optreden die het comfort nog verder verslechteren.
Het zou daarom de voorkeur verdienen om de buitenlucht te verwarmen wanneer deze in het inwendige van het gebouw binnentreedt. Uit DE-A-4143036 is op zich 15 bekend om buitenlucht in een actieve ventilatie-inrichting te verwarmen door een verwarmingsspiraal te plaatsen in de stromingsdoorgang. De luchtstroming wordt daarbij aangejaagd door een ventilator, zodanig dat de relatief koude buitenlucht geforceerd langs de spiraalverwarming wordt gedreven alvorens deze de inwendige ruimte binnenkomt.
20 Het zal duidelijk zijn dat de plaatsing van een obstakel als een verwarmingsspiraal in de doorgang ernstig afbreuk doet aan de stromingscapaciteit daarvan. En terwijl de verminderde stromingscapaciteit bij een actief ventilatiesysteem kan worden ondervangen door de aanjagende werking van de ventilator, is dat bij een passief ventilatiesysteem niet mogelijk.
25 Doel van de uitvinding is daarom een gebouw met een ventilatiesysteem van het passieve type te verschaffen dat enerzijds de gewenste stromingscapaciteit bezit, doch dat anderzijds verwarming van de binnentredende lucht mogelijk maakt. Dat doel wordt bereikt doordat een de luchtstroming verwarmend verwarmingsmiddel is voorzien in de vorm van een vel of folie of plaat uit elektrisch geleidend materiaal.
30 Bij het gebouw volgens de uitvinding kan de binnentredende lucht worden verwarmd doordat deze langs het relatief warme vel of folie of warme plaat strijkt. De lucht ondervindt daarbij echter nauwelijks extra weerstand, omdat het vel/folie of de plaat per definitie een relatief vlak oppervlak bezit. Daarbij moet bedacht worden dat 3 de plaat of het vel niet volkomen plat hoeft te zijn, maar bij voorbeeld ook een gebogen vormkan bezitten. Ook een dergelijke uitvoering geeft nauwelijks extra stromingsweerstand, vooral indien de plaat of het vel de toch al aanwezige vorm van de doorgang kan volgen. Verder kan de plaat of het vel een zekere oppervlaktestructuur 5 bezitten, zoals ribbels, putjes, puntjes en dergelijke, indien de totale uitvoering van het oppervlak relatief glad blijft.
Zoals reeds genoemd kan met een dergelijk verwarmingselement de binnentredende buitenlucht op de gewenste temperatuur worden gebracht. De positie van de verwarming ten opzichte van de luchtstroom moet daartoe zo worden gekozen 10 dat de in het inwendige van het gebouw aanwezige personen de binnentredende lucht niet als onaangenaam ervaren. Daartoe is vereist dat de lucht voldoende verwarmd is alvorens deze de betreffende personen bereikt. In dat verband is het niet absoluut noodzakelijk dat de buitenlucht reeds in het ventilatiesysteem zelf wordt verwarmd. De verwarming kan bijvoorbeeld pas plaatsvinden nadat de buitenlucht, terwijl deze een 15 nog relatief lage temperatuur heeft, het inwendige binnentreedt. De voorwaarde waaraan dan wel moet worden voldaan is dat de lucht op niet al te grote afstand van het ventilatiesysteem alsnog wordt verwarmd. Dit kan worden bewerkstelligd door het verwarmingsmiddel op afstand van het doorgangsmiddel te plaatsen, en wel zodanig dat dit zich uitstrekt langs de baan van het door het doorgangsmiddel in het inwendige 20 van het gebouw verschafte luchtstroming.
De afstand waarop het verwarmingsmiddel van de ventilatie-inrichting kan worden geplaatst zodanig dat de binnentredende lucht daadwerkelijk wordt verwarmd, hangt onder andere af van de plaatselijke omstandigheden. Ook de richting waaronder de buitenlucht uit de ventilatie-inrichting stroomt is van belang. In het algemeen kan 25 gesteld worden dat afstand tussen de ventilatie-inrichting van het verwarmingsmiddel van dezelfde ordegrootte kan zijn als de dwarsafmetingen van de ventilatie-inrichting, bij voorkeur kleiner is dan die dwarsafmetingen. Als voorbeeld van een geschikte dergelijke plaatsing wordt genoemd de plaatsing aan het kozijn waarin of waarop de ventilatie-inrichting zich bevindt, bij voorkeur aan de aangrenzende dwarsbalk van het 30 kozijn. Een ander voorbeeld is de plaatsing aan het plafond, direct op enige afstand achter een nabij het plafond uitmondende ventilatie-inrichting. Het is echter niet uitgesloten dat de afstand groter kan zijn.
4
Bijvoorbeeld kan het verwarmingsmiddel zich bevinden op een profiel dat aan het plafond is bevestigd, welk profiel zich bevindt in de stromingsbaan van de uit het ventilatiesysteem afkomstige buitenlucht. Ook kan de verwarming zich bevinden aan een profiel dat aan het kozijn is bevestigd, op enige afstand van een zich in dat kozijn 5 bevindende ventilatie-inrichting en wederom in de stromingsbaan van de uit die ventilatie-inrichting afkomstige luchtstroom.
Volgens een andere uitvoeringsvorm kan het verwarmingsmiddel zijn verbonden met het doorgangsmiddel, zodanig dat het verwarmingsmiddel zich uitstrekt langs de baan van het door het doorgangsmiddel in het inwendige van het gebouw verschafte 10 luchtstroming. Bij al deze varianten is van belang dat de stroming van de binnentredende lucht nauwelijks wordt gehinderd, hetgeen in het bijzonder wordt verkregen indien het verwarmingsmiddel niet zozeer in de baan van de luchtstroming is geplaatst, doch langs de baan van de luchtstroming. In het ideale geval vormt het verwarmingsmiddel onderdeel van de stromingsgeleiding van de luchtstroom.
15 De uitvinding betreft verder een passieve ventilatie-inrichting voor inbouw in een gebouw zoals hiervoor beschreven, omvattende een roosterbehuizing uit in langsrichting daarvan gerichte en onderling gekoppelde profielen, een ventilatiedoorgang die zich uitstrekt tussen een naar het uitwendige van het gebouw te keren toevoer van de roosterbehuizing en een naar het inwendige van de 20 roosterbehuizing te keren afvoer van de roosterbehuizing, welke ventilatiedoorgang zich dwars op de langsrichting van de profielen uitstrekt voor het door de roosterbehuizing verschaffen van een luchtstroming.
Een dergelijke passieve ventilatie-inrichting is geschikt voor het verschaffen van een natuurlijke ventilatie die geheel plaatsvindt als gevolg van drukverschillen tussen 25 het uitwendige en het inwendige van een gebouw. De ventilatie-inrichting bezit derhalve geen ventilator die zich in de roosterbehuizing bevindt. Veelal worden dergelijke ventilatie-inrichtingen toegepast voor het ventileren van ruimtes in woninggebouwen. De ventilatie-inrichting kan worden afgesloten door een afsluitmechanisme, zoals een klep of ton, dat zich in of buiten de roosterbehuizing kan 30 bevinden.
Gewoonlijk wordt de ventilatie-inrichting afgesloten wanneer de toevoer van verse buitenlucht niet nodig is of ongewenst is. Dat laatste kan bijvoorbeeld het geval zijn bij sterke wind. Ook lage buitentemperaturen kunnen aanleiding geven tot het 5 sluiten van de ventilatie-inrichting. In dat geval kan namelijk een koude tocht optreden die als hinderlijk wordt ervaren. Het regelmatig afsluiten van de ventilatie-inrichting is echter onwenselijk vanwege de daarmee samenhangende geleidelijke achteruitgang van de binnenluchtkwaliteit in de betreffende ruimte in het inwendige van het gebouw, 5 zoals met betrekking tot C02, vocht, geuren en dergelijke.
Het doel van de uitvinding is daarom tevens een ventilatie-inrichting van het hiervoor genoemde passieve type te verschaffen dat enerzijds een geschikte luchtverversing mogelijk maakt, maar dat anderzijds toch voldoende vaak kan worden geopend zonder hinder te veroorzaken. Dat doel wordt bereikt doordat een 10 verwarmingsmiddel is voorzien in de vorm van een vel of plaat uit een elektrisch geleidend materiaal.
Bij de ventilatie-inrichting volgens de uitvinding kan de lucht op normale wijze door het huis stromen: anders dan een verwarmingsspiraal zoals bekend is bij de actieve ventilatie-inrichting volgens DE-A-4143036, vormt een relatief vlakke plaat of 15 vlak vel nauwelijks een hindernis voor de langsstromende lucht. Het gevolg daarvan is dat ook bij lage buitentemperaturen de natuurlijke ventilatie gehandhaafd kan worden zonder dat onaangename, koude tocht ontstaat. De lucht wordt indien nodig bijverwarmd alvorens deze terecht komt in de geventileerde ruimte. Het bijverwarmen kan bijvoorbeeld automatisch ingeschakeld worden zodra de buitentemperatuur onder 20 een bepaalde waarde daalt en de ventilatie-inrichting is geopend. Ook is het mogelijk de bijverwarming handmatig te bedienen.
Het verwarmingselement kan op verschillende posities worden aangebracht. Bij voorkeur kan het verwarmingselement aan een van de profielen van de behuizing worden bevestigd die de stromingsdoorgang begrenzen. Volgens een verdere 25 mogelijkheid kan de roosterbehuizing aan de afvoer een hulpprofiel dragen waaraan het verwarmingsmiddel is opgehangen. Dat hulpprofiel kan op een geschikte wijze worden georiënteerd, zodanig dat de luchtstroming niet wezenlijk wordt gehinderd. Bijvoorbeeld kan het hulpprofiel in wezen vlak zijn en zich vanaf de onderzijde van de roosterbehuizing schuin omhoog langs de afvoer uitstrekken.
30 Volgens een andere mogelijkheid kan zich aan de afvoer een klep bevinden die overbrengbaar is tussen een open positie voor het vrijgeven van de afvoer, en een gesloten positie voor het sluiten van de afvoer. In een dergelijk geval kan het verwarmingselement zich bevinden aan die klep.
6
Bij al deze uitvoeringsvormen is het ook mogelijk om de verwarming achteraf aan te brengen, in combinatie met het uitwendige hulpprofïel of op de vanuit de te ventileren ruimte toegankelijke klep. Ook kan het profiel met het verwarmingselement worden verwijderd in verband met vervanging van het verwarmingselement, 5 bijvoorbeeld indien dit defect is. In dat verband kan zijn voorzien dat een hulpsamenstel is voorzien dat het verwarmingsmiddel draagt, welk hulpsamenstel verwisselbaar samenwerkt met der roosterbehuizing of een verwisselbaar samenwerkt met een deel van de roosterbehuizing. De bevestiging van een dergelijk hulpsamenstel kan bijvoorbeeld met klikmiddelen zijn uitgevoerd, zodanig dat op eenvoudige wijze 10 een nieuw verwarmingsmiddel kan worden aangebracht.
Het verwarmingselement zelf kan eveneens op verschillende manieren zijn uitgevoerd, zoals bijvoorbeeld in de vorm van een relatief starre plaat of profiel. De voorkeur gaat uit naar een uitvoeringsvorm waarbij het verwarmingselement een elektrische stroom geleidende verwarmingsfolie omvat. Deze verwarmingsfolie kan aan 15 een profiel zijn gehecht door een lijmlaag en dergelijke. De aanwezigheid van een dergelijke verwarmingsfolie met geringe dikteafineting heeft nauwelijks invloed op het verloop van de luchtstroming. Een dergelijke verwarmingsfolie kan uit een polymeer bestaan waarin koolstofdeeltjes zijn opgenomen die geleidende ketens vormen. Door een zwakstroom aan te leggen gaat door deze ketens een stroom lopen, hetgeen een 20 temperatuurverhoging tot gevolg heeft. Het polymeermateriaal zet als gevolg van de temperatuurverhoging uit, waardoor de ketens uit koolstofdeeltjes worden verbroken zodat deze overgaan in een niet-stroomgeleidende toestand. De weerstand van de ketens wordt daardoor hoger, met als gevolg dat het polymeer materiaal warm blijft zolang de stroom aangesloten blijft. Een voorbeeld van een dergelijk materiaal is 25 bekend uit WO-A-01/56333.
De uitvinding is toepasbaar op verschillende typen ventilatie-inrichtingen, zoals voor inbouw in kozijn of een voor een gevel. In dat verband kan de ventilatie-inrichting zich aan de bovenzijde van de roosterbehuizing bevindende aansluitmiddelen bezitten ter aansluiting aan een kozijnbalk en onderste aansluitmiddelen ter aansluiting aan een 30 paneel, zoals een glazen ruit. Als een alternatief kunnen zich aan de bovenzijde van de roosterbehuizing aansluitmiddelen bevinden ter aansluiting op de rand van een gevelopening en onderste aansluitmiddelen ter aansluiting op een kozijnbalk.
7
Een ventilatie-inrichting van een ander type is bekend uit de reeds genoemde publicatie DE-A-4143036. Deze bekende ventilatie-inrichting is van een ander type en bezit een roosterbehuizing die onderdeel vormt van horizontale kozijnbalk. De roosterbehuizing, dat niet nader is omschreven, is niet opgebouwd uit onderling 5 verbonden profielen. Verder is een ventilator voorzien voor het opwekken van een stroming door de roosterbehuizing. In de roosterbehuizing bevindt zich een verwarming, waarlangs de door de ventilator in stroming gebrachte lucht wordt gevoerd. Omdat de verwarming zich in de roosterbehuizing bevindt, beïnvloedt deze de doorvoercapaciteit. Tevens is het niet mogelijk om achteraf de ventilatie-inrichting uit 10 te rusten met een verwarming.
Vervolgens zal de uitvinding nader worden toegelicht aan de hand van de in de figuren weergegeven uitvoeringsvoorbeelden.
Figuur 1 toont een eerste uitvoeringsvorm van een gebouw met de ventilatie-inrichting.
15 Figuur 2 toont een tweede uitvoeringsvorm.
Figuur 3 toont een derde uitvoeringsvorm.
Figuur 4 toont een vierde uitvoeringsvorm.
Figuur 5 toont een vijfde uitvoeringsvorm.
Figuur 6 toont een zesde uitvoeringsvorm met plaatsing op glas.
20 Figuur 7 toont een zevende uitvoeringsvorm onder een raamkozijn.
In figuur 1 is een ventilatie-inrichting 1 weergegeven die is opgenomen in een opening in de gevel 2 van een gebouw 23. De ventilatie-inrichting bevindt zich tussen de onderste begrenzing 4 van die gevelopening en een eveneens daarin aangebracht kozijn 3 van bijvoorbeeld een venster of deur, en is daartoe voorzien van de 25 aansluitmiddelen 21, 22. Als alternatief kan de ventilatie-inrichting ook zijn aangebracht in een kozijn zelf, en wel tussen de bovenste dwarsbalk daarvan en een glaspaneel (weergegeven in fig. 6).
De ventilatie-inrichting 1 is op bekende wijze opgebouwd uit een aantal profielen die onderling zijn gekoppeld, waaronder de buitenprofielen 5, 6, de binnenprofielen 7, 30 8 en de verbindingsprofielen 9, 10. Tussen de binnenprofielen 7, 8 strekt zich het geponste rooster 11 uit. De profielen 5-11 vormen samen de roosterbehuizing 12 van de ventilatie-inrichting. Door deze roosterbehuizing 12 strekt zich de ventilatiedoorgang 13 uit tussen de toevoer 15 en de afVoer 16. De ventilatiedoorgang 13 is afsluitbaar 8 door middel van de klep 14 welke draaibaar is opgehangen aan het onderste binnenprofiel 8.
De ventilatie-inrichting 1 vormt de verbinding tussen het uitwendige 17 en het inwendige 18 van het gebouw, en levert bij geopende klep 14 verse buitenlucht aan 5 ruimte die zich in het inwendige van het gebouw bevindt. Vooral indien de buitenlucht koud is, kan echter in die ruimte een onaangename koude tocht ontstaan. Met als doel een dergelijke koude tocht tegen te gaan, is na de afVoer 16 een hulpprofïel 19 aangebracht dat zich schuin omhoog uitstrekt langs de afVoer vanaf het onderste binnenprofiel 8. Aan de naar de afVoer gekeerde zijde van dat hulpprofïel 19 is een 10 verwarmingsfolie 20 aangebracht.
Indien de toegevoerde buitenlucht een te lage temperatuur heeft, kan deze verwarmingsfolie elektrisch worden verwarmd. De langs de verwarmingsfolie strijkende buitenlucht (zie de pijlen) die afkomstig is uit de afVoer 16 kan dan tot een zodanige temperatuur worden bijverwarmd, dat geen onaangename tocht ontstaat.
15 Overigens wordt de werking van de ventilatie-inrichting niet beïnvloed door deze verwarming, zodanig dat de gewenste ventilatie van de achterliggende ruimte kan worden verzekerd, ook bij relatief lage buitentemperaturen.
In figuur 1 is een alternatieve positie van de verwarmingsfolie aangeduid met 20’, op het verbindingsprofiel 9. De langs de aldus geplaatste verwarmingsfolie 20’ 20 stromende lucht ondervindt geen extra stromingsweerstand, terwijl de buitenlucht niettemin kan worden verwarmd.
In figuur 2 is een variant van de ventilatie-inrichting weergegeven. Bij deze variant is de klep 14 gemonteerd aan de zijde van de roosterbehuizing die gekeerd wordt naar de inwendige ruimte 18, en die zich na de afvoer 16 bevindt. Deze klep 14 25 is draaibaar opgehangen aan het onderste binnenprofiel 8. In de weergegeven, geopende toestand strekt deze klep 14 zich schuin omhoog uit. Aan het naar de afVoer gekeerde oppervlak van de klep 14 is de verwarmingsfolie 20 aangebracht, zodanig dat de uit de afVoer 16 in het inwendige 18 stromende, met pijlen aangeduide buitenlucht kan worden bijverwarmd.
30 Volgens de variant van figuur 3 is de ventilatie-inrichting 1 aangebracht tussen het kozijn 3 en de dorpel 24 die de spouw 25 tussen het binnenblad en het buitenblad van de gevel 2 van het gebouw 23 begrenst. De roosterbehuizing 12 bezit een toevoer 15, ventilatiedoorgang 13 en afvoer 16 die afsluitbaar is door de klep 14 en die is 9 begrensd door het rooster 11. De roosterbehuizing 12 is aan de binnenzijde enigszins naar beneden toe voortgezet; in dit voortgezette gedeelte is een schuin gericht hulpprofïel 19 voorzien waarop de verwarmingsfolie of -plaat 20 is gehecht.
In de variant van figuur 4, die in grote lijnen overeenkomt met die van figuur 3, is 5 een hulpprofiel 19 op afstand van de ventilatie-inrichting 1 geplaatst. In het bijzonder is het hulpprofiel 19 bevestigd aan het kozijn 3 met daarin het glaspaneel 30. Het hulpprofiel is schuin omhoog gericht langs de afVoer 16, zodanig dat het verwarmingselement 20 langs de stromingsbaan van de uit de afVoer afkomstige lucht is gericht. De lucht wordt aldus verwarmd en omhoog gericht, waardoor onaangename 10 tocht wordt vermeden. Verder is een alternatieve plaatsing van het verwarmingselement 20’ tegen het plafond 4’ van de inwendige ruimte 18 weergegeven. Ook hierbij bevindt het verwarmingselement 20’zich op afstand van de ventilatie-inrichting 1, zonder daar direct aan verbonden te zijn.
De in figuur 5 getoonde muurdemper 26 is aangebracht in een gat in de geval 2 15 van het gebouw 23. De muurdemper bezit een ventilatiedoorgang 13 die zich uitstrekt tussen de toevoer 15 en de afVoer 16. Nabij de afvoer is het hulpprofiel 19 m3 et het verwarmingselement 20 aangebracht in verband met het verwarmen van de buitenlucht.
Figuur 6 toont een relatief smalle ventilatie-inrichting 1 die is aangebracht in het kozijn 3 in de gevel 3 van een gebouw 23. De ventilatie-inrichting 1 heeft een klep 14 20 waaraan het verwarmingselement 20 is aangebracht. De klep bevindt zich in de geopende stand, en kan worden gesloten om de ventilatiedoorgang 13, die zich uitstrekt tussen de toevoer 15 en de afvoer 16, te sluiten.
Figuur 7 toont een plaatsing van de ventilatie-inrichting 1 onder een vensterbank 29 onder het kozijn 3 met glaspaneel 30 dat zich bevindt in de gevel 2 van het gebouw 25 23. In de ventilatiedoorgang 13 tussen de toegang 15 en de afVoer 16 van de ventilatie- inrichting is het verwarmingselement 20 aangebracht aan de onderzijde van de doorgang. Als alternatief kan het verwarmingselement 20’ aan de bovenzijde van de doorgang zijn aangebracht. Ook is het mogelijk om het verwarmingselement op enige afstand achter de ventilatie-inrichting, onder de vensterbank aan te brengen.
30 10
Lijst van verwijzingstekens 1. Ventilatie-inrichting 2. Gevel 5 3. Kozijn 4. Onderste begrenzing gevelopening 4’. Plafond 5., 6. Buitenprofiel 7., 8. Binnenprofiel 10 9, 10. Verbindingsprofïel 11. Binnenrooster 12. Roosterbehuizing 13. Ventilatiedoorgang 14. Klep 15 15. Toevoer 16. AfVoer 17. Uitwendige van gebouw 18. Inwendige van gebouw 19. Hulpprofïel 20 20., 20’ Verwarmingsfolie 21. Aansluitmiddel roosterbehuizing 22. Aansluitmiddel roosterbehuizing 23. Gebouw 24. Dorpel 25 25. Spouw 26. Hulpsamenstel 27, 28 Klikbevestiging hulpsamenstel 29. Vensterbank 30. Glaspaneel 30

Claims (15)

1. Gebouw (23), omvattende een gevel (2) en een passief ventilatiesysteem voor het onder invloed van een drukverschil tussen het uitwendige (17) en het inwendige 5 (18) van het gebouw passief toevoeren van buitenlucht in het gebouw, welk ventilatiesysteem een in de gevel voorzien doorgangsmiddel (1, 26) omvat dat zich uitstrekt tussen genoemd uitwendige en inwendige van het gebouw en dat is uitgevoerd voor het onder invloed van genoemd drukverschil verschaffen van een luchtstroming, met het kenmerk dat een de luchtstroming verwarmend verwarmingsmiddel (20, 20’) is 10 voorzien in de vorm van een vel of folie of plaat uit elektrisch geleidend materiaal.
2. Gebouw (23) volgens conclusie 1, waarbij het verwarmingsmiddel (20, 20’) zich op afstand van het doorgangsmiddel bevindt en zich uitstrekt langs de baan van het door het doorgangsmiddel (1) in het inwendige (18) van het gebouw verschafte 15 luchtstroming.
3. Gebouw (23) volgens conclusie 1 of 2, waarbij het verwarmingsmiddel (20, 20’) is verbonden met het doorgangsmiddel (1) en zich uitstrekt langs de baan van het door het doorgangsmiddel in het inwendige (18) van het gebouw verschafte 20 luchtstroming.
4. Gebouw (23) volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de doorgang een passieve ventilatie-inrichting (1) omvat met een roosterbehuizing (12) uit in langsrichting daarvan gerichte en onderling gekoppelde profielen (5-11), een 25 ventilatiedoorgang (13) die zich uitstrekt tussen een naar het uitwendige (17) van het gebouw gekeerde toevoer (15) van de roosterbehuizing (12) en een naar het inwendige (18) van het gebouw gekeerde afvoer (16) van de roosterbehuizing, welke ventilatiedoorgang (13) zich dwars op de langsrichting van de profielen (5-11) uitstrekt voor het verschaffen van een luchtstroming tussen de toevoer en de afvoer, waarbij het 30 verwarmingsmiddel (20, 20’) is verbonden met of is opgehangen aan het huis (12).
5. Gebouw volgens conclusie 4, waarbij het verwarmingsmiddel (20’) is gehecht aan een der profielen (5-11) van het huis (12).
6. Gebouw volgens conclusie 4 of 5, waarbij de roosterbehuizing (12) een hulpprofïel (19) draagt waaraan het verwarmingsmiddel (20) is opgehangen, zoals een aan de afvoer (16) voorzien hulpprofïel (19). 5
7. Gebouw volgens een der conclusies 4-6, waarbij zich aan de afvoer (16) een klep (14) bevindt die overbrengbaar is tussen een open positie voor het vrijgeven van de afvoer, en een gesloten positie voor het sluiten van de afvoer, en het verwarmingselement (20) zich bevindt aan die klep (14). 10
8. Gebouw volgens een der conclusies 4-7, waarbij het verwarmingsmiddel (20, 20’) aan een profiel (5-11, 14, 19) is gehecht door een lijmlaag en dergelijke.
9. Passieve ventilatie-inrichting voor toepassing in een gebouw volgens een der 15 conclusies 3-8, omvattende een roosterbehuizing (12) uit in langsrichting daarvan gerichte en onderling gekoppelde profielen (5-11), een ventilatiedoorgang (13) die zich uitstrekt tussen een naar het uitwendige (17) van het gebouw te keren toevoer (15) van het huis (12) en een naar het inwendige (18) van het gebouw te keren afvoer (16) van het huis, welke ventilatiedoorgang (13) zich dwars op de langsrichting van de profielen 20 (5-11) uitstrekt voor het verschaffen van een luchtstroming tussen de toevoer en de afvoer, alsmede een klep (14) voor het afsluiten respectievelijk vrijgeven van de ventilatiedoorgang (13), met het kenmerk dat een verwarmingsmiddel (20, 20’) is voorzien in de vorm van een vel of plaat uit elektrisch geleidend materiaal.
10. Ventilatie-inrichting volgens conclusie 9, waarbij het verwarmingsmiddel (20’) is verbonden aan een der profielen (5-11) van de roosterbehuizing (12).
11. Ventilatie-inrichting volgens conclusie 9 of 10, waarbij de roosterbehuizing (12) een hulpprofïel (19) draagt waaraan het verwarmingsmiddel (20) is opgehangen, 30 zoals een aan de afvoer (16) voorzien hulpprofïel (19).
12. Ventilatie-inrichting volgens een der conclusies 9-11, waarbij zich aan de afvoer (16) een klep (14) bevindt die overbrengbaar is tussen een open positie voor het vrijgeven van de afvoer, en een gesloten positie voor het sluiten van de afvoer, en het verwarmingselement (20) zich bevindt aan die klep (14).
13. Ventilatie-inrichting volgens een der conclusies 9-12, omvattende zich aan de 5 bovenzijde van de roosterbehuizing bevindende aansluitmiddelen ter aansluiting aan een kozijnbalk en onderste aansluitmiddelen ter aansluiting aan een paneel, zoals een glazen ruit.
14. Ventilatie-inrichting (1) volgens een der conclusies 9-12, omvattende zich aan 10 de bovenzijde van de roosterbehuizing bevindende aansluitmiddelen (21) ter aansluiting op de begrenzing (4) van een gevelopening en onderste aansluitmiddelen (22) ter aansluiting op een kozijn (3).
15. Ventilatie-inrichting (1) volgens een der conclusies 9-14, waarbij een 15 hulpsamenstel (26) is voorzien dat het verwarmingsmiddel (20, 20’) draagt, welk hulpsamenstel verwisselbaar samenwerkt met der roosterbehuizing (12) of een verwisselbaar samenwerkt met een deel van de roosterbehuizing (12), zoals met behulp van klikmiddelen (27, 28).
NL2006400A 2011-03-15 2011-03-15 Gebouw met verbeterd ventilatiesysteem alsmede ventilatie-inrichting daarvoor. NL2006400C2 (nl)

Priority Applications (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2006400A NL2006400C2 (nl) 2011-03-15 2011-03-15 Gebouw met verbeterd ventilatiesysteem alsmede ventilatie-inrichting daarvoor.
EP12159475.8A EP2574860B1 (en) 2011-03-15 2012-03-14 Ventilation device with heating, as well as a building containing such a ventilation device.

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2006400A NL2006400C2 (nl) 2011-03-15 2011-03-15 Gebouw met verbeterd ventilatiesysteem alsmede ventilatie-inrichting daarvoor.
NL2006400 2011-03-15

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL2006400C2 true NL2006400C2 (nl) 2012-09-18

Family

ID=45811383

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL2006400A NL2006400C2 (nl) 2011-03-15 2011-03-15 Gebouw met verbeterd ventilatiesysteem alsmede ventilatie-inrichting daarvoor.

Country Status (2)

Country Link
EP (1) EP2574860B1 (nl)
NL (1) NL2006400C2 (nl)

Cited By (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
NL2010338C2 (nl) * 2013-02-21 2014-08-25 Vero Duco Nv Ventilatie-inrichting met losneembare elektrisch bediende eenheid.

Families Citing this family (7)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
BE1021903B1 (nl) * 2013-04-10 2016-01-26 Renson Ventilation Nv Convector voor montage aansluitend op een ventilatierooster, centraal verwarmingssysteem omvattende een dergelijke convector en klimatisatiesysteem omvattende een dergelijke convector
NL2010677C2 (nl) * 2013-04-19 2014-10-21 Alusta Natuurlijke Ventilatietechniek B V Gevelventilatiekast.
JP6563245B2 (ja) * 2015-05-09 2019-08-21 株式会社豊和 換気装置
JP6557059B2 (ja) * 2015-05-21 2019-08-07 株式会社豊和 自然換気装置
JP6636763B2 (ja) * 2015-09-30 2020-01-29 Ykk Ap株式会社 カーテンウォール
PL230006B1 (pl) * 2015-12-01 2018-09-28 Cwikilewicz Marek Brevis Spolka Cywilna Nawiewnik powietrza
FR3111182B1 (fr) * 2020-06-08 2022-06-17 Brain Soda Company Ltd Dispositif de ventilation pour le refroidissement intérieur d’un habitat

Citations (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US4372197A (en) * 1980-11-14 1983-02-08 Acme Engineering & Manufacturing Corporation Cold weather inlet for ventilating systems
DE3419001A1 (de) * 1984-05-22 1985-11-28 Eberbach GmbH & Co, 6340 Dillenburg Belueftungseinrichtung mit luftvorwaermung
US4641466A (en) * 1983-11-09 1987-02-10 Oy Partek Ab Window
DE20110569U1 (de) * 2001-06-26 2001-09-06 MSR Service GmbH, 94060 Pocking Geräuschlose Belüftung von Räumen mit Frischluft durch "Thermische Lüftungsanlage"

Family Cites Families (5)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
FR2288949A1 (fr) * 1974-10-24 1976-05-21 Eberspaecher J Sas d'amenee d'air frais pour l'aeration des locaux
DE4143036A1 (de) 1991-12-24 1993-07-01 Otto Feyer Belueftungseinrichtung fuer raeume
GB2304404A (en) * 1995-08-15 1997-03-19 Aztec Air vent with planar electric heating element
SE518872C2 (sv) 2000-01-28 2002-12-03 Polyohm Ab Anordning för golvuppvärmning
NL1027908C2 (nl) * 2004-12-28 2006-07-03 Vero Duco Nv Ventilatie-inrichting met zelfregelende hulpklep.

Patent Citations (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US4372197A (en) * 1980-11-14 1983-02-08 Acme Engineering & Manufacturing Corporation Cold weather inlet for ventilating systems
US4641466A (en) * 1983-11-09 1987-02-10 Oy Partek Ab Window
DE3419001A1 (de) * 1984-05-22 1985-11-28 Eberbach GmbH & Co, 6340 Dillenburg Belueftungseinrichtung mit luftvorwaermung
DE20110569U1 (de) * 2001-06-26 2001-09-06 MSR Service GmbH, 94060 Pocking Geräuschlose Belüftung von Räumen mit Frischluft durch "Thermische Lüftungsanlage"

Cited By (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
NL2010338C2 (nl) * 2013-02-21 2014-08-25 Vero Duco Nv Ventilatie-inrichting met losneembare elektrisch bediende eenheid.

Also Published As

Publication number Publication date
EP2574860B1 (en) 2018-03-07
EP2574860A8 (en) 2013-07-24
EP2574860A3 (en) 2013-11-20
EP2574860A2 (nl) 2013-04-03

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL2006400C2 (nl) Gebouw met verbeterd ventilatiesysteem alsmede ventilatie-inrichting daarvoor.
JP6175246B2 (ja) 二重窓
KR101911027B1 (ko) 다단 통풍구조 프레임을 갖는 비닐하우스
CN104736789A (zh) 具有通风结构的窗
US20080060635A1 (en) Method and apparatus for preheating ventilation air for a building
KR101650811B1 (ko) 리노베이션 건물의 에너지절약 외피통풍구조
EP1870555B1 (en) Ventilation unit
RU2523224C2 (ru) Клапан приточной вентиляции
CN101356338B (zh) 通风门
JP7337000B2 (ja)
CN103080661A (zh) 通风装置
EP2048318B1 (en) Assembly of a ventilation device and a rebate of a window
EP2256281B1 (en) Air guide
KR100662657B1 (ko) 미세 조절이 가능한 환기 창문
CN113944284B (zh) 一种热感应强化通风建筑结构
BE1015475A5 (nl) Inrichting voor zonnewering en ventilatie.
US20080057851A1 (en) Method for restricting heat transmission through a wall opening and air curtain
US925252A (en) Ventilator.
EP2141424A2 (en) ventilation device
WO2013186438A1 (en) Arrangement for preventing freezing of the air intake in an air conditioning system
GB2450776A (en) Ventilation device controlling air flow into and out of a building
RU2717595C2 (ru) Конструкция для реновации наружной оболочки здания
FI12468U1 (fi) Tuloilmajärjestely
FI126713B (en) Ventilation element for window and window
KR101590723B1 (ko) 수직통풍이 가능한 데크플레이트구조

Legal Events

Date Code Title Description
MM Lapsed because of non-payment of the annual fee

Effective date: 20190401