<Desc/Clms Page number 1>
INRICHTING VOOR ZONNEWERING EN VENTILATIE De uitvinding betreft een inrichting voor zonnewering en ventilatie, omvattende zonneweringsmiddelen voor het beïnvloeden van de hoeveelheid zonlicht en ventilatiemiddelen voor het beïnvloeden van de hoeveelheid doorstromende lucht, waarbij genoemde zonnewerings- en ventilatiemiddelen voorzien zijn om de hoeveelheid zonlicht en de hoeveelheid doorstromende lucht onafhankelijk van elkaar te beïnvloeden, en waarbij de zonneweringsmiddelen een wikkelrol omvatten die voorzien is van een af- en oprolbaar zonneweringscherm.
Dergelijke gecombineerde systemen worden aangewend in gebouwen om twee belangrijke klimaatparameters in ruimtes te beïnvloeden, i.e. de hoeveelheid zonnestraling (warmte en/of licht) die binnenvalt in combinatie met de hoeveelheid verse buitenlucht die via natuurlijke ventilatie binnenkomt.
Dergelijke systemen zijn reeds gekend.
Zo wordt in CH 690664 een systeem omschreven waarbij een zonnewering en een ventilatie voorkomen, en dat meestal wordt toegepast in een wintertuin. Het systeem omvat een geprefabriceerd deel dat zowel de hoofdnok vormt, als dient ter afscherming tegen een wand van een gebouw. In het geprefabriceerd deel zijn een externe zonnewering en een afvoerventilatie-eenheid voorzien .
Het nadeel van dergelijk systeem is dat er geen ventilatie optreedt wanneer de zonnewering volledig opgerold is en de hoeveelheid doorstromende lucht in het ventilatiesysteem moeilijk te regelen is.
In EP 0 103 860 wordt een jaloezie voor zonnewering en ventilatie omschreven, waarbij een aantal lamellen gemonteerd worden in een gemeenschappelijk frame en samen bediend kunnen worden zodat ze beweegbaar zijn tussen een open en een gesloten positie, waarbij de lamellen elkaar overlappen in de gesloten positie.
<Desc/Clms Page number 2>
In DE 2 548 881 wordt een jaloezie gebruikt voor het sluiten van een raam of een doorgang in een gebouw en is geschikt voor het aanpassen van de ventilatie, licht en temperatuur over een grote range, terwijl het in gesloten toestand bijna volledig indringing van wind of regen voorkomt. De jaloezie heeft horizontale ribben die verbonden zijn aan verticale framedelen en de horizontale strips hebben coaxiaal draaiende pinnen aan beide uiteinden. Deze pinnen worden in regelmatige intervallen vastgehouden in gaten die voorzien zijn in de binnenplaat van de frameonderdelen.
Verder is een aandrijvingmechanisme voorzien dat zorgt voor simultane rotatie van de strips die elkaar in gesloten toestand door hun onder- en bovenrand overlappen Het nadeel van deze systemen is dat de graad van zonnewering en de graad van ventilatiecapaciteit afhankelijk zijn van elkaar, i.e. wanneer er meer zonnewering gebeurt, is er minder ventilatie en omgekeerd.
Dit nadeel wordt reeds opgelost door een inrichting zoals omschreven in DE 196 54 704. De inrichting is voorzien voor het op een energiesparende en gecontroleerde manier ventileren van een individuele kamer. In de kamer is er lucht aanwezig op kamertemperatuur, terwijl de omgeving van deze kamer omgevingslucht bevat die zich op omgevingstemperatuur bevindt. De kamer en de omgevingslucht worden gescheiden door een muur. Wanneer de kamertemperatuur hoger is dan de luchttemperatuur van de omgevingslucht, dan is er een verplaatsing van warmte ter hoogte van het raam, wat zorgt voor een energieverlies dat plaatsvindt in de muur, en waardoor de temperatuur van de omgevingslucht aanliggend aan de buitenzijde van het raam verhoogt.
De opgewarmde lucht stijgt op langs de buitenzijde van het raam, en wordt onder de vorm van verse lucht in de kamer binnengebracht via een luchtverzamelinrichting die gesitueerd is boven het raam. Omdat de omgevingslucht die naar de kamer wordt gebracht kouder is dan de lucht binnenin de kamer, daalt de omgevingslucht traag langs de binnenzijde van het raam. Dit heeft als resultaat dat het verschil in temperatuur tussen het binnenoppervlak van het raam en het
<Desc/Clms Page number 3>
buitenoppervlak van het raam, en dus het verlies in warmte ter hoogte van het raam, verminderd wordt en de omgevingslucht binnen de kamer wordt gebracht als verse lucht. De raamverluchtingsinrichting is in een rolluikkast geïntegreerd.
Het toevoerkanaal van de omgevingslucht verloopt in een kanaal dat voorzien is tussen de buitenomvang van het opgewonden rolluik en een binnenwand van de rolluikkast.
De inlaatopening van de omgevingslucht stemt overeen met de opening van de rolluikkast waardoor het rolluik bewogen kan worden.
Een nadeel van deze uitvinding is dat de binnenkomende neerwaartse luchtstroom tochtverschijnselen kan veroorzaken, indien de binnenkomende koude luchtstroom niet voldoende wordt opgewarmd.
In US 4,338,996 wordt een combinatie omschreven van een rolluik en een ventilatiebox, omvattende een behuizing waarin het rolluik is voorzien. De ventilatiebox is voorzien van horizontale en verticale luchtgeleidingsdelen, die opgesplitst worden in een eerste geleidingsdeel dat warme lucht ontvangt die afkomstig is uit een binnenste kamer, en een tweede geleidingsdeel dat lucht ontvangt die afkomstig is uit de atmosfeer. Een inlaat voor verse lucht communiceert met het tweede geleidingsdeel, en een ventilator zorgt voor de luchtpassage. In de luchtgeleidingsdelen is een warmtewisselaar voorzien die zich in dwarsrichting uitstrekt doorheen de luchtstroom door de eerste en tweede geleidingsdelen.
In DE 199 08 571 wordt een rolluik met een ventilatiebox omschreven. De rolluikbox is gevormd als een rolluikkopstuk, terwijl de ventilatiebox gevormd is als een ventilatie-aanhechting die aan dit rolluikkopstuk vastgemaakt is. De twee boxen zijn aan hun languiteinden naast elkaar voorzien, en de luchtinlaat is voorzien in de basis van de ventilatie-aanhechting in de omgeving van de rolluikbehuizing en een raam- of deuroppervlak. Wanneer de rolluikbehuizing gesloten is, wordt de buitenlucht door de tussenruimte tussen de rolluikbehuizing en het vensterglas in de ventilatie-aanhechting gezogen.
<Desc/Clms Page number 4>
Het nadeel bij deze inrichtingen is dat de zonnewering binnenin de inrichting rechtstreeks in contact komt met de doorstromende lucht, waardoor de zonnewering bevuild en/of beschadigd kan worden.
Een ander nadeel bij deze inrichtingen is dat de vervuilde afgevoerde lucht opnieuw direct via de inlaatopening in de binnenruimte kan gebracht worden aangezien de uitlaatmond aan de buitenzijde zich in de nabijheid van de inlaatmond bevindt. Op die manier wordt het primaire doel van ventilatie, namelijk verse buitenlucht binnenbrengen, tenietgedaan Het doel van de uitvinding is te voorzien in een inrichting voor zonnewering en ventilatie, die bovenvermelde nadelen niet vertoont.
Dit doel wordt bereikt door te voorzien in een inrichting voor zonnewering en ventilatie, zoals omschreven in de kop van de eerste conclusie, waarbij de genoemde ventilatiemiddelen een klep omvatten die voorzien is voor het beïnvloeden van de hoeveelheid doorstromende lucht, en een aan minstens twee zijden begrensd kanaal omvatten voor het passeren van de doorstromende lucht, waarbij de kanaalzijde ter hoogte van het zonneweringscherm gevormd wordt door een beschermingsplaat over genoemd zonneweringscherm om bevuiling en/of beschadiging van het zonneweringscherm tegen te gaan.
In een voorkeursuitvoering van een inrichting volgens de uitvinding aan minstens één uiteinde van genoemd kanaal een insectenwerend ventilatierooster voorzien is Genoemd ventilatierooster is bij voorkeur een geponst vast profiel.
In een voorkeursuitvoering van een inrichting volgens de uitvinding, is een zelfregelende klep voorzien die het ventilatiedebiet constant houdt bij wisselende drukverschillen over de inrichting.
<Desc/Clms Page number 5>
Op deze manier worden tochtverschijnselen tegengegaan.
In een voorkeurdragende uitvoeringsvorm van een inrichting volgens de uitvinding is de inrichting voorzien van één of meerdere tussenelementen om de breedte van de inrichting aan te passen aan de breedte van het raam- en/of de deurkader van het raam en/of de deur waarop de inrichting wordt gemonteerd.
Om de eigenschappen van deze uitvinding verder te verduidelijken en om bijkomende voordelen en bijzonderheden ervan aan te duiden, volgt nu een meer gedetailleerde beschrijving van een inrichting voor zonnewering en ventilatie volgens de uitvinding. Het weze duidelijk dat niets in de hierna volgende beschrijving kan geïnterpreteerd worden als een beperking van de in de conclusies opgeëiste bescherming voor de inrichting volgens de uitvinding.
In deze beschrijving wordt door middel van referentiecijfers verwezen naar de hierbij gevoegde tekeningen waarbijfiguur 1 een dwarsdoorsnede is van een inrichting voor zonnewering en ventilatie volgens de uitvinding.
De inrichting (1) volgens de uitvinding, zoals wordt voorgesteld op figuur 1, wordt gemonteerd op een raam- en/of deurkader van een raam en/of deur (10). De inrichting (1) kan daarbij onafhankelijk van de breedte (E) van het raam en/of deur (10) geplaatst worden door middel van het voorzien van één of meerdere tussenelementen (40). De breedte (E) van een standaardraam is ongeveer 60 mm, terwijl de breedte van een schuifraam bijvoorbeeld 110 mm is.
De inrichting (1) omvat enerzijds zonneweringsmiddelen (2) voor het beïnvloeden van de hoeveelheid binnenkomend zonlicht en/of zonnewarmte, en anderzijds ventilatiemiddelen (3) voor het beïnvloeden van de hoeveelheid doorstromende lucht.
<Desc/Clms Page number 6>
De zonneweringsmiddelen (2) bestaan uit een wikkelrol (21) die voorzien is van een af- en oprolbaar zonneweringscherm (22). Ter bescherming van het zonneweringscherm (22) is over het zonneweringscherm (22) een beschermingsplaat (23) voorzien die zorgt dat de doorstromende lucht (C) niet in contact kan komen met het zonneweringscherm (22) zodat er geen bevuiling en/of beschadiging van het zonneweringscherm (22) kan optreden. Het zonneweringscherm (22) kan bestaan uit een doek, een zeil, e. d.
Aan de onderkant van het zonneweringscherm (22) is een element (25) bevestigd waarop een ballastonderlat (23) wordt geklikt. Deze ballastonderlat (23) is bij voorkeur gemaakt uit aluminium, maar kan ook uit elk ander materiaal vervaardigd zijn. In de ballastonderlat (23) zijn twee elementen (24), bij voorkeur vervaardigd uit metaal, voorzien die schuivend beweegbaar zijn in twee geleidingsprofielen (26) van het raam- of deurkozijn.
De ventilatiemiddelen (3) omvatten vooraleerst een kanaal (31) dat aan minstens twee zijden is begrensd, en waardoor lucht stroomt van buitenaf (A) naar de te ventileren ruimte (B) aan de binnenkant van het raam en/of de deur (10) waarop de inrichting (1) is gemonteerd. De eerste zijde van het kanaal (31) wordt gevormd door de beschermingsplaat (23) zoals het geval is in deze uitvoeringsvorm zoals voorgesteld op figuur 1. De andere zijde van het kanaal (31) wordt gevormd door een gebogen buitenkap (37) die zich uitstrekt over de wikkelrol (21) van de zonneweringsmiddelen (2). Deze buitenkap (37) wordt ingewerkt in de buitenmuur (100). De buitenkap (37) is bij voorkeur vervaardigd uit aluminium, maar kan ook uit een ander materiaal vervaardigd worden.
Door het vormen van een kanaal (31) boven de zonneweringsmiddelen (2) waardoor doorstromende lucht (C) kan passeren, kan de hoeveelheid doorstromende lucht (C) en de hoeveelheid zonnelicht (D) onafhankelijk van elkaar beïnvloed worden. Doordat de beïnvloeding van de hoeveelheid doorstromende lucht (C) onafhankelijk
<Desc/Clms Page number 7>
van de beïnvloeding van de hoeveelheid zonnelicht (D) gebeurt, moet het zonneweringscherm (22) niet expliciet luchtdoorlatend zijn.
De doorstromende lucht (C) passeert voorbij een ventilatierooster (33), dat zorgt dat er geen insecten naar de ruimte (B) aan de binnenkant van het raam en/of de deur (10) kunnen begeven. Het ventilatierooster (33) bestaat bij voorkeur uit een geponst vast profiel. De ponsingen van het ventilatierooster (33) kunnen ook van een muggengaas voorzien worden.
De hoeveelheid doorstromende lucht (C) kan beïnvloed worden door een klep (34) Deze klep (34) bevindt zich bij voorkeur aan de zijde van de ruimte (B) aan de binnenkant van het raam en/of de deur (10). De klep (34) is voorzien om in verschillende posities geplaatst te worden. De verschillende posities kunnen gerealiseerd worden door het voorzien van een schuivende klep (34) (wat niet voorgesteld is op de figuur), ofwel, zoals voorgesteld op figuur 1, door het voorzien van een scharnierende klep (34), waarbij er twee of meerdere clipsen (35) voorzien zijn die via een tand/groef-verbinding met de klep (34) verbonden zijn, en waardoor de verschillende posities van de klep (34) gerealiseerd worden.
De mogelijkheid bestaat evenwel om het ventilatierooster (33) en de klep (34) (gedeeltelijk of volledig) te vervangen door een vast element (zonder opening) (niet voorgesteld op de figuur), waardoor de ventilatiefunctie gedeeltelijk of volledig vervalt.
Verder is er een zelfregelende klep (36) voorzien die het ventilatiedebiet constant houdt bij wisselende drukverschillen over de inrichting (1).
De klep (34) van de ventilatiemiddelen (3) en de bediening van het zonneweringscherm (22) van de zonneweringsmiddelen (2) kunnen onafhankelijk van elkaar handmatig of gemotoriseerd bediend worden. Wanneer de bediening gemotoriseerd gebeurt kan deze gestuurd worden op basis van uitwendige of inwendige klimaatsfactoren zoals temperatuur, RV, zonnestraling, windsnelheid,
<Desc/Clms Page number 8>
windrichting, CO2, e. d. De bediening kan zowel draadloos als via een kabel gebeuren.
Het uiteinde (32) van de buitenkap (37) die zich in de ruimte (B) aan de binnenkant van het raam en/of de deur (10) bevindt, kan ingewerkt worden in het plafond van de ruimte (B), bijvoorbeeld door middel van pleister.
Verder kunnen verschillende inrichtingen (1) naast elkaar boven één of meerdere ramen en/of deuren (10) geplaatst worden. Naast elkaar geplaatste inrichtingen kunnen ook mechanisch gekoppeld worden, zodat er slechts één bediening nodig is om de verschillende inrichtingen in te stellen.
Zowel het zonneweringsmiddel als het ventilatiemiddel kunnen na bevestiging op het raam- en/of deurkader, zonder het raam en/of de deur te demonteren, steeds vervangen worden.