NL2005819C2

NL2005819C2 - Lasinrichting en werkwijze voor het aan elkaar lassen van stroken van rubbermateriaal.

Info

Publication number: NL2005819C2
Application number: NL2005819A
Authority: NL
Inventors: Cornelis Wouteres Janszen; Marco Johan Put
Original assignee: Vmi Holland Bv
Priority date: 2010-12-06
Filing date: 2010-12-06
Publication date: 2012-06-07
Also published as: BR112012025529A2; US20130160687A1; RU2012150432A; CN102869495B; TW201233533A; KR101419165B1; US9533459B2; KR20130042481A; JP5860059B2; BR112012025529B1; RU2564342C2; CN102869495A; EP2552683A1; JP2014500167A; WO2012099458A1; EP2552683B1; TWI556944B

Description

Nr. NLP187978A

Lasinrichting en werkwijze voor het aan elkaar lassen van stroken van rubbermateriaal

ACHTERGROND VAN DE UITVINDING

De uitvinding heeft betrekking op een lasinrichting en een werkwijze voor het aan elkaar lassen 5 van stroken rubbermateriaal tot een in hoofdzaak doorlopende strook.

Voor het vervaardigen van bijvoorbeeld een ongevulkaniseerde band of luchtveer met componenten van rubbermateriaal, wordt vaak gebruik gemaakt van één of meer 10 stroken rubbermateriaal die aan elkaar gelast dienen te worden. Hierbij wordt de las onder een scherpe hoek geplaatst ten opzichte van de langsrichting van de stroken zodat de las zich althans ten dele over de omtrek van de ongevulkaniseerde band of luchtveer zal uitstrekken.

15 Ook wordt voor het vervaardigen van een ongevulkaniseerde band of luchtveer gebruik gemaakt van één of meer stroken van een koordversterkt rubbermateriaal. Hierbij dienen de versterkingskoorden geplaatst te zijn onder een hoek α ten opzichte van de langsrichting van de 20 strook. Als basis materiaal voor het vervaardigen van de in hoofdzaak doorlopende strook, wordt gebruik gemaakt van een rol van rubbermateriaal, waarin in de lengterichting versterkingskoorden zijn ingebed. De in het rubbermateriaal ingebedde koorden kunnen bijvoorbeeld van staal, rayon of 25 van een kunststof, zoals nylon, polyester of aramide, of 2 dergelijke, zijn. In een snijsysteem worden van de rol van rubbermateriaal één voor één stroken van koordversterkt rubbermateriaal onder een hoek, de snijhoek a, afgesneden. De stroken hebben daardoor in het algemeen de vorm van een 5 parallellogram, met een in hoofdzaak driehoekige leidende punt en een in hoofdzaak driehoekige nalopende punt. De afzonderlijke stroken worden na elkaar door een toevoerinrichting naar een lasinrichting getransporteerd, waarna de randen van twee opeenvolgende stroken 10 koordversterkt rubbermateriaal aan elkaar gelast worden, bij voorkeur door middel van stomp of stuikend lassen (butt-splicen), tot een in hoofdzaak doorlopende strook van koordversterkt rubbermateriaal, waarin de versterkingskoorden en de langsrichting van de doorlopende 15 strook in hoofdzaak een hoek α insluiten.

Bij het stomp of stuikend lassen worden de stroken van in het algemeen plakkerig ongevulcanieerd rubbermateriaal tegen elkaar aan gedrukt en wordt bijvoorbeeld een aandrukrol over de las bewogen zodat de 20 stroken één geheel gaan vormen. De uiteinden van de stroken worden stuikend tegen elkaar aan gelegd, in hoofdzaak zonder overlap.

Een inrichting voor het op deze wijze vervaardingen van een dergelijk in hoofdzaak doorlopende 25 strook van rubbermateriaal, is bijvoorbeeld bekend uit de Europese octrooipublicatie 0 698 479 Al. Hierin wordt een lasinrichting beschreven met een boven de lastafel geplaatste laskop met een laseenheid, waarbij de laskop verplaatsbaar is langs een rechte geleider of rail die een 30 laslijn bepaald, waarbij de laslijn en de langsrichting van de doorlopende strook, een hoek α insluiten. De geleider of rail is enigszins draaibaar boven de lastafel geplaatst zodat een uitlijnen van de laskop ten opzichte van de randen van de te lassen stroken mogelijk is.

35 Een nadeel van deze bekende inrichting is, dat de in te stellen hoek α beperkt is, waardoor de inrichting niet geschikt is voor het vervaardingen van verschillende in 3 hoofdzaak doorlopende stroken van bijvoorbeeld koordversterkt rubbermateriaal met een groot bereik aan in te stellen hoeken α tussen de versterkingskoorden en de langsrichting van de doorlopende strook.

5 Dit probleem zou eventueel kunnen worden opgelost door de draaihoek waarover de geleider of rail verdraaid kan worden, groter te maken. Echter voor het verkrijgen van een grotere draaihoek, met name voor het verkrijgen van kleinere hoeken a, moet de rail veel langer zijn dat de doorlopende 10 stroken breed zijn. Voor het accuraat lassen met een dergelijke lange rail, is een stevige en dus zware constructie vereist om een mogelijk doorbuigen van de rail tegen te gaan.

15 SAMENVATTING VAN DE UITVINDING

Het is een doel van de onderhavige uitvinding een lasinrichting te verschaffen waarmee op eenvoudige wijze de hoek α tussen de laslijn en de lengterichting van de 20 doorlopende strook ingesteld kan worden.

Volgens een eerste aspect verschaft de uitvinding hiertoe een lasinrichting voor het aan elkaar lassen van stroken rubbermateriaal tot een in hoofdzaak doorlopende strook, omvattende: 25 een vlak voor het hierop plaatsen van althans de aan elkaar te lassen randen van de stroken rubbermateriaal, een boven de lastafel geplaatste laskop met een laseenheid voor het aan elkaar lassen van de randen van de stroken rubbermateriaal langs een laslijn, waarbij de 30 laslijn en een langsrichting van de doorlopende strook een hoek α insluiten, een aandrijfinrichting voor het aandrijven van een relatieve verplaatsing van de laskop ten opzichte van het vlak langs een eerste en een tweede richting, waarbij de 35 tweede richting althans in hoofdzaak dwars op de eerste richting gericht is, een besturingsinrichting voor het aansturen van de 4 aandrijfinrichting voor de relatieve verplaatsing van de laskop ten opzichte van het vlak langs de eerste en/of tweede richting zodanig dat de laseenheid althans in hoofdzaak de laslijn volgt, 5 waarbij de laskop rond een draaias draaibaar verbonden is met de aandrijfinrichting, waarbij de draaias zich althans in hoofdzaak dwars op het vlak uitstrekt, en waarbij de laskop een wiel omvat dat op afstand van de draaias geplaatst is, waarbij het wiel met een loopvlak 10 hiervan aanligt op het vlak.

De lasinrichting volgens de uitvinding maakt gebruik van een in hoofdzaak orthogonale aandrijving. Dat wil zeggen dat de aandrijfinrichting van de lasinrichting volgens de uitvinding de laskop door middel van een eerste 15 aandrijving relatief ten opzicht van het vlak kan verplaatsten in een eerste richting, bijvoorbeeld langs een X-as, en door middel van een tweede aandrijving relatief ten opzichte van het vlak kan verplaatsen in een tweede richting, bijvoorbeeld langs een Y-as, waarbij de Y-as zich 20 in hoofdzaak dwars op de X-as uitstrekt. Door geschikte aansturing van de eerste en tweede aandrijving door de besturingsinrichting, kunnen de laskop en/of het vlak relatief ten opzichte van elkaar verplaatst worden, zodat de laskop relatief ten opzichte van het vlak langs elke 25 gewenste lijn binnen het vlak dat door de X-as en Y-as wordt opgespannen, verplaatst worden, en is de hoek α in principe instelbaar in een bereik van 0 tot en met 90 graden.

Een dergelijke XY-gestuurde lasinrichting heeft verder het voordeel dat de ruimte die de aandrijfinrichting 30 in neemt in hoofdzaak beperkt kan worden tot de ruimte boven de lastafel. Bij de bekende lasinrichting met een lange rail voor het verkrijgen van een groter bereik van de draaihoek, zal deze rail meer uitsteken buiten de lastafel naarmate de hoek α groter wordt, in het bijzonder naarmate de hoek α 35 naar 90 graden toe gaat.

Echter omdat voor het lassen veelal gebruik gemaakt wordt van een aandrukrol (stitching roller), is het 5 nodig om bij iedere verandering van de hoek a, ook de laskop in de juiste oriëntatie te zetten, zodat de aandruk rol op correcte wijze langs de laslijn kan rollen. Indien de uitlijning van aandrukrol niet de juiste oriëntatie heeft, 5 kan het rubbermateriaal tijdens het lassen vervormen waardoor een ondeugdelijke las wordt verkregen.

Om tevens een oplossing te bieden voor het op een eenvoudige wijze instellen van de in hoofdzaak juiste oriëntatie van de laskop, is de laskop in de inrichting 10 volgens de uitvinding rond de draaias draaibaar verbonden is met de aandrij finrichting, waarbij de laskop een wiel omvat dat op afstand van de draaias geplaatst is, waarbij het wiel met een loopvlak hiervan aanligt op het vlak of op althans één van de stroken van het rubbermateriaal, indien 15 dergelijke stroken op het vlak geplaatst zijn. Bij een verplaatsing van de laskop langs de laslijn zal het op afstand van de draaias geplaatste wiel in bewegingsrichting achter de draaias georiënteerd worden, waardoor een in hoofdzaak eenduidige oriëntatie verschaft wordt aan de 20 laskop, en hiermee aan de laseenheid met aandrukrol, die gerelateerd is aan de bewegingsrichting en dus aan de ingestelde hoek a. Aldus kan de laskop op een eenvoudige wijze worden uitgelijnd voor het lassen bij de ingestelde hoek cx.

25 Een verder voordeel van de een dergelijke XY- gestuurde lasinrichting volgens de uitvinding is, dat de laskop relatief ten opzichte van het vlak naar elk gewenst startpunt van de laslijn binnen het vlak dat door de X-as en Y-as wordt opgespannen, verplaatst kan worden. Met name bij 30 het wijzigen van de hoek α zal in het algemeen ook de positie van de stroken rubbermateriaal bij de snij- inrichting veranderen. Mede hierdoor zijn aanpassingen nodig bij de bekende inrichtingen om de randen van twee opeenvolgende stroken op de juiste manier aangrenzend te 35 positioneren voor het lassen en/of om de randen van twee opeenvolgende stroken op de juiste positie op de laslijn te plaatsen voorafgaand aan het lassen. Bij de inrichting 6 volgens de uitvinding is het mogelijk om ook het startpunt van de laslijn aan te passen bij een wijziging van de hoek a. Dit is in het bijzonder gunstig bij een werkwijze voor het aan elkaar lassen van stroken rubbermateriaal zoals 5 beschreven in de Nederlandse octrooiaanvrage 2004213 van de aanvraagster, waarbij de randen van twee opeenvolgende stroken, voorafgaand aan het snijden van de tweede strook, bij elkaar geplaatst worden zodanig dat verderop in het proces deze randen door middel van een las met elkaar 10 verbonden worden. Bij de inrichting volgens de stand der techniek moet deze bij elkaar geplaatste randen nauwkeurig onder de lasinrichting geplaatst worden zodat de laslijn samenvalt van de randen. In de inrichting volgens de uitvinding hoeven deze bij elkaar geplaatste randen enkel 15 binnen het vlak dat door de X-as en Y-as wordt opgespannen, verplaatst te worden om gelast te kunnen worden.

In een uitvoeringsvorm omvat de lasinrichting een lastafel, waarbij het vlak een naar de laseenheid gekeerde zijde van de lastafel is, en waarbij de aandrijfinrichting 20 een eerste aandrijving omvat voor het verplaatsen van de laskop in de eerste richting en een tweede aandrijving voor het verplaatsen van de laskop in de tweede richting.

In een alternatieve uitvoeringsvorm omvat de lasinrichting een bandtransporteur met een transportband, 25 waarbij het vlak een naar de laseenheid gekeerde zijde van de transportband is, en waarbij de aandrijfinrichting een eerste aandrijving omvat voor het verplaatsen van de transportband in de eerste richting en een tweede aandrijving voor het verplaatsen van de laskop in de tweede 30 richting. De transportband kan in dit geval enerzijds gebruikt worden voor het verplaatsen van de stroken rubbermateriaal tijdens het lassen, en anderzijds gebruikt worden voor het afvoeren van de gelaste stroken van de laspositie zodat deze weer beschikbaar komt voor een 35 volgende las.

In een verdere alternatieve uitvoeringsvorm omvat de lasinrichting een rond een as draaibare bouwtrommel, 7 waarbij het vlak een naar de laseenheid gekeerde omlopende zijde van de bouwtrommel is, en waarbij de aandrijfinrichting een eerste aandrijving omvat voor het draaiend aandrijven van de bouwtrommel voor het verplaatsen 5 van het omlopende vlak in de eerste richting en een tweede aandrijving voor het verplaatsen van de laskop in de tweede richting. De uitvinding is ook toepasbaar op een bouwtrommel voor het aan elkaar lassen van stroken rubbermateriaal voor het vormen van een groene band of een deel hiervan. Op de 10 bouwtrommel kan ook een voorlopende rand van een strook gelast worden aan een nalopende rand van dezelfde strook voor het vormen van een cilindrisch element van het rubbermateriaal.

In een uitvoeringsvorm is het wiel verplaatsbaar 15 tussen een eerste stand waarin het wiel met het loopvlak hiervan aanligt op het vlak of op althans één van de stroken van het rubbermateriaal, en een tweede stand waarin het wiel op afstand boven het vlak geplaatst is. Indien er vele keren langs in hoofdzaak dezelfde laslijn gelast dient te worden, 20 kan het wiel, na gebruik bij een initiële uitlijning van de laskop, worden omhoog verplaatst of geklapt. Hierdoor zal het wiel bij de verdere vervaardiging van de in hoofdzaak doorlopende strook op afstand boven de strook blijven om een eventuele storing van het lasproces of een eventuele 25 verstoring van de las te vermijden.

In een uitvoeringsvorm omvat de laskop een spanorgaan, waarbij het spanorgaan is ingericht om, in gebruik, het wiel naar het vlak toe te drukken. Het spanorgaan kan een veer of een veerkrachtig materiaal 30 omvatten. Door het spanorgaan kan een kans dat het wiel zal slippen, hetgeen kan resulteren in een onjuiste uitlijning van de laskop, worden verminderd.

In een uitvoeringsvorm omvat het spanorgaan een pneumatische cilinder. Met dit spanorgaan kan de grootte van 35 de druk waarmee het wiel naar het vlak toe wordt gedrukt ingesteld worden. In een verdere uitvoeringsvorm kan de pneumatische cilinder tevens ingericht zijn om het wiel 8 tussen de eerste en tweede stand te verplaatsen.

In een uitvoeringsvorm omvat de laskop een vasthoudinrichting of vergrendelinrichting voor het vasthouden of vergrendelen van de laskop tegen een 5 verdraaiing van de laskop rond de draaias. Door het vasthouden of door de vergrendeling kan in hoofdzaak voorkomen worden dat de uitlijning van de laskop zal verlopen.

In een uitvoeringsvorm is de eerste richting, de 10 X-as, in hoofdzaak parallel aan de langsrichting en de tweede richting, de Y-as, in hoofdzaak dwars op de langsrichting gericht.

In een uitvoeringsvorm is de laseenheid een eerste laseenheid en omvat de laskop een tweede laseenheid, waarbij 15 de tweede laseenheid in lijn achter de eerste laseenheid geplaatst is, en waarbij het wiel in lijn geplaatst is met zowel de eerste als de tweede laseenheid. Bij een verplaatsing van de laskop langs de laslijn zal het op afstand van de draaias geplaatste wiel in bewegingsrichting 20 achter de draaias georiënteerd worden, waardoor de verbindingslijn tussen de eerste en tweede laseenheid en het wiel wordt uitgelijnd ten opzichte van de laslijn, zodat na uitlijning de verbindingslijn en de laslijn in hoofdzaak samenvallen.

25 Volgens een tweede aspect verschaft de uitvinding hiertoe een werkwijze voor het aan elkaar lassen van stroken rubbermateriaal tot een in hoofdzaak doorlopende strook met een lasinrichting zoals hiervoor beschreven, waarbij de werkwijze de stappen omvat van: 30 a. het verschaffen van informatie betreffende de gewenste hoek α van de laslijn ten opzichte van de eerste richting aan de besturingsinrichting, b. het aansturen van de aandrijfinrichting door de besturingsinrichting voor het aandrijven van een 35 relatieve verplaatsing van de laskop ten opzichte van het vlak langs de eerste en/of tweede richting zodanig dat de laseenheid althans in hoofdzaak de laslijn met de gewenste 9 hoek α volgt, c. waarbij tijdens de relatieve verplaatsing van de laskop het wiel met het loopvlak hiervan over het vlak of over althans één van de stroken van het rubbermateriaal rolt 5 en de laskop rond de draaias gedraaid wordt, althans tot de verbindingslijn tussen de draaias en het wiel in hoofdzaak parallel ligt aan de laslijn met de gewenste hoek a.

In een uitvoeringsvorm is of wordt het wiel voorafgaand aan stap b. geplaatst naar een eerste stand 10 waarin het wiel met het loopvlak hiervan aanligt op het vlak of op althans één van de stroken van het rubbermateriaal, en is het wiel na stap c. geplaatst wordt een tweede stand waarin het wiel op afstand boven het vlak geplaatst.

In een uitvoeringsvorm omvat de laskop een 15 spanorgaan, waarbij het spanorgaan het wiel, althans tijdens ten minste een deel van de verplaatsing van stap c., naar het vlak toe drukt.

In een uitvoeringsvorm omvat de laskop een vasthoudinrichting of vergrendelinrichting, waarbij de 20 vasthoud- of vergrendelinrichting voor stap b. ontkoppeld of ontgrendeld wordt, waardoor de laskop draaibaar is rond de draaias, en waarbij de vasthoud- of vergrendelinrichting aan het eind van stap c. of na stap c. gekoppeld of vergrendeld wordt voor het in hoofdzaak blokkeren van een verdraaiing 25 van de laseenheid rond de draaias.

In een uitvoeringsvorm wordt na stap c. één of twee stroken rubbermateriaal met althans de aan elkaar te lassen randen hiervan op of nabij de laslijn op het vlak geplaatst, waarna de besturingsinrichting de 30 aandrijfinrichting aanstuurt voor het langs de laslijn verplaatsen van de laskop voor het aan elkaar lassen van de randen.

De in deze beschrijving en conclusies van de aanvrage beschreven en/of de in de tekeningen van deze 35 aanvrage getoonde aspecten en maatregelen kunnen waar mogelijk ook afzonderlijk van elkaar worden toegepast. Die afzonderlijke aspecten, kunnen onderwerp zijn van daarop 10 gerichte afgesplitste octrooiaanvragen. Dit geldt in het bijzonder voor de maatregelen en aspecten welke op zich zijn beschreven in de volgconclusies.

5

KORTE BESCHRIJVING VAN DE TEKENINGEN

De uitvinding zal worden toegelicht aan de hand van een aantal in de bij gevoegde tekeningen weergegeven 10 voorbeelduitvoeringen. Getoond wordt in:

Figuur 1 een schematisch bovenaanzicht van een lasinrichting volgens de uitvinding,

Figuur 2 een schematisch zijaanzicht van de laskop met het wiel in een neergeklapte toestand, 15 Figuur 3 een schematisch zijaanzicht van de laskop met het wiel in een omhoog geklapte toestand,

Figuur 4 een schematisch aanzicht van de voorbeelduitvoeringsvorm van de lasinrichting volgens figuur 1, 20 Figuur 5 een schematisch aanzicht van een tweede voorbeelduitvoeringsvorm van een lasinrichting volgens de uitvinding met een transporteur, en

Figuur 6 een schematisch aanzicht van een derde voorbeelduitvoeringsvorm van een lasinrichting volgens de 25 uitvinding met een bouwtrommel.

GEDETAILLEERDE BESCHRIJVING VAN DE TEKENINGEN

30 In figuur 1 is schematisch een bovenaanzicht van een voorbeelduitvoeringsvorm van een lasinrichting 1 volgens de uitvinding weergegeven. De lasinrichting 1 omvat een lastafel 2 met een vlak 3 voor het hierop plaatsen van de met elkaar te verbinden randen van twee opeenvolgende 35 stroken rubbermateriaal, bijvoorbeeld een koordversterkt rubbermateriaal 4,5, voor het vormen van een in hoofdzaak doorlopende strook met een langsrichting L.

11

Boven de lastafel 2 is een laskop 6 geplaatst. De laskop 6 is voorzien van een laseenheid 7 voor het aan elkaar lassen van de randen van de twee opeenvolgende stroken rubbermateriaal 4,5 langs een laslijn 8. De laslijn 5 8 en de langsrichting L sluiten een hoek a in.

Verder is boven de lastafel 2 een aandrijfinrichting geplaatst. De aandrijfinrichting omvat een eerste aandrijving 9 voor het verplaatsen van de laskop 6 in een eerste richting, bijvoorbeeld langs een X-as, en 10 een tweede aandrijving 10 voor het verplaatsen van de laskop 6 in een tweede richting, bijvoorbeeld langs een Y-as. Zoals getoond in figuur 1, strekt de Y-as zich in hoofdzaak dwars op de X-as uit. Door geschikte aansturing van de eerste aandrijving 9 en tweede aandrijving 10 door een 15 besturingsinrichting 11, kan de laskop 6 langs elke gewenste lijn binnen het vlak dat door de X-as en Y-as wordt opgespannen, verplaatst worden, en is de hoek α in principe instelbaar in een bereik van 0 tot en met 90 graden.

De besturingsinrichting 11 is hiertoe verbonden 20 met zowel de eerste aandrijving 9, als ook met de tweede aandrijving 10. Verder is de besturingsinrichting 11 verbonden met de laskop 6 voor het aansturen hiervan, zoals schematisch getoond in figuur 1.

De laskop 6 is draaibaar verbonden met de tweede 25 aandrijving 10, en is draaibaar rond een draaias 12. Door een hoekverdraaiing R van de laskop 6 rond de draaias 12, kan de laskop 6 zodanig georiënteerd worden dat de aandrukrollen 13,14 van de laseenheid 7 langs de laslijn 8 kunnen rollen.

30 Verder is de laskop 6 voorzien van een wiel 15 dat op een afstand d van de draaias 12 geplaatst is. Dit zogenaamde volgwiel 15, zal bij een aandrijving van de laskop 6 langs de laslijn 8, de hoekverdraaiing R zodanig instellen dat de verbindingslijn 16 die het volgwiel 15 en 35 de draaibas 12 verbindt, in hoofdzaak samenvalt met de laslijn 8.

Figuur 2 toont een schematisch zijaanzicht van een 12 voorbeelduitvoeringsvorm van een laskop 106. De laskop 106 is draaibaar verbonden met een tweede aandrijving 110 door middel van een rotatie-element 117, en is boven het vlak van een lastafel 102 geplaatst. De tweede aandrijving 110 is met 5 zijn uiteinden verbonden met een eerste aandrijving 109 op eenzelfde wijze zoals schematisch getoond in figuur 1.

De laskop 106 omvat een eerste laseenheid 107 met een eerste aandrukrol 113 en een tweede aandrukrol 114 die althans tijdens het lassen aan weerszijde van de laslijn 10 geplaatst zijn op eenzelfde wijze zoals schematisch getoond in figuur 1. De aandrukrollen 113, 114 zijn op een bekende wijze schuin geplaatst (zie ook EP 0 698 479 Al). Verder omvat de laskop 10 6 een tweede laseenheid 118 met aandrukrollen 119, die bij een verplaatsing van de laskop 15 106 langs de laslijn achter de eerste laseenheid 107 loopt, voor het aan elkaar lassen van twee opeenvolgende stroken rubbermateriaal.

Verder is de laskop 106 voorzien van een wiel 115 dat als volgwiel fungeert, en dat bij een aandrijving van de 20 laskop 106 langs de laslijn, de hoekverdraaiing zodanig instellen dat de eerste laseenheid 107, de tweede laseenheid 118 en het volgwiel 115 op één lijn komen te liggen die in hoofdzaak zal samenvallen met de laslijn.

Het wiel 115 is in hoofdzaak vrij draaibaar in een 25 houder 120 geplaatst, zodanig dat de draai-as van het wiel 115 in hoofdzaak parallel ligt aan het vlak van de lastafel 102 en in hoofdzaak dwars op de verbindingslijn van de eerste laseenheid 107, de tweede laseenheid 118 en het wiel 115. De houder 120 is scharnierbaar verbonden met de laskop 30 106 en is gekoppeld met een aandrijving 121 die de houder 120 kan verplaatsen van een eerste positie waarbij het wiel 115 naar het vlak van de lastafel 102 toe wordt gedrukt zoals getoond in figuur 2, naar een tweede positie waarbij het wiel 115 op afstand boven het vlak van de lastafel 102 35 wordt opgeklapt zoals getoond in figuur 3. In de uitvoeringsvorm zoals getoond in de figuren 2 en 3 wordt een pneumatische aandrijfcilinder toegepast als aandrijving 121.

13

Verder is het rotatie-element 117 van de laskop 106 voorzien van een vasthoudinrichting of vergrendel-inrichting 122 voor het vasthouden of vergrendelen van de laskop 106 tegen een verdraaiing van de laskop 106 rond de 5 draaias. Door het vasthouden of door de vergrendeling kan in hoofdzaak voorkomen worden dat de uitlijning van de laskop 106 zal verlopen.

In de voorbeelduitvoeringsvorm van figuren 2 en 3 is de vasthoud- of vergrendelinrichting 122 uitgevoerd als 10 een kleminrichting met een klemgedeelte 124 dat rotatievast verbonden is met de tweede aandrijving 110, en waarbij het draaibare deel van de laskop 106 rotatievast verbonden is met een klemplaat 123. Voor het blokkeren van een rotatie van de laskop 106 rond de draaias, wordt de klemplaat 123 15 vastgeklemd door het klemgedeelte 124, waardoor een in hoofdzaak rotatievaste verbinding ontstaat tussen de laskop 106 en de tweede aandrijving 110.

De hiervoor beschreven lasinrichtingen zijn ingericht voor het aan elkaar lassen van stroken 20 rubbermateriaal tot een in hoofdzaak doorlopende strook. Een werkwijze hiervoor omvat onder meer de volgende stappen: het verschaffen van informatie betreffende de gewenste hoek α van de laslijn 8 ten opzichte van de eerste richting X aan de besturingsinrichting 11, 25 het ontkoppelen of ontgrendelen van de vasthoud- of vergrendelinrichting 122 (indien aanwezig), waardoor de laskop 6, 106 in hoofdzaak vrij draaibaar is rond de draaias 12, het, indien nodig, plaatsen van het wiel 15, 115 30 in een eerste stand waarin het wiel 15, 115 met het loopvlak hiervan aanligt op het vlak 2, 102 of op althans één van de stroken van het rubbermateriaal

het aansturen van de aandrijfinrichting 9,10; 109,110 door de besturingsinrichting 11 voor het verplaatsen 35 van de laskop 6, 106 langs de eerste X en/of tweede Y

richting zodanig dat de laseenheid 6, 106 althans in hoofdzaak de laslijn 8 met de gewenste hoek α volgt, waarbij 14 tijdens het verplaatsen van de laskop 6, 106 het wiel 15, 115 met het loopvlak hiervan over de het vlak 2, 102 of over althans één van de stroken van het rubbermateriaal rolt en de laskop 6, 106 rond de draaias 12 gedraaid wordt, althans 5 tot de verbindingslijn tussen de draaias 12 en het wiel 15, 115 in hoofdzaak parallel ligt aan de laslijn 8 met de gewenste hoek a.

het koppelen of vergrendelen van de vasthoud- of vergrendelinrichting 122 (indien aanwezig) voor het in 10 hoofdzaak blokkeren van een verdraaiing van de laseenheid 6, 106 rond de draaias, het, indien nodig, plaatsen van het wiel 115 in een tweede stand waarin het wiel 115 op afstand boven het vlak 102 geplaatst is, 15 het plaatsten van één of twee stroken rubbermateriaal 4, 5 met althans de aan elkaar te lassen randen hiervan op of nabij de laslijn 8 op het vlak 2, 102, waarna de besturingsinrichting 11 de aandrijfinrichting 9,10; 109, 110 aanstuurt voor het langs de laslijn 8 20 verplaatsen van de laskop 6, 106 voor het aan elkaar lassen van de randen.

Het is hierbij voordelig als het wiel 15, 115, althans tijdens ten minste een deel van de verplaatsing van de laskop 6, 106 bij het uitrichten van de laskop 6, 106 ten 25 opzichte van de laslijn 8, naar het vlak toe wordt drukt. In de voorbeelduitvoeringsvorm zoals getoond in figuren 2 en 3 kan dit eenvoudig ingesteld worden door het instellen van de druk in de pneumatische cilinder 121.

Figuur 4 toont een schematisch aanzicht van de 30 voorbeelduitvoeringsvorm van figuur 1. In deze voorbeelduitvoeringsvorm omvat de lasinrichting 1 een lastafel 2, waarbij het vlak een naar de laseenheid 6 gekeerde zijde 3 van de lastafel is. De aandrijfinrichting omvat een eerste aandrijving 9 voor het verplaatsen van de 35 een tweede aandrijving 10 met laskop 6 in de eerste richting (X-richting). De tweede aandrijving 10 is ingericht voor het verplaatsen van de laskop 6 in de tweede richting (Y- 15 richting). De laskop 6 is draaibaar R rond de draaias 12. De laskop 6 is hiervoor in meer detail beschreven onder verwijzing naar de figuren 2 en 3.

Figuur 5 toont een schematisch aanzicht van een 5 alternatieve voorbeelduitvoeringsvorm. In deze voorbeeld-uitvoeringsvorm omvat de lasinrichting 201 een bandtransporteur 202 met een transportband 203, waarbij het vlak een naar de laseenheid 206 gekeerde zijde van de transportband 203 is. De aandrijfinrichting omvat een eerste 10 aandrijving 209 voor het verplaatsen van de transportband 203 in de eerste richting (X-richting). Verder omvat de aandrijfinrichting een tweede aandrijving 210 voor het verplaatsen van de laskop 206 in de tweede richting (Y- richting). De laskop 6 is draaibaar R rond de draaias 212 en 15 is hiervoor in meer detail beschreven onder verwijzing naar de figuren 2 en 3.

Figuur 6 toont een schematisch aanzicht van een verdere alternatieve voorbeelduitvoeringsvorm. In deze voorbeelduitvoeringsvorm omvat de lasinrichting 301 een rond 20 een as 304 draaibare bouwtrommel 302, waarbij het vlak een naar de laseenheid 306 gekeerde omlopende zijde 303 van de bouwtrommel 302 is. De aandrijfinrichting omvat een eerste aandrijving 309 voor het draaiend aandrijven van de bouwtrommel 302 voor het verplaatsen van het omlopende vlak 25 303 in de eerste richting (X-richting). Verder omvat de aandrijfinrichting een tweede aandrijving 310 voor het verplaatsen van de laskop 306 in de tweede richting (Y- richting) . De laskop 306 is draaibaar R rond de draaias 312 en is hiervoor in meer detail beschreven onder verwijzing 30 naar de figuren 2 en 3.

De bovenstaande beschrijving is opgenomen om de werking van voorkeursuitvoeringen van de uitvinding te illustreren, en niet om de reikwijdte van de uitvinding te beperken. Uitgaande van de bovenstaande uiteenzetting zullen 35 voor een vakman vele variaties evident zijn die vallen onder de geest en de reikwijdte van de onderhavige uitvinding.

Samengevat heeft de uitvinding betrekking op een 16 lasinrichting voor het aan elkaar lassen van stroken rubbermateriaal tot een in hoofdzaak doorlopende strook volgens deze uitvinding omvat een lastafel, een hierboven geplaatste laskop met een laseenheid voor het aan elkaar 5 lassen van de randen van twee opeenvolgende stroken rubbermateriaal langs een laslijn, welke laslijn een hoek α insluit met een langsrichting van de doorlopende strook, een aandrijfinrichting voor het verplaatsen van de laskop langs een eerste en een tweede richting, waarbij de tweede 10 richting dwars op de eerste richting gericht is, en een besturingsinrichting voor het aansturen van de aandrijfinrichting zodanig dat de laseenheid de laslijn volgt. De laskop is draaibaar verbonden met de aandrijfinrichting, waarbij de draaias zich dwars op het 15 vlak van de lastafel uitstrekt. Verder omvat de laskop een wiel dat op afstand van de draaias geplaatst is, waarbij het wiel met een loopvlak hiervan aanligt op het vlak van de lastafel.

17

Lijst met verwijzingscijfers: 1. lasinrichting 2. lastafel 5 3. vlak van lastafel 4 . strook koordversterkt rubbermateriaal 5. strook koordversterkt rubbermateriaal 6. laskop 7. laseenheid 10 8. laslijn 9. eerste aandrijving van de aandrijfinrichting 10. tweede aandrijving van de aandrijfinrichting 11. besturingsinrichting 12. draaias 15 13. aandrukrol 14. aandrukrol 15. wiel 16. verbindingslijn 101. lasinrichting 20 102. lastafel 106. laskop 107. eerste laseenheid 109. eerste aandrijving van de aandrijfinrichting 110. tweede aandrijving van de aandrijfinrichting 25 113. aandrukrol 114. aandrukrol 115. wiel 117. rotatie-element 118. tweede laseenheid 30 119. aandrukrol 120. houder voor wiel 121. aandrijving 122. vasthoud- of vergrendelinrichting 123. klemplaat 35 124. klemgedeelte 201. lasinrichting 202. bandtransporteur 18 203. transportband 206. laskop 209. eerste aandrijving van de aandrijfinrichting 210. tweede aandrijving van de aandrijfinrichting 5 212. draaias 301. lasinrichting 302. bouwtrommel 303. omlopend vlak van de bouwtrommel 306. laskop 10 309. eerste aandrijving van de aandrijfinrichting 310. tweede aandrijving van de aandrijfinrichting 312. draaias

Claims

1. Lasinrichting voor het aan elkaar lassen van stroken rubbermateriaal tot een in hoofdzaak doorlopende strook, omvattende: een vlak voor het hierop plaatsen van althans de 5 aan elkaar te lassen randen van de stroken rubbermateriaal, een boven het vlak geplaatste laskop met een laseenheid voor het aan elkaar lassen van de randen van de stroken rubbermateriaal langs een laslijn, waarbij de laslijn en een langsrichting van de doorlopende strook een 10 hoek α insluiten, een aandrijfinrichting voor het aandrijven van een relatieve verplaatsing van de laskop ten opzichte van het vlak langs een eerste en een tweede richting, waarbij de tweede richting althans in hoofdzaak dwars op de eerste 15 richting gericht is, een besturingsinrichting voor het aansturen van de aandrijfinrichting voor de relatieve verplaatsing van de laskop ten opzichte van het vlak langs de eerste en/of tweede richting zodanig dat de laseenheid althans in 20 hoofdzaak de laslijn volgt, waarbij de laskop rond een draaias draaibaar verbonden is met de aandrijfinrichting, waarbij de draaias zich althans in hoofdzaak dwars op het vlak uitstrekt, en waarbij de laskop een wiel omvat dat op afstand 25 van de draaias geplaatst is, waarbij het wiel met een loopvlak hiervan aanligt op het vlak of op althans één van de stroken van het rubbermateriaal.

2. Lasinrichting volgens conclusie 1, verder omvattende een lastafel, waarbij het vlak een naar de 30 laseenheid gekeerde zijde van de lastafel is, en waarbij de aandrijfinrichting een eerste aandrijving omvat voor het verplaatsen van de laskop in de eerste richting en een tweede aandrijving voor het verplaatsen van de laskop in de tweede richting.

3. Lasinrichting volgens conclusie 1, verder omvattende een bandtransporteur met een transportband, waarbij het vlak een naar de laseenheid gekeerde zijde van 5 de transportband is, en waarbij de aandrijfinrichting een eerste aandrijving omvat voor het verplaatsen van de transportband in de eerste richting en een tweede aandrijving voor het verplaatsen van de laskop in de tweede richting. 10

4. Lasinrichting volgens conclusie 1, verder omvattende een rond een as draaibare bouwtrommel, waarbij het vlak een naar de laseenheid gekeerde omlopende zijde van de bouwtrommel is, en waarbij de aandrijfinrichting een 15 eerste aandrijving omvat voor het draaiend aandrijven van de bouwtrommel voor het verplaatsen van het omlopende vlak in de eerste richting en een tweede aandrijving voor het verplaatsen van de laskop in de tweede richting.

5. Lasinrichting volgens één der voorgaande 20 conclusies, waarbij het wiel verplaatsbaar is tussen een eerste stand waarin het wiel met het loopvlak hiervan aanligt op het vlak of op althans één van de stroken van het rubbermateriaal, en een tweede stand waarin het wiel op afstand boven het vlak geplaatst is.

6. Lasinrichting volgens één der voorgaande conclusies, waarbij de laskop een spanorgaan omvat, waarbij het spanorgaan is ingericht om, in gebruik, het wiel naar het vlak toe te drukken.

7. Lasinrichting volgens conclusie 6, waarbij het 30 spanorgaan een pneumatische cilinder omvat.

8. Lasinrichting volgens één der voorgaande conclusies, waarbij de laskop een vasthoudinrichting of vergrendelinrichting omvat voor het vasthouden of vergrendelen van de laskop tegen een verdraaiing van de 35 laskop rond de draaias.

9. Lasinrichting volgens één der voorgaande conclusies, waarbij de eerste richting in hoofdzaak parallel aan de langsrichting en de tweede richting in hoofdzaak dwars op de langsrichting gericht is.

10. Lasinrichting volgens één der voorgaande conclusies, waarbij de laseenheid een eerste laseenheid is 5 en waarbij de laskop een tweede laseenheid omvat, waarbij de tweede laseenheid in lijn achter de eerste laseenheid geplaatst is, en waarbij het wiel in lijn geplaatst is met zowel de eerste als de tweede laseenheid.

11. Werkwijze voor het aan elkaar lassen van 10 stroken rubbermateriaal tot een in hoofdzaak doorlopende strook met een lasinrichting volgens één der conclusies 1 tot en met 4, omvattende de stappen van: a. het verschaffen van informatie betreffende de gewenste hoek α van de laslijn ten opzichte van de eerste 15 richting aan de besturingsinrichting, b. het aansturen van de aandrijfinrichting door de besturingsinrichting voor het aandrijven van een relatieve verplaatsing van de laskop ten opzichte van het vlak langs de eerste en/of tweede richting zodanig dat de 20 laseenheid althans in hoofdzaak de laslijn met de gewenste hoek α volgt, c. waarbij tijdens de relatieve verplaatsing van de laskop het wiel met het loopvlak hiervan over het vlak of over althans één van de stroken van het rubbermateriaal rolt 25 en de laskop rond de draaias gedraaid wordt, althans tot de verbindingslijn tussen de draaias en het wiel in hoofdzaak parallel ligt aan de laslijn met de gewenste hoek α.

12. Werkwijze volgens conclusie 11, waarbij het wiel voorafgaand aan stap b. geplaatst is of wordt naar een 30 eerste stand waarin het wiel met het loopvlak hiervan aanligt op het vlak of op althans één van de stroken van het rubbermateriaal, en waarbij het wiel na stap c. geplaatst wordt een tweede stand waarin het wiel op afstand boven het vlak geplaatst is.

13. Werkwijze volgens conclusie 11 of 12, waarbij de laskop een spanorgaan omvat en waarbij het spanorgaan het wiel, althans tijdens ten minste een deel van de verplaatsing van stap c., naar het vlak toe drukt.

14. Werkwijze volgens conclusie 11, 12 of 13, waarbij de laskop een vasthoudinrichting of vergrendelinrichting omvat en waarbij de vasthoud- of 5 vergrendelinrichting voor stap b. ontkoppeld of ontgrendeld wordt waardoor de laskop draaibaar is rond de draaias, en waarbij de vasthoud- of vergrendelinrichting aan het eind van stap c. of na stap c. gekoppeld of vergrendeld wordt voor het in hoofdzaak blokkeren van een verdraaiing van de 10 laseenheid rond de draaias.

15. Werkwijze volgens één der conclusies 11 tot en met 14, waarbij na stap c. één of twee stroken rubbermateriaal met althans de aan elkaar te lassen randen hiervan op of nabij de laslijn op het vlak worden geplaatst, 15 en waarna de besturingsinrichting de aandrijfinrichting aanstuurt voor het langs de laslijn verplaatsen van de laskop voor het aan elkaar lassen van de randen.

16. Lasinrichting voorzien van een of meer van de in de bij gevoegde beschrijving omschreven en/of in de 2. bij gevoegde tekeningen getoonde kenmerkende maatregelen.

17. Werkwijze voorzien van een of meer van de in de bij gevoegde beschrijving omschreven en/of in de bij gevoegde tekeningen getoonde kenmerkende maatregelen. -o-o-o-o-o-o-o-o- BP/HZ