NL2004349C2 - Draagbaar verwarmingstoestel omvattende een brandstofhouder en een brandstofaanvoer. - Google Patents

Draagbaar verwarmingstoestel omvattende een brandstofhouder en een brandstofaanvoer. Download PDF

Info

Publication number
NL2004349C2
NL2004349C2 NL2004349A NL2004349A NL2004349C2 NL 2004349 C2 NL2004349 C2 NL 2004349C2 NL 2004349 A NL2004349 A NL 2004349A NL 2004349 A NL2004349 A NL 2004349A NL 2004349 C2 NL2004349 C2 NL 2004349C2
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
fuel
holder
air
burner unit
combustion chamber
Prior art date
Application number
NL2004349A
Other languages
English (en)
Inventor
Robert Busschers
Original Assignee
Niuw Innovatieve Concepten
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Niuw Innovatieve Concepten filed Critical Niuw Innovatieve Concepten
Priority to NL2004349A priority Critical patent/NL2004349C2/nl
Priority to PCT/NL2011/050158 priority patent/WO2011108936A2/en
Application granted granted Critical
Publication of NL2004349C2 publication Critical patent/NL2004349C2/nl

Links

Classifications

    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F24HEATING; RANGES; VENTILATING
    • F24CDOMESTIC STOVES OR RANGES ; DETAILS OF DOMESTIC STOVES OR RANGES, OF GENERAL APPLICATION
    • F24C5/00Stoves or ranges for liquid fuels
    • F24C5/20Stoves or ranges for liquid fuels with special adaptation for travelling, e.g. collapsible
    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F24HEATING; RANGES; VENTILATING
    • F24CDOMESTIC STOVES OR RANGES ; DETAILS OF DOMESTIC STOVES OR RANGES, OF GENERAL APPLICATION
    • F24C5/00Stoves or ranges for liquid fuels
    • F24C5/02Stoves or ranges for liquid fuels with evaporation burners, e.g. dish type
    • F24C5/04Stoves or ranges for liquid fuels with evaporation burners, e.g. dish type wick type

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Chemical & Material Sciences (AREA)
  • Combustion & Propulsion (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • General Engineering & Computer Science (AREA)
  • Feeding And Controlling Fuel (AREA)

Description

DRAAGBAAR VERWARMINGSTOESTEL OMVATTENDE EEN BRANDSTOFHOUDER EN EEN BRANDSTOF AANVOER
De uitvinding heeft betrekking op een op een ondergrond op te stellen draagbaar 5 verwarmingstoestel voor het verschaffen van verbrandingswarmte.
Er zijn talloze draagbare toestellen bekend waarmee brandstof verbrand kan worden voor het opwekken van verbrandingswarmte. De meest voorkomende vaste brandstof in gebieden zonder netwerken is biomassa die verbrand worden in of op de grond. Deze manier van verbranden wordt gebruikt door circa 3 miljard mensen die 10 daarmee hun gezondheid in gevaar brengen vanwege IAP (indoor air polution).
Daarnaast heeft de slechte verbranding een enorme impact op de omgeving doordat de plaastelijke vegetatie verdwijnt en heeft deze wereldwijd een significante impact op het klimaat. Door hier nu vloeibare brandstoffen in te zetten met bijbehorende schone verbranding kunnen de negatieve effecten van de verbranding van biomassa worden 15 teruggedrongen. De overige branders kunnen verdeeld worden in verschillende categorieën gebaseerd op het soort brandstof dat wordt gebruikt met elk hun eigen voor en nadelen. Voorbeelden zijn branders die op vaste of vloeibare brandstof werken, die voor aansteken in de brander aangebracht moet worden en branders die gebruik maken van vloeibare brandstof onder druk, gasbranders en dergelijke. Concreet kunnen we 20 naast biomassa ondermeer de volgende brandstoffen onderscheiden die voorkomen in gebieden zonder netwerken of andere infrastructuur: zonnebrandstof, methanol/ethanol mengsels, gas en parafïne. Elk van deze brandstoffen kent een of meer bezwaren. Zonenergie kan slechts tegen relatief hoge kosten opgeslagen worden. Derder generatie bio ethanol en methanol zijn veelbelovend, maar staan nog in de kinderschoenen en 25 zijn tevens lichtontvlambare bamdstoffen. Gastransport vergt een complexe en kostbare infrastructuur. Gastransport houdt op waar asfalt ophoudt. Parafïne is vaak alom voorhanden vanwege aanwezigheid van luchtvaart.
De bij de verbranding van brandstof vrijkomende verbrandingswarmte kan vervolgens voor verschillende doeleinden worden gebruikt, bijvoorbeeld voor het 30 bereiden van voedsel (kooktoestel), het verwarmen van een ruimte (verwarming) of voor het opwekken van een lage capaciteit elektrische energy t.b.v. het opladen van electrische apparaten zoals mobiele telefoons e.d. Dergelijke draagbare toestellen die eveneens toegpast worden voor outdoor activieteiten, zijn relatief licht (massa 2 kenmerkend 0,5-1.0 kg) en kunnen meestal door een enkele persoon worden gedragen en op een ondergrond (meestal de bodem) worden opgesteld. Deze lichtgewicht draagbare toestellen zijn uitermate geschikt voor gebruik bij het (rugzak-) kamperen, maar talloze andere toepassingen zijn eveneens mogelijk.
5 Een bezwaar van huidige branders, waarin gas (bijvoorbeeld een mengsel van butaan en propaan) of petroleum of benzine worden verbrand, is dat de brandstof onder hoge druk in een tank is opgeslagen, en dat mensen van nature een angst voor druktoestellen hebben vanwege het geluid en het mogelijke gevaar van lekkage. Daarnaast is gas niet overal beschikbaar vanwege transportbeperkingen en kunnen 10 gasvullingen niet zelf worden afgevuld waardoor hoogwaardige afvul installaties noodzakelijk zijn.
Verder moeten verwarmingstoestellen lucht aanzuigen die nodig is voor de verbranding. Een bekend bezwaar van bekende toestellen is dat ze vervuilde, bijvoorbeeld met zand of stof, lucht aanzuigen, hetgeen kan leiden tot schade in toestel 15 en/of tot een niet-optimale verbranding. Er zijn bijvoorbeeld verwarmingstoestellen bekend waarbij de voor de verbranding benodigde lucht aangevoerd wordt vanaf de onderzijde van het toestel daarbij gebruik makend van schoorsteenwerking. Wanneer het toestel echter is opgesteld op een stoffige ondergrond, kan stof door de luchtstroom aan de onderzijde van het toestel naar binnen geleid worden.
20 Een tweede noodzaak voor een verbrandingsproces is de toevoer van brandstof.
Hierdoor zal lokaal in het verwarmingstoestel brandstof beschikbaar moeten zijn. Wanneer teveel brandstof beschikbaar is, kunnen ook gevaarlijke situaties ontstaan, bijvoorbeeld het omvallen van het toestel waarbij brandstof uit het toestel vloeit. Met name verwarmingstoestellen met een kous (wiek), hierin ook wel 25 kousverwarmingstoestellen of, kortweg, kousbranders genoemd, hebben een lokaal brandstoffeservoir nodig, waarin de kous gedompeld moet zijn om brandstof voor de verbranding op te nemen.
Een verder bezwaar van sommige van de bekende verwarmingstoestellen is dat ze een pomp nodig hebben om brandstof vanaf het brandstofreservoir naar de 30 verbrandingskamer te voeren. Dergelijke pompen kunnen elektrisch zijn aangedreven hetgeen een elektrische voedingsbron zoals een accu vergt. Handbediende pompen zijn ook mogelijk, maar vergen van de gebruiker de discipline om eens in de zoveel tijd extra brandstof naar te brandstofkamer te pompen.
3
Het is bekend dat niet alle onderdelen van een verwarmingstoestel even hard slijten. Een kous alsook afdichtingen moeten na bepaalde tijd vervangen worden, maar andere delen kunnen bijvoorbeeld lange tijd zonder onderhoud of vervanging. Vaak is het echter nodig om het gehele verwarmingstoestel te vervangen of om het toestel te 5 demonteren wanneer een kritiek onderdeel faalt, wat tot gevaarlijke situaties kan leiden indien men geen verstand van zaken heeft.
Het is een doel van de uitvinding een verbeterd verwarmingstoestel te verschaffen waarin een of meer van de genoemde en eventuele andere bezwaren van de stand van de techniek geheel of gedeeltelijk zijn ondervangen.
10 Het is een verder doel van de uitvinding een relatief veilig en/of bedrijfszeker verwarmingstoestel te verschaffen.
Het is een verder doel van de uitvinding een drukloos althans lage-druk verwarmingstoestel te verschaffen waarin een brandstofpomp achterwege gelaten kan worden.
15 Het is een verder doel van deze uitvinding om verwarmingstoestellen met een kous te verbeteren.
Volgens een eerste aspect van de uitvinding wordt ten minste een van de genoemde doelen bereikt in een verwarmingstoestel van het in de aanhef genoemde type, het toestel omvattende: 20 - een steun die is ingericht om op de ondergrond opgesteld te worden; - een losneembaar aan de steun te bevestigen brandereenheid omvattende een verbrandingskamer voor het verbranden van een mengsel van lucht en vloeibare of gasvormige brandstof, een brandstofaanvoer voor het naar de verbrandingskamer voeren van brandstof waarbij de steun tevens een brandstofhouder vormt voor het 25 bewaren van brandstof en waarbij in bevestigde toestand de brandstofhouder het onderste omtreksdeel van de brandereenheid ten minste gedeeltelijk omgeeft. In bepaalde uitvoeringe omgeeft de brandstofhouder de brandereenheid over een hoek van 90 graden, 180 graden of zelfs over de volle 360 graden.. Tevens kan het teostel voorzien zijn van een luchtaanvoer voor het naar de verbrandingskamer voeren van 30 lucht.
In bepaalde uitvoeringsvormen omgeeft de brandstofhouder (steun) het betreffende onderste omtreksdeel van de brandereenheid, bijvoorbeeld de onderste helft of de onderste kwart van de brandereenheid, in zijn geheel, dat wil zeggen over de volle 4 360 graden van de omtrek van de brandereenheid. Een voorbeeld van een dergelijke uitvoering is die waarin de brandstofhouder in hoofdzaak ringvormig of torusvormig en de brandereenheid in de centrale opening van de ring- of torusvorm aan te brengen is. Dit kan een zeer stabiele opstelling van de brandereenheid tot gevolg hebben, waarin de 5 kans op omvallen uitermate klein is.
In andere uitvoeringen omgeeft de brandstofhouder de brandereenheid slechts over een deel van de omtrek (zoals bijvoorbeeld ten minste 90°). Een voorbeeld van een dergelijke uitvoering is die waarin de brandstofhouder (steun) een "hoefïjzer"-vorm heeft. In deze uitvoering kan de vorm zodanig zijn gekozen dat de brandstofhouder 10 zijdelings langs de brandereenheid te schuiven is, maar andere uitvoeringen waarin de brandstofhouder van boven- of onderaf in de centrale opening te schuiven is, zijn ook mogelijk.
Hoever de brandstofhouder (steun) zich ook om het betreffende omtreksdeel van de brandereenheid uitstrekt, de brandstofhouder kan al dan niet aan de onderzijde van 15 de brandereenheid doorlopen. In veel uitvoeringen zal de brandstofhouder de brandereenheid echter alleen in laterale zin omgeven. Hierdoor kan de hoogte van het verwarmingstoestel beperkt blijven.
In een uitvoeringsvorm van de uitvinding is de brandstofhouder in hoofdzaak ringvormig of torusvormig is en bovendien zodanig uitgevoerd dat de brandereenheid 20 in de bijbehorende centrale opening schuifbaar is. Hierbij is de brandstofhouder via de onderzijde van de brandereenheid of, in bepaalde uitvoeringen, de brandstof/lucht-aanvoermodule, hierin ook wel de service module genoemd, van de brandereenheid, uitneembaar. De brandereenheid kan, met andere woorden, met zijn onderzijde van bovenaf in de brandstofhouder geschoven worden. Omdat de brandstofhouder het 25 onderste deel van de brandereenheid ten minste gedeeltelijk omgeeft, betekent dit dat de brandstofhouder en brandereenheid snel uit elkaar te schuiven zijn. In andere uitvoeringen kan de brandstofhouder ook via de bovenzijde van de brandereenheid uitgenomen worden
De centrale opening in de brandstofhouder kan een willekeurige vorm hebben, 30 zoals een blokvorm, maar in bepaalde uitvoeringsvormen heeft de centrale opening een overwegend cilindrische vorm (waarbij de vorm in doorsnede een ellips, ovaal of cirkel beschrijft). Wanneer deze vorm in hoofdzaak overeenkomt met de uitwendige vorm van het betreffende onderste deel van de brandereenheid kan een goede passing tussen 5 brandstofhouder (dat wil zeggen de steun die het toestel de gewenste stabiliteit geeft) en brandereenheid gerealiseerd worden. In andere uitvoeringen heeft de brandereenheid een vorm met een of meer uitstekende nokken. Met deze nok of nokken kan de brandereenheid stevig aan de brandstofhouder bevestigd worden.
5 In een verdere uitvoeringsvorm omvat het toestel een koppelelement (dat overigens in bepaalde uitvoeringen een aantal koppelelementdelen, zoals bijvoorbeeld een "manlijk" en "vrouwelijk" koppelelementdeel, kan omvatten) dat losneembaar met de brandstofhouder en de brandstofaanvoer te koppelen is voor het verschaffen van een brandstofVerbinding tussen de brandstofhouder en de brandereenheid. Op deze wijze 10 wordt een gescheiden opslag van brandstof in de brandstofhouder en de brandereenheid mogelijk. Wanneer er telkens slechts een kleine hoeveelheid brandstof in de brandereenheid aanwezig is en de rest van de brandstof in een aparte brandstofhouder is opgeslagen, is het risico op het lekken van een grote hoeveelheid brandstof, bijvoorbeeld als de brandereenheid omvalt, relatief klein.
15 In een uitvoeringsvorm is het koppelelement aangebracht aan de brandstofhouder en omvat het een veiligheidsvoorziening die ervoor zorgt dat er geen brandstof de houder kan verlaten indien het koppelelement niet op juiste wijze aan de brandereenheid is gekoppeld. De veiligheidsvoorziening kan bijvoorbeeld een onder veerwerking gesloten klep zijn. In gekoppelde toestand wordt de klep geopend zodat 20 brandstof overgebracht kan worden van de brandstofhouder naar de brandereenheid.
In een verdere uitvoering is het koppelelement voorzien aan de brandstofhouder en/of aan de brandstof- en/of luchtaanvoer van de brandereenheid en is het koppelelement ingericht om gekoppeld en ontkoppeld te worden door het inschuiven respectievelijk uitschuiven van de brandereenheid. In ingeschoven toestand is de 25 brandstoftoevoer automatisch verzekerd, terwijl in uitgeschoven toestand de brandstof veilig opgesloten blijft in de brandstofhouder en/of de brandereenheid.
In bepaalde uitvoeringen omvat het toestel ten minste een (handbediende of elektrische) brandstofpomp voor het via het koppelelement en de brandstofaanvoer leiden van brandstof vanaf de brandstofhouder naar de verbrandingskamer van de 30 brandereenheid. In uitvoeringen van het verwarmingstoestel waarin de brandstofhouder op een relatief hoge positie ten opzichte van de brandereenheid is gepositioneerd (bijvoorbeeld in het midden of ter hoogte van het bovenste deel van de brandereenheid) kan brandstof vanaf de brandstofhouder, onder invloed van de zwaartekracht en zonder 6 verdere verplaatsingsmiddelen, naar beneden stromen via de brandstofaanvoer in de richting van de verbrandingsruimte. Meer specifiek wordt de brandstof geleid naar een in de brandereenheid voorzien brandstofreservoir waarin de onderzijde van een verbrandingskous kan worden aangebracht zodat de kous als onderdeel van de 5 brandstof aanvoer doordrenkt geraakt van brandstof.
In bepaalde andere voorkeursuitvoeringen bevindt het brandstofniveau in de houder zich echter maar net boven het beoogde brandstofniveau in het brandstofreservoir en met nog meer voorkeur zijn de brandereenheid en brandstofhouder zodanig uitgevoerd en ten opzichte van elkaar gepositioneerd dat het 10 maximale brandstofniveau in de brandstofhouder niet uitkomt boven het maximaal toelaatbare brandstofniveau in het genoemde reservoir van de brandstof- en.of /luchtaanvoer (module) van de brandereenheid. Dit komt ten goede aan de veiligheid van het toestel.
In ondermeer dergelijke uitvoeringen kan een hevelmechanisme uitkomst 15 brengen om de brandstof in de brandereenheid te krijgen. In bepaalde uitvoeringen omvat het verwarmingstoestel dan ook een hevelmechanisme dat is ingericht voor het overhevelen van brandstof vanaf de brandstofhouder naar de brandereenheid, meer in het bijzonder naar het genoemde brandstofreservoir in de brandstof- en/of luchtaanvoer (module). Het hevelmechanisme kan onderdeel uitmaken van het hier genoemde 20 koppelelement, maar het kan ook als afzonderlijk mechanisme geïmplementeerd worden.
In een bijzonder voordelige uitvoering omvat het hevelmechanisme: - ten minste een zich tussen de brandstofhouder en het brandstofreservoir van de brandstofaanvoer van de brandereenheid uitstrekkende brandstofbuis, waarbij de 25 brandstofbuis, in gekoppelde toestand van de brandstofhouder en de brandereenheid, gerangschikt is om brandstof vanaf de brandstofhouder naar het brandstofreservoir te leiden; - ten minste een zich tussen de brandstofhouder en het brandstofreservoir uitstrekkende luchtbuis, die is aangesloten op een eenrichtingsklep voor het leiden van 30 en luchtstroom vanaf het brandstofreservoir naar de brandstofhouder en het tegenhouden van een luchtstroom vanaf de brandstofhouder naar het brandstofreservoir.
7
Als gevolg van een hoger brandstofhiveau in de brandstofhouder dan in het reservoir, gaat brandstof overgeheveld worden naar het reservoir. Als de luchtbuis met een eenrichtingklep niet voorzien zou zijn of indien deze defect zou zijn, gaat de brandstofstroom door totdat de niveaus in de brandstofhouder en het reservoir gelijk 5 zijn. De luchtbuis met eenrichtingklep zorgt er echter voor dat het brandstofhiveau in het reservoir niet hoger kan worden dan een bepaalde gewenste waarde.
De brandstofhouder vormt een gesloten compartiment, het brandstofreservoir staat in verbinding met de buitenlucht. Wanneer er brandstof overgebracht wordt vanaf de brandstofhouder naar het reservoir in de brandstof- en/of /luchtaanvoer (module) in 10 de brandereenheid, zou de luchtdruk in de brandstofhouder afnemen ware het niet dat er via de buis met eenrichtingsklep buitenlucht, althans lucht vanaf het reservoir, lucht de brandstofhouder kan binnenstromen om de luchtdruk in hoofdzaak op peil te houden. Wanneer echter de toevoer van lucht naar de brandstofhouder wordt onderbroken, bijvoorbeeld doordat de luchtbuis wordt afgesloten als gevolg van de 15 toename van het brandstofhiveau in het reservoir, neemt de luchtdruk in de brandstofhouder wel af zodat op een gegeven moment de brandstofstroom vanaf de brandstofhouder naar het reservoir tot een einde komt. Dit wordt gebruikt in een verdere uitvoering van de uitvinding waarin aan de zijde van het brandstofreservoir van de brandstof- en/of luchtaanvoer (module) van de brandereenheid de monding van de 20 luchtbuis zich op een positie (h) bevindt die hoger is dan de monding van de brandstofbuis. De positie (h) is hierbij bij voorkeur zodanig gekozen, dat deze overeenkomt met het gewenste maximale brandstofhiveau in het reservoir van de brandereenheid.
Om in de uitgangstoestand de hevel op gang te brengen (d.w.z. te initiëren) kan 25 de wand van de brandstofhouder of althans een deel daarvan ten minste gedeeltelijk vervaardigd zijn van buigzaam materiaal. De bedieningspersoon kan de brandstofhouder dan enigszins indrukken, zodat de druk in de brandstofhouder toeneemt (als gevolg van de verkleining van het door de brandstofhouder omsloten 30 volume) en de brandstofstroom naar het reservoir van de brandstof- en/of luchtaanvoer (module) van de brandereenheid gestart wordt.
Een verder voordeel van de toepassing van het hevelmechanisme in combinatie met de brandstofhouder en het brandstofreservoir in de brandstof- en/of luchtaanvoer 8 (module) van de brandereenheid is dat er in beginsel geen brandstofaansluitingen onder het brandstofhiveau nodig zijn, zodat de kans op lekkage klein is.
Volgens een verdere uitvoeringsvorm van de uitvinding omvat het toestel een of meer luchtaanvoer elementen waarlangs buitenlucht in de richting van de 5 verbrandingskamer te voeren is, waarbij een deel van een luchtaanvoerelement gevormd wordt door de tussenruimte tussen de buitenzijde van de brandstofhouder en de buitenzijde van de brandstof- en/of luchtaanvoer (module) van de brandereenheid, wanneer deze althans aan elkaar gekoppeld zijn. Aldus kan via de luchtaanvoer die nodig is voor het verbrandingsproces de brandstof in de brandstofhouder gekoeld 10 worden.
In een verdere uitvoeringsvorm omvat het toestel een of meer luchtaanvoerelementen waarlangs buitenlucht in de richting van de verbrandingskamer te voeren is, waarbij de instroomopening op een positie overeenkomend met de bovenzijde van de brandstofhouder of hoger en de uitstroomopening naar de 15 verbrandingskamer op een positie lager dan de verbrandingskamer gesitueerd zijn. Dit kan ervoor zorgen dat de voor de verbranding benodigde lucht relatief hoog wordt ingenomen en vermindert aldus het aanzuigen van op de ondergrond liggend stof en vuil. Dit komt de levensduur en de goede werking van het toestel ten goede.
In een verdere uitvoering is nabij de uitstroomopening een stationair 20 cycloonelement voorzien voor het in rotatie brengen van de daarlangs stromende lucht en het in roterende toestand in de verbrandingskamer leiden van deze lucht. De rotatie van de lucht kan zorgen voor een verbeterde verbranding.
Een verder aspect van de uitvinding betreft een draagbaar en op een ondergrond op te stellen verwarmingstoestel voor het verschaffen van verbrandingswarmte, zoals 25 bijvoorbeeld (maar niet hiertoe beperkt) het toestel zoals hiervoor beschreven, omvattende: - een steun die is ingericht om op de ondergrond opgesteld te worden; - een losneembaar aan de steun te bevestigen brandereenheid omvattende een verbrandingskamer voor het verbranden van vloeibare of gasvormige brandstof en een 30 brandstofaanvoer voor het naar de verbrandingskamer voeren van brandstof; - een op de verbrandingskamer aangesloten verbrandingsgasafvoerelement voor het naar buiten toe afvoeren van als gevolg van verbranding in de verbrandingskamer; 9 - een ter hoogte van het verbrandingsgasafvoerelement gepositioneerd thermo-elektrisch element voor het omzetten van in het afvoerelement aanwezige warmte-energie in elektrische energie.
Het afvoerelement kan hierbij zijn geconstrueerd en gerangschikt voor het 5 opnemen (transporteren) van verbrandingswarmte. Bovendien kan het toestel een al dan niet met de brandstofaanvoer gevombineerde luchtaanvoer omvatten voor het naar de verbarndingskamer voeren van lucht.
De steun kan hierbij tevens een brandstofhouder zijn voor het bewaren van de brandstof, maar er kan ook sprake zijn van een afzonderlijke brandstofhouder die geen 10 onderdeel uitmaakt van de steun.
Doordat het thermo-elektrische element niet aan de onderkant van de verbrandingskamer is aangebracht, heeft de aanwezigheid van het thermo-elektrische element minder invloed, in de meeste gevallen praktisch geen invloed, op de verbrandingseigenschappen van het toestel. De warmte die via het verbrandingsgas-15 afvoerelement, bijvoorbeeld een om of op de verbrandingskamer geplaatste opstaande "schoorsteen", normaliter ongebruikt naar de buitenwereld zou worden afgevoerd, wordt in deze uitvoering gebruikt om elektrische energie te genereren.
De opgewekte elektrische energie kan voor een aantal doeleinden gebruikt worden. De energie kan bijvoorbeeld worden aangewend voor het opladen van een 20 oplaadbare batterij of accu van een extern op de brander aan te sluiten apparaat, zoals een mobiele telefoon. Als alternatief of in aanvulling hierop kan de elektrische energie worden gebruikt voor het opladen van de batterijen die het toestel zelf nodig heeft, bijvoorbeeld bij het aansteken van de brander (in de vorm van een overspringende vonk of via gloeidraad).
25 In een uitvoeringsvorm van de uitvinding omvat het toestel een ten minste gedeeltelijk rondom het afvoerelement, eventueel een deel radiaal naar binnen toe inspringend, geplaatst eerste cilindrisch warmtegeleidingselement, een met een tussenruimte rondom het eerste cilindrisch warmtegeleidingselement voorzien tweede ten minste gedeeltelijk cilindrisch warmtegeleidingselement, waarbij het thermo-30 elektrisch element in de genoemde tussenruimte geplaatst is. In een verdere uitvoeringsvorm is aanvullend een reflector aangebracht die warmteoverdracht via straling tussen beide warmte geledingselementen voorkomt of vermindert. De 10 warmtegeleidingselementen kunnen zijn vervaardigd van thermisch goed geleidend materiaal, zoals aluminuim metaal.
In een bepaalde uitvoering zijn het eerste en tweede cilindrisch warmtegeleidingselement onderling in axiale richting verschoven gerangschikt opdat 5 het buitenste element dat zorgt draagt voor koeling niet of minder goed verwarmd wordt door de warme verbrandingsgassen.
In een verdere uitvoering is de buitenmantel van het tweede cilindrisch warmtegeleidingselement voorzien van een of meer, bij voorkeur vele, koelvinnen. Het tweede warmtegeleidingselement wordt bij voorkeur relatief koel gehouden. Dit kan 10 gebeuren door het tweede warmtegeleidingselement zodanig ten opzichte van de luchtaanvoer naar de verbrandingskamer te rangschikken, dat aangevoerde relatief koude buitenlucht langs het buitenoppervlak van het tweede warmtegeleidingselement strijkt om een koelend effect op dit element uit te oefenen.
Volgens een aspect van de uitvinding wordt een brandstofhouder voor een 15 verwarmingstoestel verschaft, waarbij de brandstofhouder is gevormd om in bevestigde toestand het onderste deel van de brandereenheid ten minste gedeeltelijk te omgeven en om stabiel op een ondergrond geplaatst te worden.
Volgens een verdere uitvoering is de brandstofhouder een in hoofdzaak drukloze brandstofhouder is waarmee wordt bedoeld dat de druk in de houder gelijk of nagenoeg 20 gelijk is aan de luchtdruk buiten.Dit maakt het mogelijk om de houder relatief eenvoudig en mogelijkerwijs zelfs buigzaam uit te voeren en komt de veiligheid van het toestel ten goede.
Volgens een verdere uitvoering heeft de brandstofhouder een in hoofdzaak vlakke onderzijde. Met een vlakke onderzijde is de brandstofhouder (die ook de steun vormt 25 voor de brandereenheid) op stabiele wijze op een vlakke ondergrond, zoals een tafel, straat, grasveld en dergelijke, te plaatsen.
In een verdere uitvoering is de brandstofhouder voorzien van een al dan niet geïntegreerde handgreep. De handgreep kan bijvoorbeeld gevormd worden door een of meer inkepingen voor het plaatselijk dunner (minder hoog en/of breed) maken van de 30 torus vormige brandstofhouder zodat aldaar de houder met de hand beter vastgegrepen kan worden. Foutmontage kan worden voorkomen wanneer de eerder genoemde uitstekende nokvorm van de brandstof- en/of luchtaanvoer module exact en maar op 11 één manier past in de centrale cilindrisch vormige opening met nokvorm in de brandstofhouder.
In bepaalde uitvoeringen heeft de brandstofhouder een langgerekte vorm, bij voorkeur eveneens een relatief platte en/of lage vorm. Dit kan een stabiele plaatsing 5 van de houder op de ondergrond bevorderen.
In een verdere uitvoering is de brandstofhouder, althans de boven- en/of onderzijde daarvan, voorzien van een of meer uitsteeksels. De tegenoverliggende zijde, dat wil zeggen de brandereenheid, kan daarbij voorzien zijn van een of meer corresponderende inkepingen. De uitsteeksels kunnen ingrijpen op de inkepingen, zodat 10 de brandstofhouders in gestapelde toestand ten opzichte van elkaar te centreren zijn.
Doordat de brandstofhouders in deze uitvoeringen stapelbaar zijn, kan het transporteren daarvan veilig en efficiënt plaatsvinden. Dit kan de logistieke kosten beperken. Door de inkepingen en uitsteeksels kan bovendien extra stabiliteit aan de stapeling gegeven worden.
15 Zoals hierboven reeds genoemd is, kan de brandstofhouder een wand omvatten die ten minste gedeeltelijk gevormd is van handmatig te buigen materiaal, althans materiaal dat ingedrukt kan worden en weer terugbuigt als dit niet meer wordt ingedrukt. Door handmatige indrukking van de houder verkleint het houdervolume
De brandstofhouder kan zijn uitgevoerd om meer dan één branderelement in zich 20 op te kunnen nemen. In verdere uitvoeringen van de uitvinding omvat de brandstofhouder een aantal openingen waarin een corresponderend aantal brandereenheden losneembaar kan worden bevestigd.
De brandstofhouder kan verder nog voorzien zijn van een te verzegelen vulopening teneinde houder na gebruik door een daartoe geëigende instantie opnieuw te 25 laten vullen.
Verdere kenmerken en details van de uitvinding zullen worden verduidelijkt aan de hand van de navolgende beschrijving van enige uitvoeringsvormen daarvan. In de beschrijving wordt verwezen naar de bijgevoegde figuren.
Figuur 1 toont op schematische wijze een steun of brandstofhouder volgens een 30 uitvoeringsvorm van de uitvinding.
Figuren 2a en 2b tonen op schematische wijze een brandstofaanvoermodule van de brandereenheid volgens een uitvoeringsvorm van de uitvinding.
12
Figuur 3 toont op schematische wijze een module met een verbrandingskamer van de brandereenheid volgens een uitvoeringsvorm van de uitvinding.
Figuren 4a en 4b tonen op schematische wijze samengestelde modules van een verwarmingstoestel, waarbij figuur 4a een samenstel van de brandstofhouder van figuur 5 1 en de brandereenheid van figuur 2a en figuur 4b het samenstel van figuur 4a en de verbrandingskamer van figuur 3 weergeven.
Figuur 5 toont een dwarsdoorsnede van samengestelde modules van een verwarmingstoestel volgens een uitvoering van de uitvinding.
Figuur 6 toont op schematische wijze het transport van brandstof via 10 hevelwerking.
Figuur 7 toont een gedeeltelijk opengewerkt aanzicht in perspectief van de brandstofhouder met een daarop geplaatste brandereenheid.
Figuur 8 A een aanzicht in perspectief van de verbrandings-kamermodule met een daaromheen aangebrachte constructie van binnen- en buitencilinder met thermo-15 elektrisch element.
Figuur 8B een langsdoorsnede van het bovenste deel van de in figuur 7 weergegeven uitvoeringsvorm.
Figuur 8C een dwarsdoorsnede door het bovenste deel van de in figuur 7 weergegeven uitvoeringsvorm.
20 Figuur 8D een detail uit de dwarsdoorsnede van figuur 8C.
Figuur 1 toont op schematische wijze een steun 10 voor een verwarmingstoestel volgens een uitvoering van de uitvinding. De steun heeft een dubbele functie: enerzijds functioneert deze als middel om de (nader te beschrijven) brander van het toestel te ondersteunen wanneer het toestel op een ondergrond is geplaatst, anderzijds kan de 25 steun in bepaalde uitvoeringsvormen gedeeltelijk met brandstof gevuld worden en functioneert dus als brandstofhouder 10. De steun 10 (hierna ook brandstofhouder genoemd) is bij voorkeur vervaardigd van een stevig doch enigszins flexibel en relatief licht materiaal, zoals kunststof, (bijvoorbeeld HDE of PET). Het gebruikte materiaal dient in hoge mate vloeistof- en gasdicht te zijn, omdat de steun in gebruik brandstof 30 zal bevatten. In een voordelige uitvoering is de brandstofhouder met een HDPE-extrusieblaasttechniek vervaardigd, maar andere vervaardigingswijzen kunnen ook toegepast worden. De steun is in het huidige voorbeeld uitgevoerd als een torus-achtig 13 lichaam, dat een gat 14 in het midden van de steun omringt. Dit gat is de centrale opening met nokvorm.
De brandstofhouder 10 is uitgerust met een afsluitbare brandstofvulopening 11. Deze vulopening 11 kan bijvoorbeeld afgesloten worden middels een schroefdop die 5 aangebracht wordt op een van schroefdraad voorziene flens van de vulopening 11. De vulopening geeft toegang tot het inwendige van de brandstofhouder 10 en kan gebruikt worden om de brandstoftank 16 daarvan te vullen. In de getoonde uitvoering is de vulopening in de zijkant van de brandstofhouder 10 voorzien, zodat wanneer de brandstofhouder 10 rechtop wordt gezet, de inhoud daarvan gemakkelijk via de 10 vulopening 11 met brandstof te vullen is.
Nabij de vulopening 11 is een tweede toegang 12 tot de brandstoftank 16 voorzien. Deze toegang 12 omvat twee openingen, een brandstof-uitstroomopening 8 en een lucht instroomopening (niet getoond). De toegang omvat verder een van uitwendig schroefdraad voorzien element voor het daarop aansluiten van een brandstof-15 lucht koppelelement 51 (evenmin getoond //hier graag nog een aparte tekening van) dat verderop nader beschreven wordt. Het brandstof-lucht koppelelement 51 omvat een brandstoftoevoerbuis voor het vanaf de brandstotank 16 naar de brandereenheid voeren van brandstof en een luchttoevoerbuis voor het aan de brandstoftank 16 toevoeren van lucht. Onder de lucht- instroomopening en aan te sluiten op de luchttoevoerbuis is een 20 éénrichtingsklep voorzien, die een stroming van lucht naar de brandstoftank 16 toestaat, maar geen stroming van lucht uit de brandstoftank 16 mogelijk maakt. Onder de brandstofuitstroomopening is een brandstofbuisdeel 80 (figuur 6) voorzien, met een open uiteinde dat onder de bodem van de brandstofhouder uitsteekt voor het opnemen van brandstof dat zich op de bodem van de brandstoftank 16 bevindt, zodat brandstof 25 nog opgenomen kan worden wanneer het brandstofpeil in de brandstoftank 16 al relatief laag is. In een voorbeelduitvoering zijn de brandstof(toevoer)buis en de lucht(toevoer)buis bevestigd aan een bevestigingselement, zoals een van inwendige schroefdraad voorziene dop, van het brandstof-lucht koppelelement 51, en worden delen daarvan bij bevestiging van het brandstof-lucht koppelelement 51 op de 30 brandstofhouder 10 in de brandstoftank 16 ingebracht. Dit voorbeeld heeft als voordeel dat de buizen herbruikbaar zijn, en niet bijvoorbeeld tezamen met een lege brandstofhouder 10 worden weggegooid, aangezien ze los van de brandstofhouder bewaard kunnen worden.
14
De onderkant van de steun 10 is lokaal vlak en voorzien van enigszins uitstekende delen of noppen, op een zodanige manier dat de steun op een stabiele wijze op een hoofdzakelijk plat oppervlak, zoals een tafel of de grond, geplaatst kan worden. Aan de bovenkant van de steun 10 zijn ondiepe holtes 13 voorzien, die corresponderen 5 met de noppen aan de onderkant van de steun voor het eenvoudig en stabiel stapelbaar maken van een aantal steunen 10.
De brandstofhouder (steun) 10 van het huidige voorbeeld is voorzien aan één zijde, tegenover de zijde die de vulopening 11 en toegang 12 heeft, van een inkeping of verlaging 15. Deze verlaging maakt het mogelijk om de steun, in ontkoppelde toestand 10 wanneer deze los is van de brandereenheid, gemakkelijk beet te kunnen pakken. Het steundeel ter plaatse van de verlaging 15 is zodanig laag uitgevoerd, dat het gemakkelijk met een hand beet te pakken is en het steundeel functioneert dan als handgreep voor de steun. Tevens kan in de ruimte van deze verlaging 15 een additionele mechanische of elekto-mechanische module 50 (niet getoond) geplaatst 15 worden, die bijvoorbeeld voorzien is een aantal mechanische veiligheidsvoorzieningen en/ of elektronische schakelingen waarmee de veiligheid van de brander kan worden vergroot (bijvoorbeeld een omvalbeveiliging of solenoid die via de niveausensor voor brandstof in de brandstof- en/of luchtaanvoer module van de brandereenheid aangestuurd wordt, etc.).
20 In een voorbeelduitvoering heeft de brandstofhouder 10 een diameter van ten hoogste 20, ten hoogste 30, of ten hoogste 40 centimeter, waardoor deze eenvoudig draagbaar is, zelfs wanneer de steun 10 gevuld is met brandstof.
Figuren 2a en 2b tonen een driedimensionale (3D) weergave respectievelijk een 3D dwarsdoorsnede van een brandstofaanvoer module 20. Deze module is bij voorkeur 25 hoofdzakelijk uit metaal of harde kunststof vervaardigd. De delen ervan die, in geïnstalleerde toestand van het verwarmingstoestel, in de buurt van de verbrandingskamer gelegen zijn, zijn bij voorkeur uitgevoerd in een niet-brandbaar materiaal met een, ten opzichte van de vlam temperatuur, hoog smeltpunt, zoals aluminium of staal.
30 Centraal gelegen in de brandstof- en/of luchtaanvoer (module) 20 is een luchtaanvoerdeel 39, hierin ook wel schoorsteen genoemd, gevormd door een cilinderwand 38 en een daarop geplaatst steundeel 37. Onderaan de schoorsteen 39, 15 vlak boven bodemplaat 32, bevindt zich een cycloonelement 26 voor het doen roteren van een opgaande luchtstroom in de schoorsteen 39.
Rondom de cilinderwand 38 is een ten opzichte van de cilinderwand 38 in verticale richting verschuifbare kous 27 aangebracht. De kous is hoofdzakelijk 5 rotatiesymmetrisch, en wordt op een bepaalde hoogte van de kous door een koushouder 28 omringd. Door de koushouder 28 verticaal te verschuiven, schuift de kous 27 mee ten opzichte van de cilinderwand 38. De koushouder 28 is via een op zich bekend mechanisme verbonden met een as 25, op een zodanige manier dat een rotatie van de as 25 een verticale verschuiving van de koushouder 28 en dus van de kous 27 tot gevolg 10 heeft. Aan een afdekplaat 29 van de brandstof- en/of luchtaanvoer (module) 20 is een ringlichaam 64 verbonden, dat aan de onderzijde naar binnen toe, dat wil zeggen naar de centrale as van het ringlichaam 64 toe, gekromd is. Deze kromming in het ringlichaam 64 bevindt zich hoofdzakelijk recht onder de koushouder 28, en vormt als zodanig een beperking van de neerwaartse verschuiving van de koushouder 28 en dus 15 van de kous 27.
De onderzijde van de kous 27 bevindt zich hoofdzakelijk in de buurt van de bodem van een brandstofreservoir 35 dat omsloten wordt door de cilinderwand 38, de reservoirwand 62, en de reservoirbodem 63 van de brandstof- en/of luchtaanvoer (module) 20. Het brandstofreservoir 35 is voldoende groot om de kous 27, wanneer 20 deze maximaal naar beneden verschoven is, ruimte te geven zich te vouwen. Het brandstofreservoir kan brandstof bevatten in een hoeveelheid die bij voorkeur net voldoende is om de kous goed te bevochtigen en een goede verbranding mogelijk te maken.
Aan de buitenzijde van reservoirwand 62 zijn voorts nog vinelementen 36 25 bevestigd, die ingericht zijn om lucht te geleiden in de richting van de opening tussen de buitenkant van de reservoirwand 62 en de omringende reservoirwand 65 die reservoirwand 62 hoofdzakelijk omringt en als het ware met de reservoirwand 62 een dubbele wand vormt. Lucht die tussen deze twee wanden stroomt, stroomt vervolgens tussen bodemplaat 32 en reservoirbodem 63 onder het brandstofreservoir 35 door, en 30 komt uit onder het cycloonelement 26 onder de schoorsteen 39, waarlangs de gaandeweg opwarmende lucht weer zal opstijgen. De luchtstromingen binnen het verwarmingstoestel zullen verder worden beschreven in referentie naar figuur 5.
16
In de reeds genoemde afdekplaat 29 van de brandstof- en/of luchtaanvoer module 20 is een groef voorzien met daarin een O-ring 31, gemaakt van een duurzaam veerkrachtig materiaal zoals rubber, voor het met een luchtdichte verbinding kunnen aansluiten van een verbrandings-kamermodule 40 op de brandstof- en/of luchtaanvoer 5 module 20. In de afdekplaat 29 zijn tevens gaten 30 voorzien, voor het aanbrengen van schroeven of bouten waarmee de genoemde modules losneembaar aan elkaar bevestigd kunnen worden.
In de afdekplaat 29 zijn een brandstofinstroomopening 21 en een luchtuitstroom-opening 22 voorzien. Binnen het brandstofreservoir 35 bevindt zich een brandstofbuis 10 23, die aan een boveneinde verbonden is met de brandstof instroomopening 21 en aan de ondereinde, boven de reservoirbodem 63, een uitstroomopening heeft voor het toevoeren van brandstof aan het brandstofreservoir 35. Binnen het brandstofreservoir 35 bevindt zich tevens een luchtbuis 24 die aan een boveneinde verbonden is met de lucht uitstroomopening 22, en aan een ondereinde verbonden is met een breder 15 cilindrisch element 99 dat een instroomopening heeft voor het opnemen van lucht uit het brandstofreservoir 35. Het ondereinde van dit cilindrisch element 99 bevindt zich op een bepaalde hoogte (h, zie ook figuur 6) boven de reservoirbodem 63 van het brandstofreservoir 35. Zodra het peil van de brandstof in het brandstofreservoir 35 boven deze hoogte h uitkomt, zal de luchtbuis 24 geen lucht meer kunnen opnemen.
20 Hierdoor zal de lucht niet meer uit het voor het overige hoofdzakelijk luchtdichte // CHECK brandstofreservoir 35 kunnen ontsnappen, waardoor bij verder stijgend brandstolpeil de luchtdruk zal toenemen, wat de hevelwerking, die onder verwijzing naar figuur 6 verder beschreven zal worden, waarmee de brandstof in het brandstofreservoir 35 gedwongen wordt, tegengaat zodanig dat het brandstofpcil op een 25 gegeven moment niet meer verder zal stijgen. Onder aan de luchtbuis bevindt zich een onderdeel dat de instroom opening verbreed waardoor de door de hevelwerking optrekkende brandstof terugvalt in het reservoir waarmee de hevelwerking opnieuw opgang gebracht wordt. Als zodanig vormt deze inrichting een beveiliging tegen het overmatig vullen van het brandstofreservoir 35.
30 Hoe de brandstof- en/of luchtaanvoer module 20 functioneert zal verder worden beschreven onder verwijzing naar figuren 5 en 6.
In een andere uitvoeringsvorm dan de hier getoonde is in de plaats van of bij het cycloonelement 26 een ventilator voorzien, die elektrische energie krijgt toegediend via 17 een batterij. Een voordeel van deze uitvoering is dat met een ventilator een sterkere luchtstroom op gang gebracht kan worden, wat kan leiden tot een efficiëntere verbranding en een betere koeling van de brander. Het bezwaar is dat er elektrische energie nodig is om de ventilator te voeden, welke energie van een aparte voedingsbron 5 zoals een batterij geleverd moet worden.
Figuur 3 toont op schematische wijze een verbrandingskamer module 40. De module omvat een steunplaat 46 om te bevestigen op een brandstof- en/of luchtaanvoer module 20. De steunplaat 46 is voorzien van gaten 45 die corresponderen met de gaten 30 van de brandstofaanvoer module 20 voor het losneembaar aan elkaar vastmaken van 10 modules 20 en 40, bijvoorbeeld met behulp van schroeven of bouten en moeren.
Evenals de brandstof- en/of luchtaanvoer (module) 20 is de verbrandingskamer module 40, en in het bijzonder de in de buurt van de verbrandingskamer gelegen delen, uitgevoerd in een materiaal dat niet-brandbaar is en een hoog smeltpunt heeft, zoals aluminium of staal.
15 Op de steunplaat 46 is een eerste cilindrisch lichaam 44 geplaatst, dat cilinderwand 38 en kous 27 van de brandstofaanvoer module 20 omhult in samengestelde toestand van de modules 20 en 40. Boven cilindrisch lichaam 44 ligt een ringvormig deel 47 met een op zich bekend elektrisch ontstekingsmechanisme 43 voor het doen ontsteken van een vlam in de verbrandingskamer. Dit elektrisch 20 ontstekingsmechanisme 43 kan aangesloten zijn op een batterij (niet getoond), bijvoorbeeld een oplaadbare batterij die zich in een huis op de steun 10 bevindt.
Binnen tweede cilindrisch lichaam 41 bevindt zich de verbrandingskamer waar via de kous 27 aangevoerde brandstof vermengd wordt met via het luchtaanvoerelement 39 aangevoerde lucht en verbrandt wordt. De warmte wordt via 25 bovenplaat 42 afgevoerd. De bovenkant van de verbrandingskamer module 40 met bovenplaat 42 is ingericht om er iets op te kunnen zetten, bijvoorbeeld een pan. De bovenplaat 42 is voorzien van openingen voor het afVoeren van warmte, lucht, en verbrandingsgassen.
Figuur 4a toont op schematische wijze een brandstofhouder 10 met daarin en 30 daarop bevestigd een brandstofaanvoer module 20. De brandstofhouder 10 omhult het onderste deel van de brandstofaanvoer module 20 dat in het gat 14 geplaatst is, waardoor deze module relatief stabiel staat en niet snel om kan vallen. De module 20 is losneembaar bevestigd aan de brandstofhouder 10, bijvoorbeeld via schroeven.
18
Figuur 4b toont op schematische wijze een brandstofhouder 10 met daarop bevestigd een brandstofaanvoer module 20, en daarboven een verbrandingskamer module 40. Tevens is een elektromechanische module 50 voorzien, die in of op de verlaging 15 is geplaatst. De elektromechanische module 50 grijpt aan op de as 25 van 5 de brandstofaanvoer module 20, en is voorzien van een draaiknop 52 die in bevestigde toestand van de elektromechanische module 50 mechanisch verbonden is met de as 25 zodat door te draaien aan de draaiknop 52 de kous 27 omhoog en omlaag geschoven kan worden. In een elektromechanische module 50 is de module aangesloten op een batterij, bijvoorbeeld een oplaadbare batterij die in een batterijhuis in of op de 10 brandstofhouder 10 geplaatst is, en ingericht om in bepaalde gevallen, bijvoorbeeld als er teveel warmteontwikkeling gedetecteerd wordt door bijvoorbeeld een warmtesensor in of bij de verbrandingskamer module 40, de kous 27 automatisch omlaag te schuiven teneinde de vlam in de verbrandingskamer te temperen.
Op de (hier niet getoonde) toegang 12 van de brandstofhouder 10 is brandstof-15 lucht koppelelement 51 van de brandstofaanvoer module 20 bevestigd. De toegang 12 omvat een brandstofuitstroomopening en een luchtinstroomopening. Dit brandstof-lucht koppelelement 51 zorgt voor een verbinding tussen de brandstof instroomopening 21 en lucht uitstroomopening 22 van module 20 enerzijds en de brandstofuitstroomopening respectievelijk de luchtinstroomopening van de 20 brandstofhouder 10 anderzijds.
Het is voordelig om de brandstofaanvoer module 20 en de verbrandingskamer module 40, die samen de belangrijke bestanddelen buiten de brandstofhouder van het verwarmingstoestel vormen, als aparte modules in te richten. Bijvoorbeeld als de verbrandingskamer module 40 sneller slijt dan de brandstofaanvoer module 20, kan 25 enkel deze eerste module vervangen worden, en is een duurdere volledige vervanging van het verwarmingstoestel niet nodig.
Dankzij ondermeer een geschikte, relatief lichte, materiaalkeuze en een bepaalde diameter van het verwarmingstoestel, bijvoorbeeld ten hoogste 10, 20, of 30 centimeter, is in een voorbeelduitvoering het verwarmingstoestel draagbaar.
30 Figuur 5 toont op schematische wijze een dwarsdoorsnede van een samenstel van brandstofhouder 10 en brandstofaanvoer module 20. Tussen afdekplaat 29 en de bovenkant van de brandstofhouder 10 is een hoofdzakelijk cirkelvormige spleet waardoor lucht naar de ruimte tussen brandstof- en/of luchtaanvoer module 20 en 19 brandstofhouder 10 gezogen kan worden. Deze lucht vloeit enerzijds langs de reservoirwand 62 en anderzijds langs een wand van de brandstofhouder 10. Langs de buitenkant van reservoirwand 62 zijn vinelementen 36 aangebracht, die de lucht in een spleet tussen reservoirwand 62 en de omringende reservoirwand 65 leiden. Vandaar 5 komt de lucht uit onder het cycloonelement 26 onder de schoorsteen 39. Terwijl de lucht langs deze route stroomt, neemt de lucht warmte op van het brandstofreservoir 35 en de brandstoftank 16, en koelt deze dus. Langs het cycloonelement 26 zal de nu gaandeweg opwarmende lucht weer gaan opstijgen, en door de bladen van het cycloonelement 26 zal de opstijgende lucht enigszins gaan roteren. Deze rotatie van de 10 lucht draagt bij aan een optimale mengeling tussen brandstof en lucht in de boven de schoorsteen 39 gelegen verbrandingskamer (niet getoond).
Voordelen van de inrichting volgens dit voorbeeld zijn dus dat de binnenstromende lucht de brandstof in het brandstofreservoir 35 en de brandstoftank 16 koelt, en dat deze lucht verderop in rotatie gebracht wordt voor een optimale mengeling 15 met de brandstof, hetgeen de efficiëntie van de brander verbetert. Een ander voordeel van de getoonde inrichting is dat lucht van boven (boven afdekplaat 29) wordt aangezogen, en niet van onder (bijvoorbeeld via aan te brengen openingen in bodemplaat 32), aangezien van lucht die van onder een brander wordt aangezogen vervuild kan zijn met bijvoorbeeld stof of zand deeltjes, hetgeen een negatieve, 20 bijvoorbeeld slijtende, werking heeft op de brander.
Figuur 6 toont op schematische wijze de hevelwerking waarmee brandstof vanuit de brandstoftank 16 van de brandstofhouder 10 naar het brandstofreservoir 35 van de brandstofaanvoer module 20 gedwongen wordt, via het brandstof-lucht koppelelement 51. In de abstracte weergave van figuur 6 correspondeert volume 70 met brandstoftank 25 16, en volume 72 met brandstofreservoir 35. Brandstofbuis 77 en luchtbuis 76 zijn gevormd in brandstof-lucht koppelelement 51, en brandstofbuis 81 en luchtbuis 82 corresponderen met respectievelijk de beschreven brandstofbuis 23 en luchtbuis 24 van het brandstofreservoir 35.
De normale hevelwerking is als volgt. Wanneer het brandstofpeil in volume 70 30 hoger ligt dan in volume 72 zal er, omdat de volumina communiceren via brandstofverbinding 80, 77, 81, brandstof stromen van volume 70 naar volume 72 totdat de brandstofpeilen zich op gelijke hoogte bevinden. Eventueel moet deze 20 hevelwerking worden opgestart, bijvoorbeeld door tijdelijk overdruk te creëren in volume 70.
Omdat volume 70 afgesloten is, zal er, terwijl brandstof van 70 naar 72 vloeit, lucht moeten terugstromen naar volume 70, in dit geval van volume 72 via 5 luchtverbinding 82, 76, 74. Het einde van de luchtverbinding 74 is gevormd als een éénrichtingklep, die alleen luchtstroming van luchtbuis 76 naar volume 70 toestaat, om te voorkomen dat een omgekeerde luchtstroom, die gepaard zou kunnen gaan met een ongewenste omgekeerde brandstofstroming, kan ontstaan.
Het uiteinde van de luchtbuis 82 bevindt zich op een bepaalde hoogte h boven de 10 bodem van volume 72, die correspondeert met reservoirbodem 63. Wanneer het brandstofpeil in volume 72 tot boven deze hoogte stijgt, zal de luchtbuis 82 geen lucht meer kunnen opnemen om terug te transporteren naar volume 70. Hierdoor zal de luchtdruk in volume 72 toenemen en de hevelwerking uiteindelijk stoppen. Hiermee wordt dus het maximum brandstofpeil in volume 72 (het brandstoffeservoir 35) beperkt 15 tot een voorafbepaalde hoogte. Het is voordelig om deze hoogte te bepalen zodanig dat er voldoende brandstof in het brandstoffeservoir 35 toelaten wordt voor het goed functioneren van het verwarmingstoestel, maar niet zoveel dat er gevaarlijke situaties kunnen ontstaan, bijvoorbeeld bij het omvallen van het verwarmingstoestel.
Het verwarmingstoestel dat gevormd wordt door modules 10, 20, en 40 20 functioneert als volgt. Via de in referentie naar figuur 6 beschreven hevelwerking, wordt brandstof overgeheveld van de brandstofhouder 10 naar het brandstoffeservoir 35 van de brandstofaanvoer module 20. Het hevelmechanisme is ingericht zodanig dat de hevelwerking onderbroken wordt voordat het brandstoffeservoir 35 van de brandstofaanvoer module 20 te vol raakt. In een voorbeelduitvoering wordt de 25 hevelwerking door de gebruiker van het verwarmingstoestel geïnitieerd door te drukken op een flexibele wand van de brandstofhouder 10. Dit creëert een overdruk waardoor de eerste brandstof van de brandstoftank 16 van de brandstofhouder 10 naar het brandstoffeservoir 35 van de brandstofaanvoer module 20 gedwongen wordt. Hierna loopt het hevelmechanisme in principe zonder tussenkomst van de gebruiker.
30 De kous 27 van de brandstofaanvoer module 20 is gedompeld in de in het brandstoffeservoir 35 aanwezige brandstof, waardoor de brandstof door de kous 27 opgenomen wordt. De vervaardiging en werking van de kous 27 is op zich bekend. Via de kous komt de brandstof in de verbrandingskamer van de verbrandingskamer module 21 40. De kous kan via de as 25 op een optimale hoogte voor optimale verbranding worden ingesteld.
Via de inrichting voor het doen ontstaan van een luchtstroming die onder verwijzing naar figuur 5 beschreven is, wordt relatief koude omgevingslucht 5 aangezogen van bovenaf (boven afdekplaat 29 van brandstofaanvoer module 20) en langs brandstoffeservoir 35 en brandstoftank 16 geleid zodat deze de daar aanwezige brandstof kan koelen. Dan wordt de lucht onder het brandstoffeservoir 35 door geleid en stijgt het vervolgens achtereenvolgens door een cycloonelement 26 en een schoorsteen 39 op naar de verbrandingskamer waar de lucht zicht mengt met de door de 10 kous gebrachte brandstof. Bij de ontbranding van dit mengsel komt warmte energie vrij en ontstaan verbrandingsgassen. Deze worden hoofdzakelijk via de bovenplaat 42 naar buiten geleid.
Figuren 7 en 8A-8D tonen een uitvoering van het verwarmingstoestel dat voorzien is van een thermo-elektrisch element waarmee warmte kan worden omgezet in 15 elektriciteit. Figuur 7 is een gedeeltelijk opengewerkt aanzicht in perspectief van de uitvoeringsvorm en figuur 8A toont aanzicht in perspectief van een deel van de in figuur 7 getoonde uitvoering. In de figuren is getoond dat rondom het eerder genoemde tweede cilindrische lichaam 41 een binnencilinder 84 op concentrische wijze gerangschikt is. Rondom de binnencilinder is een buitencilinder 85 op concentrische 20 wijze opgesteld, waarbij de buitencilinder 85 in hoogterichting enigszins verschoven is ten opzichte van de binnencilinder 84. De buitencilinder 85 strekt zich met andere woorden minder ver in hoogterichting uit dan de binnencilinder 84. Meer in het bijzonder is ten minste een deel van de binnencilinder 84 stroomafwaarts van de verbrandingskamer voorzien, zodat het opvangen van van de verbrandingsruimte 25 afkomstige warmte door de binnencilinder weinig invloed heeft op de verbranding in de verbrandingskamer. De buitencilinder 85 is op zijn buitenoppervlak voorzien van de eerder genoemde koelvinnen 86. Samen met een om de buitencilinder 85 voorziene wand 93 definiëren de koelvinnen 86 een aantal naast elkaar gelegen luchtkanalen 92 (figuur 8D) waarlangs lucht geleid kan worden.
30 De binnencilinder 84 vangt een deel van de warmte op die in de verbrandingskamer gegenereerd wordt en geeft deze door in de richting van de buitencilinder 85. Tussen de binnencilinder 84 en de buitencilinder 85 is een in hoofdzaak vlakke geleidingsplaat 90 voorzien die een groot deel van de warmte 22 doorleidt die door de binnencilinder 84 is opgevangen. Op de geleidingsplaat 90 is een thermo-elektrisch element 89 aangesloten waarmee de genoemde warmte in de geleidingsplaat kan worden omgezet in elektrische energie. Het thermo-elektrische element 90 kan zijn aangesloten op een elektronische schakeling waarmee een accu of 5 een set oplaadbare batterijen kan worden opgeladen. Ook is het mogelijk om de gegenereerde elektrische energie te gebruiken voor het bedienen of opladen van een of meer externe apparaten, zoals een mobiele telefoon, een radio, een ventilator en dergelijke.
De eerder genoemde binnen- en buitencilinder 84,85 hebben in een bepaalde 10 uitvoeringsvorm een variërende wanddikte. Hoe groter de wanddikte, des te groter over het algemeen de warmtestroom kan zijn. Deze is bij voorkeur het grootst ter hoogte van het thermo-elektrische element.
Het verwarmingstoestel volgens uitvoeringen van de uitvinding kan op diverse wijzen worden toegepast, zoals voor het bereiden van voedsel, het verwarmen van een 15 ruimte, en/of voor het opwekken van elektriciteit. Van belang is dat het toestel draagbaar is (weegt kenmerkend minder dan 10 kg) op praktisch elke willekeurige ondergrond stabiel kan worden opgesteld.
Zoals eerder uitvoerig beschreven is, omvat in bepaalde uitvoeringen de brandstof- en/of luchtaanvoermodule een koppelelement, een reservoir en een kous die 20 samen via hevelwerking brandstof aanvoeren naar de verbrandingskamer alsmede een luchtaanvoer die via "schoorsteen" werking lucht aanzuigt van boven de barndstofhouder, richting de verbrandingskamer. In de verbrandingskamer komen de brandstof en de lucht samen en kan verbanding plaatsvinden.
In andere uitvoeringen omvat de brandstof- en/of luchtaanvoermodule een pomp 25 die brandstof in de verbrandingskamer injecteert met een zeer lage druk en een ventilator die lucht blaast met een eveneens lage druk richting de verbrandingskamer en die lucht aanzuigt van boven de brandstofhouder.
De uitvinding beperkt zich niet tot de hierboven beschreven uitvoeringsvormen. Velerlei combinaties hiervan zijn mogelijk. De figuren zijn schematisch van aard en 30 kunnen niet gebruikt worden om eruit absolute of relatieve afmetingen af te leiden. De gevraagde rechten zijn neergelegd in de aangehechte conclusies.

Claims (33)

1. Een draagbaar en op een ondergrond op te stellen verwarmingstoestel voor het verschaffen van verbrandingswarmte, het toestel omvattende: - een steun die is ingericht om op de ondergrond opgesteld te worden; - een losneembaar aan de steun te bevestigen brandereenheid omvattende een verbrandingskamer voor het verbranden van een mengsel van lucht en vloeibare of 10 gasvormige brandstof en een brandstofaanvoer voor het naar de verbrandingskamer voeren van brandstof; waarbij de steun tevens een brandstofhouder vormt voor het bewaren van brandstof en waarbij in bevestigde toestand de brandstofhouder het onderste omtreksdeel van de brandereenheid ten minste gedeeltelijk omgeeft. 15
2. Toestel volgens conclusie 1, waarbij de brandstofhouder in hoofdzaak ringvormig of torusvormig is en de brandereenheid in de bijbehorende centrale opening schuifbaar is.
3. Toestel volgens conclusie 1 of 2, waarbij de brandereenheid passend in de brandstofhouder aan te brengen en daaraan te bevestigen is.
4. Toestel volgens een van de voorgaande conclusies, omvattende een koppelelement dat losneembaar met de brandstofhouder en de brandstof- en/of 25 luchtaanvoeraanvoermodule te koppelen is voor het verschaffen van een brandstofVerbinding tussen de brandstofhouder en de brandereenheid.
5. Toestel volgens conclusie 4, waarbij het koppelelement is voorzien aan hetzij de brandstofhouder hetzij de brandstof- en/of luchtaanvoermodule van de 30 brandereenheid en waarbij het koppelelement is ingericht om gekoppeld en ontkoppeld te worden door het inschuiven respectievelijk uitschuiven van de brandereenheid.
6. Toestel volgens conclusie 4 of 5, omvattende een brandstofpomp voor het via het koppelelement en de brandstofaanvoer leiden van brandstof vanaf de brandstofhouder naar de verbrandingskamer van de brandereenheid.
7. Toestel volgens een van de voorgaande conclusies, omvattende een hevelmechanisme, bij voorkeur deel uitmakend van het koppelelement volgens conclusie 4 of 5, voor onder hevelwerking naar de brandstofaanvoer van de brandereenheid dwingen van de brandstof uit de brandstofhouder.
8. Toestel volgens conclusie 7, waarbij het hevelmechanisme omvat: - ten minste een zich tussen de brandstofhouder en het brandstofreservoir van de brandstofaanvoer van de brandereenheid uitstrekkende brandstofbuis, waarbij de brandstofbuis, in gekoppelde toestand van de brandstofhouder en de brandereenheid, gerangschikt is om brandstof vanaf de brandstofhouder naar het brandstofreservoir te 15 leiden; - ten minste een zich tussen de brandstofhouder en het brandstofreservoir uitstrekkende luchtbuis, die is aangesloten op een eenrichtingklep voor het leiden van en luchtstroom vanaf het brandstofreservoir naar de brandstofhouder en het tegenhouden van een luchtstroom vanaf de brandstofhouder naar het 20 brandstofreservoir.
9. Toestel volgens conclusie 8, waarbij, in gekoppelde toestand van de brandstofhouder aan de brandereenheid, aan de zijde van het brandstofreservoir van de brandereenheid de monding van de luchtbuis zich op een positie (h) bevindt die hoger 25 is dan de monding van de brandstofbuis.
10. Toestel volgens een van de conclusies 7-9, waarbij de wand van de brandstofhouder ten minste gedeeltelijk vervaardigd is van buigzaam materiaal voor het door indrukking van de houderwand initiëren van de hevel. 30
11. Toestel volgens een van de voorgaande conclusies, omvattende een of meer luchtaanvoerelementen waarlangs buitenlucht in de richting van de verbrandingskamer te voeren is, waarbij een deel van een luchtaanvoerelement gevormd wordt door de tussenruimte tussen de buitenzijde van de brandstofhouder en de buitenzijde van de brandereenheid.
12. Toestel volgens een van de voorgaande conclusies, omvattende een of meer 5 luchtaanvoerelementen waarlangs buitenlucht in de richting van de verbrandingskamer te voeren is, waarbij de instroomopening op een positie overeenkomend met de bovenzijde van de brandstofhouder of hoger en de uitstroomopening naar de verbrandingskamer op een positie lager dan de verbrandingskamer gesitueerd zijn.
13. Toestel volgens conclusie 11 of 12, waarbij de luchtaanvoerelementen ten minste gedeeltelijk deel uitmaken van de brandstof- en/of luchtaanvoermodule.
14. Toestel volgens conclusie 12 of 13, waarbij nabij de uitstroomopening een stationair cycloonelement voorzien is voor het in rotatie brengen van de daarlangs 15 stromende lucht en het in roterende toestand in de verbrandingskamer leiden van deze lucht.
15. Toestel volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de lcuhtaanvoerelementen een ventilator omvatten. 20
16. Toestel volgens een van de voorgaande conclusies, omvattende: - een op de verbrandingskamer aangesloten verbrandingsgasafvoerelement voor het naar buiten toe afvoeren van verbrandingsgas afkomstig van de verbrandingskamer; - een ter hoogte van het verbrandingsgasafvoerelement gepositioneerd thermo- 25 elektrisch element voor het omzetten van in het afvoerelement aanwezige warmte- energie in elektrische energie.
17. Toestel volgens conclusie 16, omvattende een ten minste gedeeltelijk rondom het afvoerelement geplaatst eerste ten minste gedeeltelijk cilindrisch 30 warmtegeleidingselement, een met een tussenruimte rondom het eerste cilindrisch warmtegeleidingselement voorzien tweede ten minste gedeeltelijk cilindrisch warmtegeleidingselement, waarbij het thermo-elektrisch element in de genoemde tussenruimte geplaatst is.
18. Toestel volgens conclusie 17, waarbij het eerste en tweede cilindrisch warmtegeleidingselement onderling in axiale richting verschoven gerangschikt zijn.
19. Toestel volgens conclusie 17 of 18, waarbij de buitenmantel van het tweede cilindrisch warmtegeleidingselement voorzien is van een of meer koelvinnen.
20. Toestel volgens een van de voorgaande conclusies, waarin de brandstofhouder een in hoofdzaak drukloze brandstofhouder is. 10
21. Een draagbaar en op een ondergrond op te stellen verwarmingstoestel voor het verschaffen van verbrandingswarmte, bij voorkeur een toestel volgens een van de voorgaande conclusies, het toestel omvattende: - een steun die is ingericht om op de ondergrond opgesteld te worden; 15. een losneembaar aan de steun te bevestigen brandereenheid omvattende een verbrandingskamer voor het verbranden van vloeibare of gasvormige brandstof en een brandstofaanvoer voor het naar de verbrandingskamer voeren van brandstof; - een op de verbrandingskamer aangesloten verbrandingsgasafvoerelement voor het naar buiten toe afvoeren van verbrandingsgas als gevolg van verbranding in de 20 verbrandingskamer; - een ter hoogte van het verbrandingsgasafvoerelement gepositioneerd thermo-elektrisch element voor het omzetten van in het afvoerelement aanwezige warmte-energie in elektrische energie.
22. Toestel volgens conclusie 21, waarbij de steun tevens een brandstofhouder is voor het bewaren van de brandstof.
23. Toestel volgens conclusie 21 of 22, omvattende een ten minste gedeeltelijk rondom het afvoerelement geplaatst eerste ten minste gedeeltelijk cilindrisch 30 warmtegeleidingselement, een met een tussenruimte rondom het eerste cilindrisch warmtegeleidingselement voorzien tweede ten minste gedeeltelijk cilindrisch warmtegeleidingselement, waarbij het thermo-elektrisch element in de genoemde tussenruimte geplaatst is.
24. Toestel volgens conclusie 23, waarbij het eerste en tweede cilindrisch warmtegeleidingselement onderling in axiale richting verschoven gerangschikt zijn.
25. Brandstofhouder voor een toestel volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de brandstofhouder is gevormd om in bevestigde toestand het onderste deel van de brandereenheid ten minste gedeeltelijk te omgeven en om stabiel op een ondergrond geplaatst te worden.
26. Brandstofhouder volgens conclusie 25, waarbij de brandstofhouder een in hoofdzaak vlakke onderzijde heeft.
27. Brandstofhouder volgens conclusie 25 of 26, voorzien is van een handgreep, waarbij de handgreep bij voorkeur gevormd wordt door een of meer 15 inkepingen.
28. Brandstofhouder volgens een van de voorgaande conclusies 25-27, waarbij de brandstofhouder een langgerekte vorm, bij voorkeur eveneens een relatief platte en/of lage vorm, heeft. 20
29. Brandstofhouder zoals gedefinieerd volgens een van de voorgaande conclusies 25-28, waarbij de boven- of onderzijde voorzien is van een of meer uitsteeksels en de tegenoverliggende zijde voorzien is van een of meer corresponderende inkepingen voor het in opgestapelde toestand ten opzichte van elkaar 25 centreren van de brandstofhouders.
30. Brandstofhouder volgens een van de conclusies 25-29, omvattende een wand die ten minste gedeeltelijk gevormd is van handmatig buigzaam materiaal voor het door handmatige indrukking daarvan verkleinen van het houdervolume. 30
31. Brandstofhouder volgens een van de conclusies 25-30, omvattende een aantal openingen waarin een corresponderend aantal brandereenheden losneembaar kunnen worden bevestigd.
32. Brandstofhouder volgens een van de conclusies 25-31, waarin het verwarmingstoestel een kooktoestel is.
33. Brandstofhouder volgens een van de conclusies 25-32, waarbij het verwarmingstoestel is ingericht voor het verwarmen van een ruimte. 10 15 20 25 30
NL2004349A 2010-03-05 2010-03-05 Draagbaar verwarmingstoestel omvattende een brandstofhouder en een brandstofaanvoer. NL2004349C2 (nl)

Priority Applications (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2004349A NL2004349C2 (nl) 2010-03-05 2010-03-05 Draagbaar verwarmingstoestel omvattende een brandstofhouder en een brandstofaanvoer.
PCT/NL2011/050158 WO2011108936A2 (en) 2010-03-05 2011-03-07 Transportable heating appliance comprising a fuel holder and a fuel supply

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2004349 2010-03-05
NL2004349A NL2004349C2 (nl) 2010-03-05 2010-03-05 Draagbaar verwarmingstoestel omvattende een brandstofhouder en een brandstofaanvoer.

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL2004349C2 true NL2004349C2 (nl) 2011-09-06

Family

ID=43416504

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL2004349A NL2004349C2 (nl) 2010-03-05 2010-03-05 Draagbaar verwarmingstoestel omvattende een brandstofhouder en een brandstofaanvoer.

Country Status (2)

Country Link
NL (1) NL2004349C2 (nl)
WO (1) WO2011108936A2 (nl)

Families Citing this family (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
BR112015013097A2 (pt) * 2012-12-04 2017-07-11 Mark Goldberg Allan arranjo de gerador termoelétrico

Citations (9)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US2928386A (en) * 1957-03-22 1960-03-15 Little Inc A Portable cooking stove
US3057399A (en) * 1959-04-15 1962-10-09 Isadore N Vant Self-pressurizing gasoline stove
US3299880A (en) * 1965-06-30 1967-01-24 United Aircraft Prod Survival heater
US3703166A (en) * 1971-07-08 1972-11-21 Colorado Technologists Inc Liquid fuel cooking stove
EP0072616A1 (en) * 1981-07-18 1983-02-23 Toyotomi Kogyo Co., Ltd. Combustion cylinder construction for oil space heater of the radiant type
JPS58130904A (ja) * 1982-01-29 1983-08-04 Matsushita Electric Ind Co Ltd 液体燃料燃焼装置
US4850855A (en) * 1987-07-31 1989-07-25 Toyotomi Kogyo Co., Ltd. Combustion cylinder structure for oil burner
JPH10141668A (ja) * 1996-11-12 1998-05-29 Thermo Electric Deiberotsupumento:Kk 熱電変換器を備えるアルコール・ストーブ
EP2098781A2 (de) * 2008-03-05 2009-09-09 Auerhahn Bestecke GmbH Feuerungseinrichtung

Family Cites Families (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US1677597A (en) * 1925-01-12 1928-07-17 Perfection Stove Co Oil stove
DE821686C (de) * 1948-10-29 1951-11-19 Luedin & Cie Vorrichtung zur Speisung von OElbrennern
JPS5529359U (nl) * 1978-08-14 1980-02-26
JPS6060283A (ja) * 1983-09-08 1985-04-06 Masayasu Saito 簡易ポンプ

Patent Citations (9)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US2928386A (en) * 1957-03-22 1960-03-15 Little Inc A Portable cooking stove
US3057399A (en) * 1959-04-15 1962-10-09 Isadore N Vant Self-pressurizing gasoline stove
US3299880A (en) * 1965-06-30 1967-01-24 United Aircraft Prod Survival heater
US3703166A (en) * 1971-07-08 1972-11-21 Colorado Technologists Inc Liquid fuel cooking stove
EP0072616A1 (en) * 1981-07-18 1983-02-23 Toyotomi Kogyo Co., Ltd. Combustion cylinder construction for oil space heater of the radiant type
JPS58130904A (ja) * 1982-01-29 1983-08-04 Matsushita Electric Ind Co Ltd 液体燃料燃焼装置
US4850855A (en) * 1987-07-31 1989-07-25 Toyotomi Kogyo Co., Ltd. Combustion cylinder structure for oil burner
JPH10141668A (ja) * 1996-11-12 1998-05-29 Thermo Electric Deiberotsupumento:Kk 熱電変換器を備えるアルコール・ストーブ
EP2098781A2 (de) * 2008-03-05 2009-09-09 Auerhahn Bestecke GmbH Feuerungseinrichtung

Also Published As

Publication number Publication date
WO2011108936A2 (en) 2011-09-09
WO2011108936A3 (en) 2012-01-12

Similar Documents

Publication Publication Date Title
CN101796345B (zh) 催化加热器
CN102333992B (zh) 喷射腔催化加热器
US6347936B1 (en) Liquid vaporization and pressurization apparatus and methods
US8268027B2 (en) Meltable fuel gas generation apparatus and methods
CN106471314A (zh) 利用热电发电的便携式燃烧设备
KR101366303B1 (ko) 연소장치
US7506386B1 (en) Portable water heater
EP3719412A1 (en) Apparatus for heating liquid
NL2004349C2 (nl) Draagbaar verwarmingstoestel omvattende een brandstofhouder en een brandstofaanvoer.
US20190145621A1 (en) Electricity generation device with a thermoelectric generator and container of compressed fluid
KR20110044449A (ko) 저온에서의 휴대형 버너 화력 증가장치
KR101085657B1 (ko) 연소장치의 열집적 유닛
TWM442477U (en) Electricity-free liquid fuel combustion device and liquid fuel burner
US20210289977A1 (en) Non-electric powered, off-grid, beverage brewer
CN103175229B (zh) 使用由电解槽生产的可燃气体烹饪的方法和设备
KR20110026123A (ko) 폐기물을 연료로 사용하는 연소장치
KR101483879B1 (ko) 무연통식 열풍난로
KR102152523B1 (ko) 난방 기능을 갖는 보일러 겸용 난로장치
CN113078849B (zh) 一种燃烧发电炉及其发电和充电方法
CN217737917U (zh) 一种燃烧发电炉
US20240102661A1 (en) Outdoor stove
KR101687355B1 (ko) 폐열 회수기능을 구비한 가열용기 받침부재
RU2609918C2 (ru) Горелочное устройство для производства тепловой и электрической энергии
KR101059019B1 (ko) 연소장치의 제습 유닛
RU26110U1 (ru) Нагревательный аппарат

Legal Events

Date Code Title Description
MM Lapsed because of non-payment of the annual fee

Effective date: 20160401