NL2001125C2

NL2001125C2 - Inrichting voor het uitoefenen van een kracht op een last.

Info

Publication number: NL2001125C2
Application number: NL2001125A
Authority: NL
Inventors: Rogier Barents; Boudewijn Martin Wisse; Justus Laurens Herder; Wouter Dirk Van Dorsser
Original assignee: Univ Delft Tech; Intespring B V
Priority date: 2007-12-21
Filing date: 2007-12-21
Publication date: 2009-06-23
Also published as: US20100320430A1; WO2009082207A1; ATE555346T1; JP2011510228A; CN101925771A; EP2223004A1; ES2385457T3; EP2223004B1; CN101925771B; US8152144B2; JP5552057B2

Description

Inrichting voor het uitoefenen van een kracht op een last

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het uitoefenen van een kracht op een last, tenminste omvattende een eerste veersysteem en een tweede veersysteem, welke beide veersystemen direct of indirect met de last gekop-5 peld zijn, zodanig dat deze op de last aangrijpende en elkaar in hoofdzaak compenserende krachten opleveren, waarbij voorzien is in een met de last gekoppelde verstelinrichting die is uitgerust met tenminste een koppeling waarmee het eerste veersysteem en/of het tweede veersysteem gekoppeld is met de verstelinrichting, en 10 welke verstelinrichting is ingericht voor het in afhankelijkheid van een verstelling van de last verplaatsen van de koppeling.

Een dergelijke inrichting is bekend het Britse octrooi-schrift GB-A-489547.

De bekende inrichting wordt geïllustreerd onder toepas-15 sing op een last in de vorm van een tekenbord of canvas waarvan de hoogteverstelling soepel en met geringe krachtinspanning dient te verlopen. Hiertoe is het tekenbord enerzijds gekoppeld met een eerste veersysteem met een in hoofdzaak verticale oriëntatie. Voorts is het tekenbord gekoppeld met een harmonica-20 achtige constructie, welke in hoofdzaak horizontaal georiënteerde veren opspannen, welke het tweede veersysteem vormen. De koppeling van het eerste veersysteem en het tweede veersysteem met het tekenbord in samenhang met de harmonica-achtige constructie die de verstelinrichting vormt, is zo ingericht dat de veren van 25 beide veersystemen elkaar in hoofdzaak compenserende krachten opleveren, alwaar deze op het tekenbord aangrijpen.

De uit GB-A-489 547 bekende inrichting bezit enkele nadelen. Zo dient in de bekende inrichting gebruik gemaakt te worden van zogeheten 'zerofreelength' veren, waarbij de veerkracht 30 proportioneel is met de totale lengte van de veer. Dergelijke veren zijn relatief kostbaar ten opzichte van standaardveren waarvan de veerkracht proportioneel is met de verlenging van de veer.

Een verder nadeel van de uit GB-A-489547 bekende in-35 richting is dat deze vrij veel ruimte in beslag neemt doordat de horizontaal georiënteerde veren voldoende slagruimte dienen te bezitten.

Met de uitvinding is beoogd een alternatief voor de bekende inrichting te verschaffen waarin deze nadelen geheel of 2 ten dele zijn tegengegaan en waarmee verdere voordelen bereikbaar zijn die uit het navolgende duidelijk zullen kunnen worden.

De inrichting volgens de uitvinding is daartoe gekenmerkt door een of meer van de aangehechte octrooiconclusies.

5 In een eerste aspect van de uitvinding is de inrichting erdoor gekenmerkt dat de verstelinrichting is ingericht zodanig dat de richting en mate van verstelling van de koppeling aan de zijde van het eerste veersysteem en/of het tweede veersysteem plaatsvindt in afhankelijkheid van een vooraf bepaalde veerka-10 rakteristiek van het eerste veersysteem en/of het tweede veersysteem. Dit biedt onder andere de mogelijkheid tot belangrijke ruimtebesparing waardoor de inrichting volgens de uitvinding een ruim toepassingsgebied verkrijgt, waaronder bijvoorbeeld geheel nieuwe toepassingen zoals het balanceren van keukenkasten en la-15 den in verticale richting respectievelijk toepassingen die van oudsher bekend zijn zoals bijvoorbeeld getoond in GB-A-489547.

In het algemeen is het wenselijk om de inrichting uit te rusten met een vergrendeling, welke geactiveerd kan worden voordat een verandering van de last wordt aangebracht. Na de 20 lastverandering kan de vergrendeling vervolgens weer ontgrendeld worden.

Een volgend aspect van de inrichting volgens de uitvinding betreft een baanbepalingsorgaan, welke de richting en mate van verstelling van de koppeling bepaalt. Voor dit baanbepa-25 lingsorgaan kunnen diverse uitvoeringen worden toegepast, waarvan enkele voorbeelden in het navolgende zullen worden toegelicht .

Een belangrijk voordeel van de inrichting volgens de uitvinding is daarbij dat het eerste veersysteem en het tweede 30 veersysteem ten opzichte van elkaar evenwijdig verlopende veren kunnen omvatten. Met name door dit aspect kan worden voorzien in de sterke ruimtebesparing die de uitvinding verschaft.

De verstelinrichting is zoals opgemerkt uitgerust met ten minste één koppeling waarmee het eerste veersysteem en/of 35 het tweede veersysteem gekoppeld is met de verstelinrichting. Deze koppeling kan zoals uit GB-A-489547 bekend is een vaste koppeling zijn. Het is echter ook mogelijk om deze koppeling als wrijvingskoppeling uit te voeren. In het laatste geval is een voordelige uitvoeringsvorm die waarin de verstelinrichting een 40 draaikoppeling omvat.

In een verdere uitwerking van de zojuist bedoelde uitvoeringsvorm bezit deze het voordelige kenmerk dat de draaikop- 3 peling een vooraf bepaald spiraliserend verlopend aanligvlak heeft waartegen en waarover een verbindingsdraad loopt die het eerste veersysteem en/of het tweede veersysteem met de draaikop-peling verbindt. Deze uitvoeringsvorm maar ook de hierna nog te 5 bespreken uitvoeringsvorm waarbij voor de verstelinrichting een parallellogramconstructie wordt toegepast, verschaft het voordeel dat gebruik gemaakt kan worden van standaardveren.

Zojuist is reeds gerefereerd aan de mogelijkheid om voor de verstelinrichting gebruik te maken van een parallello-10 gramconstructie. In deze uitvoeringsvorm omvat de parallellogramconstructie scharnierbaar met elkaar gekoppelde armen, waarbij de last gekoppeld is met een eerste scharnier en het eerste veersysteem en/of het tweede veersysteem gekoppeld is met een tweede scharnier van de parallellogramconstructie dat ligt te-15 genover het eerste scharnier zonder daaraan naburig te zijn.

De gewenste werking van de zojuist bedoelde uitvoeringsvorm kan geheel vooraf bepaald worden door de parallellogramconstructie zo uit te voeren dat deze een tegenover elkaar liggend derde een vierde scharnier omvat die ieder naburig zijn 20 aan het eerste en het tweede scharnier, en door de parallellogramconstructie daarbij in te richten om samen te werken met baanbepalingsorganen voor het bij verstelling van de last laten doorlopen van het derde en het vierde scharnier van vooraf bepaalde banen.

25 Bij alle mogelijke uitvoeringsvormen die van de inrich ting volgens de uitvinding kunnen worden verschaft, is het voordelig dat het eerste veersysteem en/of het tweede veersysteem aan een van de koppeling met de verstelinrichting afgekeerde zijde verstelbaar is. Met een dergelijke verstelling kan eenvou-30 dig gecompenseerd worden voor een gewichtstoename of gewichtsafname van de last zodat aan een belangrijke praktijkbehoefte kan worden voldaan om de balancering aan te passen wanneer het gewicht van de last verandert. Dit is bijvoorbeeld het geval bij het uitnemen of plaatsen van objecten in een gebalanceerde keu-35 kenkast.

Het verstellen van het eerste veersysteem en/of het tweede veersysteem kan bijzonder eenvoudig verlopen wanneer dit motorisch is uitgevoerd.

De uitvinding zal in het navolgende verder worden toe-40 gelicht aan de hand van de hierna volgende toelichting van enkele schematische uitvoeringsvoorbeelden en onder verwijzing naar de tekening. Aangezien het hier om enkele schematische uitvoe- 4 ringsvoorbeelden handelt, zal het duidelijk zijn dat deze niet beperkend dienen te worden opgevat ten aanzien van de aangehechte octrooiconclusies, maar dat deze voorbeelden slechts dienen ter toelichting van de aangehechte octrooiconclusies zonder dat 5 het wezen van de uitvinding tot deze voorbeelden is beperkt. De beschermingsomvang die aan de uitvinding toekomt, wordt uitsluitend bepaald door de aangehechte octrooiconclusies.

In de tekening toont: - figuur 1 een eerste schematische uitvoeringsvorm van 10 de inrichting volgens de uitvinding, - figuur 2 een tweede schematische uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding, en - figuur 3 een derde schematisch weergegeven uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding.

15 In de figuren gebruikte gelijke verwijzingscijfers ver wijzen naar dezelfde onderdelen.

In de figuren is met verwijzingscijfer 1 in het algemeen de inrichting volgens de uitvinding getoond. Deze inrichting 1 omvat een last 2 en verder een eerste veersysteem 3 en 20 een tweede veersysteem 4.

Beide veersystemen 3, 4 zijn direct of indirect met de last 2 gekoppeld. In geval van het eerste veersysteem 3 is deze koppeling direct, terwijl deze in het geval van het tweede veersysteem 4 indirect is via een verstelinrichting 5.

25 De beide veersystemen 3, 4 grijpen zodanig op de last 2 in dat deze ter plaatse van de last 2 elkaar in hoofdzaak compenserende krachten opleveren ten gevolge waarvan de last 2 relatief licht verplaatst kan worden.

Teneinde de lichte verplaatsing van de last 2 te faci-30 literen is voorzien in een met de last 2 gekoppelde verstelinrichting 5 waarnaar hierboven reeds is verwezen. Deze verstelinrichting 5 is uitgerust met een koppeling 6 waarmee in de in figuur 1, 2 en 3 getoonde gevallen het tweede veersysteem 4 gekoppeld is met de verstelinrichting 5. De verstelinrichting 5 is 35 daarbij zo ingericht dat in afhankelijkheid van een verstelling van de last 2 de positie van de koppeling 6 verplaatst wordt.

Voor alle in figuur 1, figuur 2 en figuur 3 getoonde uitvoeringsvormen geldt dat het eerste veersysteem 3 en het tweede veersysteem 4 ten opzichte van elkaar evenwijdig verlo-40 pende veren omvatten. Het is echter ook mogelijk om het eerste veersysteem 3 en het tweede veersysteem 4 een onderling afwijkende oriëntatie te geven. Volgens de uitvinding is de verstel- 5 inrichting 5 in de getoonde gevallen ingericht zodanig dat de verstelling van de koppeling 6 aan de zijde van het tweede veer-systeem 4 plaatsvindt in hoofdzaak in een richting die overeenkomt met de verstellingsrichting van de last 2. Ook dit is ech-5 ter geen vereiste. Van belang is dat de verstelinrichting is ingericht zodanig dat de richting en mate van verstelling van de koppeling aan de zijde van het eerste veersysteem en/of het tweede veersysteem plaatsvindt in afhankelijkheid van een vooraf bepaalde veerkarakteristiek van het eerste veersysteem en/of het 10 tweede veersysteem.

Bij de in figuur 1 getoonde inrichting 1 is de verstelinrichting 5 daartoe uitgevoerd als draaikoppeling, welke een vooraf bepaald spiraliserend verlopend aanligvlak 7 heeft, waartegen en waarover een verbindingsdraad 8 loopt die het tweede 15 veersysteem 4 met deze draaikoppeling 9 verbindt. De verbindingsdraad 8 verloopt daarbij zo dat zoals figuur 1 toont, deze voorts een verbinding vormt met de last 2 en het eerste veersysteem 3.

In de uitvoeringsvormen van de figuren 2 en 3 wordt het 20 inrichting getoond in een uitvoering waarin de beide veersyste-men 3, 4 meewerkend (figuur 2) dan wel tegenwerkend (figuur 3) zijn uitgevoerd.

In beide uitvoeringsvormen van figuur 2 en 3 is sprake van een verstelrichting 5, welke een parallellogramconstructie 25 10 omvat, gevormd met scharnierbaar met elkaar gekoppelde armen.

De last 2 is daarbij gekoppeld met een eerste scharnier 11, terwijl in het getoonde geval het tweede veersysteem 4 gekoppeld is met een tweede scharnier 12 van deze parallellogramconstructie 10, welk scharnier ligt tegenover het eerste scharnier 11 zonder 30 daaraan naburig te zijn.

In beide uitvoeringsvormen getoond in figuur 2 en 3 is de parallellogramconstructie 10 ook voorzien van tegenover elkaar liggende derde en vierde scharnieren 13, 14 die ieder naburig zijn aan het eerste en het tweede scharnier 11, 12. Van be-35 lang is hierbij dat het derde scharnier 13 en het vierde scharnier 14 samenwerken met baanbepalingsorganen 15 voor het bij een verstellen van de last 2, laten doorlopen van het derde scharnier 13 en het vierde scharnier 14 van vooraf bepaalde banen. Hiermee wordt bereikt dat de veren van het eerste veersysteem 3 40 en van het tweede veersysteem 4 op een vooraf bepaalde wijze bij verstelling van de last 2 hun veerkarakteristiek doorlopen, zodat een adequate compensatie van de krachten van deze veren ter 6 plaatse van de last 2 wordt verkregen. Ter toelichting toont zowel figuur 2 als figuur 3 links in de figuur een positie van de last, terwijl deze relatief hoog is geplaatst en rechts in de figuur een positie van de last 2, terwijl deze relatief laag is 5 geplaatst. De daarmee overeenkomende standen van het eerste veersysteem 3 en het tweede veersysteem 4 zijn eveneens inzichtelijk in de figuren getoond, terwijl voor de vakman direct duidelijk is hoe ter gelegenheid van de verstelling van de last 2 de samenwerking van de parallellogramconstructie 5 met de baan-10 bepalingsorganen 15 verloopt.

Ten overvloede wordt nog opgemerkt dat het eerste veersysteem 3 en/of het tweede veersysteem 4 aan een van de koppeling met de verstelinrichting 5 afgekeerde zijde verstelbaar kan zijn uitgevoerd. Hiermee kan eenvoudig een aanpassing van de 15 compensatie biedende krachten ter plaatse van de last 2 worden verkregen, zodat gewichtsverandering van de last 2 eenvoudig kan worden gecompenseerd. Het is voordelig om deze verstelling van het eerste veersysteem 3 en/of het tweede veersysteem 4 motorisch uit te voeren, waarbij deze tevens kan worden voorzien van 20 een meet- en regelsysteem teneinde deze verstelling te automatiseren.

Claims

1. Inrichting voor het uitoefenen van een kracht op een last (2), tenminste omvattende een eerste veersysteem (3) en een tweede veersysteem (4), welke beide veersystemen (3,4) direct of indirect met de last (2) gekoppeld zijn, zodanig dat deze op de 5 last (2) aangrijpende en elkaar in hoofdzaak compenserende krachten opleveren, waarbij voorzien is in een met de last (2) gekoppelde verstelinrichting (5) die is uitgerust met tenminste een koppeling (6) waarmee het eerste veersysteem (3) en/of het tweede veersysteem (4) gekoppeld is met de verstelinrichting 10 (5), en welke verstelinrichting (5) is ingericht voor het in af hankelijkheid van een verstelling van de last (2) verplaatsen van de koppeling (6), met het kenmerk, dat de verstelinrichting (5) is ingericht zodanig dat de richting en mate van verstelling van de koppeling (6) aan de zijde van het eerste veersysteem (3) 15 en/of het tweede veersysteem (4) plaatsvindt in afhankelijkheid van een vooraf bepaalde veerkarakteristiek van het eerste veersysteem (3) en/of het tweede veersysteem (4).

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de verstelinrichting (5) tenminste een baanbepalingsorgaan (15, 20 9) omvat, welke de richting en mate van verstelling van de kop peling (6) bepaalt.

3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat het eerste veersysteem (3) en het tweede veersysteem (4) ten opzichte van elkaar evenwijdig verlopende veren omvat- 25 ten.

4. Inrichting volgens een der conclusies 1-3, met het kenmerk, dat de verstelinrichting (5) een draaikoppeling (9) omvat.

5. Inrichting volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat 30 de draaikoppeling een vooraf bepaald spiraliserend verlopend aanligvlak (7) heeft waartegen en waarover een verbindingsdraad (8) loopt die het eerste veersysteem en/of het tweede veersysteem (4) met de draaikoppeling (9) verbindt.

6. Inrichting volgens conclusie 1, 2 of 3, met het ken-35 merk, dat de verstelinrichting (5) een parallellogramconstructie (10) van scharnierbaar met elkaar gekoppelde armen omvat, waarbij de last (2) gekoppeld is met een eerste scharnier (11), en het eerste veersysteem (3) en/of het tweede veersysteem (4) gekoppeld is met een tweede scharnier (12) van de parallellogram- constructie dat ligt tegenover het eerste scharnier (11) zonder daaraan naburig te zijn.

7. Inrichting volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de parallellogramconstructie (10) een tegenover elkaar liggend 5 derde (13) een vierde (14) scharnier omvat die ieder naburig zijn aan het eerste (11) en het tweede (12) scharnier, en dat de parallellogramconstructie is ingericht om samen te werken met baanbepalingsorganen (15) voor het bij verstelling van de last (2) laten doorlopen van het derde (13) en het vierde (14) schar-10 nier van vooraf bepaalde banen.

8. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het eerste veersysteem (3) en/of het tweede veersysteem (4) aan een van de koppeling met de verstelinrich-ting (5) afgekeerde zijde verstelbaar is.

9. Inrichting volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat de verstelling van het eerste veersysteem (3) en/of het tweede veersysteem (4) motorisch is uitgevoerd.