NL2000872C2 - Klepelinrichting en werkwijze voor het koppelen en ontkoppelen van een klepel. - Google Patents

Klepelinrichting en werkwijze voor het koppelen en ontkoppelen van een klepel. Download PDF

Info

Publication number
NL2000872C2
NL2000872C2 NL2000872A NL2000872A NL2000872C2 NL 2000872 C2 NL2000872 C2 NL 2000872C2 NL 2000872 A NL2000872 A NL 2000872A NL 2000872 A NL2000872 A NL 2000872A NL 2000872 C2 NL2000872 C2 NL 2000872C2
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
carrying handle
clapper
flail
axis
support bracket
Prior art date
Application number
NL2000872A
Other languages
English (en)
Inventor
Hubertus Johannes Maria Nooijen
Original Assignee
Votex B V
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Votex B V filed Critical Votex B V
Priority to NL2000872A priority Critical patent/NL2000872C2/nl
Priority to EP08164790A priority patent/EP2039234A1/en
Application granted granted Critical
Publication of NL2000872C2 publication Critical patent/NL2000872C2/nl

Links

Classifications

    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01DHARVESTING; MOWING
    • A01D34/00Mowers; Mowing apparatus of harvesters
    • A01D34/01Mowers; Mowing apparatus of harvesters characterised by features relating to the type of cutting apparatus
    • A01D34/412Mowers; Mowing apparatus of harvesters characterised by features relating to the type of cutting apparatus having rotating cutters
    • A01D34/42Mowers; Mowing apparatus of harvesters characterised by features relating to the type of cutting apparatus having rotating cutters having cutters rotating about a horizontal axis, e.g. cutting-cylinders
    • A01D34/52Cutting apparatus
    • A01D34/535Cutting apparatus with cutting members pivotally attached to the rotating axle, e.g. flails
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01FPROCESSING OF HARVESTED PRODUCE; HAY OR STRAW PRESSES; DEVICES FOR STORING AGRICULTURAL OR HORTICULTURAL PRODUCE
    • A01F29/00Cutting apparatus specially adapted for cutting hay, straw or the like
    • A01F29/09Details
    • A01F29/095Mounting or adjusting of knives

Landscapes

  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Environmental Sciences (AREA)
  • Pivots And Pivotal Connections (AREA)
  • Buckles (AREA)

Description

Klepelinrichting en werkwijze voor het koppelen en ontkoppelen van een klepel
De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een klepelinrichting volgens de aanhef van conclusie 1, en op een werkwijze voor het koppelen en ontkoppelen van een klepel.
5
Klepelinrichtingen zijn bekend, en omvatten doorgaans een klepelas waaraan aan de omtrek houders verbonden zijn, die zijn ingericht voor het houden van meerdere aan de klepelas parallelle assen, waaraan draagbeugels roteerbaar verbonden zijn, welke draagbeugels zwenkbaar met de draagbeugels gekoppelde klepels dragen. Onder rotatie 10 met hoge snelheid van de klepelas worden dergelijke klepelinrichtingen gebruikt voor het maaien en/of versnipperen van gewassen. Ten gevolge van het gebruik treedt er slijtage op van de draagbeugels en, in nog sterkere mate, van de klepels. Na verloop van tijd moeten daarom de klepels en (minder frequent) ook de draagbeugels vervangen worden.
15
De bekende klepelinrichtingen hebben het nadeel dat het vervangen van de draagbeugels en de klepels een tijdrovende zaak is, in het bijzonder daar de draagbeugels met bouten en moeren aan de houders bevestigd zijn, en een klepelinrichting is voorzien van een relatief groot aantal klepels, bijvoorbeeld ongeveer 20 zestig klepels per klepelinrichting. Het losmaken van de bouten en moeren van de klepels en draagbeugels is op zich al veel werk, dat verder wordt bemoeilijkt door tijdens gebruik aangehecht vuil, ontstane corrosie en beschadigingen. In de praktijk worden de bout/moer-verbindingen daarom vaak losgeslepen.
25 Het Britse octrooi GB 2 359 723 verschaft daarom een werkwijze voor het monteren van klepels, waarbij een draagbeugel en een klepel in één onderlinge vrijgavepositie ontkoppelbaar zijn, waartoe de gebruikte klepels en draagbeugels voorzien zijn van uitsparingen. Hierdoor kan de klepel zonder gereedschap in een vrijgavepositie - een voorafbepaalde positie waarin de klepel en de beugel zich in een onderlinge positie 30 bevinden - losgenomen worden van de beugel.
Het is echter een doel van de onderhavige uitvinding om een klepelinrichting, en een werkwijze voor het koppelen en ontkoppelen van een klepel te verschaffen, die de bekende nadelen van de stand van de techniek althans gedeeltelijk wegneemt, zonder 2 dat daarbij de op zich reeds kwetsbare slijtende delen van de inrichting van uitsparingen en aldus verzwakkingen behoeven te worden voorzien. Het is een verder doel van de onderhavige uitvinding om een klepelinrichting, en een werkwijze voor het koppelen en ontkoppelen van een klepel te verschaffen, waarbij de kans op het onbeoogd losraken 5 van klepels en/of beugels ten minste verder wordt gereduceerd.
De uitvinding verschaft daartoe een klepelinrichting volgens de aanhef van conclusie 1, met het kenmerk dat de ten minste één onderlinge vrijgavepositie een voorafbepaalde onderlinge positie omvat van ten minste een deel van een draagbeugel (respectievelijk 10 een draagbeugeldeel), de klepel en ten minste één verder onderdeel van de klepelinrichting. Doordat de vrijgavepositie een specifieke onderlinge positie van drie onderdelen van de inrichting vereist, of ten minste het bewegen van onderdelen in ten minste drie verschillende richtingen vereist, is de kans op het onbedoeld losraken van een klepel aanzienlijk gereduceerd ten opzichte van de stand der techniek. Voorts is de 15 slijtage van de inrichting, in het bijzonder de slijtage van draagbeugels en/of klepels, geringer dan in uitvoeringsvormen waarin juist daarin de uitsparing is voorzien.
In een voordelige uitvoeringsvorm is de houder voorzien van een uitsparing die zodanig is gedimensioneerd dat hierin ten minste een deel van de klepel kan worden 20 opgenomen, voor het slechts indien de klepel ten minste gedeeltelijk is opgenomen in de uitsparing faciliteren van de ten minste éne vrijgavepositie, waarin de draagbeugel en de klepel ontkoppelbaar zijn. De aldus voorgestelde klepelinrichting biedt diverse voordelen. Niet alleen kan de klepel eenvoudig worden losgenomen zonder dat daarvoor tijdrovende handelingen en gebruik van gereedschap vereist zijn, ook zijn de 25 nadelige inkepingen in de klepel die de klepel verzwakken overbodig. Dit maakt het ondermeer mogelijk de bestaande klepels, zonder dat deze enige modificatie behoeven, op voordelige wijze in de klepelinrichting overeenkomstig de uitvinding toe te passen zijn.
30 De draagbeugel kan daarbij uit één deel bestaan, maar in een voordelige uitvoeringsvorm wordt de klepelinrichting gekenmerkt doordat een draagbeugel twee parallel aan de draagbeugelas transleerbare draagbeugeldelen omvat, waarbij uitsluitend in gekoppelde toestand van een klepel en de draagbeugeldelen de onderlinge translatie van de draagbeugeldelen vormsluitend geborgd is. Doordat er bij deze uitvoeringsvorm 3 geen separate middelen zijn vereist voor het borgen van de koppeling tussen de draagbeugeldelen en de klepel zijn de traditionele borgmiddelen in de vorm van bout/moer-verbindingen overbodig. Niet alleen is de constructie hierdoor eenvoudiger en kan deze met minder onderdelen worden uitgevoerd dan de klepelinrichtingen 5 volgens de stand der techniek; ook het losnemen van de (samengestelde) draagbeugel wordt nadrukkelijk vereenvoudigd. Om de draagbeugel los te nemen volstaat het nu immers de klepel in een niet-borgende toestand te brengen; bijvoorbeeld door deze los te nemen van de draagbeugel. Nadat de borgende werking van de klepel is verdwenen kunnen de draagbeugeldelen uiteen worden bewogen (worden getransleerd) waardoor 10 zij zonder dat verdere werkzaamheden zijn benodigd loskomen van de houders. De arbeidsintensieve werkzaamheden voor het losmaken van de gecorrodeerde en/of verontreinigde bout/moer-verbindingen zijn aldus overbodig geworden. De voorgestelde constructie kan ook zeer bedrijfszeker worden uitgevoerd.
15 In een uitvoeringsvorm omvat de houder een losneembaar element, welk element de uitsparing omvat. Aldus kan de uitvinding ook worden toegepast op bestaande klepelassen.
In een verdere uitvoeringsvorm is een eerste deel van een draagbeugel aan eerste zijde 20 van de houder roteerbaar om een bijbehorende draagbeugelas en een tweede deel van de draagbeugel aan een tweede zijde van de houder roteerbaar om de bijbehorende draagbeugelas. Doordat de beide delen aldus aan weerszijde van de houder geplaatst zijn kunnen zij dan en slechts dan van de draagbeugelas genomen worden indien de ten minste éne vrijgavepositie waarin de klepel ten minste gedeeltelijk is opgenomen in de 25 uitsparing, waardoor de borgende werking van de beide draagbeugeldelen is komen te vervallen. In die ongeborgde toestand is naast de klepel ook de draagbeugel eenvoudig te vervangen zonder dat daarvoor een schroef en houtconstructie of een andere speciaal gereedschap vereisende koppeling dient te worden losgemaakt. Het onderhoud van de klepelinrichting is daardoor aanzienlijk vereenvoudigd. Nog een voordeel van de 30 onderling verplaatsbare draagbeugeldelen is dat voor ontkoppeling niet alleen de klepel in een specifieke positie gebracht dient te worden; ook een onderlinge verdraaiing van de draagbeugeldelen kan als noodzakelijke voorwaarde voor ontkoppeling worden aangewend. Wanneer de borging is aangebracht (doordat de draagbeugeldelen met de klepel zijn gekoppeld en de klepel zich niet in de vrijgavepositie bevindt), is de 4 draagbeugel doordat de beide draagbeugeldelen geborgd zijn en aan weerszijden van de houder roteerbaar met de draagbeugelas verbonden zijn tevens parallel aan de lengterichting van de draagbeugelas geborgd ten opzichte van de houder. Op deze wijze ontstaat er een extra zekere gekoppelde toestand. Een ontkoppeling van draagbeugel 5 en/of klepel kan in een dergelijke voorkeursvariant slechts worden toegestaan na het uitvoeren van meerdere verplaatsingen van onderdelen; dit effect kan worden vergeleken met een “kindveilige” sluiting. De kans op ontkoppeling van draagbeugel en/of klepel op een ongewenst moment wordt zo verder gereduceerd, zodat losraken tijdens normale bedrijfsomstandigheden vrijwel onmogelijk is.
10
In nog een verdere voorkeursuitvoeringsvorm omvat een koppeling tussen een draagbeugel en een klepel een oog en ten minste één haak, waarbij de koppeling van de ten minste éne haak en het oog slechts in de ten minste éne vrijgavepositie is te wijzigen. Met het wijzigen van de koppeling wordt het tot stand brengen van een 15 koppeling en ook het ongedaan maken van een reeds aanwezige koppeling bedoeld. Op deze wijze wordt er gebruik gemaakt van een eenvoudige en robuuste constructie, waarbij bestaande typen klepels kunnen worden gebruikt.
De draagbeugel kan daarbij een eerste haak aan het eerste draagbeugeldeel omvatten en 20 een tweede haak aan het tweede draagbeugeldeel, waarbij de klepel het oog omvat, en waarbij het oog, althans in een richting parallel aan de richting van de draagbeugelas, de eerste en tweede haak onderling vormsluitend borgt. Op deze wijze wordt met behulp van een bestaand klepeltype een borging van de draagbeugel ten opzichte van de houder gerealiseerd.
25
Voordeligerwijs is de eerste haak via een eerste draairichting door het oog plaatsbaar en de tweede haak via een tweede draairichting, tegengesteld aan de eerste draairichting, in het oog plaatsbaar, waarbij de uitsparing zodanig in de houder is aangebracht dat de klepel in de ten minste éne positie een vrije rotatiehoek van ten minste één haak zodanig 30 beperkt dat deze niet uit het oog genomen kan worden. Zo wordt er een extra veiligheid tegen het onbedoeld tijdens gebruik losraken van de klepel verschaft, daar om de klepel te verwijderen nu de klepel in de vrijgavepositie dient te worden gebracht, waarna van het eerste draagbeugeldeel de eerste haak uit het oog verwijderd dient te worden, om vervolgens de klepel tezamen met het tweede draagbeugeldeel van de draagbeugelas af 5 te nemen of het tweede draagbeugeldeel met de draagbeugelas uit het drageroog te verwijderen.
Verder voordeel kan worden behaald wanneer de houder ten minste een 5 doorvoeropening omvat voor het opnemen van de draagbeugelas. De houder kan daarbij één of meerdere op de klepelas gelaste oogdelen omvatten, waardoor de as gestoken kan worden. Ook is het mogelijk dat de klepelas is voorzien van ten minste één, eventueel losse, ring waarin in een uitsparing is voorzien voor de doorvoer van de draagbeugelas. Deze laatstgenoemde uitvoeringsvorm is juist aantrekkelijk wanneer een bestaande 10 klepelinrichting met traditionele houders wordt omgebouwd naar een klepelinrichting volgens de onderhavige uitvinding respectievelijk wordt ingericht voor het uitvoeren van de werkwijze volgens de onderhavige uitvinding. De additionele ring vormt alsdan het element waarmee de klepel in een geborgde toestand wordt gehouden in de omstandigheden anders dan wanneer de klepel gedeeltelijk in de uitsparing in de ring is 15 gevoerd.
Van verder onderhoudstechnisch voordeel is het wanneer doorvoeropening in de houder voor de draagbeugelas een niet-rotatiesymmetrische doorsnede bezit loodrecht op de draagbeugelas en de draagbeugelas in rotatierichting vormsluitend in de 20 doorvoeropening past. Dit kan bijvoorbeeld worden gerealiseerd met een draagbeugelas voorzien van ten minste één nok welke in een overeenkomstig gevormde doorvoeropening is geplaatst. Ook is het mogelijk dat de draagbeugelas bijvoorbeeld van tenminste één afgevlakte kant is voorzien en opnieuw een overeenkomstig gevormde doorvoeropening. De draagbeugelas kan door de vormsluitende 25 samenwerking van draagbeugelas en doorvoeropening niet draaien in de doorvoeropening, waardoor hoegenaamd geen slijtage optreedt tussen draagbeugelas en doorvoeropening. Dit is met name van groot belang voor de houder, daar deze aldus geen slijtdeel meer vormt. Juist de houder is moeilijk vervangbaar. Slijtage aan de draagbeugelas kan worden ondervangen door vervanging van de draagbeugelas.
Teneinde de draagbeugelas in een axiaal te borgen ten opzichte van de draagbeugel is het voordelig indien deze ter plekke van de doorvoer door de houder een verdikking omvat. Hierdoor kan de draagbeugelas in gemonteerde toestand van ten opzichte van 30 6 elkaar geborgde draagbeugeldelen niet losgenomen worden; de draagbeugeldelen borgen alsdan de draagbeugelas ten opzichte van de houder.
Meer in het bijzonder kan de klepelinrichting zodanig zijn ingericht dat de 5 draagbeugelas voorzien is van een afstandhouder, zoals een uitstulping of verdikking, welke bijvoorbeeld onderdeel kan uitmaken van een eventueel aanwezige verdikking van de draagbeugelas, voor het op afstand van een bijbehorende houder houden van een draagbeugel. Hierdoor kan contact tussen de draagbeugel en de houder worden geminimaliseerd hetgeen slijtage van de houder ten gevolge van beweging van de 10 draagbeugel voorkomt. De draagbeugelas is aldus het slijtdeel en juist de draagbeugelas is veel eenvoudiger uitwisselbaar uit te voeren dan de houder. Ook deze maatregel vereenvoudigt het onderhoud aan de klepelinrichting.
De uitvinding zal navolgend verder worden toegelicht aan de hand van de volgende 15 niet-limitatieve uitvoeringsvoorbeelden waarbij identieke verwijscijfers naar soortgelijke onderdelen verwijzen. Hierin toont: figuur 1 een explosietekening van een eerste uitvoeringsvariant van een klepelinrichting volgens de onderhavige uitvinding; figuur 2 een explosietekening van een tweede uitvoeringsvariant van een 20 klepelinrichting volgens de onderhavige uitvinding; figuur 3 een perspectivisch detailaanzicht op de eerste uitvoeringsvariant van de klepelinrichting zoals getoond in figuur 1 waarbij de klepel zich in de vrijgavepositie bevindt; figuur 4 een perspectivisch detailaanzicht op de klepelinrichting zoals getoond in figuur 25 3 waarbij de klepel zich in een werkzame, dat wil zeggen niet-vr ij gegeven, positie bevindt; figuur 5 een perspectivisch aanzicht van een verdere uitvoeringsvariant van een klepelinrichting volgens de onderhavige uitvinding; figuur 6 een perspectivisch aanzicht van weer een volgende uitvoeringsvariant van een 30 klepelinrichting volgens de onderhavige uitvinding; en figuur 7 een perspectivisch aanzicht van de uitvoeringsvariant uit figuur 6, vanuit een ten opzichte van figuur 6 afwijkend perspectief.
7
Figuur 1 toont een explosietekening van een eerste uitvoeringsvorm van een klepelinrichting 100 volgens de onderhavige uitvinding. De inrichting 100 is voorzien van een klepelas 110 waaraan een houder 115 is bevestigd. De houder 115 bestaat uit een oogdeel 120, voorzien van een centrale opening 121. In de opening 121 kan een 5 draagbeugelas 130 aangebracht worden door de draagbeugelas 130 te bewegen in de richting van de pijl 122. De draagbeugelas 130 is voorzien van een verdikt gedeelte 131 dat door plaatsing in de opening 121 rotatievast is gelagerd. Dit is een gevolg van de vormgeving van de opening 121 en het verdikte gedeelte 131 van de draagbeugelas 130 in een doorsnedevlak loodrecht op de axiaal; de opening 121 en het verdikte gedeelte 10 131 zijn niet-rotatiesymmetrisch. Hierdoor kan de draagbeugelas 130 niet roteren in het oogdeel 120. De draagbeugelas 130 is tevens voorzien van een eerste as-pen 132 en een tweede as-pen 133, waarbij de eerste as-pen 132 zich na plaatsing van de draagbeugelas 130 in de opening 121 van de houder 115 aan een eerste zijde 123 van het oogdeel 120 bevindt en een tweede as-pen 133 zich na plaatsing van de draagbeugelas 130 in de 15 opening 121 van de houder 115 aan een tweede zijde 124 van het oogdeel 120 bevindt.
Voorts is een draagbeugel weergegeven, die bestaat uit twee draagbeugeldelen 140, 145; een eerste draagbeugeldeel 140 en een tweede draagbeugeldeel 145. Het eerste draagbeugeldeel 140 is voorzien van een opening 141 die is ingericht om roteerbaar 20 samen te werken met as-pen 132 van draagbeugelas 130. Het tweede draagbeugeldeel 145 is voorzien van een opening 146 die is ingericht om roteerbaar te worden gekoppeld met as-pen 133 van draagbeugelas 130. De draagbeugeldelen 140, 141 zijn indien zij aldus zijn verbonden met de draagbeugelas 130 aan weerszijden van het oogdeel 120 geplaatst. In deze aan van elkaar afgekeerde zijden van het oogdeel 120 geplaatste 25 toestand houden zij - doordat het verdikte gedeelte 131 van de draagbeugelas 130 niet door de openingen 141 en 146 gevoerd kan worden - de draagbeugelas 130 ingesloten in het oogdeel 120.
Het eerste draagbeugeldeel 140 is voorzien van eerste koppelmiddelen 142 gevormd 30 door haak 142 en het tweede draagbeugeldeel 145 is voorzien van tweede koppelmiddelen 147 gevormd door haak 147, welke zijn ingericht om gezamenlijk aan te grijpen op een oog 151 van een klepel 150. Deze klepel 150 is aan de het oog 151 afgekeerde zijde voorzien van een snijrand 153. Het oog 151 in de klepel 150 is zodanig gedimensioneerd dat haken 142, 147 hier gezamenlijk juist doorheen gevoerd kunnen 8 worden wanneer de klepel 150 gedeeltelijk met zijde 152 is geplaatst in een uitsparing 124 die daartoe in de houder 115 is aangebracht. Wanneer de klepel 150 na koppeling met de draagbeugeldelen 140,145 uit de opening 124 wordt genomen kunnen de draagbeugeldelen 140,145 niet meer door de opening 151 worden bewogen. De 5 onderzijde 153 van de opening 151 in de klepel 150 belemmert de doorvoer van de einden 142 en 148. Zodra de klepel 150 verder wordt verplaatst zodanig dat de zijde 152 van de klepel 151 grenst aan een buitenoppervlak 125 van het oogdeel 120 wordt het loskomen van de draagbeugeldelen 140,145 en de klepel ook nog eens extra geborgd.
10
Doordat de breedte 154 van de opening 151 in de klepel slechts in beperkte mate groter is dan de gezamenlijke breedte van de haken 142, 147 zijn de draagbeugeldelen 140, 145 in axiale richting (zie pijl 122) vormsluitend geborgd, zodat zij niet van de draagbeugelas 130 genomen kunnen worden. Met “in beperkte mate groter” wordt 15 hierbij bedoeld dat de breedte 154 van het oog 151 in de klepel 150’ kleiner is dan driemaal de breedte van één van de haken 142,147. Hierdoor zijn de klepel 150 en de draagbeugeldelen 140, 145 onderling geborgd indien de klepel zich niet in de vrijgavepositie bevindt waarbij de klepel 150 gedeeltelijk in de opening 124 is geplaatst. Gelijktijdig zijn dan ook de draagbeugeldelen 140, 145 geborgd met het oogdeel 120 en 20 de draagbeugelas 130.
Figuur 2 toont een explosietekening van een tweede uitvoeringsvariant van een klepelinrichting 155 volgens de onderhavige uitvinding. Deze tweede uitvoeringsvariant toont een klepelas 110’ van een (niet getoonde) klepelinrichting volgens de stand der 25 techniek die op navolgend weergegeven wijze is gemodificeerd tot een klepelinrichting 155 volgens de uitvinding.
De klepelinrichting 155 omvat een klepelas 110’, waaraan een houder 115’ is bevestigd, gevormd door oogdelen 120’, 120” waarin respectievelijk doorvoeropeningen 121’, 30 121” zijn vrijgelaten . In de openingen 121’, 121” kan door axiale verplaatsing draagbeugelas 130’ (zie pijl 122) opgenomen worden, welke draagbeugelas 130’ gevormd wordt door een bout 130’ die met een moer 131’ geborgd kan worden ten opzichte van de oogdelen 120’ en 120”. Een dergelijke constructie van een houder 115’en draagbeugelas 130’ is gebruikelijk volgens de stand der techniek. Veel van de 9 bestaande klepelinrichtingen zijn dan ook van een dergelijke houder 115’ en draagbeugelas 130’ voorzien.
De klepelinrichting 155 is verder voorzien van een draagbeugel die wordt gevormd door 5 twee draagbeugeldelen 140’, 145’. Een eerste draagbeugeldeel 140’ is voorzien van een opening 141’ en een tweede draagbeugeldeel 145’ is voorzien van een opening 146’ beiden voor roteerbare aangrijping op de draagbeugelas 130’.
In de houder 115’ is ook een ring 123’ geplaatst, in welke ring 123’ een centrale 10 doorvoeropening 156 is vrijgelaten voor het opnemen van de draagbeugelas 130’. De ring 123’ is aan de omtrek voorzien van een uitsparing 124’ voor het gedeeltelijk opnemen van een klepel 150’. Wanneer de draagbeugelas 130’ door de openingen 121’, 121” en 156 steekt sluit een inkeping 125 van de ring 123’ juist aan op de omtrek van de klepelas 110, zodat de ring 123’ niet roteerbaar is rond de draagbeugelas 130’.
15 Zodoende is ook de uitsparing 124’ in ring 123’ op een vaste plaats geborgd.
Het eerste draagbeugeldeel 140’ en het tweede draagbeugeldeel 145’ zijn voorzien van koppelmiddelen respectievelijk gevormd door haak 142’ en haak 147’. Deze haken 142’, 147’ zijn ingericht om aan te grijpen op een oog 151’ in de klepel 150’. Ook de 20 klepel 150’ is voorzien van een snijrand 153’. Het oog 151’ in de klepel 150’ is zodanig gedimensioneerd dat haken 142’, 147’ hier juist doorheen gevoerd kunnen worden wanneer de klepel 150’ met een zijde 152’ in de uitsparing 124’ is geplaatst. Wanneer de klepel 150’ na koppeling met de draagbeugeldelen 140’, 145’ met zijde 152’ uit de opening 124’ is genomen belemmert een onderzijde 153’ van het oog 151’ in de klepel 25 150’ dat uiteinden 143’, 148’ van de haken 142’, 147’ door het oog 151’ worden bewogen. Aldus is de koppeling van de klepel 150’ met de draagbeugeldelen 140’, 145’ geborgd.
Doordat de breedte 154 van het oog 151’ slechts in beperkte mate groter is dan de 30 gezamenlijke breedte van de haken 142’, 147’ zijn de draagbeugeldelen 140’ en 145’ axiaal (zie pijl 122) vormsluitend geborgd, zodat zij niet van de draagbeugelas 130’ genomen kunnen worden. Met “in beperkte mate groter” wordt hierbij bedoeld dat de breedte 154 van het oog 151’ in de klepel 150’ kleiner is dan driemaal de breedte van één van de haken 142’, 147’. Hierdoor zijn de klepel 150’ en de draagbeugeldelen 140’, 10 145’ onderling geborgd indien de klepel 150’ zich niet in de vrijgavepositie bevindt waarin zijde 152’ van de klepel 150’ in de opening 124’ is gelegen. Zo wordt ook bij het gebruik van een bestaande klepelas 110’ het voordeel van het eenvoudig en zonder gereedschap kunnen vervangen van klepels 150’ verschaft.
5
Figuur 3 toont een perspectivisch detailaanzicht op een deel van de klepelinrichting 100 uit figuur 1 waarbij de klepel 150 zich in de vrijgavepositie bevindt. De zijde 152 van de klepel 150 is daarbij in de uitsparing 124 van het oogdeel 120 geplaatst. Hierdoor heeft het draagbeugeldeel 140 voldoende ruimte om rond de draagbeugelas 130 te 10 roteren in de richting zoals weergegeven door pijl 160. Hierbij is het mogelijk dat de haak 142 van de draagbeugel 140 door het oog 151 in de klepel 150 verplaatst kan worden. Draagbeugeldeel 145 kan wanneer draagbeugeldeel 140 is verwijderd van de niet-zichtbare zijde van de draagbeugelas 130 genomen worden, waarbij de haak 147 van draagbeugeldeel 145 uit het oog 151 van de klepel 150 wordt genomen, of waarbij 15 het draagbeugeldeel 145 samen met de klepel 150 van de draagbeugelas 130 wordt genomen. Wanneer het draagbeugeldeel 140 door de opening 151 wordt gestoken en de klepel 150 vervolgens in de richting van de pijl 170 uit de vrijgavepositie wordt bewogen, kunnen de draagbeugeldelen 140, 145 niet meer uit het oog 151 van de klepel 150 worden genomen zolang de klepel 150 niet terugkeert naar de vrijgavepositie.
20
Figuur 4 toont een perspectivisch detailaanzicht op de klepelinrichting 100 uit de figuren 1 en 3 waarbij de klepel 150 in een werkzame, niet-vrijgegeven, positie bevindt. Te zien is dat de vrije slag die de klepel 150 in de richting radiaal op de klepelas 110 (zie pijl 180) kan maken kleiner is dan de afstand 190 die afgelegd moet worden om de 25 haken 142, 147 uit het oog 151 te nemen. Aldus is de koppeling tussen de klepel 150 en de draagbeugeldelen 140, 145 geborgd, zolang de klepel 150 niet deels in de opening 124 geplaatst is. Tijdens normaal gebruik van de klepelinrichting 100 wordt de vrijgavepositie echter niet bereikt, daar de klepel 150 door de optredende centrifugaalkracht juist in een positie wordt gedwongen waarbij deze zich uitstrekt in 30 een richting radiaal op de omtrek van de klepelas 110. Zelfs wanneer de zijde 152 van de klepel 150 zich tegenover de opening 124 zou bevinden zou er nog een kracht uitgeoefend moeten worden op de klepel 150 om deze in de opening 124 te plaatsen. Aldus is de kans op het tijdens bedrijf onverhoopt loslaten van klepels 150 hoegenaamd nul.
11
Figuur 5 toont een verdere uitvoeringsvariant van de klepelinrichting volgens de onderhavige uitvinding. Deze uitvoeringsvariant toont een klepelas 110” van een (niet getoonde) klepelinrichting volgens de stand der techniek die is gemodificeerd tot een 5 klepelinrichting 500 volgens de uitvinding. De klepelas 110” is voorzien van een houder omvattende een eerste oogdeel 120’ met een opening 12 Γ en een tweede oogdeel 120” met een opening 121”. De openingen 12Γ en 121” zijn ingericht voor het opnemen van de draagbeugelas 130’, gevormd door een bout die kan worden geborgd met een moer 131’. Het eerste en tweede draagbeugeldeel 145” respectievelijk 140” kunnen op 10 de draagbeugelas 130’ worden aangebracht. Het eerste draagbeugeldeel 140” omvat een haak 142” met een zich haaks op de haak 142” uitstrekkend oor 144”, en de het tweede draagbeugeldeel 145” omvat een haak 147” met een zich haaks op de haak 142” uitstrekkend oor 149”. De haken 142”, 147” en oren 144”, 149” zijn zodanig vormgegeven dat de gezamenlijke breedte van de haak 142” en het oor 149” alsook de 15 gezamenlijke breedte van de haak 147” en het oor 144” samen groter is dan de breedte 152” van de opening 151 ’ van de klepel 150’, doch kleiner of gelijk aan de hoogte 153” van de opening 151’ van de klepel 150’. Aldus kan de klepel 150’ wanneer deze 90 graden geroteerd wordt rond de rotatieas 154’ van de draagbeugeldelen 140”, 145” ontkoppeld worden, door na het roteren van de klepel 150’ de beide haken 142”, 147” 20 uit het oog 151’ van de klepel 150’ te nemen. Naast de in figuur 5 weergegeven uitvoeringsvorm zijn er uitvoeringsvormen mogelijk waarbij de oren 144”, 149” onder een andere dan een hoek van 180 graden ten opzichte van elkaar geplaatst zijn, om de kans op het onbedoeld losraken van de klepel 150’ nog verder te verkleinen.
25 Figuur 6 toont een detail van weer een andere uitvoeringsvariant van een klepelinrichting 600 volgens de onderhavige uitvinding. De getoonde klepelas 110’” van een (niet getoonde) klepelinrichting volgens de stand der techniek is gemodificeerd tot een klepelinrichting 600 volgens de uitvinding. De klepelas 110’” is voorzien van een houder met een eerste en een tweede oogdeel 120”’ respectievelijk 120’”. De 30 oogdelen 120’” zijn ingericht voor het opnemen van de draagbeugelas 130’”. De draagbeugelas 130’” bestaat uit een bout met borgmoer 13Γ”. De draagbeugel 140”’ grijpt aan op de draagbeugelas 130’”. De draagbeugel 140’” omvat een haak 142”’ met een einde 148’” dat het van de draagbeugel 140’” losnemen van de klepel 150’” 12 belemmert indien het uiteinde 152’” van de klepel 150”’ zich niet in de uitsparing 124”’ van de ring 123’” bevindt. De ring 123’” maakt deel uit van de houder.
Figuur 7 toont de uitvoeringsvariant van een klepelinrichting 600 uit figuur 6 van de 5 onderhavige uitvinding vanuit een ander perspectief. Voor een beschrijving van de afzonderlijke onderdelen wordt verwezen naar de figuurbeschrijving behorende bij figuur 6.

Claims (20)

1. Klepelinrichting voorzien van klepels, omvattende: een klepelas; 5. met de omtrek van de klepelas verbonden houders, elk ingericht voor het parallel aan de klepelas houden van een draagbeugelas; - om de draagbeugelassen roteerbare draagbeugels; - zwenkbaar met de draagbeugels gekoppelde klepels; waarbij 10. een draagbeugel en een klepel in ten minste één onderlinge vrijgavepositie ontkoppelbaar zijn, met het kenmerk dat de ten minste één onderlinge vrijgavepositie van een draagbeugel en een klepel een specifieke onderlinge positionering behoeft van - ten minste een deel van een draagbeugel; 15. de klepel; en ten minste één overig onderdeel van de klepelinrichting.
2. Klepelinrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk dat het ten minste éne verdere onderdeel een houder omvat, waarbij 20 de houder is voorzien van een uitsparing die zodanig is gedimensioneerd dat hierin ten minste een deel van de klepel kan worden opgenomen, voor het slechts indien de klepel ten minste gedeeltelijk is opgenomen in de uitsparing faciliteren van de ten minste éne vrijgavepositie, waarin de draagbeugel en de klepel ontkoppelbaar zijn.
3. Klepelinrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk dat de houder een losneembaar element omvat, welk element de uitsparing omvat.
4. Klepelinrichting volgens conclusie 3, met het kenmerk dat een draagbeugel twee parallel aan de draagbeugelas transleerbare draagbeugeldelen omvat, waarbij 30 uitsluitend in gekoppelde toestand van een klepel en de draagbeugeldelen de onderlinge translatie van de draagbeugeldelen vormsluitend geborgd is.
5. Klepelinrichting volgens conclusie 4, met het kenmerk dat - een eerste deel van een draagbeugel aan eerste zijde van de houder roteerbaar is om een bijbehorende draagbeugelas, en; een tweede deel van de draagbeugel aan een tweede zijde van de houder 5 roteerbaar is om de bijbehorende draagbeugelas.
6. Klepelinrichting volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat een koppeling tussen een draagbeugel en een klepel een oog en ten minste één haak omvat, waarbij de koppeling van de ten minste éne haak en het oog slechts in de ten 10 minste éne vrijgavepositie is te wijzigen.
7. Klepelinrichting volgens conclusie 6, waarbij de draagbeugel twee parallel aan de draagbeugelas transleerbare draagbeugeldelen omvat, met het kenmerk dat - de draagbeugel een eerste haak aan het eerste draagbeugeldeel omvat, en; 15. een tweede haak aan het tweede draagbeugeldeel omvat; en de klepel het oog omvat, waarbij het oog, althans in een richting parallel aan de richting van de draagbeugelas, de eerste en tweede haak onderling vormsluitend borgt.
8. Klepelinrichting volgens conclusie 7, met het kenmerk dat de eerste haak via een eerste draairichting door het oog plaatsbaar is, en - de tweede haak via een tweede draairichting, tegengesteld aan de eerste draairichting, in het oog plaatsbaar is, waarbij 25 de uitsparing zodanig in de houder is aangebracht dat de klepel in de ten minste éne positie een vrije rotatiehoek van ten minste één haak zodanig beperkt dat deze niet uit het oog genomen kan worden.
9. Klepelinrichting volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk 30 dat een houder ten minste een doorvoeropening omvat voor het opnemen van een draagbeugelas.
10. Klepelinrichting volgens conclusie 9, met het kenmerk dat doorvoeropening in de houder voor de draagbeugelas een niet-rotatiesymmetrische doorsnede bezit loodrecht op de draagbeugelas en de draagbeugelas in rotatierichting vormsluitend in de doorvoeropening past.
11. Klepelinrichting volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk 5 dat een draagbeugelas voorzien is van een afstandhouder, voor het op afstand van een bijbehorende houder houden van een draagbeugel.
12. Klepelinrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk dat de beugel een eerste beugeldeel en ten minste een tweede beugeldeel omvat, waarbij het ten minste éne 10 verdere onderdeel het tweede beugeldeel omvat.
13. Klepelinrichting volgens conclusie 12, met het kenmerk dat een koppeling tussen een draagbeugel en een klepel een oog en ten minste één haak omvat, waarbij de koppeling van de ten minste éne haak en het oog slechts in de ten minste éne 15 vrijgavepositie is te wijzigen.
14. Klepelinrichting volgens conclusie 13, met het kenmerk dat de koppeling tussen de draagbeugel en de klepel twee haken omvat, waarbij de koppeling tweede haak en het oog slechts in een tweede vrijgavepositie, ongelijk aan de eerste 20 vrijgavepositie, is te wijzigen.
15. Klepel, kennelijk bestemd voor gebruik met een klepelas volgens één van de conclusies 1-14.
16. Draagbeugel, kennelijk bestemd voor gebruik met een klepelas volgens één van de conclusies 1-14.
17. Werkwijze voor het koppelen van een klepel met een klepelas volgens één van de conclusies 1-14, omvattende: 30. het in de vrijgavepositie brengen van een klepel; - het koppelen van een draagbeugel met de klepel; en het borgen van de koppeling van een draagbeugel met de klepel, door het uit de vrijgavepositie plaatsen van de klepel.
18. Werkwijze volgens conclusie 17, gekenmerkt door: het alvorens het koppelen op een draagbeugelas plaatsen van een eerste draagbeugeldeel; - het tussen het koppelen van het draagbeugeldeel met de klepel en het borgen van 5 de koppeling: o op de draagbeugelas plaatsen van een tweede draagbeugeldeel; en o het koppelen van het tweede draagbeugeldeel met de klepel.
19. Werkwijze volgens conclusie 18, gekenmerkt door het in de opening van de 10 houder plaatsen van een draagbeugelas.
20. Werkwijze voor het ontkoppelen van een klepel op een klepelas volgens één van de conclusies 1-14, omvattende: - het in de vrijgavepositie brengen van een klepel; en 15 het ontkoppelen van een draagbeugel met de klepel.
NL2000872A 2007-09-21 2007-09-21 Klepelinrichting en werkwijze voor het koppelen en ontkoppelen van een klepel. NL2000872C2 (nl)

Priority Applications (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2000872A NL2000872C2 (nl) 2007-09-21 2007-09-21 Klepelinrichting en werkwijze voor het koppelen en ontkoppelen van een klepel.
EP08164790A EP2039234A1 (en) 2007-09-21 2008-09-22 Flail device and method for coupling and uncoupling a flail

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2000872A NL2000872C2 (nl) 2007-09-21 2007-09-21 Klepelinrichting en werkwijze voor het koppelen en ontkoppelen van een klepel.
NL2000872 2007-09-21

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL2000872C2 true NL2000872C2 (nl) 2009-03-24

Family

ID=39271648

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL2000872A NL2000872C2 (nl) 2007-09-21 2007-09-21 Klepelinrichting en werkwijze voor het koppelen en ontkoppelen van een klepel.

Country Status (2)

Country Link
EP (1) EP2039234A1 (nl)
NL (1) NL2000872C2 (nl)

Families Citing this family (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
FR2944182B1 (fr) * 2009-04-14 2011-05-06 Actibac Dispositif porte-outils rotatif a outils escamotables, a maintien des outils en position de travail par formes adaptables
FR2955733B1 (fr) * 2010-02-03 2012-04-13 Thierry Bergeault Dispositif d'assemblage/desassemblage d'elements amovibles sur un rotor de machine
FR3013940B1 (fr) * 2013-12-02 2015-12-04 Kuhn Audureau Sa Dispositif de fixation de couteau sur le rotor d'une faucheuse-debroussailleuse
FR3029734B1 (fr) * 2014-12-16 2016-12-09 Actibac Dispositif de fauchage ou de broyage

Citations (5)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
GB1223042A (en) * 1968-05-16 1971-02-17 Int Harvester Co Flail knife assembly
US3633349A (en) * 1970-02-17 1972-01-11 Mathews B C Blade for flail-type mowing machines and the like
US4241568A (en) * 1979-07-05 1980-12-30 Mathews B C Flail blade mount for mowers
GB2359723A (en) 2000-02-04 2001-09-05 Noremat Process for mounting flails,flail and clevis
EP1847322A1 (fr) * 2006-04-20 2007-10-24 Forges Gorce Dispositif de montage /démontage d'au moins un couteau sur un rotor de machine agricole outil equipé d'un tel dispositif

Patent Citations (5)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
GB1223042A (en) * 1968-05-16 1971-02-17 Int Harvester Co Flail knife assembly
US3633349A (en) * 1970-02-17 1972-01-11 Mathews B C Blade for flail-type mowing machines and the like
US4241568A (en) * 1979-07-05 1980-12-30 Mathews B C Flail blade mount for mowers
GB2359723A (en) 2000-02-04 2001-09-05 Noremat Process for mounting flails,flail and clevis
EP1847322A1 (fr) * 2006-04-20 2007-10-24 Forges Gorce Dispositif de montage /démontage d'au moins un couteau sur un rotor de machine agricole outil equipé d'un tel dispositif

Also Published As

Publication number Publication date
EP2039234A1 (en) 2009-03-25

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US5597260A (en) Pin retention system
NL2000872C2 (nl) Klepelinrichting en werkwijze voor het koppelen en ontkoppelen van een klepel.
CA2972767C (en) Rotating eye bolt assembly with lock mechanism
US7048071B1 (en) Adjustable link assembly
US5367798A (en) Connector pin assembly for bucket rigging
SE426865B (sv) Homokinetisk dubbelled for stora bojningsvinklar
US5722678A (en) Trailer coupling assembly
EP1905289B1 (en) Side stabilizer
JP2016166509A (ja) アタッチメント連結装置
US20080035357A1 (en) Hitch lift arm connection
DE102019216733A1 (de) Dreipunkt-Kraftheber für einen landwirtschaftlichen Traktor
EP2870842B1 (en) Tractor implement hitch links
EP1051894A1 (fr) Dispositif d'adaptation pour barre d'attelage de tracteur
US10400814B2 (en) Cable end loop anti-fouling system
KR101694466B1 (ko) 통스크레인의 다단 분리형 통키
EP1445385B1 (en) Tool quick coupler
CZ282951B6 (cs) Závěsné zařízení pro zvedání betonových stavebních dílců
EP3097041B1 (en) Positioning system for implement of machine
US4458807A (en) Conveyor chain
NL1030449C2 (nl) Grondbewerkinrichting en penhouder daarvoor.
DK9300507U4 (da) Samleled
US4805842A (en) Rotary mace adapter block
CN104854016A (zh) 接合装置
US20230062195A1 (en) Quick coupler for a three-point hitch
KR200237356Y1 (ko) 예초기용 회전날

Legal Events

Date Code Title Description
PD2B A search report has been drawn up
MM Lapsed because of non-payment of the annual fee

Effective date: 20151001