NL2000596C2 - Dwarsligger. - Google Patents

Description

NL 47.332 VB/mg Dwarsligger

De uitvinding heeft betrekking op een dwarsligger voor spoorrails.

Een dergelijke dwarsligger is algemeen bekend en wordt gebruikt om de spoorrails op te monteren teneinde deze 5 adequaat te kunnen funderen. Een voorbeeld van het gebruik van de bekende dwarsligger is getoond in figuur 3 van EP-A-0 805 235.

Het is bekend om een dwarsligger van hout of van beton toe te passen. Tussen de bekende houten of betonnen 10 dwarsliggers worden in de praktijk op sommige plaatsen kabel-kokers geplaatst voor doorvoer van kabels, leidingen en dergelijke. Bij gebruik van betonnen dwarsliggers waartussen de kabelkokers komen te liggen, blijft er onvoldoende ruimte over om onderhoud aan de dwarsligger te kunnen plegen, en met 15 name om zonder schade aan de betonnen dwarsligger de ballast die zich onder de dwarsligger bevindt, te kunnen aanstoppen.

Er is wel voorgesteld om de kabelkokers verdiept te leggen. Dit vormt echter geen reëel alternatief vanwege de additionele kabellengte die hiervoor nodig is, en de slechte-20 re toegankelijkheid van de verdiept liggende kabels en leidingen. Wanneer storingen moeten worden verholpen, of test-werk verricht dient te worden aan deze kabels en leidingen, ondervindt dit grote moeilijkheden en zijn lange buitendienststellingen van het railverkeer nodig.

25 Met de uitvinding is beoogd voor de hiervoor bedoel de problemen een oplossing te bieden en met name om er in te voorzien dat het onderhoud aan de dwarsliggers zonder beschadiging daarvan kan geschieden, dat eenvoudig onderhoud aan kabels en leidingen die onder de spoorrails door verlopen kan 30 worden uitgevoerd, en dat de daarbij nodige werkzaamheden tot een minimale onderbreking van de treinenloop over de spoorrails aanleiding geven.

Uit EP-A-1 719 838 is een dwarsligger voor spoorrails bekend welke een hol lichaam omvat dat is ingericht 35 voor bijvoorbeeld kabeldoorvoer en welk hol lichaam ten min- 2 ste een in een zijwand opgenomen opening bezit.

De in de zijwand opgenomen opening respectievelijk openingen dienen ertoe het transport van de uit EP-A-1 719 838 bekende dwarsligger te vereenvoudigen doordat een draag-5 orgaan in deze opening kan reiken.

De dwarsligger volgens de uitvinding is erdoor gekenmerkt dat de ten minste ene opening is uitgevoerd als een over de gehele lengte van het lichaam verlopende sleuf, en dat voorzien is in een afneembare afdekplaat voor het dichten 10 van de sleuf.

Met deze maatregel dat de opening in de zijwand van het holle lichaam van de dwarsligger is uitgevoerd als een over de gehele lengte daarvan verlopende sleuf, wordt bereikt dat zowel bij eerste montage als naderhand bij het verrichten 15 van onderhoud het inwendige van het holle lichaam eenvoudig toegankelijk gemaakt kan worden voor het inbrengen of uithalen van kabels of leidingen. Onderhoud is zodoende eenvoudig mogelijk zonder dat het nodig wordt om de kabels of leidingen te onderbreken en naderhand te lassen, terwijl bovendien geen 20 demontage van de dwarsligger die tevens als kabelkoker dient, behoeft te worden uitgevoerd. De buitendienststelling van het railverkeer kan zodoende zeer beperkt blijven.

Met de maatregel dat tevens voorzien is in een afneembare afdekplaat voor het dichten van de sleuf kan boven-25 dien worden gewaarborgd dat de dwarsligger volgens de uitvinding voldoende sterkte behoudt voor haar dragende functie van de spoorrails. Hiertoe is met name dienstbaar dat de afdekplaat een in de sleuf passende uitstulping bezit die in gemonteerde toestand aanligt tegen de tegenover elkaar liggende 30 zijkanten van de wand die de sleuf begrenzen.

In een verder aspect van de uitvinding is de dwarsligger erdoor gekenmerkt dat het holle lichaam inwendig voorzien is van een loper van bij voorkeur rubber.

De kabels of leidingen die door de dwarsligger ver-35 lopen worden op deze wijze vrijgehouden van een mogelijk schadelijke mechanische belasting.

Verder is voordelig dat het holle lichaam aan haar kopse zijden is uitgerust met een losneembaar kopdeksel.

3

Hiermee kan het inwendige van de dwarsligger volgens de uitvinding afgesloten worden zodat eventueel schadelijke elementen uit het inwendige van het holle lichaam geweerd kunnen worden.

5 In weer een ander aspect van de uitvinding is de dwarsligger erdoor gekenmerkt dat het holle lichaam een bodemplaat bezit die uitwendig een vanaf de zijwanden enigszins naar binnen neigend verloop heeft.

Hiermee kan worden bereikt dat de dwarsligger een 10 verhoogde stabiliteit bezit op de ballast waarop zij rust.

De uitvinding zal in het navolgende verder worden toegelicht aan de hand van een uitvoeringsvoorbeeld en onder verwijzing naar de tekening zonder daarmee de aangehechte oc-trooiconclusies te beperken tot de in de tekening getoonde 15 uitvoeringsvorm.

In de tekening toont - figuur 1 een zijaanzicht van de dwarsligger volgens de uitvinding met daarop geplaatst twee spoorstaven, en 20 - figuur 2 een dwarsdoorsnede van de in figuur 1 ge toonde dwarsligger met een los genomen afdekplaat.

In de figuren gebruikte gelijke verwijzingscijfers verwijzen naar dezelfde onderdelen.

Verwijzend nu eerst naar figuur 1 wordt in zijaan-25 zicht een dwarsligger 1 getoond waarop spoorrails 2 zijn geplaatst .

De dwarsligger 1 omvat een hol lichaam 3 zoals duidelijk is getoond in de in figuur 2 weergegeven dwarsdoorsnede van de dwarsligger 1.

30 Het holle lichaam 3 van de dwarsligger 1 is inge richt voor doorvoer van kabels of leidingen en ten behoeve van een eenvoudige toegankelijkheid van het holle lichaam 3 bezit deze een in een zijwand 4 opgenomen opening 5 die is uitgevoerd als een over de gehele lengte van het lichaam 3 35 verlopende sleuf 5.

Deze sleuf 5 is afdekbaar door middel van een losneembare afdekplaat 6 die met bouten 7 op de zijwand 4 gemonteerd kan worden.

4

Figuur 2 toont verder dat de afdekplaat 6 een in de sleuf 5 passende uitstulping 8 bezit die in gemonteerde toestand aanligt tegen de tegenover elkaar liggende zijkanten 9 en 10 van de wand 4 welke zijkanten 9 en 10 de sleuf 5 be-5 grenzen.

Het holle lichaam 3 is inwendig voorzien van een loper 11 die bij voorkeur is uitgevoerd in rubber en waarover de kabels of leidingen kunnen lopen.

Op voor de vakman geheel duidelijke wijze kan het 10 holle lichaam 3 aan de kopse zijden 12, 13 van de dwarsligger zijn uitgerust met losneembare kopdeksels.

Voorts kan bij voorkeur het holle lichaam 3 zijn uitgevoerd met een bodemplaat 14 die uitwendig gezien een vanaf de zijwanden 4 en 4' van het lichaam 3 enigszins naar 15 binnen neigend verloop heeft. Dit is in figuur 2 niet getoond maar is voor de vakman zonder verdere toelichting geheel dui-delij k.

Claims (5)

1. Dwarsligger (1) voor spoorrails, omvattende een hol lichaam (3) dat is ingericht voor bijvoorbeeld kabeldoor-voer, welk hol lichaam ten minste een in een zijwand (4) op-5 genomen opening (5) bezit, met het kenmerk, dat de ten minste ene opening (5) is uitgevoerd als een over de gehele lengte van het lichaam verlopende sleuf (5), en dat voorzien is in een afneembare afdekplaat (6) voor het dichten van de sleuf (5) .

2. Dwarsligger (1) volgens conclusie 1, met het ken merk, dat de afdekplaat (6) een in de sleuf (5) passende uitstulping (8) bezit die in gemonteerde toestand aanligt tegen de tegenover elkaar liggende zijkanten (9, 10) van de wand (4) die de sleuf (5) begrenzen.

3. Dwarsligger (1) volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat het holle lichaam (3) inwendig voorzien is van een loper (11) van bij voorkeur rubber.

4. Dwarsligger (1) volgens een der conclusies 1-3, met het kenmerk, dat het holle lichaam (3) aan haar kopse 20 zijden (12, 13) is uitgerust met een losneembaar kopdeksel.

5. Dwarsligger (1) volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het holle lichaam een bodemplaat (14) bezit die uitwendig een vanaf de zijwanden (4, 4') enigszins naar binnen neigend verloop heeft.