NL194763C - Spoorbaanonderstopmachine. - Google Patents

Description

1 194763 * Spoorbaanonderstopmachine

De uitvinding heeft betrekking op een spoorbaanonderstopmachine met een op een machineframe met rijstellen aangebracht onderstop- en spoorstaafhef- en richtaggregaat alsmede met een nivelleer- en/of 5 richtreferentiesysteem dat voorzien is van een aan het einde via tastrollen aan de spoorbaan gesteunde referentiebasis voor het leveren van een gewenste ligging van de spoorbaan en een meetinrichting voor het ten opzichte van de referentiebasis meten van de hoogte en/of dwarse verschuivingen van de spoorbaan.

De in de aanhef genoemde spoorbaanonderstopmachine is bekend uit het Oostenrijkse octrooischrtft 374.849.

10 Deze bekende spoorbaanonderstopmachine is uitgerust met een langwerpig machineframe en aan de einden opgestelde rijstellen. Hiertussen bevindt zich een in de hoogte verstelbaar onderstopaggregaat met via aandrijvingen instelbare en trilbare onderstopwerktuigen. Aan het onderstopaggregaat is een spoorstaafhef- en richtaggregaat met hef- en richtaandrijvingen onmiddellijk daarvoor opgesteld. Een nivelleer- en richtreferentiesysteem bestaat uit als referentiebasis dienende, gespannen draadkoorden die 75 aan de einden elk over tastrollen respectievelijk meetwielassen op de spoorbaan ondersteund zijn en de gewenste na te streven hoogteligging respectievelijk zijwaartse ligging van de spoorbaan aangeven. Voor het overdragen van de gewenste hoogteligging zijn twee boven het machineframe opgestelde draadkoorden aanwezig, terwijl voor fouten in de zijwaartse ligging een langere en in het midden onder het machineframe gespannen draadkoord aanwezig is. Voor het meten van fouten in de spoorbaanligging zijn met de 20 meetwielassen verbonden draaipotentiometers aanwezig die via vorkvormige tasters in vorm aansluitend met de betrokken draadkoorden in aangrijping staan. Een dergelijk nivelleer- en richtreferentiesysteem heeft in de toepassing goed voldaan, maar vereist echter een hoge constructieve inspanning.

Aan de uitvinding ligt de opgave ten grondslag een spoorbaanonderstopmachine van in de aanhef aangegeven soort te verschaffen met een constructief vereenvoudigd referentiesysteem.

25 Deze opgave wordt volgens de uitvinding bereikt doordat de referentiebasis door het buigstijve machineframe en de tastrollen door de rijstellen van de onderstopmachine gevormd zijn en met de meetinrichting de spoorbaanverschuiving ten opzichte van het machineframe gemeten kan worden. Een dergelijk uitgevoerd referentiesysteem onderscheidt zich ten gevolge van het gebruik van op zich reeds voor arujere delen aanwezige machinedelen als referentiebasis door een bijzonder eenvoudige uitvoering, waarbij als meer 30 prestatie in hoofdzaak slechts een meetinrichting noodzakelijk is. Aan de uitvinding ligt de overweging ten grondslag dat een buigstijf uitgevoerd machineframe tussen zijn rijstellen een van de werkelijke ligging van het spoorbaanstuk volledig onafhankelijk gewenste ligging aangeeft, die door de steunpunten van de rijstellen aan de spoorbaan bepaald is. In vergelijking tot de tot nu toe bekende referentiesystemen zijn daarom het toepassen van talrijke meetwielassen, taststangen en draadkoorden overbodig.

35 Uit het Britse octrooischrift 1.309.300 is nog een spoor-inspectie voertuig bekend voor het meten van geometrische kenmerken, zoals de ligging of het profiel, van ten minste één van de rails van een spoorbaan. Het spoor-inspectie voertuig omvat tastmiddelen welke opgesteld zijn voor het maken van contact met de rails. De tastmiddelen zijn ten minste gedeeltelijk verplaatsbaar loodrecht op de longitudinale as van het spoor, waarbij een meetinrichting verbonden is met ten minste een van de tastmiddelen voor het meten van 40 zijn verplaatsing ten opzichte van een referentiemiddel welke verbonden is met het spoor-inspectie voertuig. Hierbij is om een nauwkeurige meting te verkrijgen ondanks onzeker contact van de tastmiddelen met de rails elk van de tastmiddelen verbonden met ten minste één sensor welke geen contact heeft met de rails en welke in een vaste positie wordt gehouden ten opzichte van de tastmiddelen en in directe nabijheid daarvan voor het meten van elke, tussen de tastmiddelen en de rails optredende afstand. Hierbij verschaf-45 fen de resultaten van de metingen door de geen contact makende sensor een correctiewaarde voor de meting gedaan door de tastmiddelen.

Een voordelige uitvoering van de uitvinding omvat dat in het gebied van het onderstop- en hef-richtaggregaat ten minste één meetinrichting voor het zonder aanraken meten van de hoogte en/of dwarsverplaatsing van de spoorbaan aan het machineframe aangebracht is. Daardoor is een door 50 mechanisch belaste en slijtage onderworpen delen onafhankelijke, precieze wegmeting uitvoerbaar.

Tengevolge van het toepassen van het stabiele machineframe als referentiebasis is ook een probleemloos en in de ligging stabiel vastleggen van de meetinrichting direct op de referentiebasis mogelijk.

Een verdere uitvoeringsvorm van de uitvinding omvat dat in het gebied van het onderstop- en hef-richtaggregaat een als laserafstandmeetsensor uitgevoerde hoogtemeetinrichting voor het zonder aanraken 55 meten van de loodrecht ten opzichte van het spoorbaanvlak verlopende afstand tussen referentiebasis en rails aan het machineframe bevestigd is. Een zodanig uitgevoerde hoogtemeetinrichting maakt een precies peilen van een bepaalde, bijvoorbeeld direct op de rails gelegen referentielijn alsmede een bijzonder t 194763 2 nauwkeurige hoogtemeting mogelijk. __ :

Een andere uitvoeringsvorm van de uitvinding omvat dat in het gebied van het onderstop- en hef-richtaggregaat een als CCD-regelscamera uitgevoerde meetinrichting voor het zonder aanraken meten van de, dwars op de lengterichting van de machine reikende dwarsverschuifbeweging van de spoorbaan met 5 betrekking tot de referentiebasis aan het machineframe bevestigd is. Met een zodanig uitgevoerde meetinrichting is een bijzonder exact waarnemen van de dwarsverschuifbeweging mogelijk, waarbij met een overeenkomstig ingesteld objectief een betrekkelijk lange dwarsverschuifbeweging waarneembaar is en daarmee ook in spoorbaanbogen een probleemloos meten veiliggesteld is.

Tussen de rails en de aan het machineframe bevestigde meetinrichting kan overeenkomstig een verdere 10 uitvoeringsvorm van de uitvinding een evenwijdig aan het spoorbaanvlak reikende en met een aan de spoorbaan afrolbare meetwielas verbonden basisplaat opgesteld zijn. Met een dergelijke basisplaat staat een van de onregelmatige slijtplaatsen van de railkop onafhankelijke, ideale meetbasis ter beschikking, die bovendien optimaal op de eisen van de zonder aanraking, aan het machineframe bevestigde meet-inrichtingen afstembaar is.

15 Volgens een verdere uitvoeringsvorm van de uitvinding is op het naar de meetinrichting toegekeerde oppervlak van de basisplaat een lichtdiode opgesteld. Deze maakt een exact bepalen van een boven de meetwielas in vorm aansluitend met de rail in verbinding staand referentiepunt en daarmee ook een nauwkeurig beschouwen van de dwarsverschuifbeweging mogelijk.

In een verdere voorkeursuitvoeringsvorm Is de onderstopmachine ingericht voor continu werkend 20 voortrijden met een ten opzichte van het machineframe overlangs verschuifbare, met de onderstop- en hef-richtaggregaten verbonden en in een eindgebied via een eigen rijwerk op de spoorbaan steunend aggregaatframe, en zijn de hoogtemeetinrichting en de meetinrichting voor het registreren van dwars-verschuivingen van de spoorbaan in de langsrichting van de machine verschuifbaar aan het machineframe gelagerd. Daarmee is ondanks de voortdurende relatieve verschuiving tussen het bij het onderstoppen 25 telkens plaatselijk op de spoorbaan blijvende aggregaatframe en het continu voortrijdende machineframe verzekerd dat de schuifweg van de spoorbaan altijd op de juiste plaats in het gebied van het onderstop- en spoorbaanhef-richtaggregaat gemeten wordt. Opgemerkt wordt nog dat uit het Nederlands octrooi 192525 een onderstopmachine bekend is welke tussen de bij de einden opgestelde rijstellen een met een onderstopaggregaat verbonden aggregaatframe heeft. Deze steunt aan een einde via een rijstel op het 30 spoor, terwijl het andere einde in de machinelangsrichting verschuifbaar ten opzichte van het machineframe gelagerd is. Daarmee is het machineframe bij gebruik op continue wijze verrijdbaar, terwijl het aggregaatframe voor de spooronderstopping van dwarsligger tot dwarsligger verrijdbaar is.

Door de verbinding van de meetinrichtingen met een aandrijving voor overlangs verschuiven is een ten opzichte van het aggregaatframe onafhankelijke overlangse verschuiving uitvoerbaar.

35 Een andere verdere uitvoeringsvorm van de uitvinding omvat ook dat een voor het vaststellen van de hoogteligging aanwezige, als potentiometer met een in de hoogte verstelbaar tastorgaan voor het aanliggen tegen de onderzijde van het machineframe uitgevoerde en met een aan de spoorbaan afrolbare meetwielas verbonden hoogtemeetwaardegever opgesteld is. Deze elektromechanische meetinrichting is betrekkelijk nauwkeurig en vereist slechts een geringe constructieve inspanning. Elke verheffing van de spoorbaan 40 wordt onmiddellijk onder overeenkomstige hoogteverplaatsing van het tastorgaan geregistreerd.

Tenslotte bestaat nog een voordelige verdere uitvoeringsvorm van de uitvinding daarin, dat in het gebied van elk rijstel een meetinrichting voor het waarnemen van de door het inveren van het rijstel veroorzaakte hoogteverandering tussen aslagers en het werktuigframe hieraan respectievelijk aan het machineframe aangebracht is. Voor het geval dat de hef- en richtaandrijvingen van het spoorstaafhef- en richtaggregaat 45 aan het machineframe scharnierend bevestigd zijn, heeft de correctie van de spoorbaanligging een van het gewicht en de weerstand tegen zijwaarts verschuiven van de spoorbaan afhankelijk inwaarts veren van het machineframe respectievelijk rijstel tot gevolg. Door het nauwkeurig waarnemen van deze dalende weg is een overeenkomstig inachtname bij de in de buurt van het onderstopaggregaat uitgevoerde hoogtemeting mogelijk, zodat deze onafhankelijk van de mate van inwaarts veren uitvoerbaar is.

50

In het volgende wordt de uitvinding aan de hand van verscheidene in de tekening aangegeven uitvoerings-voorbeelden nader beschreven.

Hierbij tonen: figuur 1 een zijaanzicht van een spoorbaanonderstopmachine met een als referentiebasis van het 55 referentiesysteem dienend machineframe, figuur 2 een vergrote, schematisch getekende doorsnede door het machineframe van de onderstopmachine volgens de snijlijn II in figuur 1, 3 194763 • figuur 3 een zijaanzicht van een verdere uitvoeringsvorm van de spoorbaanonderstopmachine met een als referentiebasis dienend machineframe en hierop bevestigde meetinrichtingen en figuur 4 een vergrote doorsnede door de spoorbaanonderstopmachine volgens de snijlijn IV-IV in figuur 3.

5

Een in figuur 1 getekende spoorbaanonderstopmachine 1 is voorzien van een langwerpig, buigstijf uitgevoerd machineframe 2 die aan elk einde door middel van rijstellen 3 op een door rails 4 en dwarsliggers 5 gevormde spoorbaan 6 rijdbaar is. Aan het in de werkrichting achtereinde van de spoorbaanonderstopmachine 1 is een werk- respectievelijk rijcabine 7 met een centrale stuurinrichting 8 aangebracht 10 Voor de energieverzorging van een rijaandrijving 9 en de verschillende andere aandrijvingen is een centraal energiestation 10 aanwezig. Een van bijstel- en trilbare onderstopwerktuigen 11 voorzien en telkens per rails 4 aanwezig onderstopaggregaat 12 is in de hoogte verstelbaar aan het machineframe 2 gelagerd. Een voor de correctie van de spoorbaanligging aanwezig spoorstaafhef- en richtaggregaat 13 is via spoorkransrollen 14 over de spoorbaan afrolbaar en is voorzien van elk aan de buitenzijde van de rails aanlegbare hefrollen 15 15. De overdraging van de hef- en richtkrachten heeft plaats door aan het machineframe 2 scharnierend aangebrachte aandrijvingen 16.

Het machineframe 2 dient als referentiebasis 17 van een nivelleer- en richtreferentiesysteem 18, waarbij de beide aan de einden opgestelde rijstellen 3 als de ligging van de referentiebasis 17 ten opzichte van de spoorbaan 6 bepalende tastrollen werken. Als verder bestanddeel van het nivelleer- en richt-20 referentiesysteem 18 is tussen het onderstop- en spoorstaafhef- en richtaggregaat 12, respectievelijk 13 een over de spoorbaan 6 afrolbare en voor het uitschakelen van de spoorspeling zijwaarts aan een rail 4 aandrukbare meetwielas 19 opgesteld. Deze is met een aan de onderzijde van het machineframe 2 aanliggende hoogtemeetwaardegever 20 verbonden.

Zoals blijkt uit figuur 2 is de via een stang 21 met de meetwielas 19 verbonden en als potentiometer 25 uitgevoerde hoogtemeetwaardegever 20 voorzien van een in de hoogte verstelbaar tastorgaan 2 welke voor het aanliggen tegen een aan de onderzijde van het machineframe 2 bevestigde, evenwijdig aan het spoorbaanvlak reikende plaat 23 aanligt. Met de stang 21 welke door een horizontaal en dwars ten opzichte van de lengterichting van de machine reikende stang met een verdere, boven de tegenovergelegen rail 4 opgestelde hoogtemeetwaardegever 20 verbonden is, is een verdere ongeveer loodrecht ten opzichte van 30 het spoorbaanvlak reikend tastorgaan 24 verbonden. Deze staat met een dwars ten opzichte van de lengterichting van de machine evenwijdig ten opzichte van het spoorbaanvlak verschuifbare schuif 25 van een als potentiometer uitgevoerde en met het machineframe 2 verbonden meetwaardegever 26 voor het meten van de zijdelingse ligging in verbinding. Deze verbinding is zodanig uitgevoerd, dat een ongehinderde relatieve hoogteverschuiving tussen de schuif 25 en het tastorgaan 24 uitvoerbaar is, waarbij zijwaarts 35 verschuiven van het tastorgaan 24 echter een overeenkomstige dwarsverschuiving van de schuif 25 tot gevolg heeft. Beide meetwaardegevers 20 en 26 worden in het algemeen als met de referentiebasis 17 samenwerkende meetinrichting 27 aangeduid.

Bjj gebruik van de spoorbaanonderstopmachine 1 wordt met behulp van de beide meetwaardegevers 20 en 26 het verschil tussen de werkelijke ligging en de door het machineframe 2 respectievelijk de referentie-40 basis 17 aangegeven gewenste ligging van de spoorbaan gemeten. Aansluitend wordt onder belasten van de aandrijving 16 en spoorbaan 6 met behulp van het spoorstaafhef- en richtaggregaat 13 zolang geheven en/of dwarsverschoven tot de gewenste bedoelde ligging bereikt is. Daarbij komt het tot een overeenkomstige, in figuur 2 door stippellijnen aangeduide hoogte- en dwarsverschuiving van de met de meetwielas 19 in verbinding staande stang 21 en in verder gevolg tot een overeenkomstige verandering van de door de 45 meetwaardegevers 20 en 26 afgegeven meetsignalen. Teneinde te zorgen dat de hoogtemeting door de hoogtemeetwaardegever 20 in samenhang met een inwaarts veren van de rijstellen 3 - bepaald door de hef- en richtkrachten - niet vervalst wordt, is in het gebied van eik rijstel 3 een verdere meetinrichting 25 aan het machineframe 2 bevestigd. Deze meetinrichtingen 28 zijn als laser-afstandmeetsensor uitgevoerd en maken een doorlopende meting zonder aanraking van de afstand tussen de railbovenkant en het 50 machineframe 2 mogelijk. Volgens een verdere variant is het echter ook mogelijk om het inwaarts veren van het rijstel 3 door een overeenkomstige hydraulische cilinder tussen aslagers en het rijstelhuis respectievelijk machineframe te vermijden.

Een in figuur 3 zichtbare, bij gebruik continu rijdbare spoorbaanonderstopmachine 29 is voorzien van een langwerpig, aan de einden telkens met rij- respectievelijk werkcabinen 30 verbonden machineframe 31.

55 Deze steunt aan de einden telkens door middel van een draaistel 32 op een door dwarsliggers 33 en rails 34 gevormde spoorbaan 35. Tussen de beide draaistellen bevindt zich een met zijn achtereinde via een rijstel 36 op de spoorbaan 35 en met zijn vooreinde langsverschuifbaar aan het machineframe 31 steunend

Claims (10)

194763 4 aggregaatframe 37. Een aandrijving 38 voor overlangs verschuiven dient voor het onafhankelijk overlangs verschuiven van het aggregaatframe 37 ten opzichte van het machineframe 31. Onmiddellijk voor het rijstel · 36 is een van een bijstel- en trilbare onderstopwerktuigen voorzien onderstopaggregaat 39 in de hoogte verstelbaar met het aggregaatframe 37 verbonden. De correctie van de spoorbaanligging heeft plaats met 5 behulp van een eveneens aan het aggregaatframe 37 bevestigde, met hef- en richtaandrijvingen verbonden spoorstaafhef- en richtaggregaat 40. Een rijaandrijving 41 dient voor het continu werkend voortrijden van de onderstopmachine 29. De spoorbaanonderstopmachine 29 is voorzien van een nivelleer- en richtreferentiesysteem 42 met een referentiebasis 43, meetinrichtingen 44, 45 en een meetwielas 46. Als referentiebasis 43 dient het 10 machineframe 31; de beide meetinrichtingen 44, 45 zijn met het machineframe 31 verbonden en voor het zonder aanraken meten van de hoogte- en dwarsverschuiving van de spoorbaan uitgevoerd. Zoals in figuur 4 aangegeven, zijn de beide meetinrichtingen 44, 45 in de langsrichting van de machine verschuifbaar aan het machineframe 31 gelagerd en met een overlangse schuifaandrijving 47 verbonden. De voorste meetinrichting 44 is als CCD-regelcamera respectievelijk optisch-elektronische sensor 48 voor 15 het zonder aanraken meten van de dwarsverschuifbeweging uitgevoerd. De onmiddellijk daarachter opgestelde meetinrichting 45 is als laser-afstandmeetsensor 49 voor het zonder aanraken meten van de loodrecht naar het spoorbaanvlak reikende afstand tussen de referentiebasis 43 en een basisplaat 50 uitgevoerd. De basisplaat 50 is met de vrij van speling zijwaarts aan één van de beide rails 34 aandrukbare meetwielas 46 verbonden en is in het midden voorzien van een lichtdiode 51. Met behulp van deze in het 20 waarnemingsgebied (stippellijnen) van de CCD-regelcamera 48 gelegen lichtdiode 51 ligt een exact bepaald referentiepunt van de spoorbaan 35, zodat de met de dwarsverschuiving van de spoorbaan identieke dwarsverschuiving van de lichtdiode 51 exact waarneembaar is. Een door de laser-afstandmeetsensor 49 uitgezonden laserstraal 52 wordt door de basisplaat 50 teruggekaatst en door een in de sensor 49 opgestelde laserontvanger geregistreerd. De door de terugkaatsing benodigde tijd is en maat voor 25 hoogte-afstand tussen de referentiebasis 43 en de basisplaat 50. Aangezien de basisplaat 50 overeenkomstig breed uitgevoerd is, treft de laserstraal 52 ook in spoorbaanbogen, waarin het door de spoorbaanboog-kromming tot een dwarsverschuiving tussen de referentiebasis 43 en de spoorbaan komt, ongehinderd op de basisplaat 50. Bij gebruik heeft een continu verder bewegen van het machineframe 31 plaats met de hierop aange-30 brachte machinedelen, terwijl het aggregaatframe 37 cyclisch van onderstopplaats naar onderstopplaats verreden wordt. Evenwijdig daaraan worden de beide meetinrichtingen 44 en 45 eveneens cyclisch met behulp van de langsverschuifbare aandrijving 47 ten opzichte van het machineframe 31 verschoven. Daardoor blijft dus tijdens de correctie van de spoorbaan de met het aggregaatframe 37 verbonden meetwielas 46 tezamen met de basisplaat 50 en de beide meetinrichtingen 44, 45 plaatselijk onveranderd. 35 De spoorbaan 35 wordt met behulp van het spoorstaafhef- en richtaggregaat 40 zolang opgetild, respectievelijk dwarsverschoven tot de door de beide meetinrichtingen 44,45 gemeten hoogteligging en/of zijwaartse ligging met de gewenste doelligging van de spoorbaan overeenkomt Als met de referentiebasis verbonden meetinrichtingen zijn ook bijvoorbeeld wegmeters op inductieve of capacitieve basis inzetbaar. 40

1. Spoorbaanonderstopmachine met een op een machineframe met rijstellen aangebracht onderstop- en 45 spoorstaafhef- en richtaggregaat alsmede met een nivelleer- en/of richtreferentiesysteem dat voorzien is van een aan het einde via tastrollen aan de spoorbaan gesteunde referentiebasis voor het leveren van een gewenste ligging van de spoorbaan en een meetinrichting voor het ten opzichte van de referentiebasis meten van de hoogte en/of dwarse verschuivingen van de spoorbaan, met het kenmerk, dat de referentiebasis (17; 43) door het buigstijve machineframe (2; 31) en de tastrollen door de rijstellen (3; 32) van de 50 onderstopmachine (1; 29) gevormd zijn en met de meetinrichting (27; 44,45) de spoorbaanverschuiving ten opzichte van het machineframe (2; 31) gemeten kan worden.

2. Onderstopmachine volgens conclusie 1, gekenmerkt, doordat in het gebied van het onderstop- en hef-richtaggregaat (39 respectievelijk 40) ten minste één meetinrichting (44, 45) voor het zonder aanraken meten van de hoogte- en/of dwarsverplaatsing van de spoorbaan (35) aan het machineframe (31) 55 aangebracht is.

3. Onderstopmachine volgens conclusie 1 of 2, gekenmerkt, doordat in het gebied van het onderstop-richtaggregaat (39 respectievelijk 40) een als laser-afstandsensor uitgevoerde hoogtemeetinrichting (45) I ·..»·»*· ···.·· 5 194763 . voor het zonder aanraken meten van de loodrecht naar het spoorbaanvlak reikende afstand tussen referentiebasis (43) en rail (34) aan het machineframe (31) bevestigd is.

4. Onderstopmachine volgens conclusie 1, 2 of 3, gekenmerkt, doordat in het gebied van het onderstop- en hef-richtaggregaat (39 respectievelijk 40) een als CCD-regelcamera (48) uitgevoerde meetinrichting (44) 5 voor het zonder aanraken meten van de, dwars ten opzichte van de langsrichting van de machine reikende, dwarsverschuifbeweging van de spoorbaan met betrekking tot de referentiebasis (43) aan het machineframe (31) bevestigd is.

5. Onderstopmachine volgens één der conclusies 1-4, gekenmerkt, doordat tussen de rails (34) en de aan het machineframe (31) bevestigde meetinrichting (44, 45) een evenwijdig aan het spoorbaanvlak reikende 10 en met een aan een spoorbaan afrolbare meetwielas (46) verbonden basisplaat (50) opgesteld is.

6. Onderstopmachine volgens conclusie 5, gekenmerkt, doordat op het naar de meetinrichting (44, 45) toegekeerde oppervlak van de basisplaat (50) een lichtdiode (51) opgesteld is.

7. Onderstopmachine volgens een der conclusies 1-6, gekenmerkt, doordat de onderstopmachine is ingericht voor continu werkend voortrijden met een ten opzichte van het machineframe overlangs verschuif- 15 bare, met de onderstop- en hef-richtaggregaten verbonden en in een eindgebied via een eigen rijwerk op de spoorbaan steunend aggregaatframe, en doordat de hoogtemeetinrichting (45) en de meetinrichting (44) voor het registreren van dwarsverschuivingen van de spoorbaan in de langsrichting van de machine verschuifbaar aan het machineframe (31) gelagerd zijn.

8. Onderstopmachine volgens conclusie 7, gekenmerkt, doordat de meetinrichtingen (44, 45) met een 20 aandrijving voor overlangs verschuiven (47) verbonden zijn.

9. Onderstopmachine volgens conclusie 1, gekenmerkt, doordat een voor het vaststellen van de hoogte-ligging aanwezige, als potentiometer met een in de hoogte verstelbaar tastorgaan (22) voor het aanliggen tegen de onderzijde van het machineframe (2) uitgevoerde en met een over de spoorbaan afrolbare meetwielas (19) verbonden hoogtemeetwaardegever (20) opgesteld is.

10. Onderstopmachine volgens én der conclusies 1-9, gekenmerkt, doordat in het gebied van eik rijstel (3) een meetinrichting (28) voor het waarnemen van de door het inveren van het rijstel (3) veroorzaakte hoogteverandering tussen aslagers en het rijwerkframe hieraan respectievelijk aan het machineframe (2) aangebracht is. Hierbij 1 blad tekening