NL194327C - Schuifdaksamenstel voor motorvoertuigen. - Google Patents

Schuifdaksamenstel voor motorvoertuigen. Download PDF

Info

Publication number
NL194327C
NL194327C NL9102038A NL9102038A NL194327C NL 194327 C NL194327 C NL 194327C NL 9102038 A NL9102038 A NL 9102038A NL 9102038 A NL9102038 A NL 9102038A NL 194327 C NL194327 C NL 194327C
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
roof
sliding roof
wind deflector
movement
edge
Prior art date
Application number
NL9102038A
Other languages
English (en)
Other versions
NL194327B (nl
NL9102038A (nl
Inventor
Thomas Becker
Albert Schlapp
Gunther Pfeifer
Original Assignee
Rockwell Golde Gmbh
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Rockwell Golde Gmbh filed Critical Rockwell Golde Gmbh
Publication of NL9102038A publication Critical patent/NL9102038A/nl
Publication of NL194327B publication Critical patent/NL194327B/nl
Application granted granted Critical
Publication of NL194327C publication Critical patent/NL194327C/nl

Links

Classifications

    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B60VEHICLES IN GENERAL
    • B60JWINDOWS, WINDSCREENS, NON-FIXED ROOFS, DOORS, OR SIMILAR DEVICES FOR VEHICLES; REMOVABLE EXTERNAL PROTECTIVE COVERINGS SPECIALLY ADAPTED FOR VEHICLES
    • B60J7/00Non-fixed roofs; Roofs with movable panels, e.g. rotary sunroofs
    • B60J7/22Wind deflectors for open roofs
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B60VEHICLES IN GENERAL
    • B60JWINDOWS, WINDSCREENS, NON-FIXED ROOFS, DOORS, OR SIMILAR DEVICES FOR VEHICLES; REMOVABLE EXTERNAL PROTECTIVE COVERINGS SPECIALLY ADAPTED FOR VEHICLES
    • B60J7/00Non-fixed roofs; Roofs with movable panels, e.g. rotary sunroofs
    • B60J7/02Non-fixed roofs; Roofs with movable panels, e.g. rotary sunroofs of sliding type, e.g. comprising guide shoes
    • B60J7/04Non-fixed roofs; Roofs with movable panels, e.g. rotary sunroofs of sliding type, e.g. comprising guide shoes with rigid plate-like element or elements, e.g. open roofs with harmonica-type folding rigid panels
    • B60J7/05Non-fixed roofs; Roofs with movable panels, e.g. rotary sunroofs of sliding type, e.g. comprising guide shoes with rigid plate-like element or elements, e.g. open roofs with harmonica-type folding rigid panels pivoting upwardly to vent mode and moving downward before sliding to fully open mode
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B60VEHICLES IN GENERAL
    • B60JWINDOWS, WINDSCREENS, NON-FIXED ROOFS, DOORS, OR SIMILAR DEVICES FOR VEHICLES; REMOVABLE EXTERNAL PROTECTIVE COVERINGS SPECIALLY ADAPTED FOR VEHICLES
    • B60J7/00Non-fixed roofs; Roofs with movable panels, e.g. rotary sunroofs
    • B60J7/02Non-fixed roofs; Roofs with movable panels, e.g. rotary sunroofs of sliding type, e.g. comprising guide shoes
    • B60J7/04Non-fixed roofs; Roofs with movable panels, e.g. rotary sunroofs of sliding type, e.g. comprising guide shoes with rigid plate-like element or elements, e.g. open roofs with harmonica-type folding rigid panels
    • B60J7/053Non-fixed roofs; Roofs with movable panels, e.g. rotary sunroofs of sliding type, e.g. comprising guide shoes with rigid plate-like element or elements, e.g. open roofs with harmonica-type folding rigid panels sliding with final closing motion having vertical component to attain closed and sealed condition, e.g. sliding under the roof

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • Power-Operated Mechanisms For Wings (AREA)
  • Body Structure For Vehicles (AREA)
  • Seal Device For Vehicle (AREA)
  • Roof Covering Using Slabs Or Stiff Sheets (AREA)
  • Air-Conditioning For Vehicles (AREA)
  • Closing And Opening Devices For Wings, And Checks For Wings (AREA)

Description

1 194327
Schuifdaksamenstei voor motorvoertuigen
De uitvinding betreft een schuifdaksamenstei voor motorvoertuigen met een aan zijn voorrand in een dakuitsparing om een vaste zwenkas zwenkbaar, voorste windkeerscherm en een in de dakuitsparing 5 verschuifbaar geleid achterste schuifdak, dat bij gesloten dak tezamen met het windkeerscherm, op de achterrand waarvan het schuifdak daarbij met zijn voorrand aansluit, de dakuitsparing opvult en welk schuifdak bij uitgezwenkt windkeerscherm na het neerlaten van de achterrand daarvan geheel of gedeeltelijk tot onder het achterste, vaste dakvlak verschuifbaar is, waarbij voor de verstelbewegingen van zowel het windkeerscherm alsook voor het schuifdak eenzelfde schroefdraadkabel-aandrijfinrichting wordt gebruikt.
10 Bij een dergelïjk uit DE-C-3.435.791 bekend schuifdaksamenstei wordt, door middel van een hand- of elektrische aandrijving via een bedieningskabei en uitzeteiementen bij gelijkblijvende draairichting van de aandrijving, uitgaande van de gesloten stand van het windkeerscherm en van het schuifdak eerst het windkeerscherm uitgezet, vervolgens de achterrand van het schuifdak neergelaten en, tenslotte, het schuifdak in schuine stand bij voortdurend uitgezet windkeerscherm onder het achterste, vaste dakvlak 15 geschoven. Hierbij kan, bij het bereiken van de afzonderlijke posities de aandrijving tot stilstand worden gebracht Met deze bewegingsafloop kan, bij uitgezet windkeerscherm en gesloten schuifdak een tochtvrije ventilatie van de inwendige ruimte van het voertuig worden bereikt. De dakopening kan ook nagenoeg volledig vrijgelegd worden, doordat het schuifdak onder het achterste dakvlak wordt geschoven.
Teneinde bij gesloten schuifdak van dit bekende schuifdaksamenstei voldoende ontluchting van de 20 inwendige ruimte van het voertuig te bereiken, moet het windkeerscherm met zijn achterrand, onder het afleggen van een grote uitzethoek omhoog gezwenkt worden, teneinde een voldoende grote luchtspleet ten opzichte van de voorrand van het gesloten schuifdak te verkrijgen. Daardoor steekt de achterrand van het windkeerscherm in aanzienlijke mate uit boven het met het dakvlak strokende dakvlak, hetgeen niet slechts tot een verhoging van de luchtweerstand van het voertuig leidt, doch tevens tot het rijcomfort verminderend 25 stromingslawaai. Verder moet, bij dit bekende schuifdaksamenstei, het om een zich in de nabijheid van de schuifdak-voorrand bevindende zwenkas omlaag gezwenkt schuifdak in een hellende stand bij de openings-verschuivingsbeweging tot onder het vaste dakvlak worden geschoven. Daarvoor is een aanzienlijke afstand tussen het vaste dakvlak en de, naar het inwendige van het voertuig toe gelegen bodem van de schuifdak-opneemcassette noodzakelijk. Het gevolg hiervan is dat de hoogte van de inwendige ruimte van het voertuig 30 kleiner wordt en aldus de vrije ruimte boven het hoofd wordt beperkt
Aan de uitvinding ligt nu het probleem ten grondslag, de luchtuitwisseling tussen de inwendige ruimte van het voertuig en e omgeving te verbeteren bij gelijktijdige vermindering van de aërodynamische weerstand en de constructiehoogte van het schuifdaksamenstei.
Dit overeenkomstig de uitvinding aan de orde gestelde probleem wordt, uitgaande van een schuifdak-35 samenstel van de in de aanhef vermelde soort volgens de uitvinding opgelost doordat het schuifdak vanuit zijn sluitstand in de zin van een neerwaartse beweging met zijn voorrand zwenkbaar is om een, in de nabijheid van zijn achterrand aangebrachte zwenkas (stuurstiften), waardoor tussen de achterrand van het windkeerscherm en de voorrand van het schuifdak een beluchtingsspleet van instelbare hoogte te vormen is, waarbij het schuifdak slechts bij volledig uitgezwenkt windkeerscherm voor het neerlaten van zijn 40 voorrand voor het uitvoeren van een zwenkbeweging aandrijfbaar is, en dat de achterrand van het schuifdak eerst na het dalen van zijn voorrand neer te laten is en volledig neergelaten schuifdak tot onder het achterste, vaste dakvlak verschuifbaar is.
Hierdoor kan worden volstaan met een betrekkelijk kleine uitzwenkhoek voor het windkeerscherm, aangezien de neergelaten voorrand van het schuifdak een betrekkelijk grote beluchtingsspleet mogelijk 45 maakt. Aangezien verder bij het uitgevonden schuifdaksamenstei nu aanvullend op het neerzwenken met de voorrand de achterrand wordt neergelaten, kan het schuifdak in een stand, welke ongeveer evenwijdig aan zijn sluitstand verloopt, bij de openingsverschuifbewe'ging tot onder het achterste vaste dakvlak worden geschoven. Daardoor kan de constructiehoogte van het schuifdaksamenstei klein worden gehouden.
Door de volgens de uitvinding mogelijk gemaakte, kleinere uitzethoek van het windkeerscherm wordt de 50 dakcontour en daardoor ook het omstromingsgedrag slechts in betrekkelijk geringe mate verstoord. Daarbij bevindt zich de ontluchtingsopening in het bereik van de hoogste onderdruk van de luchtstroming, zodat zelfs bij slechts met een kleine zwenkhoek uitgezet windkeerscherm een grote hoeveelheid passerende lucht wordt bereikt. Door het met kleine uitzethoek uitgezette windkeerscherm wordt ook een kalmering van het eroverheen stromen en daardoor een daling van het stromingslawaainiveau bereikt.
55 Overeenkomstig een voordelige uitvoeringsvorm is erin voorzien, dat het windkeerscherm door in de richting van zijn uitzwenkstand werkzame veerkracht (bladveren) wordt belast en door een, door middel van de schroefdraadkabelaandrijfinrichting ongeveer horizontaal verplaatsbare, op het windkeerscherm of 194327 2 daarmee verbonden delen inwerkende wiginrichting (wigvlakken) in zijn sluitstand gehouden, bij verplaatsing van de wiginrichting in de openingsrichting geleidelijk tot het uitvoeren van een uitzwenkbeweging vrijgegeven wordt en bij verplaatsing van de wiginrichting in de sluitrichting tegen de veerkracht in tot het uitvoeren van een inzwenkbeweging gebracht wordt.
5 Op deze wijze wordt de aangegeven afloop van de beweging van het windkeerscherm bereikt, waarbij de uitzetbeweging door veerkracht wordt bewerkstelligd, terwijl het uitvoeren van de inzwenkbeweging gedwongen bestuurd wordt.
De verschuivingsbeweging en de daardoor gestuurde schuifdakbewegingen kunnen op voordeel biedende wijze worden gerealiseerd, wanneer aan weerszijden van de dakuitsparing met de kabelaandrijf-10 inrichting krachtoverbrengend aansluitend verbonden rollenwagens of dergelijke langs geleidingsrails ongeveer horizontaal verplaatsbaar zijn, waarbij aan elke rollenwagen een voorste en een achterste stuurstift is bevestigd, welke stuurstiften verschuifbaar steken in coulissenbanen van opzij aan het schuifdak bevestigde stuurcoulissen. Hierbij bewerkstelligen de stuurstiften niet slechte de verticale en horizontale schuifdakverplaatsing, doch werken tevens als zwenklegers bij het neerlaten van de voorrand en de 15 achterrand van het schuifdak. Bij het neerlaten van de voorrand zwenkt het schuifdak om de achterste stuurstiften en bij het neerlaten van de achterrand om de voorste stuurstiften.
In nadere uitwerking van de uitvindingsgedachte is er in voorzien dat een in zijn sluitstand het windkeerscherm en het schuifdak van onderen afdekkende hemelplaat ten opzichte van een, met de dakuitsparing corresponderende hemelopening verplaatsbaar en voor het uitvoeren van een hefbeweging beweegbaar 20 gelegerd is en voor de verplaatsingsbeweging krachtoverbrengend aansluitend is gekoppeld met de rollenwagen of dergelijke, waarbij de hemelplaat tijdens de uitzwenkbeweging van het windkeerscherm door een stuurinrichting (slede, stuurplaten en geleidingsstiften) tegelijkertijd uit de hemelopening uitgelicht en voor het vormen van een binnenste beluchtingsopening tussen de voorrand van de hemelplaat en de naburige rand van de hemelopening openingsrichting verplaatst is, terwijl het schuifdak nog in zijn sluitstand 25 wordt gehouden.
Op deze wijze wordt er veilig en betrouwbaar voor gezorgd, dat de hemelplaat reeds aanvankelijk door het verschuiven achterwaarts wordt verplaatst om een beluchtingsopening te verkrijgen welke aan de luchtspleet tussen de achterrand van het windkeerscherm met de voorrand van het schuifdak toegevoegd is.
Voor de gewenste bewegingsafloop van de elementen van het schuifdaksamenstel met inbegrip van de 30 hemelplaat heeft het verder de voorkeur dat de rollenwagens of dergelijke met de zijranden van de hemelplaat in horizontale richting krachtoverbrengend aansluitend en in verticale richting verschuifbaar gekoppeld zijn, en dat de stuurinrichting aan weerszijden van de hemelplaat verplaatsbaar gelegerde sleden omvat, waaraan stuurplaten zijn aangebracht, in geleidingssleuven waarvan aan de hemelplaat bevestigde voorste en achterste geleidingsstiften verschuifbaar ingrijpen, waarbij aan de sleden bijbehorende grendel-35 elementen zijn toegevoegd, door welke de sleden tijdens de hefbeweging van de hemelplaat en tijdens de, de beluchtingsopening vormende openingsverplaatsing van de hemelplaat vergrendeld zijn tegen verschuivingsbewegingen, doch daarna door de voorste geleidingsstiften ontgrendeld zijn en voor gemeenschappelijke, verdere openingsverplaatsing tezamen met de rollenwagens vrijgegeven zijn.
Uit GB 2.161.439 is een schuifdaksamenstel voor motorvoertuigen bekend, voorzien van een voorste 40 windkeerscherm en een daarop aansluitend stijf schuifdak. Het windkeerscherm is met een voorrand zwenkbaar in de dakuitsparing aangebracht. Het stijve schuifdak kan met een achterrand naar boven of beneden worden verzwenkt en in deze positie naar achteren worden geschoven tot respectievelijk boven of onder het vaste dakvlak, Daarbij bevindt de voorrand van het stijve schuifdak zich steeds op dezelfde hoogtepositie. Een dergelijk schuifdaksamenstel bezit de hiervoor beschreven nadelen, dat wil zeggen, ook 45 bij dit bekende schuifdaksamenstel moet de uitzethoek van het windkeerscherm worden vergroot om de luchtspleet te vergroten, hetgeen uit aërodynamisch oogpunt ongunstig is. Voorts zal het schuifdak bij het in de gekantelde stand naar achteren schuiven onder het dakvlak relatief veel ruimte in beslag nemen.
Voorts is uit DE 3.930.755 een ventilatiedak voor motorvoertuigen bekend, voorzien van een stijf schuifdak, waarvan in eerste instantie een voorrand neerwaarts kan worden verzwenkt, terwijl de achterrand 50 op dakhoogte blijft, waarna de achterrand kan worden neergelaten en het schuifdak in een nagenoeg horizontale stand achterwaarts onder het vaste dakvlak kan worden verschoven. Dit bekende ventilatiedak is echter niet voorzien van een windkeerscherm.
Nadere details en kenmerken volgens de uitvinding zullen in hetgeen thans volgt, aan de hand van een in 55 de tekening weergegeven voorkeursuitvoeringsvorm volgens de uitvinding worden toegelicht: figuur 1 is een bovenaanzicht met weggebroken gedeelten van een motorvoertuigdak met gesloten schuifdaksamenstel; 3 194327 figuur 2 is een gedetailleerd bovenaanzicht met afgebroken en gedeeltelijk opengebroken gedeelte van * het gesloten schuifdaksamenstel; figuur 3 is een langsdoorsnede-met-aanzicht van het volledig gesloten schuifdaksamenstel volgens de doorsnedelijn III—III in figuur 2; 5 figuur 4 is een met figuur 3 corresponderende langsdoorsnede-met-aanzicht bij uitgezwenkt windkeer-scherm; figuur 5 is een met figuur 3 corresponderende langsdoorsnede-met-aanzicht bij uitgezwenkt windkeer-scherm en met zijn voorrand neergelaten schuifdak; figuur 6 is een met figuur 3 corresponderende langsdoorsnede-met-aanzicht bij uitgezwenkt windkeer-10 scherm en ook met zijn achterrand, d.w.z. volledig neergelaten schuifdak; figuur 7 is een met figuur 3 corresponderende langsdoorsnede-met-aanzicht bij uitgezwenkt windkeer-scherm en tot het onder het achterste, vaste dakvlak in openingsrichting verschoven schuifdak; figuur 8 is een bovenaanzicht met afgebroken en gedeeltelijk opengebroken gedeelte op een schuifdak-zijde met het voorste bereik van een rollenwagen; 15 figuur 9 is een dwarsdoorsnede-met-aanzicht overeenkomstig het in figuur 8 met IX-IX aangegeven geknikte doorsnedeverloop; figuur 10 is een langsdoorsnede-met-aanzicht volgens de snijlijn X-X in figuur 8; figuur 11 is een bovenaanzicht met afgebroken en gedeeltelijk opengebroken gedeelte van de schuifdak-zijde overeenkomstig figuur 8, doch betrokken op het achterste gedeelte van de rollenwagen; 20 figuur 12 is een dwarsdoorsnede-aanzicht overeenkomstig het in figuur 11 geknikt verlopende doorsnedeverloop volgens de lijn XII—XII; figuur 13 is een langsdoorsnede-met-aanzicht volgens de doorsnedelijn XIII—XIII in figuur 11; figuur 14 is een bovenaanzicht met afgebroken en weggebroken gedeelte van een bij dezelfde schuifdak-zijde als de figuren 8 en 11 behorend zij-eindbereik van het windkeerscherm en de functiedelen daarvan; 25 figuur 15 is een langsdoorsnede-met-aanzicht overeenkomstig het geknikte doorsnede-snijlijnvertoop XV-XV in figuur 14; figuur 16 is een dwarsdoorsnede-met-aanzicht overeenkomstig de snijlijn XVI-XVI in figuur 14; figuur 17 is een bovenaanzicht met weggebroken en opengebroken gedeelten van een, bij dezelfde schuifdakzijde als in de figuren 8,11 en 14 behorende voorste hoek van de hemelplaat en de verbinding 30 daarvan met de rollenwagen; figuur 18 is een dwarsdoorsnede-met-aanzicht overeenkomstig de lijn XVIII—XVIII in figuur 17; figuur 19 is een bovenaanzicht met afgebroken gedeelte van één zijde van de hemelplaat en de daarbij behorende, eraan toegevoegde stuurinrichting; figuur 20 is een langsdoorsnede-met-aanzicht overeenkomstig de snijlijn XX-XX in figuur 19; 35 figuur 21 is een dwarsdoorsnede-met-aanzicht overeenkomstig de snijlijn XXI-XXI in figuur 19; figuur 22 is een dwarsdoorsnede-met-aanzicht overeenkomstig de snijlijn XXII-XXII in figuur 19; figuur 23 is een met figuur 3 corresponderende langsdoorsnede-met-aanzicht, doch zonder de bij het windkeerscherm en het schuifdak behorende, daaraan toegevoegde functiedelen, doch met de functiedelen van de zich in zijn sluitstand bevindende hemelplaat; 40 figuur 24 is een met figuur 4 corresponderende en overeenkomstig figuur 23 uitgevoerde langsdoorsnede-met-aanzicht bij geheven en aanvankelijk in openingsrichting verschoven hemelplaat; figuur 25 is een met figuur 5 corresponderende en overeenkomstig figuur 23 uitgevoerde langsdoorsnede-met-aanzicht bij geheven en aanvankelijk in openingsrichting verschoven hemelplaat; figuur 26 is een met figuur 6 corresponderende en overeenkomstig figuur 23 uitgevoerde 45 langsdoorsnede-met-aanzicht bij geheven en aanvankelijk in openingsrichting verschoven hemelplaat; figuur 27 is een met figuur 7 corresponderende en overeenkomstig figuur 23 uitgevoerde langsdoorsnede-met-aanzicht bij geheven en in openingsrichting verschoven hemelplaat
Het schuifdaksamenstel is in de tekening overzichtelijkheidshalve overwegend schematisch afgebeeld, 50 waarbij in verschillende aanzichten en doorsneden op zichzelf zichtbare delen ter vereenvoudiging weggelaten zijn, wanneer het in verband met de beschrijving op die bepaalde delen niet aankomt. In de tekening is slechts in de voorwaartse rijrichting van het voertuig linkerzijde van het schuifdaksamenstel afgebeeld, aangezien de rechterzijde in hoofdzaak volgens het spiegelbeeld daarvan is uitgevoerd.
Zoals bijvoorbeeld blijkt uit de figuren 2 tot 7, omgeeft een U-vormig draagframe 1 de dakuitsparing of 55 dakopening 2 onder de voorzijde en de beide langszijden van het dakvlak 3. De vrije framebenen strekken zich achterwaarts uit onder het dakvlak 3. Met het van de dakuitsparing 2 buitenwaarts gerichte been 4 van het draagframe 1 zijn geleidingsrails 5 verbonden langs de beide langszijden van de dakuitsparing 2 onder 194327 4 het vaste dakvlak 3. De geleidingsrails 5 strekken zich van de dakuitsparingsvoorrand 6 tot voorbij de achterrand onder het achterste dakvlak 3 uit.
Zoals bijvoorbeeld de figuren 9 en 12 verduidelijken, heeft elk van de volgens eikaars spiegelbeeld aangebrachte geleidingsrails 5 in dwarsdoorsnede een bevestigingsflens 7 en een hierop aansluitende 5 geleidingsflens 8, bij welke tegenover elkaar gelegen geleidingsbanen 9 concaaf gevormd zijn. Tussen elkaar in sluiten de geleidingsbanen 9 een opzij naar binnen toe open kabefgeleidingskanaal 10 in. Een U-vormig waterkanaal 11 bevindt zich onder de geleidingsrails 5. Het omgeeft de dakuitsparing 2 aan de voorzijde en de achterzijde en strekt zich met zijn achtereinden uit onder het achterste dakvlak 3. De dwarsdoorsnede ervan is Z-vormig. Op zijn buitengelegen, opwaarts gerichte wand 12 sluit, onder een 10 rechte hoek horizontaal gericht een bevestigingsflens 13 aan, welke in hoofdzaak met de bevestigingsflens 7 van het draagframe 1 in congruente overeenstemming en daaraan opzij met tussenvoeging van de bevestigingsflens 7 van de geleidingsrail 5 bevestigd is. In de nabijheid van de naar de dakuitsparing 2 gerichte binnenrand van het horizontale been 14 van het waterkanaal 11 is een naar boven gericht, Y-vormig afdichtprofiel 15 als binnenste waterkanaalbegrenzing aangebracht. Het afdichtprofiel 15 strekt 15 zich langs de volle lengte van het waterkanaal 11 uit.
Zoals bijvoorbeeld uit figuur 2 blijkt, bevinden zich aan de geleidingsrails 5 aan weerszijden van de dakuitsparing 2 voorste en achterste geleidingslichamen 16, respectievelijk 17. Zij hebben een U-vormig dwarsprofiel zoals voor het achterste geleidingslichaam 17 in figuur 12 aangeduid. Hun vrije benen zijn naar voren respectievelijk naar achteren toe verlengd en vormen legerplaten 18 voor walsvormige, convex 20 uitgevoerde rollen 19. Telkens twee rollen 19 zijn zodanig boven elkaar in de legerplaten 18 draaibaar gelegerd, dat zij tegen de geleidingsbanen 9 ‘van de geleidingsrail 5 aan de bovenzijde en de onderzijde met zeer geringe speling aan liggen. Aan weerszijden van de dakuitsparing zijn de voorste en de achterste geleidingslichamen 16 en 17 via een zijribbe 20 tot een rollenwagen 28 zodanig verbonden, dat de beide voorste rollen 19 naar voren en de beide achterste rollen 19 naar achteren gekeerd zijn. Zowel aan het 25 voorste als aan het achterste geleidingslichaam 16 en 17 van de rollenwagen zijn binnenwaarts gerichte stuurstiften 21, respectievelijk 22 bevestigd. Het achterste geleidingslichaam 17 van de rollenwagen is via een meenemerribbe 23 met een aandrijfkabel 24 verbonden.
De aandrijfkabel 24 is een flexibele schroefdraadkabel met schroefvormige arbeidswikkeling. De kabel 24 wordt in het enkele geleidingskanaal 10 van de geleidingsrail 5 in langsrichting verplaatsbaar trekvast en 30 drukvast geleid. De meenemerribbe 23 tussen het achterste geleidingslichaam 17 en de kabel 24 bereikt dóór de sleuf van het opzij open kabefgeleidingskanaal 10. In de vooreinde van de geleidingsrails 5 zijn, in de kabelgeleidingskanalen 10 buizen 25 voor de verdere geleiding van de kabel ingestoken, zoals aangeduid is in de figuren 2 en 8. De andere, naar het midden van het voertuig gerichte einden van de buizen 25 zijn zodanig in een aandrijfligger 26 opgenomen, dat de in de buizen 25 geleide aandrijfkabels 24 35 onderling evenwijdig verlopen en met hun arbeidswikkelingen samenwerken met de tanden van een rondsel 27. Bij draaiend rondsel 27 worden derhalve de kabels 24 op de wijze van een heugel tegen elkaar in, in langsrichting verplaatst De aandrijfligger 26 is in het midden van de voorrand 6 van de dakuitsparing centrisch aan het draagframe 1 bevestigd. Het rondsel 27 kan door middel van handaandrijving of door middel van een elektromotor worden geroteerd.
40 De aan de beide rollenwagens 28 binnenwaarts gerichte voorste en achterste stuurstiften 21 en 22 werken samen met voorste en achterste stuurcoulissen 29 resp. 30 aan weerszijden van het schuifdak 31, zoals speciaal blijkt uit de figuren 8 tot 13.
Het schuifdak 31 vult in zijn sluitrand het achterste deel van de dakuitsparing 2 op (figuur 1 en 2). Het schuifdak is ééndelig uit plaatmateriaal gevormd en zodanig schaalvormig uitgevoerd, dat, uitgaande van 45 een met de dakcontour gelijk werk makend bovenste dakvlak aan alle vier zijden loodrecht omlaag gerichte omgezette randen 32 rondgaand aangevormd zijn, welke aansluitend horizontaal rondgaand naar buiten toe zijn voortgezet. De buitenrand van het schuifdak 31 volgt op afstand het verloop van de achterste en de zich opzij bevindende dakuitsparingsrand. De voorrand van het schuifdak 31 is onder het vormen van zijuitsteeksels 33 binnenwaarts gevormd, zodat de voorste schuifdakrand een achterwaarts gerichte 50 instulping bevat. De op de omlaag gerichte, loodrechte omgezette randen 32 van het schuifdak aansluitende, horizontale randen 34 strekken zich zowel onder het achterste alsook onder het zich opzij bevindende vaste dakvlak 3 uit. Zij zijn als wateropvangkanalen 35 uitgevoerd en steken onder de rand van de dakuitsparing 2. Hun zijdeel komt in dwarsdoorsnede overeen met die van een randspleetafdichting 36, welke van onderen opgestoken is op de naar omlaag toe omgezette dakuitsparingsrand. Het vrije, omhoog 55 gerichte been van het zich opzij bevindende wateropvangkanaal 35 bevat aan zijn boveneinde een horizontaal buitenwaarts gericht afgebogen gedeelte 38. Op dit afgebogen gedeelte 38 is zowel de voorste als de achterste stuurcoulisse 29 en 30 opgestoken en bevestigd. Aanvullend zijn aan de zijranden van het 5 194327 deksel 31 geprofileerde, onder het wateropvangkanaal 35 ingrijpende bevestigingsplaten 33 aangebracht, waarop de stuurcoulissen 29 en 30 ter bevestiging eveneens zijn opgestoken.
Het voorste deel van de dakuitsparing wordt opgevuld door een windkeerscherm 40. Dit is als stijve dakplaat uitgevoerd, welks bovenste vlak de dakcontour volgt. De rand daarvan is rondgaand naar onderen 5 omgebogen. Op het zijgedeelte en het achterste gedeelte van de rand is een afdichtprofiel 41 van onderen uit opgestoken, zoals bijvoorbeeld uit de langsdoorsnedeafbeeldingen van de figuren 3 tot 7 blijkt. Met zijn voorrand is het windkeerscherm via zwenklegers 42 bevestigd aan een draagplaat 43, welke aan de voorste dakuitsparingsrand onder het vaste dakvlak 3 tussen draagframe 1 en waterkanaal 11 bevestigd is en, onder het vormen van een watergoot 44 naar de dakuitsparing 2 toe uitsteekt Via zich opzij bevindende, 10 voorwaarts gerichte armen 45 en daaraan bevestigde, naar buiten gerichte pennen 46 verkeert het windkeerscherm 4C in werkzame verbinding met wigvlakken 47, welke aangevormd zijn aan de vooreinden van de rollenwagens 28 zoals verduidelijkt in de figuren 14 tot 16. Het vrijgeven van de zwenkbeweging van het windkeerscherm 40 geschiedt door langsverplaatsing van de aan de rollenwagens 28 vaste oploopachtige wigvlakken 47. De zwenkbeweging zelf geschiedt via bladveren 48, welke opzij aan de draagplaat 43 15 bevestigd zijn en waar voorwaarts gerichte armen 45 van het windkeerscherm 40 op inwerken. In gesloten toestand steekt de achterrand van het windkeerscherm met opgestoken afdichtprofiel 41 tot in de, als watergoot 49 uitgevoerde voorrand van het schuifdak 31.
Uitgaande van de bijvoorbeeld in figuur 3 weergegeven sluitstand van het schuifdaksamenstel, waarin het windkeerscherm 40 en het schuifdak 31 de dakuitsparing 2 afsluiten, worden door het in een draaiende 20 beweging gebrachte aandrijfrondsel 27 de schroefdraadkabels 24 in de kabelgeleidingen in tegengestelde richting in langsrichting verplaatst. De zich in de kabelgeleidingskanalen 10 van de geleidingsrails 5 bevindende kabelgedeelten zijn vast met de rollenwagens 28 verbonden. Daardoor worden die rollenwagens langs de geleidingsrails bij bediening van de aandrijving in langsrichting verplaatst De van de wigvlakken 47 voorziene vooreinden van de rollenwagens 28 geven bij verplaatsing van die rollenwagens achterwaarts 25 eerst de uitzetbeweging van het onder veerwerking staande windkeerscherm 40 vrij, doordat de wigvlakken onder de naar opzij uitstekende pennen 46 van de windkeerschermarmen 45 wegglijden. Het windkeerscherm 40 zwenkt om zijn legers 42 door inwerking van de bladveren 48 met zijn achterrand onder vorming van een ventilatie-ontluchtingsspleet 85 tot in de in figuur 4 weergegeven stand.
Blijkens de figuren 8 tot 10 voor het voorste deel en 11 tot 13 voor het achterste deel werken de zich in 30 de rollenwagens 28 bevindende stuurstiften 231, 22 samen met coulissenbanen 50 respectievelijk 51 in de voorste en achterste stuurcoulissen 29 en 30. Het verloop van de coulissenbaan 50 in elke voorste stuurcoulisse 29 (figuur 10) begint eerst met een voorste, horizontaal gedeelte 52. Hierop sluit een middelste, naar boven oplopend gedeelte 53 aan, dat in aansluiting daarop overgaat in een achterste, langgerekt horizontaal gedeelte. De coulissenbanen 51 in elke achterste stuurcoulisse 30 (figuur 13) 35 beginnen met een langgerekt horizontaal, voorste gedeelte 55. Hierop sluit een omhoog lopend middelste gedeelte 56 aan, dat zich in een horizontaal achterste gedeelte 57 voortzet.
Tijdens de, de zwenkbeweging van het windkeerscherm 40 vrijgevende achterwaartse beweging van de rollenwagen 28 verplaatst zich de voorste stuurstift 21 in het voorste horizontale gedeelte 52 van de coulissenbaan 50 van de voorste stuurcoulisse 29. De achterste stuurstift 22 verplaatst zich daarbij in het 40 voorste horizontale gedeelte 55 van de achterste stuurcoulisse 30. Door de geleiding van beide stuurstiften 21,22 in horizontale richting blijft het schuifdak 31 tijdens de zwenkbeweging van het windkeerscherm 40 aanvankelijk in zijn ruststand, d.w.z. gesloten. Na beëindiging van de uitzwenkbeweging van het windkeerscherm 40 is de eerste ontiuchtingsstand bereikt. Wanneer deze onveranderd behouden moet blijven, wordt de aandrijving stopgezet 45 . Wanneer de ontluchtende werking moet worden versterkt, wordt aanvullend de voorrand van het schuifdak 31 op de volgende wijze neergelaten. Door het activeren van de aandrijving worden de rollenwagens 28 verder achterwaarts verplaatst. Daarbij komt de voorste stuurstift 21 in het middelste gedeelte 53 van de coulissenbaan 50 in de voorste stuurcoulisse 29 terecht. De achterste stuurstift 22 verplaatst verder iri het voorste, horizontale gedeelte 55 van de coulissenbaan 51 van de achterste stuurcoulisse 30.
50 Daardoor wordt de voorrand van het schuifdak omlaag verplaatst, terwijl de achterrand ongeveer in de met het dakvlak 3 gelijk werk makende ligging blijft zitten, zoals blijkt uit figuur 5.
De tweede ontiuchtingsstand kan eveneens door het stopzetten van de aandrijving worden gehandhaafd.
Wanneer het schuifdak 31 voor het volledig of gedeeltelijk vrijmaken van de dakuitsparing 2 naar achteren onder het vaste dakvlak 3 moet worden verplaatst, wordt dit door het opnieuw activeren van de 55 aandrijving bereikt. De rollenwagens 28 worden verder achterwaarts verplaatst De voorste stuurstift 21 verplaatst zich daarbij in het achterste, horizontaal verlopende gedeelte 54 van de coulissenbaan 50 in de voorste stuurcoulisse 29. De achterste stuurstift 22 glijdt tegelijkertijd in het naar boven oplopende middelste 194327 6 gedeelte 56 van de coulissenbaan 51 van de achterste stuurcoulisse 30. Daardoor wordt ook de achterrand van het schuifdak neergelaten zoals blijkt uit figuur 6.
Zoals bijvoorbeeld blijkt uit de figuren 11 en 12 is aan elke schuifdakzijkant een neerhouder 58 bevestigd, welke zich in deze stand van stuurstiften en coulissenbanen met een omlaag gericht haakvormig 5 einde 59 boven een vensterachtige uitsparing 60 in een T-vormige ribbe 61 bevindt, welke nabij de binnenrand van het zich opzij bevindende waterkanaal 11 en eendelig daarmee van de horizontale bodem naar boven toe uitsteekt. De T-vormige ribbe 61 strekt zich over de volle lengte van het zich opzij bevindende waterkanaal 11 uit. Bij de neerwaartse beweging van de achterrand van het schuifdak komt het haakvormige einde 59 van de neerhouder 58 na het passeren dóór de uitsparing 60 terecht onder het 10 horizontale been van de ribbe 61. Het schuifdak 31 bevindt zich nu in de horizontale langsverschuivings-positie. De stuurstiften 21,22 liggen tegen de einden van de coulissenbanen 50 respectievelijk 51 aan, zodra de achterste stuurstift 22 nog het horizontale, achterste gedeelte 57 van de coulissenbaan 51 van de achterste coulisse 30 heeft doorlopen. Een onwillekeurig oplichten van de achterrand van het schuifdak tijdens de verschuivingsbeweging is door de ingrijping van de neerhouder met de T-vormige ribbe uitgeslo-15 ten.
Tijdens de verdere achterwaartse beweging van de rollenwagens 28 wordt het in zijn geheel omlaag verplaatste schuifdak 31 via de, op de einden van de coulissenbanen 50,51 aangrijpende stuurstiften 21, resp. 22 onder het achterste dakvlak 3 geschoven (figuur 7), waarbij het haakvormige einde 59 van de neerhouder 58 onder het horizontale dwarsbeen van de ribbe 61 wordt geleid.
20 De gehele afloop van de beweging van het zwenken van het windkeerscherm tot de verplaatsing van het schuifdak kan ook met ononderbroken aandrijfbediening worden bereikt. Door onderbreking van de aandrijving kan elke tussenstand worden ingesteld.
Het sluiten van schuifdak en windkeerscherm verloopt in hoofdzaak in omgekeerde volgorde, waarbij de samenwerking van neerhouder 58 en ribuitsparing 60 ervoor zorgen, dat de optilbeweging van de achter-25 rand van het schuifdak eerst begint, wanneer dat zich in horizontale stand nauwkeurig onder de dak-uitsparing bevindt (figuur 6). Deze positie is bereikt, wanneer de ribuitsparing 60 het passeren van de neerhouder 58 vrijgeeft. Tijdens^de voorwaartse verplaatsing van het schuifd'i' heeft het haakvormige einde 59 van de neerhouder 58 door zijn aanslag van onderen tegen het dwarsbeen van de ribbe 61 een hefbeweging van de schuifdakachterrand verhinderd.
30 Ter nadere toelichting van de wijze van aanbrenging en inrichting van de hemelplaat wordt thans verwezen naar de figuren 17 tot 27. In de, de inwendige voertuigruimte naar boven toe begrenzende dakbekledingsschaal 62 is, onder de dakuitsparing 2 een hemelopening 63 uitgesneden. De grootte ervan komt in hoofdzaak overeen met de dakuitsparing 2. De voorrand 64 en de beide zijranden 65 van de hemelopening 63 worden begrensd door de binnenranden van het waterkanaal 11. De achterrand 66 35 bevindt zich onder de achterste dakuitsparingsrand en eindigt gelijk daarmee. De voorrand 64 en de zijranden 65 van de hemelopening 63 zijn om de benen van de betrokken randen van het waterkanaal 11 omgebogen en eraan bevestigd.
In de hemelopening 63 is een hemelplaat 67 zodanig ingezet, dat de onderzijde ervan gelijk werk maakt met het vlak van de dakuitsparingsschaal 62. De zijranden 68 van de hemelplaat 67 zijn rondgaand naar 40 boven en aan de einden naar opzij buitenwaarts omgebogen, zodat deze van bovenaf op de hemel-openingsranden 64 tot 66 komen te liggen. Met elk van de zijranden 68 van de hemelplaat 67 is een voorste en een achterste geleidingsstift 69 respectievelijk 70 vast verbonden. De vrije einden van de geleidingsstiften 69, 70 zijn buitenwaarts gericht en werken samen met een zich opzij hiervan bevindende stuurplaat 71 respectievelijk 72. De beide stuurplaten 71, 72 vormen bestanddeel van een slede 73, welke 45 in langsrichting verplaatsbaar op de T-vormige ribbe 61 van de horizontale bode van het zich opzij bevindende waterkanaal 11 is aangebracht (figuur 20).
De naar boven gerichte stuurplaten 71, 72 zijn voorzien van geleidingssleuven 74 respectievelijk 75, waar de geleidingsstiften 69 repectievelijk 70 van de hemelplaat 67 in steken. De geleidingssleuven 74, 75 van de stuurplaten 71, 72 hebben hetzelfde verloop. Deze zijn onderverdeeld in een eerste horizontaal 50 gedeelte 76, een daarop aansluitend, naar boven oplopend tweede gedeelte 77, dat op loodrechte afstand ten opzichte van het eerste gedeelte 76, met een derde gedeelte 78 horizontaal is voortgezet
Aan de voorste stuurplaat 71, bevindt zich nabij de geleidingssleuf 74 een grendelelement 79, dat met een omlaag gerichte neusprofilering 80 ingrijpt in een uitsparing 81 aan de T-vormige ribbe 61 van de bode van het waterkanaal 11 en daardoor een verplaatsing van de slede 73 blokkeert Het boveneinde 82 van het 55 grendelelement 79 bevindt zich bij het derde horizontale gedeelte 78 van de geleidingssleuf 74 en maakt derhalve In samenwerking met de voorste geleidingsstift 69 een opheffing van de blokkering mogelijk.
Zolang een vergrendeling van de slede 73 met de T-vormige ribbe 61 bestaat, kunnen zich de geleidings- 7 194327 stiften 69, 70 van de hemelplaat 67 en daardoor ook de hemelplaat zelf slechts door de geleidingssleuven 74,75 heen verplaatsen.
De hemelplaat 67 verkeert via voorste aan de rollenwagens 28 vast aangebrachte verbindingsarmen 83 in aandrijfwerkzame verbinding met de rollenwagens 28 en wordt door deze synchroon verplaatst, zoals 5 blijkt uit figuur 17. Uitgaande van de gesloten schuifdakstand bevinden zich de rollenwagens 28 in hun voorste stand. De hemelplaat 67 bevindt zich hierbij binnen de hemelopening 63 en is via de verbindingsarmen 83 verbonden met de rollenwagens 28. De sleden 73 met hun stuurplaten 71, 72 zijn met de T-vormige ribben 61 van de bodem van het waterkanaal 11 vergrendeld door grendelelement 79 en daardoor stationair. De geleidingsstiften 69, 70 van de hemelplaat 67 verkeren in ingrijping met de eerste horizontale 10 gedeelten 76 van de geleidingssleuven 74, 75 van de stuurplaten.
Een verplaatsing van de rollenwagens 28 achterwaarts door bediening van de aandrijving bewerkstelligt allereerst een zwenkbeweging van het windkeerscherm 40 naar boven. Terwijl de rollenwagens 28 het wegfraject tot aan het einde van de zwenkbeweging van het windkeerscherm 40 afleggen, wordt de door de rollenwagens 28 bewogen hemelplaat 67 via de geleidingsstiften 69, 70 eerst uit de hemelopening 63 15 schuin naar boven opgelicht, aangezien de geleidingsstiften 69, 70 worden geleid in de naar boven oplopende geleidingssleufgedeelten 77 van de vastgezette stuurplaten 71, 72. Om het oplichten van de hemelplaat 67 achterwaarts naar boven toe niet te belemmeren, is de achterrand 66 van de hemelopening 63 onder een hoek afgeschuind, welke kleiner is dan de hellingshoek van de schuin omhoog oplopende gedeelten 77 van de geleidingssleuven 74,75.
20 Nog tijdens de verplaatsing van de rollenwagens 28 voor het uitzwenken van het windkeerscherm 40 komen de geleidingsstiften 69,70 van de hemelplaat 67 terecht in het derde horizontale gedeelte 78 van de geleidingssleuven 74, 75. Hierdoor wordt de nu geheven hemelplaat 67 ten opzichte van de nog stationaire slede 73 over een geringe weglengte achterwaarts verplaatst, teneinde een binnenste beluchtingsopening 84 in samenwerking met de, door het uitgezwenkte windkeerscherm verkregen luchtspleet 85 te verkrijgen. 25 Deze situatie is afgebeeld in figuur 24.
Een voortgezette verplaatsing van de rollenwagens 28 in achterwaartse richting bewerkstelligt het reeds beschreven dalen van de voorrand van het schuifdak 31. Terwijl de rollenwagens 28 het wegtraject tot aan het einde van de neerwaartse beweging van de schuifdakvoorrand afleggen, wordt de hemelplaat 67 via zijn geleidingsstiften 69, 70 verder in de derde, horizontale gedeelten 78 van de geleidingssleuven 74, 75 in de 30 nog steeds vergrendelde stuurplaten 71, 72 achterwaarts verplaatst, totdat de voorrand van de hemelplaat 67 ongeveer gelijk werk maakt met de neergelaten schuifdakvoorrand (figuur 25). Met deze beweging wordt de binnenste beluchtingsopening 84 verder vergroot en rekening gehouden met de vergrote buitenste beluchtingsspleet 85.
Wanneer de schuifdakopeningshandeling wordt voortgezet en daarbij de rollenwagens 28 verder naar 35 achteren worden verplaatst, wordt de schuifdakachterrand neergelaten en komt het schuifdak 31 terecht in een horizontale verschuivingsstand (figuur 26). De voorste geleidingsstift 69 van de hemelplaat 67 heeft in het derde, horizontale gedeelte 78 van de geleidingssleuf 74 in de stuurplaat 71 het boveneinde 82 (figuur 20) van het grendelelement 79 bereikt en zwenkt dit om een draaitap 87, zodat de onderste neusprofilering 80 van het grendelelement 79 uit de uitsparing 81 aan de T-vormige ribbe 61 wordt verplaatst. De 40 vergrendeling is nu opgeheven en de sleden 73 met de stuurplaten 71, 72 worden met de geleidingsstiften 69, 70 van de hemelplaat 67, welke nu de einden van de geleidingssleuven 74 respectievelijk 75 bereikt hebben, synchroon met het schuifdak 31 achterwaarts verplaatst. Tijdens het verdere verloop van de verplaatsingsbeweging van het schuifdak 31 onder bet achterste dakvlak 3 wordt door de rollenwagens 28 via de verbindingsarmen 83 de hemelplaat 67 eveneens onder het dakvlak 3 verschoven. Deze neemt, bij 45 de verschuifbeweging steun op de zich opzij bevindende stuurplaten 71, 72. Het sluiten van de hemelplaat verloopt in hoofdzaak in omgekeerde volgorde.
Bij de ontgrendelende zwenkbeweging van het grendelelement 79 komt een naar boven uitstekende nok 88 (figuur 20) terecht nabij het horizontale gedeelte 78 van de geleidingssleuf 74. Deze nok 88 zorgt na het hiertegen aanlopen van de geleidingsstift 69 van de hemelplaat 67 bij de verschuivingsbeweging in de 50 sluitrichting van het schuifdak 31 voor het terugzwenken van het grendelelement 79 tot aan ingrijping van de neusprofilering 80 in de uitsparing 81 en daardoor weer voor een vergrendeling van de slede 73.

Claims (5)

194327 8
1. Schuifdaksamenstel voor motorvoertuigen met een aan zijn voorrand in een dakuitsparing om een vaste zwenkas zwenkbaar, voorste windkeerscherm en een in de dakuitsparing verschuifbaar geleid achterste 5 schuifdak, dat bij gesloten dak tezamen met het windkeerscherm, op de achterrand waarvan het schuifdak daarbij met zijn voorrand aansluit, de dakuitsparing opvult en welk schuifdak bij uitgezwenkt windkeerscherm na het neerlaten van de achterrand daarvan geheel of gedeeltelijk tot onder het achterste, vaste dakvlak verschuifbaar is, waarbij voor de verstelbewegingen van zowel het windkeerscherm alsook voor het schuifdak eenzelfde schroefdraadkabel-aandrijfinrichting wordt gebruikt, met het kenmerk, dat het schuifdak 10 (31) vanuit zijn sluitstand in de zin van een neerwaartse beweging met zijn voorrand zwenkbaar is om een, in de nabijheid van zijn achterrand aangebrachte zwenkas (stuurstiften 22), waardoor tussen de achterrand van het windkeerscherm (40) en de voorrand van het schuifdak (31) een beluchtingsspleet (85) van instelbare hoogte te vormen is, waarbij het schuifdak (31) slechts bij volledig uitgezwenkt windkeerscherm (40) voor het neerlaten van zijn voorrand voor het uitvoeren van een zwenkbeweging aandrijfbaar is, en dat 15 de achterrand van het schuifdak (31) eerst na het dalen van zijn voorrand neer te laten is en het volledig neergelaten schuifdak (31) tot onder het achterste, vaste dakvlak (3) verschuifbaar is.
2. Schuifdaksamenstel, volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het windkeerscherm (40) door in de richting van zijn uitzwenkstand werkzame veerkracht (bladveren 48) wordt belast en door een, door middel van de schroefdraadkabelaandrijfinrichting (24 tot 27) ongeveer horizontaal verplaatsbare, op het windkeer- 20 scherm (40) of daarmee verbonden delen (armen 45, pen 46) inwerkende wiginrichting (wigvfakken 47) in zijn sluitstand gehouden, bij verplaatsing van de wiginrichting in de openingrichting geleidelijk tot het uitvoeren van een uitzwenkbeweging vrijgegeven wordt en bij verplaatsing van de wiginrichting in de sluitrichting tegen de veerkracht in tot het uitvoeren van een inzwenkbeweging gebracht wordt.
3. Schuifdaksamenstel, volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat aan weerszijden van de dak-25 uitsparing (2) met de kabelaandrijfinrichting (24 tot 27) krachtoverbrengend aansluitend verbonden roilenwagens (28) of dergelijke langs geleidingsrails (5) ongeveer horizontaal verplaatsbaar zijn, waarbij aan elke rollenwagen (28) een voorste en een achterste stuurstift is (21, 22) bevestigd, welke stuurstiften verschuifbaar steken in coulissenbanen (50, 51) van, opzij aan het schuifdak (31) bevestigde stuurcoulissen (29, 30).
4. Schuifdaksamenstel volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat een in zijn sluitstand het windkeerscherm (40) en het schuifdak (31) van onderen afdekkende hemelplaat (67) ten opzichte van een, met de dakuitsparing (2) corresponderende hemelopening (63) verplaatsbaar en voor het uitvoeren van een hefbeweging beweegbaar gelegerd is en voor de verplaatsingsbeweging krachtoverbrengend aansluitend is gekoppeld met de rollenwagen (28) of dergelijke, waarbij de hemelplaat (67) 35 tijdens de uitzwenkbeweging van het windkeerscherm (40) door een stuurinrichting (slede 73, stuurplaten 71, 72 en geleidingsstiften 69, 70) tegelijkertijd uit de hemelopening (63) uitgelicht en voor het vormen van een binnenste beluchtingsopening (84) tussen de voorrand van de hemelplaat (67) en de naburige rand van de hemelopening (63) openingsrichting verplaatst is, terwijl het schuifdak (31) nog in zijn sluitstand wordt gehouden.
5. Schuifdaksamenstel volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de roilenwagens (28) of dergelijke met de zijranden van de hemelplaat (67) in horizontale richting krachtoverbrengend aansluitend en in verticale richting verplaatsbaar gekoppeld zijn, en dat de stuurinrichting aan weerszijden van de hemelplaat (67) verplaatsbaar gelegerde sleden (73) omvat, waaraan stuurplaten (71, 72) zijn aangebracht, in geleidingssleuven (74, 75) waarvan aan de hemelplaat (67) bevestigde voorste en achterste 45 geleidingsstiften (69, 70) verplaatsbaar ingrijpen, waarbij aan de sleden (73) bijbehorende grendelelementen (79) zijn toegevoegd, door welke de sleden tijdens de hefbeweging van de hemelplaat (67) en tijdens de, de beluchtingsopening (84) vormende openingsverplaatsing van de hemelplaat vergrendeld zijn tegen verplaatsingsbewegingen, doch daarna door de voorste geleidingsstiften (69) ontgrendeld zijn en voor gemeenschappelijke, verdere openingsverplaatsing tezamen met de roilenwagens (28) vrijgegeven zijn. Hierbij 13 bladen tekening
NL9102038A 1990-12-20 1991-12-06 Schuifdaksamenstel voor motorvoertuigen. NL194327C (nl)

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
DE4040825A DE4040825C2 (de) 1990-12-20 1990-12-20 Schiebedach für Kraftfahrzeuge
DE4040825 1990-12-20

Publications (3)

Publication Number Publication Date
NL9102038A NL9102038A (nl) 1992-07-16
NL194327B NL194327B (nl) 2001-09-03
NL194327C true NL194327C (nl) 2002-01-04

Family

ID=6420807

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL9102038A NL194327C (nl) 1990-12-20 1991-12-06 Schuifdaksamenstel voor motorvoertuigen.

Country Status (13)

Country Link
US (1) US5306069A (nl)
JP (1) JP2758094B2 (nl)
KR (1) KR960001131B1 (nl)
BR (1) BR9105457A (nl)
CA (1) CA2056300C (nl)
DE (1) DE4040825C2 (nl)
ES (1) ES2051180B1 (nl)
FR (1) FR2670720B1 (nl)
GB (1) GB2251223B (nl)
IT (1) IT1253541B (nl)
MX (1) MX9102596A (nl)
NL (1) NL194327C (nl)
SE (1) SE9103768L (nl)

Families Citing this family (18)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US5803534A (en) * 1993-10-15 1998-09-08 Dr. Ing. H.C.F. Porsche Ag Passenger car with a transparent top assembly
DE4335653A1 (de) * 1993-10-15 1995-04-20 Porsche Ag Aufbau für Personenwagen
DE4417049C1 (de) * 1994-05-14 1995-06-14 Webasto Karosseriesysteme Windabweiser für Fahrzeugdächer mit beweglichem Dachteil
DE19505006C1 (de) * 1995-02-15 1996-04-04 Webasto Karosseriesysteme Fahrzeugdach mit zwei Deckelelementen
DE19804144C1 (de) * 1998-02-03 1999-02-25 Webasto Karosseriesysteme Fahrzeugdach mit im Bereich einer Dachöffnung verschiebbar geführten Himmelplatte
DE19809943C5 (de) * 1998-03-07 2006-01-05 Webasto Ag Fahrzeug-Windabweiser mit abhängig von der Fahrzeuggeschwindigkeit einstellbarem Aufstellgrad
NL1009071C2 (nl) * 1998-05-06 1999-11-09 Inalfa Ind Bv Open-dakconstructie voor een voertuig.
DE19911551B4 (de) * 1999-03-16 2009-06-10 Webasto Ag Windabweiser für ein Fahrzeugdach
US6199944B1 (en) 1999-06-04 2001-03-13 Asc Incorporated Spoiler sunroof
NL1013832C2 (nl) * 1999-12-13 2001-06-14 Inalfa Ind Bv Open-dakconstructie voor een voertuig.
DE10002457C2 (de) * 2000-01-21 2001-03-08 Audi Ag Schiebedach
NL1015394C2 (nl) * 2000-06-07 2001-12-10 Inalfa Ind Bv Open-dakconstructie voor een voertuig.
DE10037035B4 (de) 2000-07-27 2007-12-27 Webasto Ag Fahrzeugdach mit zumindest einem bewegbaren Schiebedachdeckel
DE10040701A1 (de) * 2000-08-17 2002-03-07 Meritor Automotive Gmbh Baugruppenelement als Zwischenprodukt für ein aus mehreren Baugruppenteilen bestehendes Verschlußelement für Fahrzeuge, ein Herstellungsverfahren hierfür sowie ein aus dem Zwischenprodukt gebildetes mehrteiliges Verschlußelement für Fahrzeuge
JP2003237372A (ja) * 2002-02-19 2003-08-27 Aisin Seiki Co Ltd 車両用ルーフ装置
DE10208185B4 (de) * 2002-02-20 2006-02-02 Webasto Ag Windabweiseranordnung für ein Fahrzeugdach
JP4634189B2 (ja) * 2005-03-01 2011-02-16 富士重工業株式会社 車両用サンルーフ装置
FR2983129A1 (fr) * 2011-11-30 2013-05-31 Acs France Sas Pavillon vitre a panneau mobile coulissant et entrebaillant.

Family Cites Families (11)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE1946161C3 (de) * 1969-09-12 1978-09-14 Rockwell Golde Gmbh, 6000 Frankfurt Schiebedach für Kraftfahrzeuge
JPS56131421A (en) * 1980-02-15 1981-10-15 Nhk Spring Co Ltd Device for opening and closing roof of vehicle
JPS6071327A (ja) * 1983-09-29 1985-04-23 Johnan Seisakusho Co Ltd 自動車のサンルーフ開閉装置
DE3425271A1 (de) * 1984-07-10 1986-01-16 Webasto-Werk W. Baier GmbH & Co, 8035 Gauting Fahrzeugdach
GB8506078D0 (en) * 1985-03-08 1985-04-11 Britax Weathershilds Ltd Opening roof for vehicles
IT8553228V0 (it) * 1985-04-15 1985-04-15 Gilardini Spa Tetto apribile per veicoli
DE3532318C1 (de) * 1985-09-11 1986-12-18 Rockwell Golde Gmbh, 6000 Frankfurt Schiebedach fuer Kraftfahrzeuge
IT209014Z2 (it) * 1986-12-23 1988-09-02 Gilardini Spa Tetto apribile per veicoli
DE3730112A1 (de) * 1987-09-08 1989-03-23 Webasto Ag Fahrzeugtechnik Fahrzeugdach mit vorderem und hinterem deckel
DE3840694A1 (de) * 1988-03-10 1990-06-07 Webasto Ag Fahrzeugtechnik Luefterdach fuer kraftfahrzeuge
DE3930755A1 (de) * 1989-05-24 1990-11-29 Webasto Ag Fahrzeugtechnik Luefterdach fuer fahrzeuge

Also Published As

Publication number Publication date
JP2758094B2 (ja) 1998-05-25
SE9103768L (sv) 1992-06-21
ITBZ910040A0 (it) 1991-12-09
NL194327B (nl) 2001-09-03
FR2670720A1 (fr) 1992-06-26
DE4040825C2 (de) 1994-05-05
MX9102596A (es) 1992-06-01
ITBZ910040A1 (it) 1993-06-09
IT1253541B (it) 1995-08-08
BR9105457A (pt) 1992-08-25
ES2051180A2 (es) 1994-06-01
NL9102038A (nl) 1992-07-16
US5306069A (en) 1994-04-26
GB9125738D0 (en) 1992-01-29
CA2056300C (en) 1995-12-19
CA2056300A1 (en) 1992-06-21
ES2051180R (nl) 1996-01-16
GB2251223B (en) 1995-04-19
KR920011791A (ko) 1992-07-24
SE9103768D0 (sv) 1991-12-19
ES2051180B1 (es) 1997-06-16
JPH04293616A (ja) 1992-10-19
DE4040825A1 (de) 1992-07-02
GB2251223A (en) 1992-07-01
KR960001131B1 (ko) 1996-01-19
FR2670720B1 (fr) 1995-06-16

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL194327C (nl) Schuifdaksamenstel voor motorvoertuigen.
US6619732B2 (en) Motor vehicle roof
US4474405A (en) Tilt-sliding roof for motor vehicles
JP2721516B2 (ja) 前部カバー及び後部カバーを有する車両ルーフ及びそのカバー移動方法
NL192332C (nl) Samenstel omvattende een raam, waarin een schuifkanteldak is opgenomen, voor montage in een motorvoertuigdak.
US6568750B2 (en) Motor vehicle roof with at least one cover which can be moved above the fixed motor vehicle roof
NL193611C (nl) Schuifhefdak voor motorvoertuigen.
US6874838B2 (en) Motor vehicle with a tailgate
US6325453B1 (en) Open roof construction for a vehicle
US4730868A (en) Sliding roof for automobiles
CN105522900B (zh) 用于机动车车顶模块的可动的车顶部件的驱动***
US4707022A (en) Sliding roof for an automobile
EP3173271B1 (en) An open roof construction for a vehicle
NL1011864C2 (nl) Open-dakconstructie voor een voertuig.
NL8900811A (nl) Schuifdak of schuif- hefdak voor motorvoertuigen.
DE102012008839A1 (de) Verstellmechanik eines Karosseriebauteils
JP3431960B2 (ja) 車輛ルーフ
EP1052126B1 (en) Open roof construction for a vehicle
US7229126B2 (en) Motor vehicle roof with two openable covers
NL1011251C2 (nl) Open-dakcontructie voor een voertuig.
NL1011863C2 (nl) Open-dakconstructie voor een voertuig.
WO2013164057A1 (de) Öffnungsfähiges fahrzeugdach mit einer wasserauffangeinrichtung
WO2013164059A1 (de) Deckel eines öffnungsfähigen fahrzeugdaches
WO2013164058A1 (de) Rahmenanordnung eines öffnungsfähigen fahrzeugdaches
JP2965991B2 (ja) 車両のサンルーフ装置

Legal Events

Date Code Title Description
BA A request for search or an international-type search has been filed
BB A search report has been drawn up
BC A request for examination has been filed
V1 Lapsed because of non-payment of the annual fee

Effective date: 20040701