NL193673C - Koppelingtestinrichting. - Google Patents

Description

1 193673

Koppelingtestinrichting

De uitvinding heeft betrekking op een koppelingtestinrichting welke grenzend aan een te testen koppeling en dergelijke plaatsbaar is, voorzien van op afstand bedienbare afdichtmiddelen voor het vormen van een 5 begrensde hydraulische testruimte.

Een dergelijke koppelingtestinrichting is bekend uit de Duitse octrooiaanvrage 2.443.627. Dit document toont een koppelingtestinrichting die nabij een te testen verbinding geplaatst wordt. De inrichting omvat een cilindervormig lichaam met twee rondom lopende groeven voor elastische afdichtringen. Kegelvormige onderdelen in het lichaam worden bij gebruik hydraulisch tegen overeenkomstig vormgegeven vlakken van 10 de afdichtringen geduwd, die daardoor uitzetten. Hierdoor ontstaat een ringvormige afgesloten ruimte, die j vervolgens hydraulisch onder druk gezet wordt voor het testen van de verbinding.

Een nadeel van de bekende inrichting is, dat deze veel hydraulische leidingen nodig heeft. Een ander nadeel is, dat tamelijk veel hydraulische olie nodig is om een test uit te voeren.

Het is een doel van de uitvinding een anders uitgevoerde koppelingtestinrichting te verschaffen.

15 Het is een ander doel van de uitvinding een koppelingtestinrichting te verschaffen die met weinig hydraulische olie bediend kan worden.

Het is nog een ander doel van de uitvinding een koppelingtestinrichting te verschaffen die gemakkelijk ter plaatse van een te testen verbinding aangebracht kan worden.

Het is weer een ander doel van de uitvinding een eenvoudige koppelingtestinrichting te verschaffen.

20 Een of meer doelen worden volgens de uitvinding bereikt met een koppelingtestinrichting van de in de aanhef genoemde soort, waarbij twee ten opzichte van elkaar beweegbare, aan elkaar vastgemaakte naven voorzien zijn, waarbij een velgelement afdichtend tussen de twee naven aangebracht is, waarbij een aandrijforgaan aangebracht is om de naven ten opzichte van elkaar te bewegen opdat het velgelement afdichtend aangrijpt ter weerszijden van de te testen koppeling om de testruimte te vormen, en waarbij een 25 ondersteunende structuur voor de naven voorzien is, alsmede een orgaan om de testruimte onder druk te brengen.

Met behulp van het aandrijforgaan zijn de beide naven gemakkelijk bedienbaar om de testruimte te vormen, en is de testruimte tussen het velgelement en de te testen koppeling klein te houden.

Bij voorkeur omvatten de naven een compressienaaf en een locatienaaf, die onderling verbonden zijn en 30 in staat zijn naar elkaar toe gedreven te worden door een aandrijforgaan in de vorm van moeren en bouten en uit elkaar gedreven te worden door veerdruk. De moeren verschaffen een eenvoudige en betrouwbare samentrekbeweging aan de naven, en bij het losdraaien van de moeren worden de naven automatisch uit elkaar gedreven door de veerdruk.

Volgens een voorkeursuitvoering heeft iedere naaf een ringvormige uitsparing waarin een rand van het 35 velgelement geplaatst is. De buitenzijde van de naven en het velgelement kunnen dan in hoofdzaak in één vlak liggen.

Bij voorkeur is een afdichtelement in iedere uitsparing geplaatst. Deze afdichtelementen worden bij het naar elkaar toe drijven van de naven samengedrukt en zetten hierdoor uit, afdichtend tegen de koppeling.

Volgens een voorkeursuitvoering omvat de ondersteunende constructie een holle buis, vastgemaakt aan 40 één van de naven. Met behulp van de holle buis kan de koppelingtestinrichting gemakkelijk in de koppeling geplaatst worden, en is deze op afstand te bedienen.

Bij voorkeur heeft de holle buis inlaatpoorten grenzend aan ieder aandrijforgaan. Hierdoor is iedere hydraulische moer gemakkelijk te bevestigen aan een bron van hydraulische druk.

Bij voorkeur omvat het aandrijforgaan een aantal hydraulische moeren. Hierdoor zijn ook de moeren 45 hydraulische te bekrachtigen.

De uitvinding zal nu meer in het bijzonder omschreven worden met verwijzing naar de tekening. Hierin toont: figuur 1 een doorsnedetekening van een vorm van de onderhavige koppelingtestinrichting, en 50 figuur 2 een aanzicht volgens de piji A in figuur 1.

Verwijzend naar de figuur 1 wordt een koppelingtestinrichting 10 getoond gelocaliseerd in de boring 12 van een klep 14 waaraan een leiding 16 bevestigd is door middel van een koppeling 18.

De koppeling 18 omvat een flens 20 bevestigd aan het kleplichaam 14, waarbij de flens 20 een 55 ringvormige platte kant 20A heeft passend op een corresponderende ringvormige kant 22B op een flens 22 bevestigd aan de leiding 16. Een afdichtring 24 is gelocaliseerd in ringvormige uitsparingen in de kanten 20A en 22A in de respectievelijke flenzen 20 en 22. De flenzen 20 en 22 zijn aan elkaar vastgemaakt door 193673 2 bouten of moeren en bouten (niet getoond).

De koppelingtestinrichting 10 omvat een ringvormige compressienaaf 26 en een ringvormige locatienaaf 28 die voor relatieve beweging aan elkaar vastgemaakt zijn door middel van acht hydraulische moeren 30.

De naven 26 en 28 vormen respectievelijk ringvormige uitsparingen 26A en 28A met een velgelement.

5 Afdichtingen 32 en 34 zijn gelocaliseerd in de respectievelijke ringvormige uitsparingen 26A en 28A.

Het velgelement 36 is gelocaliseerd tussen de naven 26 en 28 en is van een integrale constructie omvattend randen 36A en 36B en een ringvormige rib 36C. De rand 36A is gelocaliseerd in de uitsparing 26A en de rand 36B is gelocaliseerd in de uitsparing 28A. De randen 36A en 36B zijn ontlast om een ringvormige ruimte 37 te creëren tussen het velgelement 36 en de boring 12.

10 Iedere hydraulische moer 30 is voorzien van een toevoer van hydraulische druk (niet getoond). Het .> afdichtelement 36 is ook voorzien van een toevoer van hydraulische druk via een pijp 38 die aan één eind eindigt in een koppelstuk 40 in de ribbe 36C die toelating van hydraulische vloeistof onder druk toestaat naar de ruimte tussen de flexibele afdichting 36 en de koppeling 18. Het andere einde van de pijp 38 is verbonden met een toevoer van hydraulische druk (niet getoond).

15 De twee naven 26 en 28 die uit elkaar gedreven worden door gewonden veren 42 maar die bij elkaar gehouden worden door bouten 30A en hydraulische moeren 30 zijn vastgemaakt aan een ondersteunende structuur omvattend een buis 43 bevestigd aan een ringvormige eindplaat 44. De eindplaat 44 is voorzien van twee tapgaten 46 waarin oogbouten 48 zijn gelocaliseerd, waarvan er slechts één getoond is. De eindplaat 44 heeft ook een ring van equidistante gaten 50 die het mogelijk maken de ondersteunende 20 structuur met bouten vast te zetten op een flens 52 van de klep 14. De buis 43 is voorzien van inlaatpoorten 54 grenzend aan iedere hydraulische moer 30 die het mogelijk maken dat de moeren gemakkelijk bevestigd kunnen worden aan een bron van hydraulische druk.

In het gebruik wordt, voordat de koppelingtestinrichting gepositioneerd wordt grenzend aan de te testen koppeling, de pijp 38 bevestigd aan het koppelstuk 40 zodat de pijp 38 eenvoudig toegankelijk is vanaf de 25 centrale opening in de eindplaat 44 en evenzo de moeren 30 allen verbonden zijn met de bron van hydraulische druk. Met gebruikmaking van een geschikt heftoestel en met gebruikmaking van de oogbouten 48, wordt de koppelingtestinrichting 10 gepositioneerd in de boring 12 van de klep 14 en wordt de plaat 44 bevestigd aan de flens 52 door middel van moeren en bouten of bouten alleen (niet getoond) die door de openingen 50 steken. De lengte van de buis 42 is zo gekozen dat de flexibele afdichting 36 centraal ten 30 opzichte van de koppeling 18 gepositioneerd zal zijn.

De hydraulische moeren worden dan bediend door ieder van hen te voorzien van een toevoer van hydraulische druk zodat de naven 26 en 28 naar elkaar toe bewegen tegen de druk uitgeoefend door de gewonden veren 42 in. Deze beweging veroorzaakt dat de velg 36 de afdichtingen 32 en 34 in axiale richting samensdrukt, waardoor de afdichtingen gedwongen worden radiaal te expanderen, om af te dichten 35 tegen de boring 12. Hydraulische druk wordt dan toegevoerd aan de ruimte 37 via de pijp 38 en het koppelstuk 40 in de velg 36, terwijl de druk op de hydraulische moeren gehandhaafd blijft.

De hydraulische druk op de moeren wordt gehandhaafd en de ruimte wordt dan onder druk gebracht tot een te voren ingestelde druk en vastgehouden op die druk gedurende een tevoren bepaalde tijdsperiode.

De druk aangebracht in de ruimte en de duur van aanbrenging van die druk wordt gekozen om te voldoen 40 aan ontwerpspecificaties van de koppelingen. Wanneer er geen zichtbare lek van hydraulische vloeistof van de koppeling 18 te zien is en geen reductie van druk gedurende de tevoren bepaalde tijd zal de koppeling 18 beschouwd worden als toereikend te zijn.

Begrepen zal worden dat wanneer de hydraulische moeren 30 en de afdichtingen allen onder druk gebracht kunnen worden ver van de actuele locatie van de koppeling, de onderhavige koppelingtester het 45 mogelijk maakt koppelingen die moeilijk te bereiken zijn naar tevredenheid te testen.

Begrepen zal ook worden dat de naven 26 en 28 accuraat gepositioneerd kunnen worden grenzend aan de te testen koppelingen door geschikte keuze van de lengte van de buis 43.

Ook zal begrepen worden dat de onderhavige koppelingtester korte lengtes leiding kan testen en de noodzaak van afscherming van de hele lengtes leiding vermijdt.

50 De onderhavige koppelingtestinrichting kan niet alleen gebruikt worden in olie- en gaspijpleidingen maar voor iedere koppeling en voor een breed bereik van pijpdiameters, bijvoorbeeld 0,3 meter tot 3 meter, maar is niet gelimiteerd tot gebruik voor zulke pijpdiameters.

Claims (7)

1. Koppelingstestinrichting welke grenzend aan een te testen koppeling en dergelijke plaatsbaar is, voorzien van op afstand bedienbare afdichtmiddelen voor het vormen van een begrensde hydraulische testruimte, 5 met het kenmerk, dat twee ten opzichte van elkaar beweegbare, aan elkaar vastgemaakte naven (26, 28) voorzien zijn, waarbij een velgelement (36) afdichtend tussen de twee naven aangebracht is, dat een aandrijforgaan (30) aangebracht is om de naven (26, 28) ten opzichte van elkaar te bewegen opdat het velgelement (38) afdichtend aangrijpt ter weerszijden van de te testen koppeling (18) om de testruimte (37) te vormen, en dat een ondersteunende structuur (43, 44) voor de naven (26, 28) voorzien is, alsmede een 10 orgaan (38) om de testruimte (37) onder druk te brengen. ..

2. Koppelingtestinrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de naven (26, 28) een compressienaaf (26) en een locatienaaf (28) omvatten, die onderling verbonden zijn en in staat zijn naar elkaar toe gedreven te worden door een aandrijforgaan in de vorm van moeren (30) en bouten (30A) en uit elkaar gedreven te worden door veerdruk.

3. Koppelingtestinrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat iedere naaf (26, 28) een ringvormige uitsparing (26A, 28A) heeft waarin een rand 36A, 38B) van het velgelement (36) geplaatst is.

3 193673

4. Koppelingtestinrichting volgens conclusie 2 of 3, met het kenmerk, dat een afdichtelement (32, 34) in iedere uitsparing (26A, 28A) geplaatst is.

5. Koppelingtestinrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de ondersteu-20 nende constructie een holle buis (43) omvat, vastgemaakt aan één van de naven (26, 28).

6. Koppelingtestinrichting volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de holle buis (43) inlaatpoorten (54) heeft, grenzend aan ieder aandrijforgaan (30).

7. Koppelingtestinrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het aandrijforgaan een aantal hydraulische moeren (30) omvat. Hierbij 1 blad tekening