NL193549C - Kabelkanaal. - Google Patents

Kabelkanaal. Download PDF

Info

Publication number
NL193549C
NL193549C NL9001647A NL9001647A NL193549C NL 193549 C NL193549 C NL 193549C NL 9001647 A NL9001647 A NL 9001647A NL 9001647 A NL9001647 A NL 9001647A NL 193549 C NL193549 C NL 193549C
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
cable channel
cable
channel
cable duct
retaining
Prior art date
Application number
NL9001647A
Other languages
English (en)
Other versions
NL9001647A (nl
NL193549B (nl
Original Assignee
Giersiepen Gira Gmbh
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Giersiepen Gira Gmbh filed Critical Giersiepen Gira Gmbh
Publication of NL9001647A publication Critical patent/NL9001647A/nl
Publication of NL193549B publication Critical patent/NL193549B/nl
Application granted granted Critical
Publication of NL193549C publication Critical patent/NL193549C/nl

Links

Classifications

    • HELECTRICITY
    • H02GENERATION; CONVERSION OR DISTRIBUTION OF ELECTRIC POWER
    • H02GINSTALLATION OF ELECTRIC CABLES OR LINES, OR OF COMBINED OPTICAL AND ELECTRIC CABLES OR LINES
    • H02G3/00Installations of electric cables or lines or protective tubing therefor in or on buildings, equivalent structures or vehicles
    • H02G3/02Details
    • H02G3/04Protective tubing or conduits, e.g. cable ladders or cable troughs
    • H02G3/0406Details thereof
    • H02G3/0418Covers or lids; Their fastenings
    • HELECTRICITY
    • H02GENERATION; CONVERSION OR DISTRIBUTION OF ELECTRIC POWER
    • H02GINSTALLATION OF ELECTRIC CABLES OR LINES, OR OF COMBINED OPTICAL AND ELECTRIC CABLES OR LINES
    • H02G3/00Installations of electric cables or lines or protective tubing therefor in or on buildings, equivalent structures or vehicles
    • H02G3/26Installations of cables, lines, or separate protective tubing therefor directly on or in walls, ceilings, or floors
    • H02G3/263Installation, e.g. suspension, of conduit channels or other supports

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Architecture (AREA)
  • Civil Engineering (AREA)
  • Structural Engineering (AREA)
  • Details Of Indoor Wiring (AREA)

Description

1 193549
Kabelkanaal
De uitvinding heeft betrekking op een kabelkanaal met een middels bevestigingselementen zoals bevestigingsschroeven aan een wand en dergelijke te bevestigen onderste deel van het kabelkanaal, 5 waarbij een tegenover een bodem van het onderste deel van het kabelkanaal liggende opening door een dekselvormig bovendeel van het kabelkanaal afsluitbaar is, welk bovendeel volledig van het onderste deel van het kabelkanaal te scheiden is en aan beide zijden als snapelementen uitgevoerde randgebieden omvat, waarmee het in twee sleufvormige opneemruimten van de voorste einden van de zijwanden van het onderste deel van het kabelkanaal of van een vasthoudlijst in te klikken is en waarbij het onderste deel van 10 het kabelkanaal in zijn onderste gebied vasthouduitsteeksels omvat.
Een dergelijk kabelkanaal is bekend uit de Franse octrooiaanvrage 2.642.911. Bij dit kanaal is onder andere een in het onderste deel van het kanaal inzetbare scheidingswand voorzien. Op het middelste gebied van de bodem van het onderste deel van het kabelkanaal zijn T-vormige vasthouduitsteeksels aangebracht, die dienen ter bevestiging van een voet van de scheidingswand of - in een bijzondere 15 uitvoeringsvorm van het kabelkanaal - een toebehorend onderdeel, dat rails voor het vasthouden van een toestel kan dragen. De groeven in de zijwanden respectievelijk de scheidingswand zijn naar boven toe open. Het ook als profiel, goot of voetlijst aangeduide kanaal is met spijkers of schroeven aan een wand en dergelijke te bevestigen.
Het is een doel van de uitvinding een kabelkanaal van de in de aanhef genoemde soort zodanig verder 20 te verbeteren, dat de koppen van de voor het aan een wand bevestigen van de onderste delen van het kabelkanaal dienende bevestigingsschroeven op zekere, maar vervaardigings- en montagetechnisch zo eenvoudig mogelijke en goedkope wijze afgedekt kunnen worden. Daarbij dient overgrijpen van het onderste deel van het kabelkanaal vermeden te worden. Het kabelkanaal dient zo uitgevoerd te zijn, dat het enerzijds als zelfstandig afzonderlijk onderdeel ingezet kan worden, maar daarenboven ook de mogelijkheid bestaat, 25 verscheidene kabelkanalen tot een constructie-eenheid te verenigen.
Dit doel wordt volgens de uitvinding bereikt met een kabelkanaal van de in de aanhef genoemde soort, waarbij de opneemruimten van de voorste einden van de zijwanden van het onderste deel van het kabelkanaal naar elkaar toegekeerde openingen omvatten en het bovendeel van het kabelkanaal met de aan beide zijden als snapelementen uitgevoerde randgebieden, en de zich in het onderste gebied van het 30 onderste deel van het kabelkanaal bevindende vasthouduitsteeksels zodanig uitgevoerd zijn, dat het bovendeel van het kabelkanaal onder afdekking van uit de bodem van het onderste deel van het kabelkanaal uitstekende koppen van de bevestigingselementen, zoals bevestigingsschroeven, losneembaar met de vasthouduitsteeksels verbindbaar is.
Door de niet naar boven, maar naar elkaar toe gerichte opneemruimten wordt bij het vlak afsluiten van 35 het bovendeel van het kabelkanaal met de begrenzingswanden bij het kanaal volgens de uitvinding de montagetechnisch gunstige mogelijkheid geschapen, het bovendeel van het kabelkanaal gemakkelijk in deze opneemruimten in te klikken. Een wezenlijk voordeel van de uitvoering van het kabelkanaal volgens de uitvinding is daarbij daarin gelegen, dat het bovendeel van het kabelkanaal zo uitgevoerd is, dat het niet slechts als zodanig gebruikt kan worden, maar dat men een verder bovendeel van het kabelkanaal tegelijk 40 ook voor het afdekken van de koppen van de bevestigingselementen, zoals bevestigingsschroeven, kan gebruiken. Een en hetzelfde vervaardigingswerktuig kan er dus voor benut worden, bovendelen van het kabelkanaal te verschaffen, die zowel voor het afdekken van de koppen van de bevestigingsschroeven gebruikt kan worden, als om de bovenste opening van het onderste deel van het kabelkanaal af te kunnen sluiten.
45 Opgemerkt wordt, dat een speciaal als onder pleister opstelbaar kabelgeleidingskanaal uitgevoerd kabelkanaal uit het Duitse octrooischrift 2.154.153 bekend is. Bij deze uitvoeringsvorm van het kabelkanaal zijn de kabelafdekkingen aan hun ene langsrand met achtergrijpingen voor het insteken in hieraan toegevoegde groeven aan de vrije randen van de zijden of scheidingswanden van het kanaal voorzien. Op de tegenovergelegen andere zijde gaan de kanaalafdekkingen daarentegen in zwak gehouden gebieden 50 over, waarmee zij met de hier aanwezige vrije rand van de zijwanden en eventueel de scheidingswand scharnierend verbonden zijn. Verder is bij deze uitvoeringsvorm in het afdekvlak een zich naar buiten voortzettende flens als pleisteraftrekrand aanwezig en een afdeklijst respectievelijk verbredingen van de afdekkingen zijn voor het gebied van deze pleisteraftrekrand aanwezig. Er is zodoende bij deze afdekking telkens aan de ene zijkant een filmscharnierachtige verbinding met de bijbehorende wand van het onderste 55 deel van het kabelkanaal aanwezig. Een volledig losnemen van de afdekking van het onderste deel is daarom bij deze uitvoeringsvorm van het kabelkanaal niet mogelijk. Verder zijn de groeven in de zijwanden respectievelijk de scheidingswand naar boven toe open.
Iadova 2
Tevens wordt opgemerkt, dat uit het Duitse Auslegeschrift 2.109.613 een andere uitvoeringsvorm van een kabelkanaal bekend is. Hier is het dekselvormige bovendeel van het kabelkanaal volledig scheidbaar van het onderste deel van het kabelkanaal. Het bovendeel van het kabelkanaal grijpt vanaf de zijkant om de bovenste delen van het onderste deel van het kabelkanaal. Verder zijn aan de bodem van het onderste deel 5 van het kabelkanaal als één stuk hiermee in de langsrichting van het kabelkanaal reikende, railsvormige uitsteeksels voor het losneembaar opnemen van scheidingswanden aanwezig, zodat de mogelijkheid van het onderverdelen van de inwendige ruimte van het kabelkanaal aanwezig is. Daarbij hebben deze uitsteeksels de vorm van meslijsten. Hierop zijn de scheidingswanden met een vorkvormig vasthouddeel zelfdragend opsteekbaar.
10 Volgens een voorkeursuitvoering dient een ten opzichte van een buitenvlak van het bovendeel van het kabelkanaal terugspringend bovenste gebied van het bovendeel van het kabelkanaal telkens als afsteunvlak voor een afbuiging van het onderste deel van het kabelkanaal, waarbij deze afbuiging onder vrijlating van een invoeropening tezamen met een binnenuitsteeksel van de zijwand van het onderste deel van het kabelkanaal de opneemruimte van het onderste deel van het kabelkanaal begrenst. Bij voorkeur wordt 15 zowel het bovendeel van het kabelkanaal als het onderste deel van het kabelkanaal telkens als één stuk uit een in de elektrotechnische industrie gebruikelijke isolatiestof vervaardigd.
Volgens een verdere voorkeursuitvoering zijn de vasthouduitsteeksels naar elkaar toegericht en in de nabijheid van de bodem binnen op de parallel en op afstand van elkaar liggende zijwanden van het onderste deel van het kabelkanaal aangebracht zijn. Deze vasthouduitsteeksels, die direct op de binnen-20 wanden van het onderste deel van het kabelkanaal aangevormd zijn, worden gebruikt wanneer het bovendeel van het kabelkanaal voor het afdekken van de koppen van de uit de bodem uitstekende bevestigingsschroeven toegepast dient te worden. Het verbinden geschiedt ook in dit geval door een eenvoudig insteken, waardoor het bovendeel van het kabelkanaal tijdelijk vervormen kan, waarop in de eindtoestand de vastzetuitsteeksels van het onderste deel van het kabelkanaal op het steunoppervlak van 25 het bovendeel van het kabelkanaal liggen.
Bij voorkeur zijn de vasthouduitsteeksels op de binnenzijden van de zijwanden aangevormd en op een afstand boven de bodem van het onderste deel van het kabelkanaal aangebracht, die ten minste gelijk is aan de hoogte van de kop van de bevestigingsschroeven. Op deze wijze kan met eenvoudige middelen een afdekking van de voor het bevestigen van het kabelkanaal aan een wand dienende bevestigingsschroeven 30 plaatshebben.
Wanneer kabelkanalen met ten minste één scheidingswand voor het vormen van verscheidene kamervormige ruimten in het onderste deel van het kabelkanaal gebruikt worden, verdient het de voorkeur de vasthoudlijst losneembaar met de scheidingswand te verbinden, welke scheidingswand voorzien is van opneemruimten voor de randgebieden van de bovendelen van het kabelkanaal die de kamervormige 35 ruimten afsluiten.
Bij voorkeur is de vasthoudlijst een lichaam uit één geheel, waarvan het bovendeel met zijn buitenvlak aansluit op het bovendeel van het kabelkanaal en voorzien is van een middenlijf waardoor de beide ingrijpruimten van elkaar gescheiden zijn en welke in een vorkvormig einddeel overgaat welke het voorste, vrije einde van de scheidingswand omvat.
40 Ten aanzien van de losneembare verbinding van de vasthoudlijst met de scheidingswand bestaan verscheidene mogelijkheden. Bij een eerste uitvoeringsvorm van de uitvinding is bedoeld dat de buitenvlakken van het bovenste vrije einde van de scheidingswand bij voorkeur voorzien zijn van tandachtige klemmen die met tegenklemmen aan de binnenwanden van de benen van het vorkvormige eindgedeelte van de vasthoudlijst samenwerken. De tandachtige klemmen en de hierbij behorende tegenklemmen 45 kunnen daarbij in een groot aantal aanwezig zijn, zodat een groot bevestigingsgebied aanwezig is. Het verdient aanbeveling om de klemmen en tegenklemmen onder elkaar gelijk te houden, hetgeen het vervaardigen vereenvoudigt. In plaats van de tandachtige klemmen aan het buitenoppervlak van het bovenste vrije einde van de scheidingswand kunnen daar ook andere, op zich bekende klemachtige verbindingselementen toegepast worden. Daarbij spreekt het vanzelf dat dan de tegenklemmen van de 50 vasthoudlijst wat betreft hun aantal en hun afmetingen aan deze klemmen aangepast worden.
De scheidingswand waardoor een onderverdeling van de inwendige ruimte van het kabelkanaal in verscheidene kamerachtige ruimten plaats heeft, kan aan de bodem van het onderste deel van het kabelkanaal onmiddellijk aangevormd zijn. Ten aanzien van de ligging en de uitvoering van deze scheidingswand zijn verscheidene mogelijkheden aanwezig. Volgens een eerste voorstel van de uitvinding is de 55 scheidingswand van de bovenzijde van een omhoog reikend middengedeelte van de bodem van het onderste deel van het kabelkanaal aangevormd. Daarbij hebben de zijwanden van dit middendeel naar tegengestelde richtingen wijzende lijstvormige uitsteeksels, die hunnerzijds telkens met een steunoppeivlak 3 193549 van die bovendelen van het kabelkanaal samenwerken, die voor het afdekken van de bevestigings-schroeven dienen. Bij deze uitvoeringsvorm is een symmetrische vorm gekozen, dat wil zeggen de naar beide zijden van de scheidingswand liggende, kamerachtige ruimten van de binnenruimte van het kabelkanaal zijn onder elkaar gelijk gevormd. Deze kamerachtige ruimten kunnen overigens op in hoofdzaak 5 bekende wijze door onderbrenging van kabels, leidingen of dergelijke dienen. Het aanwezig zijn van verscheidene, in de langsrichting van het kabelkanaal verlopende kamerachtige ruimten heeft het voordeel, dat men in de ene ruimte bijvoorbeeld sterkstroomleidingen en in de andere ruimte zwakstroom- of communicatieleidingen kan inbrengen.
Volgens een andere uitvoeringsvorm van de uitvinding is daarentegen de scheidingswand onmiddellijk 10 aan de vlak gehouden bodem van het onderste deel van het kabelkanaal gevormd. Deze scheidingswand heeft ten minste één, aan zijn zijwand gelegen vasthouduitsteeksel welke in samenwerking met lijstvormige vasthouduitsteeksels aan de bodem van het onderste deel van het kabelkanaal voor het inklemmen van een de koppen van de bevestigingsschroeven afdekkend bovenste deel van het kabelkanaal bruikbaar is.
Bij deze uitvoeringsvorm is ten eerste een in het midden opstellen van de scheidingswand in de binnen-15 ruimte van het onderste deel van het kabelkanaal mogelijk. Gebruikt men deze, dan verkrijgt men wederom twee even grote, in de langsrichting van het kabelkanaal verlopende kamerachtige ruimten. Wanneer men echter daartoe besluit de scheidingswand aan de bodem op een plek buiten het midden aan te vormen, dan ontstaat de mogelijkheid dat men enerzijds een kamerachtige ruimte met een kleinere doorsnede-oppervlak en anderzijds een ruimte met een groter doorsnede-oppervlak verkrijgt. Bij de laatstgenoemde uitvoerings-20 vorm zijn vanzelfsprekend de lengte-afmetingen van het bovenste deel van het kabelkanaal verschillend bemeten. Het inklemgebied van deze verschillend lange onderste delen van het kabelkanaal is daarentegen gelijk.
Men kan op het voorste vrije einde van een scheidingswand echter niet alleen een vasthoudlijst aanbrengen maar ook een vasthoudklem. Deze dient op bekende wijze voor het samenhouden van boven 25 elkaar gelegen leidingen in de inwendige ruimte van het kabelkanaal. De scheidingswand eindigt bij deze uitvoeringsvorm op een zodanige afstand van het bovenste deel van het kabelkanaal dat het lagereinde van de vastzetklem tussen de onderzijde van het bovenste deel van het kabelkanaal en het vrije einde van de scheidingswand plaats vindt.
Het verdient aanbeveling de vasthoudklem als een kunststoflichaam uit één stuk te vormen welke in de 30 eerste plaats een vorkvormig lagereinde en anderzijds een voorste vrije en in de richting naar de bodem hellend vasthoudeinde bezit.
Daarbij verdient het aanbeveling om het vorkvormige lagereinde van de vasthoudklem van tegen-klemmen en de scheidingswand van daarmee samenwerkende klemmen te voorzien. Op deze wijze heeft een innige verbinding plaats tussen de vasthoudklem en de scheidingswand, waarbij deze door een 35 eenvoudig opsteken van de vasthoudklem op de scheidingswand plaats heeft.
Kabelkanalen van de hier te beschouwen soort zijn veelvuldig voorzien van aftakkingen, koppelingen, verbindingen of dergelijke. In zoverre het om kabelkanalen met dergelijke toebehoordelen handelt, wordt volgens de uitvinding voorgesteld om het kabelkanaal in het gebied van deze aftakking, koppeling of verbinding ten minste één deze driezijdig omgevend vormstuk te laten bezitten.
40 Doelmatig is het wanneer dit vormstuk een in doorsnede U-vormig lichaam is, waarvan de benen vasthoudhaken bezitten, die telkens achter een vasthouduitsparing van de buitenzijde van het onderste deel van het kabelkanaal grijpen. Daarbij is een dergelijk lichaam aan de vorm en de afmetingen van de aftakking van de koppeling respectievelijk de verbinder aangepast. De vormstukken kunnen daarbij in hoofdzaak bekende delen van een kabelkanaal ondergrijpen. Genoemd worden vlakke hoeken, binnenhoe-45 ken, buitenhoeken, T-stukken, eindstukken of verminderingsstukken, koppelingen of kanaaluitlaatstukken.
Volgens een verdere uitvoering van de uitvinding wordt een betrekkelijk smal kabelkanaal als grondeenheid gebruikt en zijn verscheidene van deze kabelkanalen tot een meervoudige constructie-eenheid samengevat, waarbij deze meervoudige constructie-eenheid door ten minste één gemeenschappelijk vormstuk wordt overgrepen en samengehouden. Een dergelijke meervoudige constructie-eenheid kan naar 50 keuze uit een verschillend aantal grondbouwelementen samengesteld worden. In de regel is het voldoende wanneer twee van dergelijke grondeenheden tot een meervoudige constructie-eenheid verbonden worden.
Volgens een andere uitvoeringsvorm van de uitvinding is de scheidingswand niet met de bodem van het onderste deel van het kabelkanaal verbonden maar is deze met een afdekking voor de koppen van de bevestigingsschroeven tot een constructie-eenheid verenigd.
55 Het verdient aanbeveling een dergelijke constructie-eenheid als kunststof lichaam uit één stuk te vormen, waarvan de afdekking aan diametraal tegenover elkaar gelegen zijwanden als klemdelen uitgevoerde verlengingen bezit, die achter lijstvormige vastzetuitsteeksels aan de binnenzijde van de bodem van het 193549 4 onderste deel van het kabelkanaal grijpen. Daarbij is de afdekking, bij voorkeur in het midden liggend, aan de met een tegenklem voorziene scheidingswand aangevormd.
Voor de uitvoering van de tegenklem aan de buitenwanden van de scheidingswand kunnen in hoofdzaak bekende uitvoeringsvormen toegepast worden. Genoemd zijn bijvoorbeeld in doorsnede tandvormige. Daar-5 naast zijn echter ook de toepassing van ronde of algemeen gekromde klemmen mogelijk.
De uitvinding zal hieronder worden toegelicht aan de hand van verscheidene uitvoeringsvoorbeelden, onder verwijzing naar de tekening. Daarin toont: figuur 1 in doorsnede een eerste uitvoeringsvorm van een volgens de uitvinding gevormd kabelkanaal in 10 zijn gebruikstoestand, echter bij afwezige kabels of leidingen, gedeeltelijk weggebroken, figuur 2 een tweede uitvoeringsvorm van een uitgevonden kabelkanaal in doorsnede bij afwezige kabels of leidingen, gedeeltelijk weggebroken, figuur 3 een derde uitvoeringsvorm van een uitgevonden kabelkanaal in doorsnede bij afwezige leidingen of kabels, gedeeltelijk weggebroken, 15 figuur 4 eveneens in doorsnede een vierde uitvoeringsvorm van een uitgevonden kabelkanaal bij afwezige kabels of leidingen, figuur 5 een vijfde uitvoeringsvorm van een uitgevonden kabelkanaal met een in zijn inwendige ruimte gelegen vastzetklem bij afwezige kabels, leidingen of dergelijke, gedeeltelijk weggebroken, figuur 6 in doorsnede en op verkleinde schaal twee van de in figuur 1 aangegeven kabelkanalen, die 20 door middel van een vormstuk tot een constructie-eenheid samengevat zijn bij telkens afwezig bovenste deel van het kabelkanaal, gedeeltelijk weggebroken en bij afwezige kabels respectievelijk leidingen, figuur 7 een zesde uitvoeringsvorm van het uitgevonden kabelkanaal, eveneens in doorsnede en met een in de inwendige ruimte zich bevindende vasthoudklem voorde niet aangegeven kabels en leidingen en figuur 8 in doorsnede een in een van de kabelkanalen volgens de figuren 1 tot 7 inzetbare scheidings-25 wand die met een afdekking tot een constructie-eenheid verenigd is.
Eerst wordt opgemerkt dat in de figuren van de tekening slechts die delen van een kabelkanaal aangegeven zijn, welke voor begrip van de uitvinding van belang zijn. Zo zijn in het bijzonder alle in de inwendige ruimten of ruimte van het kabelkanaal onder te brengen kabels, leidingen of dergelijke weggelaten. Verder is 30 als bevestigingselement voor het onderste deel van het kabelkanaal aan een wand slechts één bevestigingsschroef aangegeven. Vanzelfsprekend kunnen in plaats van deze bevestigingsschroef ook andere, in de techniek algemene bevestigingselementen toegepast worden.
Het aan het uitvoeringsvoorbeeld volgens figuur 1 ten grondslag gelegde kabelkanaal is in het algemeen met 10 aangeduid. Deze heeft een als één geheel gevormd onderste deel 11 van het kabelkanaal, welke in 35 dwarsdoorsnede gezien ongeveer U-vormig gevormd is en uit een van de in de elektro-industrie gebruikelijke isolatiestoffen vervaardigd is. De bodem van het onderste deel 11 van het kabelkanaal is met 12 aangeduid. Hij heeft in zijn midden gelegen een gladde doorbraak 13 waardoorheen de schacht van een bevestigingsschroef 14 grijpt, waarmee het onderste deel 11 van het kabelkanaal aan een niet getekende wand op bekende wijze vastgelegd wordt. Van de bevestigingsschroeven 14, die in één en hetzelfde 40 kabelkanaal toegevoegd zijn, is eenvoudigheidshalve in figuur 1 slechts één enkele aangegeven.
De bodem 12 gaat via niet nader aangeduide, hellend verlopende delen over in rechtopstaande zijwanden 15 die elk aan hun voorste vrije einde in afbuigingen 16 uitlopen. Het voorste vrije einde van de afbuiging 16 verloopt ongeveer evenwijdig aan de bodem 12. Onder de afbuiging 16 is aan de binnenwand van elke zijwand 15 een inwendig uitsteeksel 17 aangevormd, welke in wat doorsnede betreft versmallend 45 vooreinde 19 uitloopt. Het vooreinde 19 is daarbij ongeveer verticaal opgesteld. Door de afbuiging 16 en de inwendige uitsteeksels 17 wordt een opneemruimte 18 begrensd, welke een niet nader aangeduide inlaatopening bezit. In de opneemruimte 18 van het onderste deel 11 van het kabelkanaal grijpt telkens een deelgebied van een in het algemeen met 20 aangeduid bovenste deel van het kabelkanaal.
Hierbij gaat het eveneens om een langgerekt, als één geheel uit kunststof vervaardigd lichaam welke een 50 vlak gehouden uitwendig oppervlak 21 bezit, waarbij dit uitwendige oppervlak na het in figuur 1 aangegeven inzetten van het bovenste deel van het kabelkanaal deze op gelijke hoogte als het uitwendige oppervlak van de afbuigingen 16 van het onderste deel 11 van het kabelkanaal ligt. Aan de beide zijden heeft het bovenste deel 20 van het kabelkanaal naar beneden (dus in de richting van de bodem 12) wijzende verlengingen 23, die hellen ten opzichte van de verticaal en die in de in figuur 1 aangegeven stand elk in de 55 opneemruimte 18 grijpen. Het bovenste deel van de verlenging 23 welke tegenover het uitwendige oppervlak 21 van het bovendeel 20 van het kabelkanaal terugspringt heeft telkens een steunoppervlak 22, welke met niet nader aangeduide inwendige oppervlakken van elke afbuiging 16 samenwerkt. Door het 5 193549 inzetten van het bovenste deel 20 van het kabelkanaal wordt de op zich aanwezige bovenste opening van het onderste deel van het kabelkanaal 11 volledig afgedekt. Het inzetten van het bovenste deel 20 van het kabelkanaal heeft daarbij plaats door eenvoudig inklemmen. Hierdoor komen de verlenging 23 in de opneemruimten 18.
5 Zoals uit figuur 1 van de tekening blijkt, steken de koppen van de bevestigingsschroeven 14 uit de bodem 12 van het onderste deel 11 van het kabelkanaal uit. Zij liggen zodoende in de inwendige ruimte van het kabelkanaal 10. Deze koppen van de bevestigingsschroeven 14 dienen af gedekt te worden. Om dit te bereiken, wordt een verder bovenste deel 20 van het kabelkanaal benut, welke met delen van de zijwanden 15 van het onderste deel 11 van het kabelkanaal losneembaar verbonden wordt. Om dit te bereiken heeft 10 het onderste deel 11 van het kabelkanaal aan zijn evenwijdig en op afstand van elkaar gelegen zijwanden 15 inwendige, naar elkaar toegerichte en nabij de bodem 12 opgestelde vastzetuitsteeksels 24 die voor het losneembaar verbinden van het bovenste deel 20 van het kabelkanaal met het onderste deel 11 van het kabelkanaal dienen en wel in de in figuur 1 aangegeven stand. Ook in dit geval wordt het in de figuur 1 onderste bovenste deel 20 van het kabelkanaal door inklemmen met het onderste deel van het kabelkanaal 15 verbonden, waarbij echter in dit geval door samenwerken van de vastzetuitsteeksels 24 en de steunvlakken 22 de gewenste losneembare verbinding tot stand gebracht is. De buitenwanden van de verlenging 23 liggen daarbij aan de omhoog reikende, niet nader aangeduide binnenwanden van de bodem 12 aan. Bij de toepassing van kabelkanalen van de hier beschouwde soort worden veelvoudige aftakkingen, koppelingen, hoekverbindingen, uitlaatstukken van het kanaal of dergelijke gebruikt. Deze zijn in hun opbouw op zich 20 bekend. Volgens de uitvinding wordt nu voorgesteld om bij een kabelkanaal van de hier beschouwde soort vormstukken in te zetten, die dergelijke aftakkingen, koppelingen, verbinders of dergelijke overgrijpen. Een dergelijk vormstuk is in figuur 1 van de tekening aangegeven. Daaruit blijkt dat in het uitvoeringsvoorbeeld van in figuur 1 ten grondslag liggende vormstuk een in doorsnede U-vormig lichaam is, welke in het algemeen met 26 aangeduid is. De evenwijdig en op afstand ten opzichte van elkaar verlopende benen 25 hebben aan hun voorste vrije einde naar binnen wijzende vastzethaken 27 die elk achter een vastzetrust 25 aan de buitenzijde van het onderste deel 15 van het kabelkanaal grijpen.
Het lijf van het U-vormige vormstuk 26 ligt (zoals blijkt uit figuur 1) evenwijdig aan het middengebied van het bovenste deel van het kabelkanaal 20. Hetgeen in figuur 1 van de tekening niet blijkt, is dat het vormstuk 26 de vorm en de afmetingen van de aftakkingen van de koppeling respectievelijk de verbinder 30 aangepast wordt. Daarbij kunnen deze vormstukken bijvoorbeeld vlakke hoeken, binnenhoekstukken, buitenhoekstukken, T-stukken, eindstukken en verminderingsstukken, koppelingen of kanaaluitlaatstukken overgrijpen. In de getekende uitvoering van deze op zich bekende aftakkingen, verbinders en koppelingen is afgezien.
De aan het uitvoeringsvoorbeeld volgens figuur 2 ten grondslag gelegde kabelkanaal 10 onderscheidt 35 zich van die volgens figuur 1 in hoofdzaak doordat zijn afmetingen in de breedte aanzienlijk groter gekozen zijn. De afbuiging 16 en de inwendige uitsteeksels 17 hebben een weinig veranderde vorm, sluiten echter als hierboven onder vrijlating van een insteekopening een opneemruimte 18 in, waarin (zoals bij figuur 1) het inklemmen van een bovenste deel 20 van een kabelkanaal kan plaats hebben. Bij de uitvoeringsvorm volgens figuur 2 van de tekening is van de getekende weergave van een vormstuk 26 afgezien. Er zijn 40 echter (zoals het verwijzingscijfer 25 laat merken) zoals eerder gesteld middelen aanwezig die ook bij deze uitvoeringsvorm een losneembaar aanbrengen van het vormstuk mogelijk maken, waarbij (zoals in het geval van figuur 1) de vastzethaak 27 van het vormstuk achter de vastzetrust 25 grijpen.
De aan figuur 3 van de tekening ten grondslag gelegde, wederom in het algemeen met 10 aangeduide kabelkanaal is met een scheidingswand 33 uitgerust, waardoor de inwendige ruimte van de nu met 28 45 aangeduide ondergedeelte van het kabelkanaal in kamerachtige ruimten 34 onderverdeeld wordt. Deze kamerachtige ruimten 34 zijn in de gekozen uitvoeringsvoorbeelden onder elkaar gelijk gevormd.
De bodem 29 van het onderste deel 28 van het kabelkanaal heeft een omhoog reikend middengedeelte 30 welke naar boven door een bovenzijde 32 afgesloten is. De zijwanden van dit omhoog reikende middendeel 30 hebben in tegengestelde richtingen wijzende, lijstachtige uitsteeksel 31 die op hun beurt elk 50 met een steunoppervlak 22 van die bovenste delen van het kabelkanaal samenwerken, die voor het afdekken van de bevestigingsschroeven 14 dienen. In het uitvoeringsvoorbeeld volgens figuur 3 van de tekening zijn bij beide zijden van het omhoog reikende middendeel 30 bevestigingsschroeven 14 aanwezig, die wederom door een doorbraak van de bodem 29 grijpen, zodanig dat de koppen van de bevestigingsschroeven binnen de kamerachtige ruimten 34 liggen. In dit geval zijn dus twee kabelkanaalbovenste delen 55 20 aanwezig om de koppen van de bevestigingsschroeven 14 af te dekken.
Elk bovenste deel 20 van het kabelkanaal krijgt daarbij enerzijds met een vastzet uitsteeksel 24 van de verticale zijwand 15 en anderzijds met een van de lijstachtige uitsteeksels 31 van het omhoog reikende
_____ _ \J
middendeel 30 samen, zoals dit in figuur 3 van de tekening aangegeven is.
in het midden van de bovenzijde 32 gelegen heeft het omhoog reikende deel 30 een verticale scheidingswand 33 die onmiddellijk aangevormd is, dat wil zeggen deze vormt het bestanddeel van het onderste deel 28 van het kabelkanaal. De scheidingswand 33 is (zoals dat blijkt uit figuur 3 van de tekening) een 5 weinig lager gehouden dan de beide zijwanden 15. Aan de diametraal tegenover elkaar gelegen buitenvlakken van het bovenste vrije einde van de scheidingswand 33 zijn tandachtige klemmen 35 aanwezig, die met tegenklemmen 42 een in het algemeen met 36 aangeduide vastzetlijst samenwerken. Dit betekent dat bij het uitvoeringsvoorbeeld volgens figuur 3 van de tekening op het met de klemmen 35 voorziene boveneinde van de scheidingswand 33 een doorlopende vastzetlijst 36 opgezet is. Bij deze vastzetlijst gaat 10 het om een als één geheel uit kunststof vervaardigd lichaam welke (zoals gezegd) losneembaar met de scheidingswand 33 verbonden kan worden. De vastzetlijst heeft verscheidene aangrijpruimten 44, waarin telkens het ene einde van het de kamervormige ruimten 34 afsluitende bovenste deel van het kabelkanaal inklembaar zijn. Dit betekent dat elke kamerachtige ruimte 34 naar boven toe door een in te klemmen bovenste deel 20 van het kabelkanaal gesloten kan worden. Om dit mogelijk te maken hebben de zijwanden 15 15 wederom (zoals reeds bij de uitvoeringsvoorbeelden volgens figuren 1 en 2 van de tekening) ten eerste een afbuiging 16 en anderzijds een inwendig uitsteeksel 17, die onder vrijlating van een opening de opneemruimte 18 voor het onderbrengen van het telkens ene einde van het bovenste deel 20 van het kabelkanaal vormen. Het telkens andere einde van het bovenste deel 20 van het kabelkanaal grijpt daarbij in de ingrijpruimte 44 van de vastzetlijst 36.
20 De vastzetlijst 36 heeft een bovendeel 37, welke met zijn buitenvlak aansluitend met het buitenvlak van het bovendeel 20 van het kabelkanaal ligt. Het bovendeel 37 van de vastzetlijst 36 is verder voorzien van een verticaal opgesteld middenlijf 39, waardoor de beide ingrijpruimten 44 van elkaar gescheiden zijn. Dit middenlijf gaat over in een vorkvormig eindgebied 41, welke het voorste vrije einde van de scheidingswand 33 omvat zoals dit in figuur 3 van de tekening aangegeven is.
25 De ingrijpruimten 44 van de vastzetlijst 36 worden daarbij ten eerste begrensd door gebogen naar boven reikende middenlijven 40 en door een steungedeelte 38, welke aan de onderzijde van het bovendeel 37 aanwezig is. Met dit steungebied 38 werkt het steunvlak 22 van het bovendeel 20 van het kanaal samen.
Het voorste vrije einde van de verlenging 23 van het bovendeel 20 van het kanaal ligt tegen een oplegviak 43 tegen de binnenzijde van het zijdelingse lijf 40, zoals figuur 3 dit toont.
30 Ook bij figuur 3 van de tekening is afgezien van de weergave van een vormstuk 26.
De uitvoeringsvorm van het kabelkanaal 10 volgens figuur 4 van de tekening onderscheidt zich van die volgens figuur 3 in de eerste plaats doordat nu wederom een vlakke, met 12 aangeduide bodem aan het onderste deel 11 van het kabelkanaal aanwezig is. De scheidingswand is nu met 46 aangeduid en is aan de binnenwand van deze bodem 12 onmiddellijk aangevormd. Hierbij is het aanvormen echter zodanig 35 uitgevoerd dat de scheidingswand 46 buiten de langsmiddenlijn van het kabelkanaal 10 ligt. Daardoor ontstaan kamerachtige ruimten 34 met verschillende maat. De in figuur 4 linker kamervormige ruimte 34 is aanzienlijk kleiner dan de rechts van de scheidingswand 46 gelegen andere ruimte 34. Hoewel de kabelkanalen 10 volgens de figuren 3 en 4 dezelfde afmetingen in de breedte hebben, zijn bij de uitvoeringsvorm volgens figuur 4 slechts bevestigingsschroeven 14 toegepast, die in het midden van de 40 bodem 12 opgesteld zijn. Dat wil zeggen dat slechts aan de ruimte 34 met het grotere doorsnede-oppervlak een bevestigingsschroef 14 is toegevoegd.
Bij de vormgeving van het kabelkanaal 10 volgens figuur 4 van de tekening worden ook bovendelen 20 van het kabelkanaal met verschillende lengte-afmetingen gebruikt. De in figuur 4 linker bovenste deel 20 van het kabelkanaal is aanzienlijk korter gehouden dan het op de rechterzijde van deze figuur gelegen 45 andere bovenste deel van het kabelkanaal. De vastzetlijst 36 is ten opzichte van het uitvoeringsvoorbeeld volgens figuur 3 onveranderd gelaten. Dit geldt ook voor de losneembare verbinding tussen de vastzetlijst 36 en de aan de bodem 12 aangevormde scheidingswand 46. Het inklemmen van de beide verschillend lang bemeten bovenste delen 20 van het kabelkanaal in de opneemruimte 18 geschiedt op de aangegeven manier en wijze. De andere einden van de bovenste delen van het kabelkanaal worden wederom in de 50 ingrijpruimten 44 van de vastzetlijst ingeklemd.
Voor het afdekken van de bevestigingsschroeven 14 bij het kabelkanaal volgens figuur 4 van de tekening wordt de kortere van de beide bovenste delen 20 van het kabelkanaal benut. Voor dit opklemmen wordt voor het afdekken van de kop van de bevestigingsschroef 14 mogelijk te maken, is aan de ene zijwand van de scheidingswand 46 wederom een vastzetuitsteeksel 45 aangevormd. Anderzijds heeft de binnenzijde van 55 de bodem 12 van het onderste deel 11 van het kabelkanaal 2 op afstand van elkaar opgestelde, lijstvormige vastzetuitsteeksels 51 die met de verlengingen 23 van het bovendeel van het kabelkanaal samenwerken. Aangezien de in figuur 4 rechterzijde van het onderste bovendeel van het kabelkanaal niet gesteund wordt, 7 193549 is de ene van de lijstvormige vastzetuitsteeksels 51 langer uitgevoerd dan die welke met de vastzet-uitsteeksel 45 naburig is.
Bij de uitvoeringsvorm van het kabelkanaal 10 volgens figuur 5 van de tekening komt het onderste deel van het kabelkanaal overeen met die uitvoeringsvorm welke in figuur 4 van de tekening is aangegeven. Er 5 ontbreekt echter nu een vastzetlijst en de bovenste opening van het onderste deel 11 van het kabelkanaal is slechts door een enkelvoudig bovendeel 20 van het kabelkanaal gesloten, waarvan de verlengingen 23 in de opneemruimte 18 van de rechtopstaande zijwanden 15 ingeklemd zijn. De afdekking van de koppen van de bevestigingsschroeven 14 geschiedt wederom met een bovendeel 20 van het kabelkanaal in de smalle uitvoeringsvorm.
10 In tegenstelling tot de uitvoeringsvorm volgens figuur 4 van de tekening is nu op het boveneinde van de scheidingswand 46 een in het algemeen met 47 aangeduide vastzetkiem losneembaar opgestoken. Deze vastzetklem 47 is een kunststof lichaam uit één stuk die voorzien is van een vorkvormig lagereinde 49 en een voorste, vrij en in de richting naar de bodem 12 hellend vastzeteinde 48. Het vorkvormige lagereinde 49 van de vastzetklem 47 heeft tegenklemmen 50 die met de klemmen 35 van de scheidingswand 46 15 samenwerken. Tussen de kopvlakken van de scheidingswand en de onderzijde van het bovendeel 20 van het kabelkanaal blijft een zodanig grote tussenruimte over, dat het vorkvormige einde van de vastzetklem 47 na opsteken op de scheidingswand plaats vindt. De vastzetklem 47 is in hoofdzaak bekend. Ze dient voor het bij elkaar houden van een op elkaar gelaagde bundel van kabels, leidingen, of dergelijke.
De in figuur 1 van de tekening aangegeven uitvoeringsvorm van het kabelkanaal 10 is een 20 basisconstructie-eenheid. Volgens de uitvinding wordt bedoeld dat verscheidene dergelijke basiseenheden tot een meervoudige constructie-eenheid samengevat worden, waarbij het bij elkaar houden door een vormstuk plaats dient te hebben. In figuur 6 van de tekening zijn twee basisconstructiestenen van het kabelkanaal 10 tot een meervoudige constructie-eenheid samengevat. Daarbij zijn eenvoudigheidshalve de bovendelen 20 van het kabelkanaal, die de openingen van de kamervormige ruimte 34 naar boven toe 25 afdekken, weggelaten. Bij een dergelijke meervoudige constructie-eenheid liggen dus de naar elkaar toegekeerde zijwanden van verscheidene basisconstructiestenen van de kabelkanaal 10 tegen elkaar aan.
Elk kabelkanaal 10 is daarbij door middel van bevestigingsschroeven 14 aan een wand vastgelegd. De beide basisbouwstenen van de meervoudige constructie-eenheid worden daarbij door een nu met 52 aangeduid vormstuk overgrepen. De vastzethaak 27 van deze vormstukken 52 werken daarbij met de 30 buitengelegen vastzetklemmen 25 van elk van de kabelkanalen 10 samen. De binnenliggende, onmiddellijk naburige vastzetklemmen 25 zijn in dit geval zonder functie. Overigens is ook het vormstuk 52 weer een in doorsnede gezien U-vormig lichaam. Slechts is het lijf, welke de beide benen van de U verbindt, in hoofdzaak langer uitgevoerd dan bij de uitvoeringsvorm van het vormstuk 26 volgens figuur 1 van de tekening.
35 Het kabelkanaal 10 volgens figuur 7 van de tekening komt in wezenlijke delen van de uitvoeringsvorm van het kabelkanaal volgens figuur 5 van de tekening overeen. Dit geldt voor de opstelling en de toepassing van een enkelvoudig langwerpig bovendeel 20 van het kabelkanaal zoals voor de vlakke uitvoering van de bodem 12 van het onderste deel 11 van het kabelkanaal. Ook is de inwendige ruimte van het onderste deel 11 van het kabelkanaal volgens figuur 7 weer door een buiten het midden gelegen scheidingswand in 40 verschillend grote kamervormige ruimten 34 onderverdeeld en wel wederom zodanig, dat de op de linkerzijde van de nu met 55 aangeduide scheidingswand gelegen kamervormige ruimte 34 de ruimte met de kleinere doorsnede-oppervlak is. In plaats van tandvormige klemmen heeft de scheidingswand 55 een weinig boven zijn midden gelegen een als klem 56 dienende verdikking, die met de klem 57 van een nu met 53 aangeduide vastzetklem samenwerkt. De vastzetklem 53 heeft wederom een vorkvormig einde 54. De 45 niet nader aangeduide benen van deze vorm hebben de klemuitsparingen 57 die in hun maat en hun vorm aangepast zijn aan de verdikking 56. De voorste vrije einden van de benen van het vorkvormige lagereinde 54 zijn naar buiten toe afgebogen. Het voorste vrije einde van de wederom in de richting van de bodem 12 hellend opgesteld en nu met 64 aangeduid. De afdekking van de in de grotere kamervormige ruimte 34 uitstekende kop van de bevestigingsschroef 14 heeft wederom plaats door een nu met 58 aangeduid 50 bovendeel van het kabelkanaal. Deze is echter een weinig anders gevormd dan die volgens figuur 5 van de tekening. Dit is terug te voeren op het feit dat het bovendeel 58 van het kabelkanaal volgens figuur 7 van de tekening uitsluitend door klemmen met de voorste vrije einden van de lijstvormige vastzetuitsteeksels 51 aan de binnenwand van de bodem 12 van het onderste deel 11 van het kabelkanaal vastgezet wordt. Dit betekent dat de scheidingswand 55 geen vastzetuitsteeksel 45 bezit, welke met het naar hem toegekeerde 55 einde van het bovendeel van het kabelkanaal zou kunnen samenwerken.
Bij de uitvoeringsvormen van het kabelkanaal volgens de figuren 1 tot 7 van de tekening is de scheidingswand altijd een bestanddeel van de bodem van het onderste deel van het kabelkanaal. In tegenstelling

Claims (19)

193549 8 daartoe toont figuur 8 dat men de scheidingswand ook zodanig kan vormen dat zij naderhand, bijvoorbeeld met de lijstvormige vastzetuitsteeksels van de bodem 12 van het onderste deel 11 van het kabelkanaal verbonden kan worden. Een dergelijke losneembare uitvoeringsvorm van de nu met 62 aangeduide scheidingswand is in figuur 8 van de tekening aangegeven. Daaruit blijkt dat de scheidingswand 62 met een 5 afdekking 61 voor de koppen van de bevestigingsschroeven 14 tot een inzetbare respectievelijk weer uitneembare constructie-eenheid 60 verenigd is. Volgens het uitvoeringsvoorbeeld volgens figuur 8 van de tekening is deze constructie-eenheid 60 een kunststof lichaam uit één stuk waarvan de afdekking 61 aan diametraal tegenover elkaar gelegen zijwanden als klemmen uitgevoerde verlengingen 23 bezit, die achter de lijstvormige vastzetuitsteeksels 51 aan de binnenzijde van de bodem 12 van het onderste deel 15 van 10 het kabelkanaal kunnen grijpen. De afdekking 61 heeft in dit geval in haar midden liggend de met een tegenklem 63 voorziene scheidingswand die hieraan aangevormd is. De tegenklem 63 is als verdikking van de scheidingswand 62 uitgevoerd. De afdekking 61 heeft overigens (zoals ook het bovendeel 58 van het kabelkanaal volgens figuur 7 van de tekening) een inwendige verlenging 59, zodat (zoals figuren 7 en 8 tonen) een ongeveer U-vormig doorsnedeprofiel ontstaat.
1. Kabelkanaal met een middels bevestigingselementen zoals bevestigingsschroeven aan een wand en dergelijke te bevestigen onderste deel van het kabelkanaal, waarbij een tegenover een bodem van het onderste deel van het kabelkanaal liggende opening door een dekselvormig bovendeel van het kabelkanaal 35 afsluitbaar is, welk bovendeel volledig van het onderste deel van het kabelkanaal te scheiden is en aan beide zijden als snapelementen uitgevoerde randgebieden omvat, waarmee het in twee sleufvormige opneemruimten van de voorste einden van de zijwanden van het onderste deel van het kabelkanaal of van een vasthoudlijst in te klikken is en waarbij het onderste deel van het kabelkanaal in zijn onderste gebied vasthouduitsteeksels omvat, met het kenmerk, dat de opneemruimten (18, 44) van de voorste einden van 40 de zijwanden van het onderste deel (11,28) van het kabelkanaal naar elkaar toegekeerde openingen omvatten en het bovendeel (20, 58) van het kabelkanaal met de aan beide zijden als snapelementen uitgevoerde randgebieden (22, 23), en de zich in het onderste gebied van het onderste deel (11,28) van het kabelkanaal bevindende vasthouduitsteeksels (24, 45, 51) zodanig uitgevoerd zijn, dat het bovendeel (20, 58) van het kabelkanaal onder afdekking van uit de bodem (12, 29) van het onderste deel (11,28) van 45 het kabelkanaal uitstekende koppen van de bevestigingselementen, zoals bevestigingsschroeven (14), losneembaar met de vasthouduitsteeksels (24, 45, 51) verbindbaar is.
2. Kabelkanaal volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat een ten opzichte van een buitenvlak (21) van het bovendeel (20) van het kabelkanaal terugspringend bovenste gebied van het bovendeel (20) van het kabelkanaal telkens als afsteunvlak (22) voor een afbuiging (16) van het onderste deel (11, 28) van het 50 kabelkanaal dient, waarbij deze afbuiging (16) onder vrijlating van een invoeropening tezamen met een binnenuitsteeksel (17) van de zijwand (15) van het onderste deel (11, 28) van het kabelkanaal de opneem-ruimte (18) van het onderste deel (11, 28) van het kabelkanaal begrenst.
3. Kabelkanaal volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de vasthouduitsteeksels (24) naar elkaar toegericht zijn en in de nabijheid van de bodem (12) binnen op de parallel en op afstand van elkaar 55 liggende zijwanden (15) van het onderste deel (11) van het kabelkanaal aangebracht zijn.
4. Kabelkanaal volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de vasthouduitsteeksels (24) op de binnenzijden van de zijwanden (15) aangevormd zijn en op een afstand boven de bodem (12) van het onderste deel (11, 9 193549 28. van het kabelkanaal aangebracht zijn die ten minste gelijk is aan de hoogte van de kop van de bevestigingsschroeveri (14).
5. Kabelkanaal volgens conclusie 1, met ten minste één scheidingswand voor het vormen van verscheidene kamervormige ruimten in het onderste deel van het kabelkanaal, met het kenmerk, dat de vasthoudlijst (36) 5 losneembaar met de scheidingswand (33, 46, 55) verbonden is en voorzien is van opneemruimten (44) voor de randgebieden (22, 23) van de bovendelen (20) van het kabelkanaal die de kamervormige ruimten afsluiten.
6. Kabelkanaal volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de vasthoudlijst (36) een lichaam uit één geheel is, waarvan het bovendeel (37) met zijn buitenvlak aansluit op het bovendeel (20) van het kabelkanaal en 10 voorzien is van een middenlijf (39) waardoor de beide ingrijpruimten (44) van elkaar gescheiden zijn en welke in een vorkvormig einddeel (41) overgaat welke het voorste, vrije einde van de scheidingswand (33, 46, 55) omvat.
7. Kabelkanaal volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de buitenvlakken van het bovenste vrije einde van scheidingswand (33, 46) bij voorkeur voorzien zijn van tandvormige klemmen (35) die met tegen- 15 klemmen (42) aan de binnenwanden van de benen van het vorkvormige eindgedeelte (41) van de vasthoudlijst (36) samenwerken.
8. Kabelkanaal volgens conclusie 5, 6 of 7, met het kenmerk, dat de scheidingswand (33) op de bovenzijde (32) van een omhoog reikend middendeel (30) van de bodem (29) van het onderste deel (28) van het kabelkanaal aangevormd is en dat de zijwanden van dit middendeel (30) in tegengestelde richting wijzende 20 lijstvormige uitsteeksels (31) bezitten, die op hun beurt elk met een afsteunvlak (22) van het betreffende bovendeel (20) van het kabelkanaal samenwerken, welke voor het afdekken van de bevestigingsschroeven (14) dient.
9. Kabelkanaal volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat het omhoog reikende middendeel (30) en daarmee de scheidingswand (33) voor het vormen van gelijke kamervormige ruimten (34) in het midden van 25 het onderste deel (28) van het kabelkanaal opgesteld zijn.
10. Kabelkanaal volgens conclusie 5, 6 of 7, met het kenmerk, dat de scheidingswand (46) onmiddellijk op de vlakke bodem (12) van het onderste deel (11) van het kabelkanaal aangevormd is en voorzien is van ten minste één aan zijn zijwand liggend vasthouduitsteeksei (45), welke bij het samenwerken met lijstvormige vasthouduitsteeksels (51) aan de bodem (12) voor het inklemmen van een de koppen van bevestigings- 30 schroeven (14) afdekkende bovendeel (20) van het kabelkanaal bruikbaar is.
11. Kabelkanaal volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat een vasthoudklem (47, 53) losneembaar op het voorste einde van de scheidingswand van het onderste deel (11) van het kabelkanaal opgestoken is.
12. Kabelkanaal volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat de vasthoudklem (47, 53) een kunststof lichaam uit één stuk is welke voorzien is van een vorkvormig lagereinde (49, 54) en een voorste, vrij en in 35 de richting naar de bodem (12) hellend vasthoudeinde (48, 64).
13. Kabelkanaal volgens conclusie 12, met het kenmerk, dat het vorkvormige lagereinde (49, 54) van de vasthoudklem (47, 53) voorzien is van tegenklemmen (50, 56) en de scheidingswand (46, 55) voorzien is van daarmee samenwerkende klemmen (35, 57).
14. Kabelkanaal volgens conclusie 1 met aftakkingen, koppelingen, verbinders of dergelijke, met het 40 kenmerk, dat het kabelkanaal (10) in het gebied van de aftakking, koppeling, verbinder of dergelijke voorzien is van ten minste één deze driezijdig omgrijpend vormstuk (26, 52).
15. Kabelkanaal volgens conclusie 14, met het kenmerk, dat het vormstuk (26, 52) een in doorsnede U-vormig lichaam is, waarvan de benen voorzien zijn van vasthoudhaken (27) die elk achter een vasthoud-kfem (25) aan de buitenzijde van het onderste deel (15) van de kabelkanaal grijpen en dat dit lichaam aan 45 de vorm en de afmetingen van de aftakking respectievelijk koppeling respectievelijk verbinder aangepast is.
15 Zoals reeds gesteld zijn de getekende uitvoeringsvormen slechts als voorbeeld bedoelde uitvoeringen van de uitvinding en hierop niet beperkt. Eerder zijn nog vele andere uitvoeringsvormen en toepassingen mogelijk. Dit geldt in het bijzonder voor de vorm in doorsnede van het kabelkanaal 10 alsmede voor de uitvoering van het bovendeel 20 van het kabelkanaal en de daarmee samenwerkende delen van het onderste deel van het kabelkanaal. In afwijking van figuur 6 van de tekening kunnen ook meer dan twee 20 basiseenheden van het kabelkanaal tot een meervoudige constructie-eenheid vereenvoudigd worden. Daarbij is dan een aanpassing van de afmetingen en de vorm van het vormstuk 52 noodzakelijk. Het kanaalbovendeel 58 volgens figuur 7 kan zowel als lijstvormige, in de richting van de lengte-as van het kabelkanaal doorlopend lichaam alsook als afzonderlijk lichaam uitgevoerd zijn. In beide gevallen heeft een klemming van het bovendeel 58 van dit kabelkanaal met de vastzetuitsteeksels 51 plaats. Verder wordt 25 opgemerkt dat beide uitvoeringsvormen van het vormstuk 26 respectievelijk 52 ook gebruikt kunnen worden zonder dat tevoren de opening van het onderste deel van het kabelkanaal door het bovendeel van het kabelkanaal afgedekt is. Deze mogelijkheid is bijvoorbeeld in figuur 6 van de tekening aangegeven.
30 Conclusies
16. Kabelkanaal volgens conclusie 14 of 15, met het kenmerk, dat verscheidene kabelkanalen (10) samengevat zijn tot een meervoudige constructie-eenheid en dat deze door ten minste één gemeenschappelijk vormstuk (52) overgegrepen wordt.
17. Kabelkanaal volgens conclusie 1, met ten minste één inzetbare scheidingswand voor het vormen van 50 verscheidene kamervormige ruimten in het onderste deel van het kabelkanaal, met het kenmerk, dat de scheidingswand (62) verenigd is met een afdekking (61) voor de koppen van bevestigingsschroeven (14) tot een bouweenheid (60).
18. Kabelkanaal volgens conclusie 17, met het kenmerk, dat de constructie-eenheid (60) een kunststof lichaam uit één stuk is, waarvan de afdekking (61) aan diametraal tegenover elkaar gelegen zijwanden 55 voorzien is van als klemmen uitgevoerde verlengingen (23) die achter lijstvormige vasthouduitsteeksels (51) aan de binnenzijde van de bodem (12) van het onderste deel (15) van het kabelkanaal grijpen en dat aan de afdekking (61) bij voorkeur in het midden gelegen de met een tegenklem (63) voorziene zijwand (62) 193549 10 aangevormd is.
19. Kabelkanaal volgens een der voorgaande conclusies, gekenmerkt door de toepassing van een tweede kanaalbovendeel, welke het eerste kanaalbovendeel (20) alsmede de tegenovergelegen zijwanden van het onderste deel (15) van het kabelkanaal omvat en hiermee klembaar is. Hierbij 3 bladen tekening
NL9001647A 1989-07-28 1990-07-19 Kabelkanaal. NL193549C (nl)

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
DE3925010 1989-07-28
DE19893925010 DE3925010C2 (de) 1989-07-28 1989-07-28 Kabelkanal

Publications (3)

Publication Number Publication Date
NL9001647A NL9001647A (nl) 1991-02-18
NL193549B NL193549B (nl) 1999-09-01
NL193549C true NL193549C (nl) 2000-01-04

Family

ID=6386040

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL9001647A NL193549C (nl) 1989-07-28 1990-07-19 Kabelkanaal.

Country Status (2)

Country Link
DE (1) DE3925010C2 (nl)
NL (1) NL193549C (nl)

Families Citing this family (10)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE9103262U1 (de) * 1991-03-18 1991-06-13 Hewing GmbH, 4434 Ochtrup Installationskanal für Versorgungsleitungen
DE9215098U1 (de) * 1992-11-06 1992-12-17 REHAU AG + Co., 95111 Rehau Gehäuse für elektrische Leitungen
DE9420886U1 (de) * 1994-12-29 1995-02-16 Albert Ackermann Gmbh & Co Kg, 51643 Gummersbach Befestigungsschiene zur Montage von Installationskanaldosen in einem Installationskanal
DE59704298D1 (de) * 1997-03-01 2001-09-20 Kleinhuis Hermann Gmbh Kabelkanal, wie Installations-oder Geräteeinbaukanal
FR2785731B1 (fr) * 1998-11-06 2001-01-26 Legrand Sa Socle de goulotte a trous de fixation preformes, et son procede d'obtention
DE20108261U1 (de) * 2001-05-16 2001-08-16 Tehalit GmbH & Co. KG, 67716 Heltersberg Kabelkanal
US7385148B2 (en) * 2004-12-08 2008-06-10 The Wiremold Company Modular raceway
US7262371B2 (en) 2005-01-13 2007-08-28 The Wiremold Company Modular raceway with base and integral divider
US7741568B2 (en) 2005-01-13 2010-06-22 The Wiremold Company Downward facing receptacle assembly for cable raceway
TR201718726A2 (tr) * 2017-11-24 2019-06-21 Tofas Tuerk Otomobil Fabrikasi Anonim Sirketi Bir Vida Kapağı

Family Cites Families (7)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
CH473495A (de) * 1968-10-04 1969-05-31 Reichle & De Massari Fa Vorrichtung zum Überputzverlegen elektrischer Leitungen
DE2109613B2 (de) * 1971-03-01 1973-02-08 Kabelkanal mit trennwaenden
DE2124163C2 (de) * 1971-05-14 1981-10-15 Tehalit Kunststoffwerk Gmbh, 6751 Heltersberg Unterputzkabelführungskanal
DE2516404C2 (de) * 1975-04-15 1986-01-23 Tehalit Kunststoffwerk Gmbh, 6751 Heltersberg Kabelführungskanalsystem
NL168373C (nl) * 1975-06-06 1982-03-16 Attema Kunststoffenind Samenstel voor het aanleggen van een elektrisch leidingstelsel.
FR2608329B1 (fr) * 1986-12-11 1991-08-30 Telemecanique Electrique Moulure ou goulotte en matiere plastique pour conducteurs electriques
FR2642911B1 (fr) * 1989-02-07 1993-11-05 Legrand Profile, tel que goulotte, plinthe, moulure ou autre, pour le logement et la protection, en particulier, d'appareillages electriques et des conducteurs necessaires a la desserte de ceux-ci

Also Published As

Publication number Publication date
NL9001647A (nl) 1991-02-18
DE3925010C2 (de) 1993-12-23
NL193549B (nl) 1999-09-01
DE3925010A1 (de) 1991-01-31

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL193549C (nl) Kabelkanaal.
US6805514B2 (en) Trunking connecting device
US10056748B2 (en) Electrical box support
US20030089515A1 (en) Multi-channel raceway
US10033173B2 (en) Masonry box positioning support
CA2333249A1 (en) Lay-in wireway
JPH0346776A (ja) 電気コネクタ
US20040026104A1 (en) Latching and assembly structure of a cover and duct base in a wiring duct assembly
JPS61231818A (ja) 母線ホルダー装置
US6021619A (en) Channel moulding
NL192165C (nl) Electrisch wandplaatappendage.
NL8303438A (nl) Inrichting voor het installeren van electrische leidingen in gebouwen.
GB2551640B (en) Housing system for electrical connectors
US6455780B2 (en) Branch connection accessory for fitting at a junction between two lengths of trunking
GB2258092A (en) Folding blank forming accessory box or cable trunking.
US6161267A (en) Clamp for a cable duct
DK2236886T3 (en) installation section
NL1016989C2 (nl) Verbindingselement, werkwijze voor het bevestigen van een kabeldoos aan een verbindingselement.
NL1020862C2 (nl) Holle-wanddoos.
NL8201051A (nl) Samenstel voor het vormen van een plafond.
ITGE940058A1 (it) Canaletta portacavi elettrici a parete od a battiscopa.
NL9201335A (nl) Gietharsmof voor de vervaardiging van verbindingen, overgangen, afsluitmoffen, aftakkingen en huisaansluitingen van geisoleerde elektro-kabels.
JPH06121431A (ja) 配線用ダクトの接続装置
KR200214704Y1 (ko) 배선 덕트
EP0396181A1 (en) Duct system for electric leads, and auxiliary elements for such a system

Legal Events

Date Code Title Description
BA A request for search or an international-type search has been filed
BB A search report has been drawn up
BC A request for examination has been filed
V1 Lapsed because of non-payment of the annual fee

Effective date: 20030201